http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=417091
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG Directie Integratie Europa DIE/IN Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 22 juni 2001 Auteur Mr J.W.H.M.Beaujean
Kenmerk DIE 2001/342 Telefoon 070 348 4875
Blad /3 Fax 070 348 4086
Bijlage(n) E-mail JW.Beaujean@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Van Gent over het arrest van het Europees Hof over de kostwinnerstoelage van ambtenaren met een geregistreerd partnerschap.
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 8 juni 2001 kenmerk 2000111850, waarbij gevoegd waren de door het lid Van Gent overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen, heb ik de eer U als bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.
de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Benschop, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van Gent
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het arrest van het Europees Hof inzake het niet toekennen van een kostwinnerstoelage aan ambtenaren met een geregistreerd partnerschap, een zaak die Nederland heeft ondersteund?
Antwoord
Ja
Vraag 2
Wat is uw mening over de uitspraak van het Hof?
Antwoord
De Nederlandse regering heeft zich in de procedure bij het Hof van Justitie
sterk gemaakt voor een gelijkstelling van het geregistreerd partnerschap met
een huwelijk bij de toepassing van het Statuut van de ambtenaren van de
Europese Gemeenschappen.
Het Statuut bevat zelf geen definitie van het begrip huwelijk. De regering
heeft zich in de procedure voor het Hof op het standpunt gesteld dat bij de
uitleg van het begrip huwelijk had moeten worden teruggegrepen op de
betekenis die aan dat begrip in de nationale wetgevingen van de lidstaten
wordt gegeven, inclusief de aan een huwelijk gelijkgestelde vormen van
geregistreerd partnerschap.
De regering betreurt dat het Hof deze principiële stellingname, die werd
gedeeld door Zweden en Denemarken, niet heeft willen overnemen.
In zijn uitspraak wijst het Hof erop dat stelsels van geregistreerd partnerschap slechts in een beperkt aantal lidstaten bestaan, dat deze stelsels per lidstaat variëren en dat deze stelsels bovendien niet volledig gelijkgesteld zijn met het huwelijk in de desbetreffende lidstaten.
Op basis van die overwegingen wijst het Hof een gelijkstelling af. Volgens
het Hof kan een oplossing alleen worden gevonden door ingrijpen van de
gemeenschapswetgever.
De regering respecteert de uitspraak van het Hof maar betreurt dat het Hof
in dit arrest geen aanknopingspunten heeft gegeven voor de richting waarin
passende regels verder uitgewerkt kunnen worden.
Vraag 3
Welke maatregelen neemt de Nederlandse overheid om gelijkschakeling van het
geregistreerd partnerschap met het huwelijk voor Europese ambtenaren te
bewerkstelligen?
Antwoord
De regering is onveranderd van mening dat ook de instellingen van de EU,
partnerschappen die, naar nationale regelgeving, gelijkgesteld zijn aan het
huwelijk, op gelijke wijze moet respecteren.
Op basis daarvan heeft Nederland zich ook gevoegd in de voornoemde zaak voor
het Europese Hof van Justitie.
Het blijft staand beleid van de regering om verder te pleiten voor de
gelijkstelling voor Europese ambtenaren van het geregistreerd partnerschap
met het huwelijk, en zich hiervoor in te zetten.
Nederland spant zich in om in de daartoe aangewezen fora binnen Brussel
aandacht te blijven vragen voor deze gelijkstelling.
De Raad verzocht de Commissie reeds om de (financiële) gevolgen te
bestuderen van gelijkstelling en om eventueel voorstellen hierover voor te
leggen.
De Nederlandse inzet zal er dan ook op gericht zijn om deze voorstellen van
de Commissie te verkrijgen. Nederland zal tevens trachten om, daar waar
mogelijk, de totstandkoming te bespoedigen van mogelijke regelgeving die
gelijkstelling kan realiseren.
Kenmerk
Blad /1
===