Nieuws en publicaties
Geneesmiddelen Bulletin
Juni 2001
Eflornithine (Vaniqa®) geregistreerd |
Rasburicase (Fasturtec®) geregistreerd
Eflornithine (Vaniqa®) geregistreerd
Eflornithinecrème is recent in Europa geregistreerd voor 'de
behandeling van hirsutisme in het gelaat bij vrouwen' ¹ die ouder
zijn dan 12 jaar. Eflornithine remt op irreversibele wijze het
enzym ornithinedecarboxylase, dat in de haarfollikel is betrokken
bij de aanmaak van de haarschacht. Er is aangetoond dat
eflornithine de snelheid van de haargroei vertraagt.
Eflornithine parenteraal (Ornidyl®) is buiten Nederland reeds vele
jaren beschikbaar voor de behandeling van trypanosomiasis.
Eflornithinecrème dient tweemaal daags te worden aangebracht op
schone en droge plekken met overmatige haargroei. De veiligheid en
werkzaamheid van het middel zijn onderzocht in twee gerandomiseerde
dubbelblinde vehiculumgecontroleerde onderzoeken bij in totaal 594
vrouwen. Deze vrouwen werden gedurende 24 weken behandeld. Het
primaire eindpunt van beide onderzoeken was het oordeel van de
arts. De registratieautoriteit beschouwde echter het oordeel van de
vrouw over het therapeutisch effect als het meest relevante. Over
het algemeen kwam het oordeel van de arts en de vrouwen overeen.
Bij 6% van de vrouwen die met eflornithinecrème werden behandeld,
was de beharing na 24 weken behandeling verdwenen of praktisch
verdwenen, versus 0% in de vehiculumgroep. De overbeharing was
duidelijk verbeterd bij 29% van de vrouwen in de eflornithinegroep
versus 9% in de vehiculumgroep. Een lichte verbetering werd
geconstateerd bij 35% van de vrouwen in de eflornithinegroep versus
33% in de vehiculumgroep. Geen verbetering of verslechtering werd
in resp. 30% en 58% van de gevallen waargenomen. Acht weken na
aanvang van de behandeling kan al een verbetering worden
aangetoond. Voortzetting kan leiden tot verdere verbetering. Indien
na vier maanden behandeling geen gunstig effect wordt waargenomen,
heeft verdere behandeling geen zin. Wanneer de behandeling wordt
gestaakt, keert de oorspronkelijke mate van beharing terug.
Er kan worden geconcludeerd dat bij sommige vrouwen
eflornithinecrème effectief is, echter alleen gedurende de periode
dat de crème wordt toegepast. Het kan noodzakelijk zijn om naast de
crème andere ontharingsmethoden, zoals scheren, harsen of epileren,
te blijven gebruiken.
De meest voorkomende bijwerking is acne (zeer vaak), maar ook
pseudofolliculitis barbae, prikkende en branderige huid, erytheem,
huiduitslag, huidirritatie en folliculitis worden vaak gemeld.
¹. EPAR:
http://www.eudra.org/humandocs/humans/epar/vaniqa/vaniqa.htm
Rasburicase (Fasturtec®) geregistreerd
Rasburicase is geregistreerd voor de 'behandeling en profylaxe van acute hyperuricemie, met het doel acute nierinsufficiëntie te voorkomen, bij patiënten met hematologische maligniteiten met een grote hoeveelheid tumor en met een risico op snelle tumorlysis bij de aanvang van chemotherapie'.¹ Een tumorlysissyndroom wordt onder meer gekenmerkt door een hoog risico van nierinsufficiëntie vanwege het snel vrijkomen van afvalproducten ten gevolge van celdood. Rasburicase katalyseert de enzymatische oxidatie van urinezuur tot het goed in water oplosbare allantoïne, dat snel door de nieren wordt uitgescheiden. De aanbevolen dosis van rasburicase is 0,2 mg/kg lichaamsgewicht, intraveneus toegediend. De indicatie werd onderbouwd door de resultaten van vijf onderzoeken (één fase I, drie fase II en één fase III) met in totaal 375 patiënten (265 kinderen en 110 volwassenen). In het gerandomiseerde fase III-onderzoek bij 52 kinderen, werd rasburicase vergeleken met allopurinol.
In alle onderzoeken hadden de patiënten acute leukemie of non-Hodgkin-lymfoom en het merendeel (45%) van de patiënten werd, op basis van het hoge aantal circulerende leukocyten en verhoogde LDH-concentraties, beschouwd als hebbende een verhoogde kans op het ontwikkelen van een tumorlysissyndroom. Bij vrijwel alle patiënten (86%) trad zeer snel (binnen 4 uur na toediening van rasburicase) een normalisatie van de serumurinezuurconcentratie op. De bijwerkingen van rasburicase waren lastig te onderzoeken, omdat alle patiënten vrijwel gelijktijdig chemotherapie ontvingen. De meest waargenomen bijwerkingen waren koorts, misselijkheid, braken en allergische reacties.
Bij een 5-7-daagse behandeling met rasburicase werd bij 14% van de patiënten en bij twee derde van de gezonde vrijwilligers circulerende antilichamen tegen rasburicase aangetoond. De klinische relevantie hiervan is nog niet duidelijk. Herhaalde toediening van rasburicase wordt, zonder dat de afwezigheid van antilichamen hiertegen is vastgesteld, afgeraden. Voor de preventie van een tumorlysissyndroom was tot nu toe alleen het oraal toe te dienen allopurinol beschikbaar. Het verschil tussen allopurinol en rasburicase is, behalve de toedieningsvorm, het werkingsmechanisme. Allopurinol voorkomt de productie van urinezuur door remming van het enzym xanthine-oxidase. Rasburicase is een enzym dat urinezuur afbreekt tot allantoïne. Een voorkeur voor het gebruik van rasburicase boven allopurinol zal er alleen zijn als een snelle daling van het urinezuurgehalte noodzakelijk is, of als orale toediening van allopurinol van tevoren niet mogelijk is.
Rasburicase dient alleen te worden toegediend door een arts die is gespecialiseerd in de behandeling van (hematologische) maligniteiten.
¹. EPAR.
http://www.eudra.org/humandocs/humans/epar/fasturtec/fasturtec.htm