Ministerie van Financien

Titel: Vervroeging dag van de Verantwoording 2002

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Datum 21 juni 2001
Uw brief (Kenmerk) 3 mei 2001
Ons kenmerk BZ 2001-00717 U

Onderwerp
Vervroeging dag van de Verantwoording 2002

In uw brief van 16 februari jl. heeft u het kabinet de vraag gesteld of in het jaar 2002 een vervroeging van de Dag van de Verantwoording, van woensdag 15 mei naar woensdag 24 april, te realiseren is. Dit in verband met het samenvallen van de derde woensdag van mei 2002 met de beoogde datum van de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Ik heb vervolgens, mede namens de minister-president geantwoord dat een dergelijke vervroeging een te grote afbreuk doet aan de kwaliteit van de verantwoordingsstukken van het Rijk. In uw brief van 3 mei jl. vraagt u om een nadere toelichting hierop. Onderstaand treft u deze aan.

In de nota VBTB zijn voorstellen aangekondigd die moeten leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de verantwoording van de Rijksoverheid, door een aangepaste inhoud van de verantwoordingsstukken en een versnelling van het verantwoordingsproces. Dit met als doel om de - politieke - aandacht voor de verantwoording te vergroten en het debat hierover te bevorderen. De versnelling tot de derde woensdag van mei is inmiddels gerealiseerd. Ook de kwaliteit van de verantwoordingen is toegenomen, onder meer door een zorgvuldige verantwoordingsprocedure, meer relevante financiële en beleidsinformatie, controle door het ministerie Financiën en oordeelsvorming door de Rekenkamer.

Uw verzoek om het verantwoordingsproces in 2002 éénmalig te versnellen, doorkruist het traject van de verbetering van de kwaliteit van de verantwoording. Veel relevante cijfers (bv die over de premiesectoren, fondsen en staatsbalans) zijn pas begin mei beschikbaar. Wanneer de departementale verantwoordingen en het Financieel Jaarverslag van het Rijk drie weken eerder aan de Kamer moeten worden aangeboden, betekent dit dat deze gegevens niet opgenomen kunnen worden. Ook de beschikbaarheid van (beleids)informatie van derden vormt dan een knelpunt, waardoor verantwoording over de beleidsresultaten aan kwaliteit inboet. Wanneer het kabinet gehoor geeft aan uw wens, dan worden de departementale verantwoordingen gebaseerd op weinig meer informatie dan bij Voorlopige Rekening (eind februari) beschikbaar is. Dat is niet voldoende voor het opstellen van een goede departementale verantwoording. Het betekent ook dat geen stap voorwaarts wordt gezet in de ontwikkeling van een volwaardige beleidsverantwoording in mei 2003, waarin zoveel mogelijk zal worden ingegaan op de beleidsdoelen in de eerste beleidsbegroting 2002.

Een versnelling in 2002 zal ook de controle van de verantwoordingsgegevens door de departementale accountantsdiensten, het ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer sterk onder druk zetten. Er is dan te weinig tijd voor toetsing van de verantwoordingen door het ministerie van Financiën, behandeling in de Ministerraad en oordeelsvorming door de Algemene Rekenkamer. Bovendien leert de ervaring van de afgelopen 2 jaar dat in de maand mei nog veel cijfermatige gegevens aan verandering onderhevig zijn. Versnelling naar de maand april komt de betrouwbaarheid van de gegevens dan ook bepaald niet ten goede.

Ten slotte geeft u in uw brief aan dat u van mening bent dat het aanbieden van de verantwoording drie weken voor de verkiezingsdatum de politieke betekenis daarvan accentueert. Opgemerkt zij dat de politieke betekenis van de verantwoording ook juist tot uitdrukking komt in het politieke debat dat het kabinet hierover met de Staten Generaal voert. Wanneer het kabinet de stukken op de (voor)laatste vergaderdag van de Tweede Kamer indient, is daartoe voor de derde woensdag in mei geen gelegenheid, ondanks de door u gewenste versnelling.

In de periode tussen de verkiezingen en het aantreden van een nieuw kabinet wordt doorgaans terughoudendheid betracht bij (het bespreken van) nieuwe beleidsvoornemens. Dit hoeft naar de mening van het kabinet een verantwoordingsdebat - waarin wordt teruggeblikt op het gevoerde beleid in het afgelopen jaar - niet in de weg te staan.

Dit alles in ogenschouw nemend acht het kabinet het niet mogelijk en ook niet nodig de verantwoording volgend jaar met drie weken te vervroegen.

Deze brief wordt tevens in afschrift aan de President van de Algemene Rekenkamer gezonden.

DE MINISTER VAN FINANCIËN