Antwoorden op kamervragen over het tot stand komen van een
Leergang Master Degree Islamitische Theologie
Een parlementair stuk bij het onderwerp Integratie
18 juni 2001
Op 18 mei 2001 hebben de leden Belinfante en Hamer (beiden PvdA)
vragen gesteld aan de minister voor Grote Steden- en
Integratiebeleid en de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen over het tot stand komen van een Leergang Master
Degree Islamitische Theologie, binnen de opleiding Godgeleerdheid
aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Deze vragen zijn op 18
juni 2001 beantwoord.
1. Vraag
Heeft u kennis genomen van de column van Ahmed Aboutaleb getiteld
'Brief aan een Rotterdamse imam' (Trouw, 15 mei jl.) waarin hij de
vraag opwerpt of de overheid zou kunnen helpen bij het
totstandkomen van een imamopleiding in Nederland? Deelt u zijn
opvatting en, zo neen, waarom niet?
1. Antwoord
Van de column van de heer Aboutaleb in Trouw hebben wij kennis
genomen. Ten aanzien van de slotvraag is het ons niet duidelijk op
welke opvatting van de heer Aboutaleb vraagstellers doelen. Indien
zij naar diens uitspraken over de islam refereren, hebben wij
daarover geen oordeel. Ten aanzien van het starten van een nieuwe
opleiding of instelling bestaan in de onderwijswetgeving, de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW),
specifieke bepalingen. Hieraan zal wat betreft een imamopleiding
of een islamitische universiteit moeten worden voldaan opdat deze
van overheidswege kunnen worden erkend.
2. Vraag
Wat is uw oordeel over de opvatting dat goed geïntegreerde moslim
geestelijke verzorgers en docenten, opgeleid binnen de kaders van
het Nederlands Hoger Onderwijs, positief kunnen bijdragen aan het
algemene klimaat ten aanzien van de islam? En dat zij door het
gelijkwaardig kunnen communiceren op tal van terreinen bij kunnen
dragen aan het integratieproces van de islamgemeenschap?
2. Antwoord
Wij delen die opvatting en ondergetekende heeft daarvan ook reeds
blijk gegeven in diens brief d.d. 10 december 1999 aan de Tweede
Kamer over godsdienst en levensovertuiging in relatie tot het
integratiebeleid.
3. Vraag
Wat is uw oordeel over het stuk 'Dan wordt het leeg in de moskee'
(Trouw, 17 mei jl.) waarin een imamopleiding in Nederland nog niet
haalbaar wordt geacht, maar een HBO-opleiding Islam in
samenwerking met de Vrije Universiteit wel?
3. Antwoord
Of er al dan niet op korte termijn een imam-opleiding in Nederland
tot stand zal komen, is geheel afhankelijk van initiatieven in
islamitische kring en van samenwerking daarbij van de
onderscheiden landelijke stichtingen en federaties. Ons zijn geen
initiatieven in een ver gevorderd stadium bekend die op een breed
draagvlak kunnen rekenen. De in het artikel van de heer Crijnen
genoemde feiten zijn ons bekend.
4. Vraag
Bent u van mening dat de Nederlandse samenleving naast docenten,
grote behoefte heeft aan begeleiding en opvang van moslims in
onder meer de krijgsmacht, gevangenissen en ziekenhuizen door
middel van sociaal-psychologische hulp door hoger opgeleide
professionals, al of niet afkomstig uit eigen kring? En dat deze
professionals bij kunnen dragen aan het welzijn van vele
individuele leden van de islamitische gemeenschap in Nederland?
4. Antwoord
Aan geestelijke verzorging op islamitische grondslag in de
krijgsmacht, justitiële inrichtingen en zorginstellingen is zeker
behoefte. Het belang ervan is door de regering reeds onderschreven
in haar reactie op het rapport "Overheid, godsdienst,
levensovertuiging" (Tweede Kamer 1989-1990, 20.868, nr. 2). Voor
een structurele voorziening inzake geestelijke verzorging is de
totstandkoming van een zogenaamde zendende instantie namens de
islam noodzakelijk, die de benoemende instantie een gezaghebbend
advies geeft over de benoembaarheid van een kandidaat.
5. Vraag
Is het u bekend dat op initiatief van de moslimdocenten van de
lerarenopleiding Islamgodsdienst van de Educatieve Faculteit
Amsterdam, de Leergang Master Degree Islamitische Theologie,
binnen de opleiding Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit van
Amsterdam, voorbereid wordt? En is het u bekend dat dit initiatief
gesteund wordt door het Centrum voor Islamstudies, Stichting Islam
en Burgerschap, Stichting Platform Islamitische Organisaties
Rijnmond en de Stichting Islamitisch Hoger Onderwijs en dat ook de
bestuursleden van de Vereniging van Geestelijke Verzorgers in
Zorginstellingen zich positief hebben uitgelaten over dit
initiatief? Hoe beoordeelt u genoemd initiatief?
5. Antwoord
Dit initiatief is ons bekend, eveneens dat de genoemde
organisaties zich daar positief over hebben uitgelaten. Het lijkt
ons een nuttig initiatief. Het gaat om een voornemen dat binnen de
universiteit in ontwikkeling is in het kader van de invoering van
de nieuwe bachelor-masterstructuur. Voor de goede orde merken wij
nog op dat het volgens de initiatiefnemers nadrukkelijk niet gaat
om een imamopleiding of een opleiding islamitische theologie, maar
om een variant van de opleiding Geestelijke Verzorging. De studie
zou (mede) moeten opleiden tot islamitisch geestelijk verzorger in
ziekenhuizen en verzorgingshuizen.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties