Provincie Utrecht

Persbericht
992210400

Utrechtse visie tracéloop HLS-Oost
Nu kiezen voor kwaliteit en leefbaarheid

De provincie Utrecht heeft haar visie op het tracverloop voor de spoorlijn Utrecht-Arnhem-Duitse grensuitgewerkt in het rapport Utrechtse visie voor de HSL-Oost. In deze visie geeft de provincie nog eens concreet aan hoe een toekomstvaste oplossing voor de betreffende spoorverbinding gerealiseerd kan worden. Daarbij gaat het zowel om de spoorverbinding zelf als om de directe omgeving. Bij het ontwikkelen van de Utrechtse visie zijn de lokale plannen, visies en standpunten zoveel mogelijk als basis genomen. Ook wordt een globaal beeld gegeven van de geraamde kosten van een toekomstvaste oplossing en van het verschil in kosten tussen deze oplossing en de zogenoemde benuttingsvariant, waarvan de Minister tot nu toe uitgaat.

GS gaan er van uit dat kabinet en Tweede Kamer de Utrechtse visie betrekken in de besluitvorming. De minister van Verkeer en Waterstaat bespreekt haar standpunt binnenkort met het kabinet, waarna overleg met de Kamer zal plaatshebben.

Vanaf het eerste begin zijn de provincies Utrecht en Gelderland, de kaderwetgebieden en de gemeenten sterk betrokken geweest bij het planvormingsproces. Onder leiding van de provincie Utrecht vormen zij samen de Bestuurlijke Begeleidingsgroep voor de HSL-Oost/A12 (BBG). De BBG heeft voorafgaand aan de formele procedure de knelpunten en problemen van de HSL-Oost onderzocht en de kansrijke oplossingsrichtingen voor de inpassing aangegeven van de volgens de minister noodzakelijke spoorverdubbeling. Omdat steeds werd uitgegaan van spoorverdubbeling heeft de BBG zich vooral beziggehouden met de inpassing.
Toen de minister eind 1999 een voorlopige standpunt innam waarbij werd gekozen voor een betere benutting van de bestaande spoorlijn heeft de BBG ook gekeken naar de benodigde capaciteit. Nu al is duidelijk dat de bestaande sporen het gewenste totale treinaanbod van een volwaardige hoge snelheidstrein, sterk groeiend nationaal treinvervoer en het Randstadspoor voor stadsgewestelijk vervoer over een aantal jaren niet meer kunnen faciliteren. Overigens zijn ook bij een benuttingsvariant aanvullende maatregelen nodig om de spoorlijn op een goede manier in te passen in de omgeving. Daarbij speelt bovendien de fysieke relatie met de A12 een belangrijke rol.

De provincie Utrecht is in haar visie van oordeel dat de doorsnijding van de kernen en de waardevolle landelijke gebieden een verantwoorde inpassing van het spoor vereist, waarbij soberheid en doelmatigheid uitgangspunt zijn geweest. Er is dus geen sprake van een luxe oplossing. Een verantwoorde inpassing is noodzakelijk, temeer daar keuzes die nu worden gemaakt tot in de verre toekomst het beeld, de kwaliteit en de leefbaarheid van het gebied bepalen. Het grootste gedeelte van het trac van de HSL-Oost en de A12 in de provincie Utrecht loopt door landschappelijk zeer waardevol gebied. Het gaat hier om door de rijksoverheid aangewezen beschermde natuurgebieden en gebieden van cultuurhistorische waarde zoals het Kromme Rijngebied bij Bunnik, de Utrechtse Heuvelrug bij Driebergen, Zeist en Maarn en oostelijk van Maarsbergen de Gelderse Vallei.

Concrete invulling
In de Utrechtse regio hebben met name de gemeenten Bunnik, Driebergen, Zeist en Maarn met veel inzet, enthousiasme en creativiteit gewerkt aan de totstandkoming van de lokale plannen. Deze zijn zoveel mogelijk als basis genomen voor de concrete vertaling van de Utrechtse visie. In de bijlage bij dit persbericht is per gebied aangegeven welke inpassingsmaatregelen volgens de provincie noodzakelijk zijn.

Kosten Utrechtse visie
De totale kosten voor de uitvoering van de in de Utrechtse visie beschreven inpassingsmaatregelen bedragen 3 miljard gulden, uitgaande van partile viersporigheid tot en met Maarsbergen. De kosten van de benuttingsvariant in de Trajectnota/MER komen voor het gedeelte op Utrechts grondgebied op 1.350 miljoen. Daar komt echter minstens nog zon 500 miljoen bij, omdat in deze variant de kosten voor het aanpassen van gelijkvloerse kruisingen in Bunnik, Driebergen-Zeist en Maarsbergen nog niet zijn meegenomen. De Utrechtse visie valt daarmee zon 1.200 miljoen hoger uit dan de benuttingsvariant, wat hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door de omleiding Maarn. Echter, de omleiding bij Maarn betekent voor het rijk ook opbrengsten omdat het rijk direct of indirect eigenaar is van vrijkomende gronden van de huidige spoorlijn en rijksweg. Deze opbrengsten moeten dan ook weer worden afgetrokken van de kosten voor de omleiding.
Omdat in de kern Maarn zowel het spoor als de weg op termijn toch uitgebreid moeten worden is het beter dat nu in n keer te doen. Want ook al kiest de minister voorlopig voor benutten, de kunstwerken op de A12 zullen naar verwachting nu reeds aangepast worden voor een mogelijke verbreding in de toekomst. En als voor de HSL een snelheid van 200 km/u wordt aangehouden zijn er perronvrije doorrijdsporen nodig, wat een viersporig gedeelte bij Maarn noodzakelijk maakt. In de visie van de provincie Utrecht maakt de verbreding van de A12 en de uitbreiding van het spoor een omleiding om Maarn noodzakelijk.

Provincie bereid bij te dragen in meerkosten
De provincie Utrecht is in principe bereid, onder voorbehoud van beschikbaarheid van financile middelen, een voor de provincie substantieel bedrag bij te dragen in de meerkosten van de inpassingsmaatregelen, uitgaande van partile viersporigheid. Ook vanuit de regio wordt overwogen ten behoeve van de inpassing van de HSL-Oost een regionale bijdrage te verlenen.

Lokale plannen stralen kwaliteit uit
Mede op aandringen van de vorige minister van Verkeer en Waterstaat zijn de afgelopen jaren op lokaal niveau plannen gemaakt die kwaliteit uitstralen. Door de regio langs het gehele HSL-Oosttraject is, uitgaande van de door het rijk gewenste viersporigheid, voor het ontwikkelen van die inpassingsplannen een bedrag van 3 miljoen uitgegeven. De Utrechtse regio is zeer teleurgesteld over de wijze waarop de besluitvorming rond de Trajectnota /Mer heeft plaatsgevonden en over de onderbouwing van de benuttingsvariant als voorkeursalternatief. In een interactief proces is de afgelopen zeven jaar in goed overleg met de bestuurlijke partijen in de BBG en lokale en regionale belangenorganisaties gewerkt aan een toekomstvaste en integrale oplossing voor de HSL-Oost/A12. In de onderbouwing van de benuttingsvariant zijn door de BBG gedragen ambities van een toekomstvaste HSL-Oost en een zorgvuldige inpassing niet terug te vinden.
De provincie vindt dat de minister en de Tweede Kamer de Utrechtse en de Gelderse Visie voor de tracloop van de HSL-Oost serieus moeten betrekken in de verdere besluitvorming.

Voor meer informatie over dit bericht kunt u zich wenden tot Astrid Schoon, 030 - 258 3713 of per e-mail:
Astrid.schoon@provincie-utrecht.nl .