Den Haag, 20 juni 2001
TOESPRAAK VAN MARGREETH DE BOER, VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR
BUITENLANDSE ZAKEN, BIJ DE UITREIKING VAN HET ISO CERTIFICAAT 9002 AAN DE
NCDO
Het was een heel goed initiatief van de gezamenlijke wetenschappelijke
bureaus van de drie grote politieke partijen in Nederland, omamen met de
Vereniging van Ethici een dag te beleggen met als onderwerp "Duurzaamheid en
rechtvaardigheid jegens toekomstige generaties"
Om de discussie te prikkelen, bracht één van de deelnemers te berde dat de
duurzaamheid van de wereld ermee gediend zou zijn wanneer landen als China
en India geen westers economische ontwikkeling zouden krijgen, omdat de
planeet die hoeveelheid milieubelasting die dat teweeg zou brengen er niet
meer bij zou kunnen hebben.
In een interview onlangs in de Volkskrant met hoogleraar Jan Breman vroeg de
journalist hoe het met China en India zou moeten gaan als de burgers daar
ook allemaal een auto en een koelkast zouden hebben. Jan Breman zei eerlijk
dat hij daar geen antwoord op had, maar dat voor hem wel duidelijk was dat
we de verworvenheden waar we zelf niet meer van af willen niet aan onze
medeburgers kunnen ontzeggen.
We lijken, theoretisch althans, in een lastig dilemma te zitten. Armoede is
geen goede basis voor milieuverantwoordelijkheid, dat weten we allemaal. Wie
kan een arme boer zonder land kwalijk nemen dat hij toch maar weer een stuk
bos kapt om op die manier in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien.
Wie kan de inwoner van Beijing kwalijk nemen als hij zijn potje kookt op en
zich verwarmt met een open vuur van een smerig soort bruinkool.Hij heeft
toch geen andere keus?
Armoede is een verdelingsvraagstuk.
De westerse wereld heeft een overvloed aan materiële rijkdom, de derde
wereld heeft dat nauwelijks en wat er aan rijkdom is, is ook daar slecht
verdeeld. Er lijkt dus een paradoxaal probleem te bestaan. Armoede is geen
goede basis voor een beter milieu; maar materiële welvaart leidt tot heel
grote milieuproblemen. Wat nu? Dan maar niks doen, en de ontwikkelingslanden
adviseren iets te doen waar wij nooit toe in staat zijn geweest, n.l. hun
welvaart zoeken in niet milieubelastende activiteiten?
Dat lijkt me een oplossing met een hoog Farizeïsch gehalte.
En toch hoor ik dat geregeld. Natuurlijk in veel subtielere bewoordingen dan ik nu bezig. Als Bush stelt dat hij het Kyoto protocol alleen wil ondertekenen als ook de ontwikkelingslanden verplichtingen op zich nemen is dat dan veel anders dan iets vragen van die landen wat wij zelf nooit voor elkaar gekregen hebben, n.l. een economische vooruitgang zonder milieubelasting? En dat komt uit de mond van een vertegenwoordiger van een land dat zonder overdrijven de grootste fossiele energie gebruiker en dus ook grootste vervuiler ter wereld genoemd kan worden.
Maar hoe dan wel? Want we zitten wel met een probleem.
We hebben twee klassieke theorieën om milieuproblemen het hoofd te bieden. De eerste is ons gedrag zodanig te veranderen dat we zo min mogelijk grondstoffen en milieuruimte gebruiken. De tweede gaat ervan uit dat we door technologische ontwikkelingen ons productieproces steeds schoner en energie-efficiënter maken. De realiteit is dat we met de laatste methode tot nu toe het meest gewonnen hebben en dat de eerste methode een gevecht is tegen onze eigen gemakzucht. Hoewel:.... gevecht? Velen van ons zullen het erover eens zijn dat we voor een goed milieu beleid beide beleids aanpakken nodig hebben. Er komt een tijd dat we alles uit de kast gehaald hebben wat we aan techniek hebben en dat het dan toch echt aankomt op een andere manier van omgaan met onze natuurlijke leefomgeving. In onze tijd van welvaart zou dat niet zo'n probleem moeten zijn. Wij kunnen ons keuzes permitteren daar waar de ontwikkelingslanden dat nog lang niet kunnen.
Daarom ligt de verantwoordelijkheid voor een ook in mondiaal opzicht duurzame samenleving in eerste instantie bij de westerse industrielanden. Ontwikkelingssamenwerking die gericht is op een duurzame economische ontwikkeling in de derde wereld zal in eerste instantie gericht moeten zijn op het overdragen van kennis en technische bijstand. "Capacity building" is ook datgene waar de ontwikkelingslanden ons om vragen. Kennis over rookgasontzwaveling, kolenvergassing, schone energie, waterzuivering etc. Als we hen daar daadwerkelijk bij helpen, kunnen we ook van hen een aandeel verwachten in de vermindering van de uitstoot van koolstofdioxide.Mijn ervaring is dat ook Chinezen graag iets willen ondernemen tegen de geweldige luchtverontreiniging in hun grote steden.Diezelfde Chinezen zijn zich heel goed bewust van de gevaren van een ongebreidelde groei van milieuverontreinigende activiteiten. Laten we hen de kennis en de middelen geven om het beter te doen dan wij het tot voor kort deden.
De enorme urgentie voor steun aan duurzame ontwikkeling blijkt ook deze week nog eens uit de eerste tweejaarlijkse milieurapportage van de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB). De ADB wijst erop dat dertien van de vijftien meest vervuilde steden in Azië liggen en dat Azië zonder effectieve maatregelen in 2015 de grootste producent van broeikasgassen zal zijn.
Vooral arme mensen zijn de dupe van vervuiling en aantasting van de
ecosystemen. Alleen al door luchtvervuiling in de Zuid-Aziatische steden
gaan jaarlijks 100.000 mensen vroegtijdig dood en gaan meer dan een miljard
werkdagen per jaar verloren, volgens de ADB.
De meeste landen hebben hooguit één milieuverantwoordelijke ambtenaar die
weinig of geen macht heeft over andere departementen. Dit zal in Afrika en
Latijns Amerika niet veel beter zijn. Nederland legt terecht veel nadruk op
de bevordering van goed bestuur. De noodzaak tot versterking van
bestuurlijke capaciteit op milieuterrein in ontwikkelingslanden wordt met
dit ADB rapport nog eens onderstreept.
Heb ik het goed als ik de indruk heb dat deze vorm van duurzame
ontwikkelingssamenwerking niet de aandacht krijgt die het verdient. Valt
deze activiteit wat tussen de ministeries van Vrom en Buitenlandse zaken in?
Ik hoor graag uw mening daarover.
Maar verwachten we dan helemaal niets van gedragsverandering? Jawel, maar
vooral en in eerste instantie bij ons zelf. Wij zullen wat dat betreft
betekenisvolle stappen moeten zetten om geloofwaardig te zijn.
En dat brengt me bij het onderwerp waarom ik hier ben.
Gedragsverandering kan pas als je je bewust bent van je handelen. Als je weet wat je doet. Hoe "open deur"-achtig dit ook mag klinken, heel vaak zijn we ons niet eens bewust van de inefficiënte of verspillende manier van werken. Juist bij de overheid en in de non-profit sector, kortom overal daar waar het materiële gewin niet vooraan staat in het handelen.
In deze sectoren, of laat ik maar zeggen, bij ons, valt ook nog heel wat duurzaamheid te verdienen. Mijn stellige overtuiging is dat wanneer je als non-profit organisatie niet volgens kwaliteitsnormen werkt, je heel moeilijk zult kunnen aantonen dat je wel volgens duurzaamheidnormen werkt.
Ik mag u vandaag het ISO-certificaat 9002 uitreiken.
De ISO- certificering houdt in dat "er in de organisatie een basis is voor
een samenhangende en logische beschrijving van bedrijfsmatige activiteiten
die -indien juist uitgevoerd- leiden tot een product of dienst die voldoet
aan een vooraf gedefinieerde kwaliteit".
Het NCDO bevindt zich zoals u zelf stelt: "in een machtspositie", omdat u
mee beslist over subsidietoekenningen die alles te maken hebben met
internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling.
Het is zeer te prijzen dat u vanuit die positie hecht aan het kritisch
beschouwen van uw eigen handelen.
Daarmee hebt u zich begeven op het pad van interne gedragsreflectie. Een
voorwaarde om tot internalisatie van duurzaam handelen te komen.
Het verwerven van een kwaliteitskeurmerk is geen sinecure. U zult elk jaar
weer moeten voldoen aan de eisen die daaraan gesteld zijn. Maar u bent wel
in voorhoede positie terechtgekomen. Niet alleen dat het doordacht en
logisch handelen u daadwerkelijk veel profijt zal opleveren, ook het besef
dat u daarmee een stap gezet hebt op de weg naar een constante kritische
beschouwing van de eigen gedragingen mag u tot tevredenheid stemmen. Op naar
een duurzame wereld!
En daarmee reik ik met veel genoegen het dit ISO certificaat 9002 uit.