Brieven aan de Kamer
Gebruiksvergunningen
18-06-2001
MINISTERIE VAN DEFENSIE
Aan:
Postbus 20701
2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon (070) 318 81 88
Telex 34576 MVD/GV/NL
Telefax (070) 318 78 88
Aan de voorzitter van de Vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Uw brief
5 juni 2001
Uw kenmerk
30-DEF-2001
Ons nummer
Datum
MG2001002063
18 juni 2001
Dossier
Onderwerp:
Plan van aanpak gebruiksvergunningen
Naar aanleiding van uw verzoek van 5 juni jl. om inzicht te verkrijgen in het Plan van Aanpak voor het verkrijgen van gebruiksvergunningen, bied ik u hierbij het gevraagde plan aan. Bijlage 1 is vanwege aard (een opsomming van de ongeveer 3400 gebruiksvergunningplichtige bouwwerken) en omvang niet bijgesloten.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,
H.A.L. van Hoof
Plan van aanpak gebruiksvergunningen
Inhoudsopgave
1. Inleiding
*
2. Probleemstelling
*
3. Beperkingen
*
4. Plan van Aanpak
*
5. Voorstel voor opdracht
*
6. Organisatie
*
7. Rapportage
*
Bijlage 1 Resultaten DGWT-inventarisatie gebruiksvergunningplichtige bouwwerken
*
Bijlage 2 Prioriteitstelling naar categorie bouwwerk
*
Bijlage 3 Brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen
*
Bijlage 4 Kosten
*
1. Inleiding
Sinds 1992 hebben de gemeenten aan de hand van een model van de VNG in hun bouwverordening voor vier categorieën bestaande en nieuwe gebouwen in het belang van de brandveiligheid een gebruiksvergunningstelsel ingevoerd. Voor Defensie zijn de volgende soorten gebouwen van belang:
a) bouwwerken waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn (bijv. kantoren, restaurants, lesgebouwen);
b) bouwwerken waarin brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar
opleverde stoffen worden opgeslagen;
c) bouwwerken waarin aan meer dan 10 personen nachtverblijf wordt
verschaft (bijv. legeringsgebouwen).
Genoemde vergunning heeft betrekking op het gebruik van gebouwen en
staat naast de bouwvergunning die betrekking heeft op het oprichten of
veranderen van bouwwerken en de milieuregelgeving. Een aanvraag
bouwvergunning wordt sinds jaar en dag getoetst op ontwerpeisen op het
gebied van brandveiligheid, die tegenwoordig opgenomen zijn in het
Bouwbesluit. In het kader van de regelgeving op het vlak van milieu en
arbeidsomstandigheden gelden voorschriften op het gebied van in- en
externe veiligheid van allerlei bedrijfsactiviteiten (bijv. opslag en
werkplaatsen), die ook betrekking hebben op brandgevaar. Ook zonder
gebruiksvergunning moet dus al een behoorlijk beschermingsniveau
worden bereikt.
In de gebruiksvergunning kunnen voorwaarden gesteld over o.m.:
- stoffering en versiering,
- uitgangen en vluchtwegen,
- ventilatie en werkzaamheden,
- brandveiligheidsinstructie en ontruimingsplan,
- maximaal toelaatbaar aantal personen,
* draagbare blustoestellen.
Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Volendam heeft de DGWT laten
inventariseren hoeveel gebouwen in beheer bij DGWT een
gebruiksvergunning zouden moeten hebben en hoeveel vergunningen er
daadwerkelijk zijn. Uit de inventarisatie komen ca. 3400
vergunningplichtige gebouwen naar voren, terwijl bij DGWT slechts ca.
120 vergunningen (soms voor meerdere gebouwen) voor handen zijn.
Door DGWT is in overleg met de beleidsterreinen een plan van aanpak opgesteld dat voorziet in een prioriteitstelling en fasering van aanvragen gebruiksvergunningen en het aanpakken van eventuele manco's.
2. Probleemstelling
Uit het voorgaande volgt de volgende probleemstelling:
Realiseer dat het ministerie van Defensie binnen een aan te geven
redelijke termijn kan beschikken over de benodigde
gebruiksvergunningen.
3. Beperkingen
1. Bij de probleemstelling dienen niet alleen de bouwwerken ten
aanzien waarvan DGWT beheersdiensten verleent, maar ook andere
gebouwen in gebruik bij Defensie te worden betrokken:
* het gebouw van het ministerie te Den Haag
* Armamentarium
* Bronbeek
* Internationale hoofdkwartieren
* Mariniersmuseum te Rotterdam
Hiervoor wordt zo nodig een aparte aanpak ontwikkeld. In de
rapportering worden ze wel meegenomen.
2. Het plan van aanpak heeft alleen betrekking op infrastructuur in
Nederland. Voor gebouwen in gebruik bij de Nederlandse krijgsmacht in
Duitsland geldt dat deze in juridisch beheer bij de Duitse overheid
zijn. De Directie Duitsland van DGWT zal wel onderzoek instellen in
hoeverre wordt voldaan aan Nederlandse brandveiligheidseisen, voor
zover deze strenger zijn dan, maar niet in strijd zijn met de geldende
Duitse voorschriften.
3. Het betrokken beleidsterrein stelt zelf zeker dat door hem elders
op de wereld (tijdelijk) gebruikte bouwwerken brandveilig zijn en op
een brandveilige manier worden gebruikt.
4. Medegebruikers die gebouwen in gebruik hebben gekregen, dan wel
zelf gebouwen op defensiegrond hebben gesticht, zijn zelf
verantwoordelijk voor het aanvragen van gebruiksvergunningen, tenzij
in de gebruiksacte anders is bepaald.
5. Bouwwerken die niet meer in gebruik zijn of die binnen de
planperiode worden geamoveerd of afgestoten, worden niet meegenomen.
6. Lopende bouwprojecten die leiden tot gebouwen, die
gebruiksvergunningplichtig zijn, worden in dit plan van aanpak evenmin
meegenomen. De voor deze gebouwen noodzakelijke gebruiksvergunningen
dienen in het kader van het project te worden aangevraagd. Hetzelfde
geldt als onroerende zaken met dergelijke gebouwen daarop worden
verworven.
7. Voor evenementen en daarbij gebruikte tijdelijke behuizing
(feesttenten e.d.) kennen de meeste gemeenten een Brandweerverordening
met een apart vergunningstelsel. Het aanvragen van dit soort
vergunningen wordt niet meegenomen in dit plan van aanpak. Er wordt
vanuit gegaan dat dit onderdeel uitmaakt van de organisatie van het
desbetreffende evenement.
4. Plan van Aanpak
De volgende stappen zijn doorlopen:
A. Inventarisatie gebruiksvergunningplichtige bouwwerken zonder
adequate vergunning
Binnen DGWT heeft binnen een beperkte tijd een inventarisatie
plaats gevonden van gebruiksvergunningplichtige bouwwerken,
alsmede voor handen gebruiksvergunningen. Deze lijst wordt
voorshands als basis voor planvorming gehanteerd. (bijlage 1)
B. Bepaling van de te verrichten activiteiten, alsmede de rolverdeling van partijen en bepaling van kostenkentallen
De beleidsterreinen zijn verantwoordelijk voor brandpreventie en
brandbestrijding en voor het hebben van de benodigde
gebruiksvergunningen. Binnen het beleidsterrein ligt de
verantwoordelijkheid over het algemeen bij de hoofdgebruikervan een
complex. Het ligt op de weg van DGWT als kenniscentrum op
vastgoedgebied om de verantwoordelijken van het beleidsterrein
behulpzaam te zijn, o.m. door het voor hen aanvragen van de
gebruiksvergunningen.
Om in de situatie te komen dat over de noodzakelijke
gebruiksvergunningen kan worden beschikt en dat aan de vergunningen
wordt voldaan, zullen de volgende activiteiten moeten plaats vinden:
Definitieve inventarisatie van gebruiksvergunningplichtige gebouwen
en gebruiksvergunningen
In overleg met de beleidsterreinen dient een definitieve lijst van
gebruiksvergunningplichtige gebouwen te worden gemaakt. Vervolgens
worden de bij DGWT en eventueel bij de betrokken beleidsterreinen
aanwezige vergunningen bijeen gebracht. De beleidsterreinen zenden de
bij hen aanwezige vergunningen (in kopie) op aan de betrokken directie
van DGWT met vermelding of deze naar hun oordeel dekkend is.
De betrokken directie registreert deze en de bij haar aanwezige vergunningen eveneens met een beoordeling van de dekkendheid.
De betrokken directie zendt een overzicht aan de door het
krijgsmachtdeel aan te wijzen instanties en zendt op verzoek kopieën
van ontbrekende vergunningen toe.
Het totaaloverzicht wordt door de betrokken directie aan DGWT/CD
gezonden.
b. Werkprogramma maken
Voorafgaand aan het eigenlijke aanvragen wordt met de betrokken
gemeenten vooroverleg gepleegd. In dat overleg kan worden gesproken
over het tempo van indiening, de indiening per gebouwsoort en/of
complex, de bij de aanvraag over te leggen stukken, leges e.d. Het
overleg met gemeenten kan leiden tot latere indiening van aanvragen,
maar in principe niet tot vertraging in de voorbereiding. Het gaat er
immers in de eerste plaats om dat zeker gesteld wordt dat op het
inhoudelijke vlak genoeg aan de brandveiligheid van de betrokken
gebouwen is gedaan.
Op basis van de definitieve inventarisatie, het overleg en de hierna
te behandelen prioriteitsstelling worden door de directies van DGWT
werkprogramma's gemaakt.
Verkrijgen gebruiksvergunningen
Uit informatie van de verschillende directies van DGWT kan worden
afgeleid dat voor de juridisch-administratieve afhandeling per
vergunning gerekend moet worden met ongeveer 4 uur. Voor het tekenwerk
is per gebouw (met een oppervlak van ca. 2000 m2) eveneens circa 4 uur
nodig.
Uitgangspunt voor de onderstaande urenraming is dat er al een
basisplattegrond voor handen is. De beleidsterreinen wordt gevraagd om
de benodigde brandweertechnische informatie op door DGWT toe te zenden
tekeningen aan te geven. DGWT helpt de beleidsterreinen daarbij zo
veel mogelijk door verstrekking van bij haar voor handen
ontruimingsplattegronden en/of andere tekeningen met relevante
informatie. De door de beleidsterreinen verstrekte informatie wordt
dan door DGWT tot bijlagen voor de vergunningaanvraag verwerkt.
Na een half jaar dienen de uren te worden bijgesteld aan de hand van
dan beschikbare tijdschrijfgegevens. Het opheffen van manco´s valt
buiten het bestek van dit plan van aanpak.
In het volgende overzicht wordt geschetst hoe gebruiksvergunningen
worden verkregen.
Stap
Product
Actienemer
Vooroverleg per gemeente
Verslag / brief
DGWT
Start
Toezending gebouwplattegrond aan beleidsterrein
DGWT
Inspectie
Concept mancolijst, aanwijzingen voor opstellen tekeningen door DGWT
beleidsterrein
Vervaardigen tekeningen
Tekeningen bij aanvraag (plattegronden per bouwlaag en tekening
omgeving)
DGWT
Aanvraagformulier invullen
Concept aanvraag
DGWT
Overleg met bevoegd gezag over aanvraag en te treffen voorzieningen
Verslag, bepaling
DGWT / beleidsterrein
Bijwerken concept aanvraag
Definitieve aanvraag
DGWT
Indienen aanvraag
DGWT
Opheffen manco´s
DGWT /beleidsterrein
Afgeven beschikking
Gebruiksvergunning onder voorschriften
Burgemeester en wethouders
Behandelen beschikking
Verzending beschikking aan beleidsterrein
met advies over consequenties en indiening bezwaarschrift (zo nodig)
DGWT
Opstellen en indienen bezwaarschrift
Bezwaarschrift
DGWT (fiat beleidsterrein)
d. Voorbereiding op de beheerfase
De problematiek rond de gebruiksvergunning mag niet worden gereduceerd
tot een eenmalige inhaalslag. Gewaarborgd moet worden dat de
gebruiksvergunningen, nadat ze verkregen zijn, ook worden nageleefd.
Hiertoe moeten vergunningen onder verantwoordelijkheid van de
beleidsterreinen worden beheerd. Hierbij spelen zaken als
documentbeheer en -verspreiding, incl. de registratie van de
vergunningen, het signaleren van vergunningplichtige wijzigingen, de
naleving van de vergunning en de begeleiding van inspecties van het
bevoegde gezag.
Hiervoor ontwikkelt DGWT in het komende half jaar na vaststelling van
het plan van aanpak procedures, die worden afgestemd met de
beleidsterreinen.
A. Prioriteitstelling
Het aanvragen van alle benodigde gebruiksvergunningen in zeer korte
tijd is zowel voor de beleidsterreinen als voor DGWT niet doenlijk.
Overigens is ook de behandelcapaciteit bij veel gemeenten beperkt en
moeten ook daar prioriteiten worden gesteld. Om deze redenen is een
methode van prioriteitsstelling ontwikkeld op basis van twee
uitgangspunten:
* brandveiligheid voor personen gaat voor brandveiligheid voor
goederen
De aandacht dient in eerste instantie uit te gaan naar de bescherming
van mensen. Dit pleit ervoor om voorrang te geven aan gebouwen waarin
veel mensen verblijven en m.n. als zij zich daar in een kwetsbare
positie bevinden. Daarbij kan worden gedacht aan legeringsgebouwen,
restaurants, musea, gebouwen waar evenementen worden gehouden, grote
kantoren etc.
- efficientie
Het meest efficiënt voor de uitvoerende partijen is het om de
gebruiksvergunningen per complex aan te vragen. Onderwerpen die
meerdere gebouwen raken kunnen dan ook makkelijker in een keer worden
geregeld. Bovendien kan dit tot lagere legeskosten leiden.
Beide uitgangspunten zijn verwerkt in een prioriteitsstelling,die
voorziet in twee klassen.
De hoogste prioriteit (klasse 1) krijgen de gebouwen, waarin meer dan
50 mensen tegelijk aanwezig zijn (categorie a uit de
modelbouwverordening), gebouwen waarin aan meer dan 10 personen
nachtverblijf wordt verschaft (categorie c) en het enkele gebouw
waarin dagverblijf aan kinderen of gehandicapten wordt verschaft
(categorie d).
Een lagere prioriteit (klasse 2) wordt toegekend aan gebouwen, die
alleen gebruiksvergunningplichtig zijn omdat daarin bepaalde
brandgevaarlijke stoffen worden opgeslagen (categorie b uit de
modelbouwverordening).
Van verdere differentiatie is afgezien juist om te voorkomen dat men
meerdere malen op een object zou moeten terugkeren. In bijlage 2 is de
prioriteitsstelling uitgewerkt naar de binnen defensie gebruikelijke
indeling in gebouwsoorten.
D. Kosten
In bijlage 4 wordt een overzicht van de kostenposten gegeven. Op dit
moment kan van de apparaatskosten bij DGWT wel en bij de
beleidsterreinen geen eerste inschatting worden gegeven.
Voorts is van belang te onderkennen dat het aanvragen van gebruiksvergunningen ook kan leiden tot kosten voor extra brandwerende voorzieningen al naar gelang de eisen van de verschillende bevoegde gezagen (gemeenten). Het is niet mogelijk hiervan een inschatting te geven. Het kan evenwel om zeer aanzienlijke bedragen gaan.
5. Voorstel voor opdracht
Op basis van urgentie, kosten en uitvoerbaarheid wordt het volgende
voorstel gedaan:
Het aanvragen van de gebruiksvergunningen voor gebouwen in de
categorieën a en c, alsmede het in beeld brengen van de bijbehorende
nog te treffen (aanvullende) voorzieningen wordt in een periode van 2
jaar vanaf vaststelling van het plan van aanpak gerealiseerd.
In het derde jaar na vaststelling van het plan van aanpak worden de aanvragen voor gebouwen in categorie b gedaan en de bijbehorende nog te treffen (aanvullende) voorzieningen in beeld gebracht.
6. Organisatie
De uitvoering van het plan van aanpak wordt gestuurd vanuit DGWT/CD.
Begeleiding vindt plaats door bespreking in een algemeen overlegforum
met vertegenwoordigers van de beleidsterreinen en DGWT onder
voorzitterschap van DGWT. I.v.m. de eindverantwoordelijkheid van de
betrokken beleidsterreinen in het kader van juridisch beheer, vindt
daar afstemming plaats over algemene vragen die tijdens de uitvoering
rijzen.
De directies van DGWT zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. Per
(huidige) directie formeren zij een team met in elk geval een
administratief-juridisch geschoold medewerker voor het aanvragen van
de vergunningen en een bouwkundig CAD-tekenaar en een aanspreekpunt .
Zij werken daarbij samen met door de vertegenwoordigers van de
beleidsterreinen aan te wijzen contactpersonen.
De aanvragen worden namens de Staatssecretaris door de EID van de
betrokken directie of een door hem aan te wijzen functionaris gedaan.
Instemming van bij het betrokken beleidsterrein verantwoordelijke
functionaris is hierbij voorwaarde.
Binnen DGWT vindt afstemming plaats d.m.v. een werkgroep met
contactpersonen van de verschillende directies o.l.v. de
projectleider.
7. Rapportage
Voortgangsrapportage aan de Staatssecretaris geschiedt 1x per 6
maanden na vaststelling van het plan van aanpak.
Bijlage 1 Resultaten DGWT-inventarisatie gebruiksvergunningplichtige
bouwwerken
Bijlage 2 Prioriteitstelling naar categorie bouwwerk
Categorie
Subcat.
Gebouwsoort
Cat. vlgs MBV
Prioriteit
conform VO 8.2.3
11
1
Manschappenlegering
C
1
11
2
Onderoff.legering
C
1
11
3
Officierenlegering
C
1
11
4
Legering meerdere cat
C
1
11
5
Sanitair gebouw
C
1
12
1
Kantoorgebouw
A
1
12
2
Lesgebouw
A
1
12
3
Hoofdkwartier
A
1
12
4
Instructiegebouw
A
1
12
5
Simulatorgebouw
A
1
12
6
Kantoor- en lesgebouw
A
1
13
13
1
Recreatiegebouw alg.
A
1
13
2
Manschappenkantine
A
1
13
3
Korporaalskantine
A
1
13
4
Onderofficiersmess
A
1
13
5
Officiersmess
A
1
13
6
Sportgebouw
A
1
13
7
Overdekt zwembad
A
1
13
8
Film- en toneelzaal
A
1
13
9
Hobbyclub
A
1
14
14
1
Eetzaal
A
1
14
2
Keuken
niet
14
3
Eetzaal met keuken
A
1
14
4
Keuken/eetz/kant.cplx
A
1
15
15
1
Magazijn algemeen
B
2
15
2
Magazijn explosief
B
2
15
3
Magaz.brandgevaarlijk
B
2
15
4
Magazijn chemicalien
B
2
15
5
Magazijn levensmiddel
B
2
15
6
Wapenkamer
B
2
15
7
Magazijn AS-opslag
B
2
15
8
Magazijn MOB-opslag
B
2
16
16
1
Werkplaats algemeen
A/B
1/2
16
2
2e Echelon werkplaats
A/B
1/2
16
3
3e Echelon werkplaats
A/B
1/2
16
4
5e Echelon werkplaats
A/B
1/2
17
17
1
Hangar
A/B
1/2
17
2
Stalling
B
17
3
Hangar onderhoud
A/B
1/2
17
4
Brandweerkazerne
A/B/C
1/2/1
17
5
Rijwielstalling
niet
18
18
1
Bunker algemeen
niet
18
2
Vliegtuigshelter
niet
18
3
Commandopost
A
1
18
4
Verbindingscentrum
niet
18
5
Gevechtopst.veldverst
niet
18
6
Personeelschuilplaats
niet
19
19
1
Installatiegebouw alg
niet
19
2
Trafogebouw
niet
19
3
Noodstroomgebouw
niet
19
4
Ketelhuis
niet
19
5
Zend/ontv. station
niet
19
6
Gasregelstation
niet
19
7
Pompgebouw
niet
10
20
1
Woning
niet
21
21
1
Complex gebouw
A/B/C
1/2/1
22
22
1
Overig gebouw alg.
A/B/C
1/2/1
22
2
Wachtgebouw
A/B/C
1/2/1
22
3
Verkeerstoren/meteog.
niet
22
4
Geneesk. inrichting
A/C
1
22
5
BOS laadstationgebouw
niet
22
6
Acculaadstation
niet
22
7
Telefooncentrale
niet
22
8
POL gebouw
niet
Toelichting:
Een gebouwsoort kan soms onder verschillende categorieën uit de
Modelbouwverordening vallen. Dit hangt af van de omvang van het gebouw
en de eventuele opslag van stoffen. Zo kan een brandweerkazerne, als
er meer dan 50 personen verblijven onder categorie a vallen, als er
slaapgelegenheid voor 10 of meer personen is (ook) onder categorie c
vallen en als er brandgevaarlijke stoffen worden opgeslagen, maar niet
wordt voldaan aan eerder genoemde criteria, slechts onder categorie b
vallen.
Als een gebouw aan de criteria van categorie a of c van de
modelbouwverordening voldoet, levert dat indeling in prioriteitsklasse
1 op. Voldoet het slechts aan de criteria van categorie b (opslag
gevaarlijke stoffen), wordt het in klasse 2 ingedeeld.
Bijlage 3 Brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende
stoffen
Als brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende
stoffen worden, onderscheiden naar groepen, aangemerkt:
Groep F1
a brandbare gassen, zoals acetyleen, butaan, etheen, koolmonoxyde,
methaan, propaan, waterstof;
b vloeistoffen met een vlampunt lager dan 21°C, bepaald volgens
NEN-EN 57, zoals ruwe aardolie, aceton, benzeen, benzine,
brandspiritus, petroleumether, zwavelkoolstof;
c zeer licht ontvlambare en zeer snel verbrandende vaste stoffen,
zoals celluloid, houtwol, magnesiumpoeder;
d reeds in kleine hoeveelheden aan zelfontbranding onderhevige
stoffen, zoals fosfor (witte en gele), kalium, natrium;
Groep F2
e vloeistoffen met een vlampunt van 21 "C tot en met 55 °C, bepaald
volgens NEN-EN 57, zoals kerosine, petroleum, terpentijn;
f licht ontvlambare en snel verbrandende vaste stoffen, zoals
aluminiumpoeder (pigment), golfkarton, houtkrullen, zaagsel;
g alleen in grote hoeveelheden of onder bijzondere omstandigheden
aan zelfontbranding onderhevige stoffen, zoals bruinkool,
chloorvasthoudende onkruidverdelgingsmiddelen, vochtig opgeslagen
oogstproducten (o.a. hooi, vlas);
h brandbare stoffen welke bij verhitting grote hoeveelheden
brandbare en/of giftige gassen ontwikkelen, zoals bepaalde
bestrijdingsmiddelen en nitrocellulose;
i zuurstof en gemakkelijk ontledende oxydatiemiddelen
(zuurstofdragers), zoals natriumperoxyde, organische peroxyden,
ozon;
j onbrandbare stoffen welke bij aanraking met water brandbare
gassen ontwikkelen, zoals caliumcarbid;
Groep F3
k vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55°C,doch niet hoger dan 100
°C, bepaald volgens ISO 2719, zoals dieselolie (gasolie),
huisbrandolie;
1 gemakkelijk ontvlambare vaste stoffen. zoals kamfer, metablokjes,
naftaline, zwavel;
Groep F4
m vloeistoffen met een vlampunt boven 100 °C, zoals aardnootolie,
glycerine, olijfolie, stookolie;
n matig ontvlambare vaste stoffen, zoals briketten, eierkolen,
houtblokken, paraffinewas;
o onbrandbare stoffen met mogelijkheid van ontploffing van hun
ontledingsproducten, zoals ámmoniumnitraat, mengmest;
p moeilijk ontleedbare oxydatiemiddelen (zuurstofdragers), zoals
chroomzuuranhydride, kaliumpermanganaat, natriumchloraat,
pyrosulfaten;
Groep Fu
q stoffen behorende tot de groepen F 1 tot en met F4, welke - ook bij
normale verbranding - buitengewoon veel rook of verbrandingsgassen
ontwikkelen, zoals acetyleen, benzeen, kunststoffen, rubber;
Groep X
r onbrandbare gevaarlijker stoffen, niet behorende tot één van de
hierboven genoernde groepen,
zoals chloor, fluor (sarnengeperste onbrandbare gassen)
tetrachloorkoolstof en andere halogeenkoolwaterstoffen, niet
zijnde blusstoffen.
Bijlage 4 Kosten
De volgende kostenposten kunnen worden onderscheiden met daarbij
aangegeven de kostendragers:
Kostensoort
Activiteit/product
Kostendrager
Apparaatskosten DGWT
Voorbereiden en het aanvragen en verkrijgen van vergunningen,
Ontruimingsplattegronden
DGWT Algemeen en Technisch Beheer-contracten met de beleidsterreinen
(tot een maximum van Mf 1/jaar)
Apparaatskosten beleidsterreinen
Medewerking voorbereiding aanvragen vergunningen
Beleidsterreinen
Aanpassingen gebouwen, aanschaf middelen
Beleidsterreinen
Leges voor behandeling aanvragen gebruiksvergunning door gemeenten
Gebruiksvergunning
Beleidsterreinen
Projectleiding
Opstelling plan van aanpak, begeleiding uitvoering, communicatie
DGM (BSOA)
Op basis van opgaven van de verschillende beleidsterreinen en
directies van DGWT is de navolgende kosteninschatting gemaakt.
Aangezien er slechts beperkte ervaring met het fenomeen
gebruiksvergunning bestaat en in de komende tijd nog nader moet worden
bepaald welke gebouwen met name in categorie b (opslaggebouwen)
vergunningplichtig zijn, moet deze inschatting voorzichtig worden
gebruikt.
Behalve dat deze gebouwen van een gebruiksvergunning dienen te worden
voorzien, zal er ook voor moeten worden gezorgd dat ze aan de
brandveiligheidseisen voldoen.
Kostenpost
Te maken door
Berekening
Bedrag
Apparaatskosten:
Uitwerking Plan van aanpak, incl. rapportage,
Aanvragen gebruiksvergun-ningen
DGWT
500 u / fl. 104
Cat a/c
1554 x 8 x fl 104
Cat b
n.t.b.
Fl. 52.000
Fl. 1,3 milj.
p.m.
Idem
beleidsterrein
p.m.
Brandveiligheids-voorzieningen
beleidsterrein
p.m.
Leges
(gemeenten)
beleidsterrein
Per gebouw een basisbedrag en een variabel deel naar oppervlak
(3.000x fl. 1.000)
Fl. 3 milj.
Projectleiding
DGWT
2001: 160 u; daarna 80 u/jaar