http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=416939
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling Afdeling Sociaal Beleid Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 18 juni 2001 Auteur Els Klinkert
Kenmerk DSI/SB-336/01 Telefoon 070-3484376
Blad /6 Fax 070-3485366
Bijlage(n) E-mail els.klinkert@minbuza.nl
Betreft Verzoek van Dittrich, Swildens-Roozendaal en Remak
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar het verzoek van de leden Dittrich, Swildens-Roozendaal
en Remak, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 12 juni 2001,
over de Nederlandse inzet bij de Speciale Zitting van de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties (SAVVN) over HIV/AIDS, van 25 tot en met
27 juni a.s., heb ik de eer u, mede namens Minister Borst van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als volgt in te lichten.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Eveline Herfkens
Inzet van de Nederlandse delegatie naar de SAVVN inzake HIV/AIDS.
Inleiding
Sinds het begin van de AIDS-epidemie is Nederland zeer actief geweest.
Sedert 1988 heeft Nederland ongeveer 620 miljoen gulden besteed aan
verschillende vormen van aids-bestrijding in ontwikkelingslanden. Preventie,
zorg, anti-discriminatie en onderzoek zijn daarbij de belangrijkste
actiepunten geweest. Daarover is herhaaldelijk in Voortgangsrapportages aan
de Tweede kamer gerapporteerd. In de eerste jaren speelde Nederland een
voortrekkersrol. Het probleem werd toen nog niet voldoende onderkend.
Nederland was katalysator en met succes: internationaal bestaat inmiddels
consensus dat AIDS veel méér is dan alleen een gezondheidsprobleem.
In bilateraal verband en met name in de Afrikaanse landen worden HIV/AIDS interventies gesteund en lokale capaciteit ontwikkeld om de epidemie het hoofd te bieden. Een voorbeeld is het regionaal programma in Zuidelijk Afrika (NLG 58 mln. voor 5 jaar) dat hoofdzakelijk uitgevoerd wordt door maatschappelijke organisaties en zich richt op het terugdringen van de epidemie en het verzachten van de effecten. In multi-lateraal verband speelt Nederland ook een prominente rol. Al jaren zijn we in absolute termen de tweede donor van UNAIDS en dat zullen we blijven (f 39 mln. in 2001). Nederland steunt ook andere UN-organisaties zoals UNDP, UNICEF en de WHO om hun activiteiten ter bestrijding van HIV/AIDS te intensiveren. Nederland was ook een van de eerste donoren die overging tot meerjarige financiële ondersteuning van het 'International AIDS Vaccine Initiative' (IAVI).
De delegatie zal tijdens de Speciale Zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake HIV/AIDS de volgende punten naar voren brengen:
Armoede en genderongelijkheid
De achterliggende oorzaken van de verdere verspreiding van de epidemie zijn
armoede en de ongelijke machtsverhouding tussen mannen en vrouwen. Armen
hebben over het algemeen weinig toegang tot informatie, gezondheidsdiensten,
en de middelen om zich te beschermen. Ondervoeding en slechte
leefomstandigheden maken mensen vatbaar voor infecties en ziekten. Armoede
dwingt mensen vaak tot een overlevingsstrategie die weliswaar op korte
termijn respijt geeft, maar hen blootstelt aan het gevaar van een
HIV-besmetting. Bijvoorbeeld, mannen die huis en haard verlaten om elders
geld te verdienen, knopen in hun nieuwe verblijfplaats wisselende seksuele
relaties aan, raken besmet, gaan na een paar maanden terug naar huis en
besmetten daar hun vrouw. Vrouwen, die economisch, sociaal en juridisch
afhankelijk zijn van mannen, zijn vaak niet in staat veilige seks te eisen
en/of het ontbreekt hen aan de middelen daarvoor. Daarbij komt dat
seksualiteit in veel culturen niet bespreekbaar is en dat er geen sprake is
van een keuze voor het gebruik van voorbehoedmiddelen, waaronder condooms.
Conclusie: Armoedebestrijding, 'empowerment' van vrouwen en het wijzen van
jongens en mannen op hun verantwoordelijkheden zijn van essentieel belang
bij het opheffen van de achterliggende oorzaken van HIV/AIDS.
Aidsbestrijding en mensenrechten
Respect voor de rechten van de mens ligt ten grondslag aan de strijd tegen
de HIV/AIDS epidemie. Recht op zorg, recht op juiste, correcte en
beschikbare informatie en het tegengaan van discriminatie van getroffenen
(HIV-geïnfecteerden alsmede familieleden en hun directe omgeving) zijn van
cruciaal belang in HIV/AIDS bestrijding. Door de delegatie zal specifieke
aandacht worden besteed aan het recht op werk en vrij reizen van
HIV-geïnfecteerden. Veel landen en werkgevers hanteren de seropositieve
status van een persoon als reden voor uitsluiting voor werk of toegang tot
een land. Dit beleid heeft geen fundament en kan dan ook niet worden
getolereerd.
Nederland houdt vast aan de reproductieve rechten van mannen en vrouwen,
zoals overeengekomen tijdens de toppen van Beijing, Cairo en Cairo+5. Er mag
niet getornd worden aan de rechten van vrouwen en mannen te beschikken over
hun eigen seksualiteit en gezondheid.
Overheid, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven
Het is van essentieel belang dat regeringsleiders het HIV/AIDS probleem
erkennen, zich publiekelijk uitspreken over veilig vrijen en HIV en AIDS uit
de taboesfeer halen. Dit is niet alleen belangrijk voor leiders van landen
waar de epidemie nu het krachtigst woedt; ook landen waar de epidemie nog
(relatief) beperkt van omvang is, hebben sterke leiders nodig om het
probleem niet groter te laten worden. Ik zal er dan ook krachtig op
aandringen dat HIV/AIDS door hen als een serieus probleem beschouwd moet
worden, dat de bestrijding geen uitstel duldt en hen vooral wijzen op de
voorbeeldfunctie die zij als leiders in deze hebben. Ook zal ik hen wijzen
op het feit dat versterking van de gezondheidssector een cruciale voorwaarde
is om HIV/AIDS effectief aan te pakken. Zowel de donorlanden als de
programmalanden en multilaterale organisaties dienen hierin hun
verantwoordelijkheid te nemen. Daarnaast hebben leiders op alle niveaus in
een samenleving de verantwoordelijkheid HIV/AIDS aan de orde te stellen,
maatregelen te nemen in het terugdringen van de epidemie en de negatieve
effecten van HIV/AIDS te verzachten.
Het probleem HIV en AIDS is dermate complex en omvangrijk dat een goede
samenwerking tussen overheden, maatschappelijke groeperingen (lokale
niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, religieuze groepen, hoofden
van lokale gemeenschappen, vertegenwoordigers van HIV-geïnfecteerden,
zorgverleners, jongerengroeperingen en dergelijke) en het bedrijfsleven een
voorwaarde is voor een effectieve en efficiënte aanpak van de epidemie.
Nederland heeft goede ervaringen met samenwerking en afstemming tussen
overheidsinstanties en organisaties zoals het Aids-fonds, de HIV-vereniging
en de Schorerstichting. Samenwerking met het bedrijfsleven is eveneens
noodzakelijk in het bundelen van de krachten in de strijd tegen de epidemie.
Enerzijds heeft de farmaceutische industrie verantwoordelijkheid in het
ontwikkelen van medicijnen en middelen, anderzijds hebben bedrijven in het
algemeen verantwoordelijkheden naar hun werknemers toe. Steeds meer
internationale bedrijven geven AIDS voorlichting aan hun personeel,
verstrekken bijv. condooms en verlenen medische zorg. Specifiek belang wordt
gehecht aan het betrekken van HIV-geïnfecteerden in besluit-, beleidsvorming
en uitvoering van programma's en activiteiten. Hun bijdrage is al vele malen
van essentieel belang gebleken voor succesvolle interventies. Vandaar dat ik
er zoveel belang aan hecht dat in de Nederlandse delegatie
vertegenwoordigers van deze groepen zijn opgenomen.
Preventie en zorg
Preventie blijft het belangrijkste wapen in de strijd tegen HIV/AIDS. Alleen
het voorkómen van nieuwe infecties kan er voor zorgen dat de epidemie een
halt wordt toegeroepen.
In Nederland blijft voorlichting gericht op kwetsbare groepen zoals
jongeren, homomannen en druggebruikers het belangrijkste onderdeel in het
beleid op het gebied van HIV/AIDS. Ik zal dit uitdragen als een belangrijk
element in de bestrijding. Veilige seks moet een algemeen geaccepteerde
praktijk worden. En risicogroepen moeten over correcte informatie en
middelen beschikken om niet onnodig risico te lopen. Ik betreur het dat het
vaak nog ontbreekt aan voorlichting, condooms en bijvoorbeeld
spuitomwisselingsprogramma's in die landen waar AIDS dramatische proporties
aanneemt.
Vanwege de grote groepen getroffenen kan preventie niet los worden gezien
van zorg. Toegang tot goede kwalitatieve en betaalbare zorg is van
levensbelang. Dit kan alleen worden gerealiseerd als de algemene
gezondheidssystemen worden verbeterd. Naast ziekenhuiszorg gaat het hierbij
ook om het verbeteren van mogelijkheden om zieken thuis op te vangen. In
Nederland zijn goede ervaringen opgedaan met mantelzorg en buddyzorg, vormen
van zorg die wellicht in aangepaste vorm ook van nut kunnen zijn in
ontwikkelingslanden. Helaas vormen discriminatie en uitsluiting hiervoor
vaak een grote belemmering.
AIDS-remmers en andere geneesmiddelen
AIDS kan niet genezen worden, maar geïnfecteerde mensen kunnen wel middelen
krijgen waardoor ze langer in leven blijven en nog goed kunnen
functioneren. Deze zgn. anti-retrovirale middelen zijn echter kostbaar en
bovendien vereisen ze een goed functionerende gezondheidszorg. De
behandeling is niet makkelijk vol te houden en er zijn veel bijwerkingen. In
Nederland houdt dan ook maar 50% van de mensen de behandeling vol.
Internationaal wordt de druk steeds groter om de prijs te verlagen, zodat
ook ontwikkelingslanden hierover de beschikking kunnen krijgen.
Anderzijds zijn er nog veel (behandel)mogelijkheden die nu nog onvoldoende
worden benut. De Nederlandse delegatie zal er in dit verband op blijven
wijzen dat
AIDS een ongeneeslijke ziekte is en
preventie
het belangrijkste wapen is in de strijd tegen de pandemie AIDS.
mensen in ontwikkelingslanden in elk geval toegang moeten hebben tot behandeling van opportunistische infecties; ondanks het feit dat deze middelen al wel goedkoop zijn te produceren, zijn ze vaak niet toegankelijk.
de behandeling met anti-retrovirale middelen voor mensen in ontwikkelingslanden een heel goede gezondheidsinfrastructuur vereist: ziekenhuizen, laboratoria, opgeleid personeel, counseling-faciliteiten, systeem van begeleiding en monitoring van patiënten etc. In veel landen zijn deze voorzieningen nog niet, op korte termijn, aanwezig.
In Europees verband heb ik steeds het belang benadrukt om de flexibiliteit
die bestaat onder het TRIP's-akkoord volledig te erkennen.. Overheden van
ontwikkelingslanden moeten in noodsituaties in de publieke gezondheidszorg
over kunnen gaan tot het afgeven van dwanglicenties om voor de lokale markt
te produceren. Eveneens moeten zij gebruik kunnen maken van de mogelijkheden
om goedkope medicijnen die elders op de markt zijn gebracht via parallelle
import te verkrijgen.
Recentelijk is er in de wereldgemeenschap een debat ontstaan over de wijze
waarop behandelingsmethodes van HIV/AIDS op een verantwoorde wijze kunnen
worden opgezet in ontwikkelingslanden. Nederland neemt deel aan dit debat en
zal waar mogelijk een bijdrage leveren aan het uittesten van de toepassing
van anti-retrovirale middelen in ontwikkelingslanden.
Vaccins en microbicides
Effectieve preventieve vaccins kunnen een kentering teweeg brengen in de
AIDS-pandemie. Er wordt vooruitgang geboekt op het terrein van de
ontwikkeling van vaccins. Nederland volgt de ontwikkelingen op de voet en
investeert via het 'International AIDS Vaccine Initiative' (IAVI) in verder
onderzoek naar vaccins (NLG 50 miljoen, in de periode 2001-2003). Toch zal
het nog minstens 10 jaar duren voordat er een vaccin beschikbaar is dat op
grote schaal kan worden ingezet. Ik hecht er dan ook aan dat in de
tussentijd naar alternatieven wordt gezocht.
De ontwikkelingen in het onderzoek naar 'microbicides', een vaginale zalf
die vrouwen zelf kunnen aanbrengen en zich hierdoor kunnen beschermen tegen
seksueel overdraagbare aandoeningen waaronder HIV/AIDS, zijn eveneens
veelbelovend. Nederland beraadt zich op welke wijze steun verleend kan
worden in de verdere ontwikkeling van deze methode.
Ook voor vaccins en microbicides geldt evenwel dat een goede
basisgezondheidsstructuur nodig is om de middelen toegankelijk te maken.
Daar moet nu al in worden geïnvesteerd.
Global Health and HIV/AIDS Fund
In de aanloop naar de UNGASS wordt erg veel publiciteit gegeven aan de
lancering van een 'Global Health and HIV/AIDS Fund'. Naast de reeds gedane
toezeggingen door de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk,
zullen tijdens de UNGASS ongetwijfeld anderen volgen. Nederland heeft in
deze discussies steeds een constructief-kritische houding aangenomen.
Tijdens bijeenkomsten in New York en Washington in het voorjaar, en recent
tijdens de EU OS Raad, heb ik mijn kritiekpunten besproken met mijn
collega's en diverse vertegenwoordigers van VN organisaties. Een deel van
mijn oorspronkelijke kritiek is inmiddels geaccommodeerd, zo wordt het fonds
niet alleen ingezet ter bestrijding van HIV/AIDS maar gaat het ook om het
verbeteren van gezondheidssystemen en de strijd tegen tuberculose en
malaria.
Een aantal elementaire kritiekpunten blijft echter staan.
Ontwikkelingslanden zijn tot dusver onvoldoende betrokken bij discussies
over de uitwerking en vormgeving van een Global Fund, ik vind dat een
gemiste kans. Ook vrees ik dat competitie c.q. doublure ontstaat met andere
internationale initiatieven en organisaties en/of bilaterale samenwerking.
Alhoewel met nadruk gevraagd wordt om additionele fondsen, lijkt hiervan tot
dusver slechts in beperkte mate sprake te zijn. De structuur en het mandaat
van het Global Fund zijn nog uitermate onduidelijk, en laten op dit moment
nog te veel ruimte voor eigen (politieke) agenda's. Met name maak ik mij
zorgen om het feit dat de Amerikanen hebben laten doorschemeren specifieke
voorwaarden te willen verbinden aan de besteding van de Amerikaanse
bijdrage. Het gaat daarbij vooral om de uitvoering, die bij voorkeur door
religieuze organisaties moet plaatsvinden, en een bepaling met betrekking
tot TRIPs conformiteit, hetgeen er op neer komt dat met Amerikaanse fondsen
geen elders nagemaakte, goedkope, medicijnen mogen worden aangekocht die
nog onder patent vallen. U begrijpt dat ik hier niet gelukkig mee ben.
Ik heb lang getwijfeld of er voldoende basis van vertrouwen was om reeds voor de UNGASS een Nederlandse bijdrage toe te zeggen. Die basis heb ik op dit moment niet. Naar mijn mening bestaan nog teveel onduidelijkheden en twijfels om te kunnen spreken van een verantwoorde investering. Ook wil ik meer duidelijkheid over de Amerikaanse voorwaarden. Indien deze slechts ten aanzien van de besteding van Amerikaanse fondsen gelden, kan ik er weinig tegen in brengen. Mocht dit een voorwaarde worden die algemeen toegepast zal worden, dan is dat voor mij reden om niet bij te dragen. We zouden ontwikkelingslanden dan slechts een zoethoudertje aanbieden.
Ik blijf de ontwikkelingen echter nauwlettend volgen, en ben bereid tot een
substantiële bijdrage als ik voldoende vertrouwen heb in het mandaat, de
opzet en de structuur van het Global Fund.
Kenmerk
DSI/SB-336/01
Blad /7
===