Ministerie van Justitie

WODC-rapporten & EWB-rapporten

WODC Homepage
Publicaties
Rapporten

Publicatie

Zoek in WODC-site
(Vul in: woorden of woordcombinaties, gescheiden door komma's) Start zoeken

Van schuld naar schone lei
Evalutie Wet Schuldsanering natuurlijke personen

N. Jungmann, E. Niemeijer en M.J. ter Voert

Onderzoek en beleid, nr. ? (de gedrukte versie is nog niet gereed)

Samenvatting

Achtergrond

Sinds 1 december 1998 is de Wet Schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) van kracht. Deze wet biedt natuurlijke personen die zich in een problematische schuldenpositie bevinden de mogelijkheid tot een schuldenvrije toekomst. Voor de invoering van de Wsnp konden schuldeisers een schuldenaar jarenlang blijven achtervolgen door beslag te leggen op het inkomen. Dat betekende dat een schuldenaar met een hoge schuldenlast in verhouding tot zijn inkomen nagenoeg geen toekomstperspectief had.
Om tot de Wsnp te worden toegelaten, moet een zogenoemde minnelijke regeling zijn mislukt. Bij een minnelijke regeling bereiken de schuldenaar en zijn schuldeisers vrijwillig overeenstemming over de (gedeeltelijke) aflossing van de schuld en kwijtschelding van het resterende deel. Daarbij kan de schuldenaar de hulp inroepen van schuldhulpverleningsorganisaties. Dit zijn meestal gemeentelijke kredietbanken, sociale diensten, algemeen maatschappelijk werk en particuliere organisaties.

Doelstellingen van de wet

De Wsnp kent een drietal doelstellingen. Ten eerste moet de wet een regeling bieden die voorkomt dat natuurlijke personen tot in lengte van dagen door hun schuldeisers kunnen worden achtervolgd. De wet biedt schuldenaren een kans op een 'schone lei' , ook als schuldeisers niet (meer) bereid zijn akkoord te gaan met een schuldregeling. Ten tweede probeert de Wsnp de bereidheid van schuldeisers om akkoord te gaan met een minnelijke regeling te bevorderen. In het wettelijk traject worden het salaris van de bewindvoerder en de publicatiekosten uit de boedel betaald. Door op deze wijze de wettelijke regeling voor schuldeisers financieel onaantrekkelijker te maken dan een minnelijke regeling moet de Wsnp als een 'stok achter de deur' fungeren. Ten derde beoogt de wet om het aantal faillissementen van natuurlijke personen terug te dringen. Hierin is onder andere voorzien door natuurlijke personen de gelegenheid te bieden de toepassing van de Wsnp aan te vragen als hun schuldeisers een faillissementsaanvraag hebben ingediend.

De wettelijke procedure

De Wsnp is in de vorm van een derde titel aan de bestaande Faillissementswet (Fw) toegevoegd. De Wsnp biedt aan schuldenaren die geen minnelijke regeling hebben kunnen treffen met hun schuldeisers, de mogelijkheid om een wettelijke schuldsanering aan te vragen bij een rechtbank. Bij de aanvraag van een wettelijke sanering moet de schuldenaar een verzoekschrift en een verklaring (volgens artikel 285, lid 1e Fw) indienen, waarop onder andere financiële gegevens van de schuldenaar staan vermeld en de redenen waarom een minnelijke regeling is mislukt. De gemeente of een daarvoor gemandateerde instelling geeft deze zogenoemde 285-verklaring af.
Voordat de rechtbank een definitieve toepassing van de wettelijke schuldsanering uitspreekt, vindt een toetsing plaats. Rechters kunnen een verzoek onder andere afwijzen als er gegronde vrees bestaat dat de schuldenaar zijn verplichtingen die uit de regeling voortvloeien, niet naar behoren zal nakomen; of als aannemelijk is dat de schuldenaar niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden.
Als een rechter het verzoek tot schuldsanering honoreert, treedt er een moratorium in werking. Dit houdt in dat schuldeisers hun rechten op vorderingen niet mogen uitoefenen. Het vonnis wordt gepubliceerd in de Staatscourant, een (lokaal) dagblad en in het Landelijk Register Schuldsaneringen. Naar aanleiding van die publicatie kunnen schuldeisers die nog onbekend waren, zich alsnog melden. Daarnaast benoemt de rechtbank een rechter-commissaris en een bewindvoerder. Bewindvoerders beheren de boedel van schuldenaren en gaan na of de desbetreffende personen zich aan de verplichtingen houden. Zij controleren de post van schuldenaren, leggen een huisbezoek af om te controleren of er bovenmatige boedel aanwezig is en brengen regelmatig verslag uit aan de rechter-commissaris over de voortgang van een zaak. De rechter-commissaris stelt tijdens een verificatievergadering vast welke vorderingen er zijn. Daarnaast kunnen schuldeisers tijdens deze vergadering hun standpunt kenbaar maken. In een saneringsplan legt de rechtbank de duur van de wettelijk regeling vast. Hierin kunnen ook zaken worden opgenomen over bijvoorbeeld de hoogte van het vrij te laten bedrag of goederen die ten goede van de boedel moeten komen. Schuldenaren dienen zo veel mogelijk van hun schulden af te betalen. Hun hele vermogen en alle inkomsten boven een bepaald bestaansminimum worden op een boedelrekening gestort. Na doorgaans drie jaar vindt de (eventuele) uitbetaling aan schuldeisers plaats. Een schuldsaneringsregeling kan om diverse redenen worden beëindigd. Er kan alsnog een akkoord worden aangeboden aan de schuldeisers. Als de schuldeisers en de rechtbank dit akkoord goedkeuren, dan eindigt de wettelijke regeling. De wettelijke regeling kan ook eindigen in een 'schone lei' . Als de schuldenaar zich tijdens de regeling aan de wettelijke verplichtingen heeft gehouden, dan worden de (resterende) schulden omgezet in natuurlijke verbintenissen. Deze schulden zijn niet meer in rechte afdwingbaar. De schone lei wordt doorgaans verleend na drie jaar of in uitzonderingsgevallen na vijf jaar Wsnp. Een regeling kan echter ook worden beëindigd als schuldenaren zich niet aan de wettelijke afspraken houden. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat zij nieuwe bovenmatige schulden maken of omdat ze geen informatie verstrekken aan de bewindvoerder. De schuldsanering wordt dan van rechtswege omgezet in een faillissement.

Organisatie

De Raad voor Rechtsbijstand in Den Bosch zorgt voor de financiering en besturing van de wettelijke schuldsaneringketen. Tot de taken van de raad horen onder meer het verstrekken en beheren van informatie, het coördineren van de opleidingen voor bewindvoerders en het regelen van de betaling aan bewindvoerders.
Voor het bedrijfsproces van de Wsnp is een automatiseringssysteem ontwikkeld, dat de berichtenstroom regelt tussen gemeenten, rechtbanken, bewindvoerders en de Raad voor Rechtsbijstand.

Vraagstelling van dit onderzoek

Dit rapport bevat de resultaten van een evaluatieonderzoek naar de werking van de Wsnp. Omdat het functioneren van de Wsnp direct samenhangt met de werking van het minnelijk traject, belichten we in dit onderzoek de werking van beide trajecten. Het minnelijk traject vormt de toegang tot het wettelijk traject en het wettelijk traject moet het minnelijk traject versterken. Voor het minnelijk traject gaan we met name in op de vraag welke invloed de Wsnp heeft op het functioneren van de minnelijke schuldhulpverlening en op de vraag hoe de aansluiting tussen beide trajecten verloopt. De hoofdvragen uit het onderzoek luiden als volgt:

* Op welke wijze functioneren de minnelijke schuldhulpverlening en de Wsnp in de praktijk?

* In hoeverre worden de doelstellingen van de wet bereikt?
De korte termijn na de invoering van de wet waarop dit evaluatieonderzoek heeft plaatsgevonden, brengt met zich mee dat nog niet over het gehele verloop van de schuldsaneringsregeling iets gemeld kan worden. Tevens kunnen sommige problemen die in het onderzoek worden geconstateerd, van tijdelijke aard zijn.

Onderzoeksmethoden

In dit onderzoek is gebruikgemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Voor het minnelijk traject zijn de volgende deelonderzoeken uitgevoerd.

* onderzoek van 1.200 dossiers van schuldhulpverleningszaken uit 1997 bij 10 schuldhulpverleningsorganisaties in 7 gemeenten;
* telefonische interviews bij 35 gemeenten over het effect van de Wsnp op de schuldhulpverlening en het instrumentarium van gemeenten. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
* face-to-face-interviews met 27 schuldhulpverleners;
* telefonische interviews met 4 schuldeisers;
* literatuurstudie.

Voor het wettelijk traject zijn de volgende methoden en externe bronnen gebruikt:

* onderzoek van 438 Wsnp-dossiers bij 6 rechtbanken;
* telefonische en face-to-face interviews met 34 bewindvoerders;
* face-to-face interviews bij 19 arrondissementsrechtbanken met rechters-commissarissen inzake faillissementen en bij 5 gerechtshoven met raadsheren. Dit onderzoek is uitgevoerd door prof. mr. Huls (Erasmus Universiteit Rotterdam);
* bestaand cijfermateriaal van de Raad voor Rechtsbijstand te Den Bosch en het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Resultaten van het onderzoek naar het minnelijk en het wettelijk traject

De vraag op welke wijze de minnelijke schuldhulpverlening wordt uitgevoerd, is uitgesplitst naar drie deelvragen:
* Hoe gaat de minnelijke schuldhulpverlening te werk?
* Hoeveel en welke personen doen een beroep op de minnelijke schuldhulpverlening?

* Welke veranderingen hebben (mede) door de Wsnp plaatsgevonden in de uitvoering van de minnelijke schuldhulpverlening?

De vraag hoe het wettelijk traject in de praktijk functioneert, is vanuit de volgende drie gezichtspunten benaderd:
* Hoeveel en welke personen maken gebruik van de Wsnp?
* Hoe functioneren verschillende instrumenten van de Wsnp?
* Hoe werken bepaalde onderdelen van de organisatie? Hierbij komt onder meer de automatisering, de aansluiting tussen het minnelijk en wettelijk traject en de samenwerking tussen diverse partijen aan de orde.

Variëteit in het minnelijk traject

De organisatie van de schuldhulpverlening is een taak van de gemeente. Er bestaan grote verschillen tussen gemeenten in de wijze waarop de schuldhulpverlening is vormgegeven. Ook de taakverdeling en mate van samenwerking tussen de diverse organisaties kunnen sterk variëren. Schuldhulpverleningsorganisaties hebben, afhankelijk van de lokale situatie, verschillende instrumenten om een problematische schuldsituatie op te lossen: een schuldregeling met schuldeisers, budgetbegeleiding en/of psychosociale begeleiding en een schuldenfonds, bijzondere bijstand of waarborgfonds. De meeste schuldhulpverleningsorganisaties werken volgens de NVVK-gedragscode. Een schuldregeling heeft als doel dat de schuldenaar na drie jaar afbetalen schuldenvrij is. Schuldeisers krijgen een voorstel aangeboden om (een gedeelte van) de schuld af te laten lossen en het eventuele resterende deel kwijt te schelden. Zij kunnen hiermee al dan niet akkoord gaan.

Veranderingen in de minnelijke schuldhulpverlening door de Wsnp

Door de invoering van de Wsnp hebben in het minnelijk traject veranderingen plaatsgevonden, waardoor de kans is teruggelopen om een minnelijke regeling met schuldeisers te treffen. Daar zijn een aantal oorzaken voor aan te wijzen. Ten eerste biedt de Wsnp een alternatief voor schuldenaren en daarom halen schuldhulpverleners niet meer het onderste uit de kan om een minnelijke regeling tot stand te brengen. Ten tweede is de NVVK-gedragscode aangescherpt, zodat het minnelijk en wettelijk traject beter op elkaar aansluiten. Deze op zich positieve ontwikkeling naar meer uniformiteit heeft als negatief gevolg dat schuldhulpverleners minder speelruimte hebben om een schuldregeling tot stand te brengen. Ten derde hebben sommige gemeenten met de invoering van de Wsnp instrumenten zoals de bijzondere bijstand, het noodfonds en het waarborgfonds stopgezet of gewijzigd. Hierdoor zijn er minder mogelijkheden om een schuldregeling te treffen. Daarnaast heeft de Wsnp ook voor ontwikkelingen gezorgd, die het aantal schuldregelingen kan stimuleren. Ten eerste heeft de komst van de Wsnp in sommige gemeenten ontwikkelingen op het gebied van de integrale schuldhulpverlening gestimuleerd. Ten tweede zijn er in veel gemeenten sinds de Wsnp afspraken met energiebedrijven en woningbouwverenigingen gemaakt om het totstandkomen van minnelijke regelingen te bevorderen. Deze afspraken kunnen variëren van handelen volgens de NVVK-gedragscode tot onder bepaalde voorwaarden afzien van huisuitzetting.

Doorstroming van het minnelijk naar het wettelijk traject

Bij kredietbanken zijn in 1999 ongeveer 29.000 schuldhulpvragen binnengekomen. Naar schatting is dit ongeveer de helft van het totaal aantal verzoeken om schuldhulpverlening. Landelijke cijfers van andere organisaties zijn onbekend. Bij ongeveer 21.000 schuldenaren kwam geen schuldregeling tot stand met schuldeisers. Als we aannemen dat het totaal aantal hulpvragen en de slagingspercentages bij de overige schuldhulpverleningsorganisaties gelijk zijn aan die van de GKB's, dan betekent dit ruw geschat dat in 1999 bij 42.000 verzoeken geen schuldregeling tot stand is gekomen. In 1999 zijn echter slechts 4.000 huishoudens in de Wsnp terechtgekomen en in 2000 ongeveer 7.500 huishoudens. Deze geringe doorstroming wordt niet veroorzaakt doordat veel Wsnp-aanvragen worden afgewezen. Naar schatting is ongeveer 9% van de Wsnp-verzoeken uiteindelijk niet toegelaten tot de regeling.

Kenmerken van huishoudens

Kenmerken van huishoudens in het minnelijk en wettelijk traject komen sterk overeen: het inkomen is over het algemeen laag; ongeveer 60% is afhankelijk van een uitkering; eenoudergezinnen (21%) en eenpersoonshuishoudens (45%) komen vergeleken met hun aandeel in de Nederlandse samenleving veel voor. De gemiddelde leeftijd van schuldenaren in het minnelijk en wettelijk traject ligt respectievelijk op 37 en 39 jaar. Bijna 70% is tussen de 25 en 45 jaar oud. Mannen komen in beide trajecten iets vaker voor dan vrouwen. Daarnaast zijn er belangrijke verschillen tussen beide trajecten. 24% van de huishoudens in de Wsnp is de afgelopen vijf jaar ondernemer geweest. In dossiers van de minnelijke
schuldhulpverleningsorganisaties komt deze categorie bijna niet voor. Daarnaast is de gemiddelde schuldenlast en het gemiddeld aantal schuldeisers in het wettelijk traject veel hoger. Zowel in het minnelijk als in het wettelijk traject zijn banken de belangrijkste schuldeisers. Daarnaast komen de belasting, de gemeentelijke sociale dienst (GSD), woningcorporaties, energiebedrijven, telefoonmaatschappijen en postorderbedrijven regelmatig voor. Tevens is er een aanzienlijke groep 'kleine schuldeisers' uit het midden- en kleinbedrijf.

Instrumenten

Een belangrijk wettelijk instrument dat niet goed functioneert, is de 285-verklaring. De verklaring is niet altijd goed ingevuld en zou meer informatie moeten opleveren over het minnelijk traject en de goede trouw van de schuldenaar. Saneringsplannen blijken een te omslachtig middel en worden nog niet door alle rechtbanken opgesteld. De berekening van de beslagvrije voet conform artikel 475d uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijkt ingewikkeld en voor verschillende uitleg vatbaar. De meeste rechtbanken hebben hun eigen methode ontwikkeld om het vrij te laten bedrag te berekenen. Verschillende termijnen in de wet zijn te kort of te strak geformuleerd. Tevens hebben rechtbanken problemen om een schone lei te geven voor schulden uit boetes opgelegd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB-boetes) en voor schulden uit schadevergoedingsmaatregelen.

Organisatie

De samenwerking en informatievoorziening in het wettelijk traject verlopen over het geheel genomen goed. De automatiseringsketen die is opgezet, werkt nog niet optimaal. Problemen doen zich met name voor bij de gebruiksvriendelijkheid van de software. Daarnaast vormt de vergoeding en beschikbaarheid van bewindvoerders een probleem. De bewindvoerdersvergoeding is inmiddels verhoogd. De aansluiting tussen het minnelijk en wettelijk traject verloopt niet goed onder andere wat betreft de kwaliteit van de 285-verklaring, de voorlichting aan schuldeisers en schuldenaren, de berekening van de aflossingscapaciteit, en de voortzetting van schuldhulpverlening. Een specifieke groep waarvoor de aansluiting niet loopt, is de (ex-)ondernemer. Deze groep komt vaak onterecht in de Wsnp terecht, omdat voor hen veelal een minnelijk traject ontbreekt.

Resultaten van het onderzoek naar de doelstellingen van de wet

De vraagstelling naar aanleiding van de doelstellingen van de wet is als volgt geformuleerd.

* In hoeverre wordt aan natuurlijk personen een regeling geboden waardoor kan worden voorkomen dat zij tot in lengte van dagen door schuldeisers worden achtervolgd?


* In hoeverre neemt de bereidheid van schuldeisers om akkoord te gaan met een minnelijke regeling toe (werkt de 'stok achter de deur')?

* In hoeverre wordt het aantal faillissementen van natuurlijke personen teruggedrongen?

Schone lei

In totaal zijn 15.254 wettelijke schuldsaneringen uitgesproken vanaf 1 december 1998 tot 1 januari 2001. Dit aantal heeft betrekking op 11.597 huishoudens. De Wsnp biedt deze schuldenaren een kans op een schone lei. In 3% van de zaken is inmiddels een 'schone lei' verleend en in 1% van de zaken is een gerechtelijk akkoord totstandgekomen. Daarentegen is 2% van de zaken in negatieve zin beëindigd en omgezet in een faillissement. Voor deze schuldenaren is de doelstelling van de wet niet bereikt.
Het grootste verschil tussen huishoudens in het minnelijk en wettelijk traject is dat huishoudens in het wettelijk traject een veel hogere schuldenlast en meer schuldeisers hebben. Op dit terrein doet de wet haar werk; gezien de lage inkomens en lage aflossingscapaciteit is het een groep waarvoor het moeilijk is een minnelijke regeling tot stand te brengen.
De integratie van de Wsnp en integrale schuldhulpverlening verloopt nog niet goed. Hierdoor is het de vraag of er voldoende aandacht wordt besteed aan de oorzaken van de schulden en hoe duurzaam de schone lei is na afloop van de wettelijke regeling. Daarnaast is er tussen het minnelijk en wettelijk traject sprake van uitval. Slechts een relatief klein gedeelte van de huishoudens waarvoor het minnelijk traject vastloopt, vraagt een wettelijke schuldsanering aan.

De stok achter de deur

Er zijn verschillende aanwijzingen dat de Wsnp niet als een 'stok achter de deur' werkt:

* Het relatieve aantal minnelijke regelingen bij gemeentelijke kredietbanken (GKB's) is niet toegenomen sinds de komst van de Wsnp, maar juist gedaald.

* Financieel kan het wettelijk traject beter uitpakken voor schuldeisers.

* De werkwijze van schuldhulpverleningsorganisaties is gewijzigd, waardoor minder minnelijke regelingen totstandkomen; niet altijd wordt een minnelijk traject doorlopen.

* Met name kleine schuldeisers weten nog te weinig van de Wsnp; schuldeisers maken niet alleen financiële afwegingen, maar kiezen voor het wettelijk traject omdat ze er meer vertrouwen in hebben, of omdat ze vinden dat de schuldenaar moet boeten. Niet alleen schuldenaren hebben met de komst van de Wsnp een alternatieve mogelijkheid gekregen, maar ook schuldeisers en schuldhulpverleners.

Daling faillissementen

De wet blijkt te werken wat betreft de daling van het aantal faillissementen van natuurlijke personen. In vergelijking met voorgaande jaren en in vergelijking met het aantal faillissementen van rechtspersonen is het aantal faillissementen van natuurlijke personen tussen 1998 en 1999 sterk gedaald.
Bij deze conclusies past de kanttekening dat de wet nog te kort in werking is om van een structurele invloed te kunnen spreken. Vanuit de Wsnp kunnen immers ook nieuwe faillissementen worden uitgesproken als schuldenaren zich niet aan de wettelijke verplichtingen houden. Het is de vraag hoe deze uitval zich de komende jaren zal ontwikkelen.

Aanbevelingen
Verbetering stok-achter-de-deurwerking

De werking van de Wsnp als stok-achter-de-deur kan versterkt worden door:

* een betere afstemming tussen het minnelijk en wettelijk traject wat betreft de berekening van het vrij te laten bedrag;
* een kwaliteitsborging van minnelijke organisaties;
* meer gebruik van dwangmiddelen (dwangakkoord, kortgeding) in het minnelijk traject;

* de mogelijkheid van een moratorium in het minnelijk traject;
* betere voorlichting aan schuldeisers in het minnelijk traject over de consequenties van de Wsnp.

Streven naar een duurzame oplossing

Een schone lei zal slechts van korte duur zijn als de oorzaken van de schuldenproblematiek niet worden aangepakt. Het is wenselijk dat gedurende het wettelijk traject aan een oplossing wordt gewerkt voor die problemen. De hulpverlening die in het minnelijk traject is gestart, dient in het wettelijk traject te worden voortgezet. Schuldenaren die nog geen begeleiding hebben en voor wie dat nodig is, moeten in het wettelijk traject worden doorverwezen naar de integrale schuldhulpverlening.

Verbetering voorwerk

Het is belangrijk schuldenaren in het minnelijk traject goed voor te lichten over de gevolgen die de Wsnp voor hen heeft. De 285-verklaring dient zorgvuldiger te worden ingevuld en dient uitgebreid te worden met extra vragen over de ontstaansgrond en datum van schulden en het minnelijk traject.

Instrumenten

Het verdient aanbeveling verschillende termijnen in de wet te verlengen. Bepaalde CJIB-boetes en schadevergoedingsmaatregelen zouden buiten de Wsnp gehouden kunnen worden, waardoor ze na de regeling invorderbaar blijven.

Schuldeisers

Schuldeisers dienen informatie te krijgen over hoe zij in de Wsnp voor hun belangen op kunnen komen en welke wegen zij daarvoor moeten bewandelen.

Ondernemers

Het voortraject van ondernemers kan verbeterd worden door een adviseringsdesk bij de Kamer van Koophandel, door de bestaande minnelijke infrastructuur voor ondernemers te verbeteren en uit te breiden en door de regeling volgens het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz-regeling) aan te passen.

Onderzoek en monitoring

Gezien de korte termijn waarop de wet nu is geëvalueerd, kunnen nog geen uitspraken worden gedaan over in hoeverre de doelstellingen van de wet op de langere termijn worden gerealiseerd. Het verdient aanbeveling over bijvoorbeeld drie jaar een herhaling van dit onderzoek te verrichten.
Verder verdient het aanbeveling in vervolgonderzoek de ervaringen van schuldeisers en schuldenaren te betrekken; en meer inzicht te krijgen in de achtergronden van uitvallers en niet-gebruikers van de Wsnp.

WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@best-dep.minjus.nl Redacteur: Hans van Netburg



Laatst gewijzigd: 18-06-2001