Gemeente Gent

E e n Z e l d z a m e W e e l d e K u n s t v a n L a t e m e n d e L e i e s t r e e k 1 9 0 0 - 1 9 3 0 (14/06/2001)

Het artistieke leven van Sint-Martens-Latem en omgeving is al vaak beschreven. Al die aandacht heeft een zekere mythe rond het Leiedorp en de daar gerealiseerde kunst in de hand gewerkt. Maar hoe vertekend het beeld soms ook is, de ware toedracht van de feiten is op zichzelf méér dan boeiend: een klein stroomgebied van de Leie, tussen Deinze en Gent, wordt tussen 1900 en 1930 het toneel voor een deels toevallig, in ieder geval gelukkig samentreffen van een aantal belangrijke kunstenaars.

Met wisselend succes bedeelt die wereld van prominenten en figuranten de stromingen, die in het eerste kwart van de twintigste eeuw de schilder- en beeldhouwkunst hebben bepaald: het symbolisme, het impressionisme en het expressionisme. De Leie trekt zo op haar eigen manier een curve door een vitale fase van de moderne kunst in België.

De tentoonstelling Een zeldzame weelde brengt op een eigenzinnige wijze die vruchtbare tijd in kaart. De titel van het project is geleend van de dichter Karel van de Woestijne die - terugkijkend op de avondlange gesprekken met zijn Latemse vrienden - spreekt over "avondstonden van een zeldzame weelde". Bij uitbreiding zinspeelt de titel op de unieke concentratie van artistieke activiteiten binnen de bewuste periode.

Deze tentoonstelling probeert explicieter dan ooit duidelijk te maken dat het door de tijd geconsacreerde begrip Latemse school weinig hout snijdt. In werkelijkheid is er veeleer sprake van drie grote, autonome momenten met veel individuele inbreng van de verschillende kunstenaars. De spreiding van de tentoonstelling over drie musea, gelijk verdeeld langs de Leie, dient daarom de grondgedachte van het project.

Omstreeks 1900 vormt zich de eerste Latemse groep, met als vooraanstaande kunstenaars George Minne, Valerius de Saedeleer en Gustave van de Woestyne. Hun vlucht naar het platteland is geworteld in de brede context van het symbolisme. Elders in Europa zijn collega's hen al voorgegaan. Aan de basis ligt de wens om terug te keren naar de staat van oorspronkelijkheid. In een religieuze ernst richten zij zich op de Middeleeuwen, maar ook de eigentijdse kunst wekt hun belangstelling. Dit bijzonder geestelijk en esthetisch klimaat wordt op de tentoonstelling opgeroepen via de confrontatie met werk van Maurice Denis, Emile Bernard, Jan Toorop e.a.

Helemaal los daarvan opereert vanaf 1905 een lichting jongeren in Latem: Leon de Smet, Frits van den Berghe, Maurice Sijs, Gustave de Smet en Constant Permeke. Zij werken op de tweede adem van het impressionisme. Emile Claus, Théo van Rysselberghe en ook de Franse schilder Henri Le Sidaner vormen voor hen een belangrijk richtpunt. Maar vooral inhoudelijk is het verschil tussen de leden van de tweede groep groter dan vermoed. Van een collectieve onderneming is geen sprake. Aan de hand van een thematische opzet zal de tentoonstelling dit onderscheid proberen duidelijk te maken.

In de jaren twintig situeert zich een derde autonoom moment. Frits van den Berghe, Gustave de Smet en Constant Permeke houden zich vanaf 1922 weer op in de Leiestreek. Hun expressionisme wordt vooral onder Franse invloed ontdaan van excessen en nadert soms een sereen, klassiek stadium. Groepering van hun werken naast die van Zadkine, Lhote, Survage, Campendonk, Kruyder e.a. laat eigenheid en onderlinge raakpunten zien. Het begrip 'Vlaams expressionisme' dringt zich op, maar wordt op de tentoonstelling genuanceerd.

Voor het eerst wordt op zo'n grote schaal de 'Latemse' kunst uit de hoogdagen, verdeeld in drie momenten, aan het publiek getoond. Zo'n presentatie in drieluik doet de geschiedenis méér recht en getuigt tevens van het respect voor de individualiteit van de betrokken kunstenaars. Met name de groepering per thema brengt persoonlijke nuances ter sprake die vroeger al te makkelijk onder een gemeenschappelijke definitie verborgen bleven. Kosten noch moeite zijn nu gespaard om die complexe rijkdom en individuele verscheidenheid voor het voetlicht te brengen. Bruiklenen uit binnen- en buitenland, uit musea en particuliere collecties, vaak nooit eerder getoond, vormen samen een ensemble van 'zeldzame weelde' en representeren zo het unieke karakter van die artistieke dadendrang aan de Leie.

Piet Boyens

Curator Een Zeldzame Weelde

Praktisch

De tentoonstelling loopt in het Museum voor Schone Kunsten Gent, het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle en het Museum van Deinze en de Leiestreek in Deinze, van 17 juni tot en met 23 september 2001. Open van dinsdag tot en met zondag van 10 tot 18 uur.

Toegangsprijzen: 3 musea, 1 ticket: 300 frank, reductiehouders: 210 frank, scholen: 150 frank, gezinsticket: 750 frank, kinderen tot en met 12 jaar gratis.

Voor rondleidingen moet worden gereserveerd op het nr. (09)240 07 50.

Informatie

Museum voor Schone Kunsten, Citadelpark, 9000 Gent, tel (09)222 17 03, fax (09)221 60 15, e-mail museummsk@gent.be

Website: http://www.gent.be/zeldzameweelde

Bevoegd

de heer Sas van Rouveroij, schepen van Cultuur en Toerisme.

hoofdsponsors:

De Vlaamse Gemeenschap, Belgacom, Dexia

sponsors:

Provincie Oost-Vlaanderen, De Standaard, Trends&Cash, Klara, Railpass