Ministerie van Algemene Zaken


1red9627
15-6-2001, NOS, Met het oog op morgen, Radio 1, 23.07uur

VICE-PREMIER JORRITSMA, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE

MINISTERRAAD, OVER HET VOORJAARSOVERLEG

GREYN:
Op maandag is het aloude voorjaarsoverleg. Verheugt u zich er al op?

JORRITSMA:
Het is natuurlijk goed om regelmatig met sociale partners te praten, te overleggen. Je kunt je dan soms afvragen: wat doe je daar nu eigenlijk precies. Het is een informeel overleg, er worden dus ook geen besluiten genomen. Aan de andere kant: als je weer eens in een ander land bent, ik ben deze week even in Frankrijk geweest, dan is men altijd heel jaloers op het feit dat er bij ons korte lijnen zijn tussen vakbeweging, werkgevers en de overheid. Wat wij wel voortdurend proberen te doen, is te zeggen: ieder heeft wel zijn eigen verantwoordelijkheid.

GREYN:
Maar dan komt u daar komende maandag en het gaat eigenlijk niet zo fantastisch met de economie. Wat is nu de boodschap die u daar gaat geven aan werkgevers en werknemers?

JORRITSMA:
Ik denk dat het gesprek vooral zal gaan over of wij voldoende met elkaar delen dat wij allemaal zo onze taak daarin hebben te vervullen. Overheid aan de ene kant: zorgen dat we ook voorzichtig zijn. Ik denk dat we, als u de grote lijnen van de begroting voor het komende jaar ziet, erin geslaagd zijn om binnen de kaders die er zijn toch verschuivingen aan te brengen waar ook de vakbeweging en de werkgevers een groot voorstander van zijn. Zonder heel veel extra uit te geven, want dat zou heel gevaarlijk zijn in een tijd van hoge inflatie, zelfs nog enige middelen voor lastenverlichting, maar dan heel specifiek gericht op de arbeidsmarkt, daarbij te vinden. Aan de andere kant mag van vakbeweging en werkgevers verwacht worden dat ze ook voorzichtig omgaan met de loonontwikkeling. Daar kun je dan altijd over discussiëren tot in welke details dat gaat, maar die verantwoordelijkheid is wel heel groot. Want natuurlijk wordt de loonontwikkeling, en zeker op dit moment, nog doorvertaald in hogere prijzen, en als dat op een gegeven moment niet meer kan, dan kan het heel vervelend worden. Dat willen we niet met elkaar.

GREYN:
Volgend jaar, heeft de FNV al gezegd, komt er een eis van vier procent. Is dat verantwoord, of is dat te hoog?

JORRITSMA:
Ik vind vier procent aan de hoge kant.

GREYN:
De overheid betaalt inmiddels zelf ook heel aardig, hè?




JORRITSMA:
De overheid zit zelf ook op die grens. Dat is het lastige. De overheid volgt altijd de markt en dat is ook terecht, want op het moment dat wij zouden zeggen: wij doen minder dan de markt, hebben we daarna weer een probleem om mensen bij de overheid, of in de collectieve sector, want het gaat over meer dan de overheid alleen, aan de slag te houden en te krijgen. Wij kunnen ons niet veroorloven om minder te doen dan de markt. Maar we moeten wel oppassen dat we elkaar niet gaan zitten opjagen.

GREYN:
Maar waarom zou de markt dat wel doen? De overheid is op zoek naar veel personeel en laat een aantrekkelijke cao ontstaan, en de markt zou dat niet moeten doen? Zo werkt dat natuurlijk niet.

JORRITSMA:
Maar nu wel even van tweeën één. De overheid geeft niet meer dan het gemiddelde wat op de markt gegeven wordt. Dus het is niet zo dat wij bepalen hoe groot de loonontwikkeling in de markt is. Nee, onze loonontwikkeling wordt bepaald door de loonontwikkeling in de markt. Twee, waar ik wel gelukkig mee ben, is dat de vakbeweging ook heeft gezegd `dit is een maximum, en in dit geval betekent het niet: vragen is ook krijgen'. Dat is gunstig, en ik hoop dat men binnen die looneis ook nog eens na wil denken over de mogelijkheid delen niet in de collectiviteit of niet in de collectieve loonontwikkeling te stoppen, maar meer aan scholing. Wat hartstikke belangrijk is in deze tijd, want we hebben met name gebrek aan mensen die adequaat opgeleid zijn, daar hebben bedrijven ook gebrek aan. En we zijn al langer in discussie, ik ben zelf ook langer al in discussie, met de vakbeweging en de werkgevers over hoe we zo adequaat mogelijk - en `we', dan moet ik eigenlijk meer zeggen `ze', maar wij kunnen daar faciliterend in zijn ­ om kunnen gaan met opleidingsmogelijkheden voor individuele werknemers. En daar beginnen zich wel wat interessante ontwikkelingen voor te doen.

GREYN:
In het verleden, als de overheid graag wilde dat er loonmatiging kwam, dan bood de overheid van alles. Wat biedt de overheid nu?

JORRITSMA:
Ik heb al gezegd wat de overheid heeft gedaan, als we kijken naar de begrotingsbespreking van het komende jaar. Overigens niet te vergeten: dit jaar hebben wij heel veel gedaan wat op zich loonmatiging had kunnen ondersteunen. Ik moet een beetje tot mijn verdriet constateren dat dat niet altijd effecten heeft gehad. Mensen zijn natuurlijk voor die 1,1 procent inflatie die veroorzaakt is door de BTW-verhoging, dus een verschuiving van direct naar indirect, meer dan gecompenseerd via een lagere belastingheffing. Dat betekent dat dat ook eigenlijk niet meer terug hoeft te worden gezien in de loonontwikkeling. We zien dat dat toch wel gebeurt. En dat is jammer, want daarmee verliezen we toch een stukje van onze concurrentiepositie ten opzichte van het ons omliggende buitenland. Zeker ten opzichte van Duitsland, waar ze inmiddels de trucjes die wij een groot aantal jaren hebben toegepast ook geleerd hebben.

GREYN:
Ja, wij hadden een beetje voorsprong en daar hebben we nu last van.




JORRITSMA:
Ja, ik hoop nog steeds dat we weer een beetje zacht landen, om het zo maar eens te zeggen. En dat heeft blijkbaar meer tijd nodig dan ik wel eens hoop, maar ik ben misschien ongeduldig. Maar ik hoop wel dat ook vakbeweging en werkgevers zich voldoende rekenschap geven van het feit dat een te hoge loonontwikkeling alleen maar tot werkloosheid leidt, en dat moeten we niet willen met elkaar.

GREYN:
Met alle respect: moet je toch niet concluderen dat komende maandag dat overleg een beetje een plichtpleging is omdat het toevallig voorjaar is?

JORRITSMA:
Het is een vaste afspraak, dus in die zin is het een plichtpleging. Gelukkig zijn er altijd wel voldoende ook echt inhoudelijke onderwerpen om met elkaar te bespreken. Ik weet bijvoorbeeld dat scholing nu heel goed op de agenda staat. En het aardige van het voorjaarsoverleg en het najaarsoverleg is wel dat we ook wel een beetje agendazettend zijn voor de dingen die we echt moeten doen. Het werk wat moet gebeuren, ook door onze mensen, niet alleen door ons zelf, maar ook door de ambtenaren en door de medewerkers van werkgevers en werknemers, om die agenda ook uitgevoerd te krijgen. En dan heb ik het hier specifiek over de dingen die te maken hebben met scholing, employability, waar we natuurlijk heel veel werk te verzetten hebben en ook zij.

GREYN:
Maar we kunnen rustig het weekend in?

JORRITSMA:
U kunt rustig het weekend in
(letterlijke tekst, ongecorrigeerd, NW)