Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
2001.2111
datum
15-06-2001

onderwerp
BSE in Nederland
doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Tijdens het Algemeen Overleg van 14 juni 2001 heb ik reeds melding gemaakt van een nieuw geval van BSE. Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nadere informatie toekomen omtrent dit nieuwe geval. Dit betreft het tiende geval van BSE in Nederland in 2001. Het totaal aantal gevallen dat sinds 1997 in Nederland is vastgesteld komt daarmee op 18.

up

datum
15-06-2001

kenmerk
2001.2111

bijlage

Het rund was gehuisvest op een bedrijf in Barneveld, provincie Gelderland, het dier was geboren op 30 december 1994.

Het betreffende rund had enige tijd geleden op het bedrijf een trauma opgelopen aan één van de achterpoten. In verband met de mond- en klauwzeer epidemie had de veehouder langer gewacht dan normaal met het consulteren van de dierenarts. Naar de mening van de dierenarts was , toen hij het bedrijf bezocht, het dier reeds te slecht om nog weer te kunnen herstellen. Het dier is daarom gedood en vervolgens afgevoerd naar de destructor te Bergum. Het rund vertoonde op het moment van het bezoek geen afwijkende hersenverschijnselen.

Op 6 juni 2001 heeft de Keuringsdienst van Waren een hersenmonster genomen en dit op 7 juni verzonden naar ID-lelystad. Op 8 juni heeft ID-Lelystad aan de RVV gemeld dat het betreffende monster positief was bevonden.
Een specialistenteam (bestaande uit de practicus, een dierenarts van de GD en een dierenarts van de RVV) heeft vervolgens het bedrijf op 9 juni bezocht.

Tijdens het onderzoek van het specialistenteam waren op het bedrijf 44 melkkoeien aanwezig, inclusief het verdachte dier, 5 stuks jongvee en 7 kalveren. Bij deze aanwezige runderen zijn geen verschijnselen van BSE waargenomen.
Het besmette rund was geboren en getogen op dit bedrijf. Het bedrijf is direct verdacht verklaard en geblokkeerd.

Tracering
Direct nadat het bedrijf verdacht is verklaard is een onderzoek gestart naar de verblijfplaats van nakomelingen van het rund en naar runderen uit het geboorte- en voedercohort.
Het betreffende rund heeft 5 nakomelingen gehad. Hiervan zijn er 2 doodgemeld, verblijven er 2 op een ander bedrijf in Nederland en is er 1 geëxporteerd.

Het geboortecohort bestond uit 75 runderen. Hiervan waren er reeds 56 geslacht, waren er nog 5 aanwezig op het betreffende bedrijf, verblijven er 3 runderen op een ander bedrijf in Nederland, zijn er 7 doodgemeld door het I&R-systeem en zijn 4 runderen geëxporteerd.

Het voedercohort bestond, naast uit de eerder vermelde runderen die onder het geboortecohort vielen, uit 64 runderen. Hiervan waren er reeds 35 runderen geslacht, zijn er nog 12 aanwezig op het betreffende bedrijf, verblijven er 4 runderen op een ander bedrijf in Nederland, zijn er 6 doodgemeld door het I&R-systeem en zijn 7 runderen geëxporteerd.

Op 14 juni 2001, aan het eind van de middag, is de positieve snelle-BSE-test bevestigd door het histopathologisch en immuun-histochemisch onderzoek.

De op het bedrijf nog aanwezige runderen zijn 14 juni 2001 overgenomen en op 15 juni geruimd. Al deze runderen worden onderzocht op BSE.

De Algemene Inspectiedienst zal een onderzoek instellen naar het veevoederspoor en de in het I&R-doodgemelde runderen en de runderen waarvan de verblijfplaats nog onbekend is.

Zowel de Europese Commissie als de overige lidstaten en de landen waarnaar 12 dieren zijn geëxporteerd zullen over dit BSE-geval worden geïnformeerd.

Zodra meer gegevens bekend zijn zal ik u nader informeren.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst