Titel: Groepsvervoer rolstoelbusjes; teruggaaf belasting van
Groepsvervoer rolstoelbusjes; teruggaaf belasting van personenautos en motorrijwielen
Directie rechtstoepassingsbeleid Belastingdienst
Besluit van 5 juni 2001, nr. RTB2001/1971M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris
van Financiën het volgende besloten.
De Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992 kent
een teruggaaf van BPM voor personenautos die zijn ingericht en
uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van rolstoelgebruikers in
groepsverband (artikel 15, eerste lid, onderdeel g van de Wet BPM
1992). In artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit BPM 1992 worden nadere
voorwaarden gesteld. Ingevolge onderdeel c wordt de vrijstelling
slechts verleend indien de auto uitsluitend wordt gebruikt voor
bedrijfsmatig vervoer van rolstoelgebruikers en hun begeleiders van en
naar instellingen die zich de zorg voor gehandicapte personen ten doel
stellen.
Bij uitspraak van 19 januari 2001, nummer BK-99/02315, heeft het
Gerechtshof in Den Haag een nadere invulling gegeven aan het begrip
vervoer van en naar instellingen als bedoeld in het Uitvoeringsbesluit
BPM 1992. Het Hof heeft beslist dat mede teruggaaf kan worden verleend
voor een rolstoelbus die speciaal is bestemd voor recreatief
groepsvervoer van gehandicapte bewoners van een instelling voor
huisvesting en verzorging van ouderen. Als voorbeeld van recreatief
vervoer worden genoemd bloesemtochten en vervoer naar winkelcentra,
parken en de vroegere leefomgeving van de bewoners. Het vervoer vangt
steeds aan bij de instelling en eindigt daar ook. Naar het oordeel van
het Hof kan dergelijk vervoer worden begrepen onder vervoer van en
naar instellingen in de zin van artikel 11, aanhef en onderdeel c, van
het Uitvoeringsbesluit BPM 1992.
Ik kan mij er mee verenigen dat de uitleg van het Hof vanaf 19 januari
2001 als richtsnoer wordt genomen. Het pro forma ingestelde
cassatieberoep is inmiddels ingetrokken.