15 juni 2001
Dit is een gezamenlijk persbericht van de Centrales van Overheids- en
onderwijspersoneel en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen
AKKOORD OVER INZET EXTRA GELD VOOR HET ONDERWIJSPERSONEEL
Minister Hermans en staatssecretaris Adelmund hebben een
onderhandelaarsakkoord (pdf, 28 K) bereikt met de onderwijsbonden
over de inzet van extra geld voor het versterken van de
arbeidsmarktpositie van het onderwijspersoneel in het primair
onderwijs, voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs
(bve). In totaal wordt 1 miljard extra geïnvesteerd in het verder
verkorten van carrièrelijnen en in verhoging van de budgetten voor
scholen. Scholen krijgen daarmee meer ruimte voor
functiedifferentiatie, beloning op maat en andere maatregelen die een
belangrijke impuls geven aan de school als eigentijdse
arbeidsorganisatie. Bovenop de in de huidige CAO (2000-2002)
afgesproken salarisverhoging (oplopend tot 4,25 procent in 2001) komt
een extra salarisverhoging van 3,75 procent. Onderdeel daarvan is een
verhoging van de eindejaarsuitkering tot 3,75 procent, waarmee een
eerste stap is gezet in de opbouw naar een 13e maand. De huidige CAO
wordt met 11 maanden verlengd tot 1 februari 2003. Dit betekent dat in
2001 en 2002 in totaal 12 procent meer wordt geïnvesteerd in
salarissen en gerichte maatregelen die het werken in het onderwijs
aantrekkelijker maken. In totaal is met dit akkoord een bedrag van
ruim 2,3 miljard gulden gemoeid.
Arbeidsmarkt en kwaliteit
Een effectief arbeidsmarktbeleid is cruciaal voor de noodzakelijke
kwaliteitsverbetering in het onderwijs. Het kabinet heeft daarom extra
geld beschikbaar gesteld voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten,
in beeld gebracht door de werkgroep Van Rijn. In het akkoord zijn
afspraken gemaakt over een samenhangend pakket maatregelen die scholen
de ruimte bieden om in goed overleg met het personeel een op de
schoolsituatie toegesneden arbeidsmarktbeleid te voeren. Het pakket
maatregelen bestaat o.a. uit:
Kortere carrièrepatronen. De carrièrelijnen worden nu ingekort tot 18
jaar (schaal 9, 10, 11 en 12). Leraren komen daarmee 3 à 4 jaar eerder
uit op het maximum salaris. Leraren en schoolleiders die hun
maximumsalaris hebben bereikt, krijgen een jaarlijkse toelage op hun
salaris van respectievelijk 300 of 200 euro. Het
onderwijsondersteunend personeel (tot en met schaal 8) ontvangt een
jaarlijkse toeslag in de vorm van een verhoging van de
eindejaarsuitkering met 200 euro, met ingang van 1 augustus 2001.
o Schoolbudgetten. Sinds 1 augustus 2000 kennen scholen een budget dat
ze naar eigen inzicht in kunnen zetten voor personeelsbeleid. Deze
budgetten worden verhoogd met 580 miljoen gulden in 2002. Dit betekent
een verdubbeling van dit budget dat scholen naar eigen inzicht kunnen
benutten voor onder andere:
o Functiedifferentiatie. Onderwijs op maat vraagt om een flexibele
arbeidsorganisatie met voldoende mogelijkheden voor promotie en
doorstroom naar andere functies. Scholen zullen daarom nieuwe functies
in het onderwijs en binnen het lerarenberoep introduceren. De leraar
is en blijft daarbij verantwoordelijk voor het onderwijsproces, maar
kan zich daarbij laten ondersteunen door andere professionals. De
leraar kan zich daardoor meer richten op zijn kerntaken. Dat draagt
bij aan vermindering van de werkdruk en ziekteverzuim.
o Beloning op maat. Er komen meer mogelijkheden voor het afstemmen
van de beloning op het daadwerkelijke takenpakket van de leraar,
bijvoorbeeld in de vorm van het toekennen van een extra periodiek.
Daarmee kan ook recht worden gedaan aan de uitspraak van de Commissie
gelijke behandeling over herintreders.
o Begeleiding zij-instromers en leraren in opleiding (LIO's). De
verhoging van het schoolbudget geeft scholen extra ruimte voor
scholing en begeleiding van zij-instromers en voor het aanbieden van
betaald LIO-schap.
o Betaald ouderschapsverlof. Met het extra geld kan een eerste stap
worden gezet om betaald ouderschapsverlof in het onderwijs te
realiseren.
o Scholing. Om de persoonlijke ontwikkeling van werknemers te
stimuleren wordt 0,25 procent van het salaris in 2001 gereserveerd
voor persoonlijke ontwikkelingsbudgetten. Dit is in het Najaarsoverleg
2000 afgesproken met de Stichting van de Arbeid.