ABVAKABO FNV

Akkoord over inzet extra geld voor het onderwijspersoneel (18 juni)

Dit is een gezamenlijk persbericht van de Centrales van Overheids- en onderwijspersoneel en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

AKKOORD OVER INZET EXTRA GELD VOOR HET ONDERWIJSPERSONEEL

Minister Hermans en staatssecretaris Adelmund hebben een onderhandelaarsakkoord bereikt met de onderwijsbonden over de inzet van extra geld voor het versterken van de arbeidsmarktpositie van het onderwijspersoneel in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (bve). In totaal wordt 1 miljard extra geinvesteerd in het verder verkorten van carrierelijnen en in verhoging van de budgetten voor scholen. Scholen krijgen daarmee meer ruimte voor functiedifferentiatie, beloning op maat en andere maatregelen die een belangrijke impuls geven aan de school als eigentijdse
arbeidsorganisatie. Bovenop de in de huidige CAO (2000-2002) afgesproken salarisverhoging (oplopend tot 4,25 procent in 2001) komt een extra salarisverhoging van 3,75 procent. Onderdeel daarvan is een verhoging van de eindejaarsuitkering tot 3,75 procent, waarmee een eerste stap is gezet in de opbouw naar een 13e maand. De huidige CAO wordt met 11 maanden
verlengd tot 1 februari 2003. Dit betekent dat in 2001 en 2002 in totaal 12 procent meer wordt geinvesteerd in salarissen en gerichte maatregelen die het werken in het onderwijs aantrekkelijker maken. In totaal is met dit akkoord een bedrag van ruim 2,3 miljard gulden gemoeid.

Arbeidsmarkt en kwaliteit
Een effectief arbeidsmarktbeleid is cruciaal voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering in het onderwijs. Het kabinet heeft daarom extra geld beschikbaar gesteld voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten, in beeld gebracht door de werkgroep Van Rijn. In het akkoord zijn afspraken
gemaakt over een samenhangend pakket maatregelen die scholen de ruimte bieden om in goed overleg met het personeel een op de schoolsituatie toegesneden arbeidsmarktbeleid te voeren. Het pakket maatregelen bestaat
o.a. uit:

Kortere carrierepatronen.
De carrierelijnen worden nu ingekort
tot 18 jaar (schaal 9, 10, 11 en 12). Leraren komen daarmee 3 a 4 jaar eerder uit op het maximum salaris. Leraren en schoolleiders die hun maximumsalaris hebben bereikt, krijgen een jaarlijkse toelage op hun salaris van respectievelijk 300 of 200 euro. Het onderwijsondersteunend personeel (tot en met schaal 8) ontvangt een jaarlijkse toeslag in de
vorm van een verhoging van de eindejaarsuitkering met 200 euro, met ingang van 1 augustus 2001.
Schoolbudgetten.
Sinds 1 augustus 2000 kennen scholen een budget dat ze naar eigen inzicht in kunnen zetten voor personeelsbeleid. Deze budgetten worden verhoogd met 580 miljoen gulden in 2002. Dit betekent een verdubbeling van dit budget dat scholen naar eigen inzicht kunnen benutten voor onder andere:

- Functiedifferentiatie. Onderwijs op maat vraagt om een flexibele arbeidsorganisatie met voldoende mogelijkheden voor promotie en doorstroom naar andere functies. Scholen zullen daarom nieuwe functies in het onderwijs en binnen het lerarenberoep introduceren. De leraar is en blijft daarbij verantwoordelijk voor het onderwijsproces, maar kan zich daarbij laten ondersteunen door andere professionals. De leraar kan zich daardoor meer richten op zijn kerntaken. Dat draagt bij aan vermindering van de werkdruk en ziekteverzuim.
- Beloning op maat. Er komen meer mogelijkheden voor het afstemmen van de beloning op het daadwerkelijke takenpakket van de leraar, bijvoorbeeld in de vorm van het toekennen van een extra periodiek. Daarmee kan ook recht worden gedaan aan de uitspraak van de Commissie gelijke behandeling over herintreders.

- Begeleiding zij-instromers en leraren in opleiding (LIO.s). De verhoging van het schoolbudget geeft scholen extra ruimte voor scholing en begeleiding van zij-instromers en voor het aanbieden van betaald LIO-schap.

- Betaald ouderschapsverlof. Met het extra geld kan een eerste stap worden gezet om betaald ouderschapsverlof in het onderwijs te realiseren.

- Scholing. Om de persoonlijke ontwikkeling van werknemers te stimuleren wordt 0,25 procent van het salaris in 2001 gereserveerd voor persoonlijke ontwikkelingsbudgetten. Dit is in het Najaarsoverleg 2000 afgesproken met de Stichting van de Arbeid.