Ministerie van Buitenlandse Zaken
Persbericht Ministerraad
15 juni 2001
KABINETSSTANDPUNT WRR-RAPPORT "ONTWIKKELINGSBELEID EN GOED
BESTUUR"
In zijn reactie op het in april uitgebrachte rapport "Ontwikkelingsbeleid en Goed Bestuur" van de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft het kabinet laten weten een aantal
bevindingen van de Raad te onderschrijven, maar het met andere aspecten van het rapport oneens te
zijn.
In het rapport gaat de WRR in op twee centrale vragen: waarom houdt ontwikkelingssamenwerking
(OS) zich bezig met goed bestuur en welke gevolgen heeft dit voor het bilaterale beleid? Het
rapport onderschrijft het beleid van de minister op een aantal punten, zoals de erkenning van goed
bestuur in mondialiseringsprocessen. De WRR bepleit in haar aanbevelingen om verschillende
aspecten van "goed bestuur" naast duurzame armoedebestrijding een "nevenschikkende"
doelstelling te laten zijn van het Nederlandse bilaterale beleid. Ook meent de WRR dat Nederland,
gezien de traditionele oriëntatie op de internationale rechtsorde, in een positie verkeert om zich op
het punt van "goed bestuur" sterk bilateraal te profileren. Voorts moeten ook landen voor
langdurige Nederlandse hulp in aanmerking kunnen komen waar de bestuurlijke situatie gebrekkig
is, maar waar zich gunstige ontwikkelingen aftekenen.
Het kabinet zegt in haar reactie dat donoren niet wezenlijk kunnen bijdragen aan het verminderen van armoede in ontwikkelingslanden zolang goed bestuur en beleid daar niet gepaard gaan met de opstelling en uitvoering van eigen strategieën voor armoedebestrijding. Daarom blijft duurzame armoedebestrijding de hoofddoelstelling van het ontwikkelingsbeleid. Het kabinet is het eens met de constatering dat donoren zich moeten aansluiten bij veranderingsprocessen die ontwikkelingslanden zelf al in gang hebben gezet.
Waar de WRR meer bilateraal beleid op het terrein van goed bestuur bepleit gaat de Raad voorbij aan de samenhang tussen bilateraal en multilateraal beleid. Het huidige bilaterale beleid sluit namelijk aan bij de internationaal afgesproken ontwikkelingsdoelstellingen ter bestrijding van armoede, waarin de "ownership" (verantwoordelijkheid) van de ontwikkelingslanden voor hun eigen beleid centraal staat. Nederland kan als donor op zichzelf maar beperkt invloed uitoefenen op goed bestuur en beleid in ontwikkelingslanden; het is effectiever dit in coördinatie te doen. Hierbij vormt de bilaterale hulp een aanvulling op de multilaterale activiteiten.
De WRR stelt in haar rapport dat de selectie van landen waarmee Nederland een langdurige relatie onderhoudt (de 17+4 landen) vooral zijn geselecteerd op basis van een ´smalle definitie´van goed bestuur (goed macro-economisch beleid en goede marktwerking). Het proces van landenkeuze is echter onder volledige goedkeuring van het parlement zeer weloverwogen geschied met inachtneming van de geldende internationale normen en maatstaven en aanvullende eigen toetsen. Gezien de doelstelling van het Nederlandse OS-beleid waren de belangrijkste selectiecriteria: enerzijds de mate van armoede en de behoefte aan hulp, anderzijds de kwaliteit van het bestuur, waarbij niet alleen het macro-economische beleid, maar ook het sociale beleid van landen, de integriteit van het overheidsapparaat, beheer van de openbare middelen, de mate van participatie van de bevolking, naleving van de mensenrechten etc. zijn meegewogen.
2
Dat er ook ontwikkelingslanden zijn die, zoals de WRR constateert, op het gebied van goed bestuur
en beleid even goed of beter scoren dan de 17+4 landen, is bekend. Zij zijn echter niet geselecteerd
omdat zij niet voldeden aan de criteria: inzake de mate van armoede en de behoefte aan hulp.
De WRR signaleert ten onrechte dat het huidige beleid niet zou voorzien in mogelijkheden voor de
ondersteuning van landen, waarin de situatie op het gebied van goed beleid en goed bestuur
gebrekkig is, maar waar de ontwikkelingen gunstig lijken. Er is een hele groep landen die juist op
dit punt hulp van Nederland ontvangt. Deze landen zijn terug te vinden op de thematische lijst van
landen waarmee wordt samengewerkt op het gebied van goed bestuur/beleid, mensenrechten en
vredesopbouw (GMV). In andere gevallen waarin niet van regering tot regering wordt
samengewerkt, blijft steun mogelijk via niet-gouvernementele organisaties (ngo´s). De
wisselwerking tussen overheden en het maatschappelijk middenveld komt in het WRR-rapport in
het algemeen nauwelijks aan de orde.
De rol die goed bestuur en goed beleid in de uitvoering van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid
speelt wordt intussen steeds zichtbaarder. Het is een thema dat als een rode draad door alle sectorale
programma´s in de 17+4 landen loopt. Een aantal van die landen heeft ook voor goed beleid en
bestuur als sector gekozen. En de eerder genoemde GMV-landen ontvangen specifieke steun op dit
punt. Nederland financiert een scala van activiteiten, variërend van steun aan Rekenkamers tot
programma´s van mensenrechtenorganisaties, het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) en van
het onlangs gelanceerde Nederlandse Institute for Multiparty Democracy (IMD).
RVD, 15.06.2001