Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVM. 2001/2060
datum
14-06-2001

onderwerp
BSE in Nederland
TRC 2001/5970 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, informatie toekomen omtrent een nieuw geval van BSE. Dit betreft het negende geval van BSE in Nederland in 2001. Het totaal aantal gevallen dat sinds 1997 in Nederland is vastgesteld komt daarmee op 17.

up

datum
14-06-2001

kenmerk
VVM. 2001/2060

bijlage

Het rund was gehuisvest op een bedrijf in Olst, provincie Overijssel. Het dier was geboren in 1995. Dit was het tweede geval van BSE in Olst dit jaar. Op 31 mei 2001 heeft de practiserend dierenarts van het bedrijf de verdenking van BSE gemeld bij de RVV. Een specialistenteam (bestaande uit de practicus, een dierenarts van de GD en een dierenarts van de RVV) heeft het bedrijf bezocht. Tijdens het onderzoek door het specialistenteam werd vastgesteld dat het rund zenuwverschijnselen en gedragsveranderingen vertoonde en BSE niet kon worden uitgesloten. Het bedrijf is vervolgens door de RVV verdacht verklaard en geblokkeerd.

Het rund is op 1 juni 2001 afgevoerd naar Lelystad, waar met een snelle test een hersenmonster van het verdachte dier is onderzocht. Het onderzoek leidde op 11 juni tot de bevestiging van BSE.

Tijdens het onderzoek van het specialistenteam waren op het bedrijf 104 melkkoeien aanwezig, inclusief het verdachte dier en 14 kalveren. Het besmette rund was geboren en getogen op dit bedrijf.

Tracering
Direct nadat het bedrijf verdacht is verklaard, is een onderzoek gestart naar de verblijfplaats van nakomelingen van het rund en naar runderen uit het geboorte- en voedercohort. Het betreffende rund heeft 4 nakomelingen gehad. Hiervan was er één een doodgeboren kalf, verbleef er één op het bedrijf te Olst, één op een ander bedrijf in Nederland en is er één afgevoerd naar een exportstal in Nederland. Het geboortecohort bestond uit 132 runderen, waarvan er 77 reeds geslacht waren, 30 nog op het bedrijf aanwezig waren, één met onbekende verblijfplaats is, 15 runderen dood zijn gemeld in het I&R-systeem (waarvan 2 door de betreffende veehouder zelf) en 9 runderen waren geëxporteerd.

Het voedercohort bestond, naast de eerder vermelde runderen van het geboortecohort, uit 35 runderen. Hiervan waren 20 runderen reeds geslacht en 6 runderen nog aanwezig op het betreffende bedrijf. Van de overige 9 runderen is er één met een nog onbekende verblijfplaats en zijn 4 runderen doodgemeld in het I&R-systeem. Vier van de 35 runderen zijn geëxporteerd.

De op het bedrijf nog aanwezige runderen zijn 12 juni 2001 overgenomen en geruimd. Al deze runderen zullen worden onderzocht op BSE. De Algemene Inspectiedienst zal een onderzoek instellen naar het veevoederspoor en de in het I&R-doodgemelde runderen en de runderen waarvan de verblijfplaats nog onbekend is.

Zowel de Europese Commissie als de overige lidstaten en de landen waarnaar de 14 dieren zijn geëxporteerd zullen over dit BSE-geval worden geïnformeerd.

Zodra meer gegevens bekend zijn zal ik u nader informeren.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst