Partij van de Arbeid

Den Haag, 14 juni 2001

BIJDRAGE VAN JAAP JELLE FEENSTRA (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER DE DISCUSSIENOTA "MET RECHT VERANTWOORDELIJK"

De PvdA complimenteert het kabinet voor de gedegen, uitgebreide en goed leesbare discussienota "Met Recht Verantwoordelijk" over de herziening van de Wet milieubeheer. Het is duidelijk dat het kabinet de herziening serieus en grondig aanpakt. Een zorgvuldige aanpak van een discussienota nu, een uitvoeringsprogramma dit najaar, gevolgd door wetswijzigingen de komende jaren past bij het karakter van deze operatie en het belang van een goede en moderne milieuwetgeving, hoewel 5 tot 10 jaar wel erg lang lijkt.

De Wet milieubeheer, die - in alle bescheidenheid - zo slecht nog niet is en nog maar een paar jaar oud, staat nu toch al fundamenteel ter discussie. Dit geeft aan dat de ontwikkelingen in de maatschappij en in het milieubeleid snel gaan. Als concreet voorbeeld geldt het veelbelovende instrument van de verhandelbare rechten (VeR) waarvoor de huidige wet nog geen ruimte biedt.

De PvdA-fractie hanteert de volgende uitgangspunten voor de herziening.


- Wetgeving is één van de milieu-instrumenten; wel een bepalende die uitnodigend en op maat, dus flexibel moet zijn in de uitvoering via algemene regels, via eigen verantwoordelijkheid, via meer doelvoorschriften dan middelvoorschriften.


- Voldoende procedurele waarborgen voor betrokkenen, dus de medeoverheden, de bedrijven en de burgers. Nadrukkelijk ook voor de burgers en zijn organisaties.


- Integrale aanpak, zowel binnen het milieubeleid, tussen de verschillende poten van VROM en met de andere departementen.


- Systematische decentralisatie van taken die samenhangen met lokale en regionale omgevingskwaliteiten, niet vrijblijvend dus wel met minimum kwaliteitsnormen waar bovenop gebiedsafhankelijke kwaliteiten worden vastgesteld. Met andere fracties hebben wij deze lijn tijdig neergelegd in een drietal moties-Feenstra (oktober/november 1999) over basismilieukwaliteiten, over decentralisatie en over het tweede lijnstoezicht op rijksniveau.


- Niet minder regelgeving maar de regelgeving beter richten op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Dus een zekere grofheid aanvaarden en gedogen consequent beëindigen; met andere woorden niet onveranderd laten, zoals gesteld wordt op pagina 105.

Het kabinet constateert terecht dat de Nederlandse wetgeving het internationale milieurecht als vertrekpunt moet nemen. Maar de internationale dimensie is in de nota maar beperkt aanwezig (alleen in hoofdstuk 11). Welke ontwikkelingen zijn de komende jaren in het internationale recht te verwachten, fundamenteel en inhoudelijk: mondiaal met betrekking tot klimaat, handel, voedselveiligheid en biodiversiteit en in Europees verband met betrekking tot emissies, stoffen en producten, verantwoordelijkheid en financiering? En staat de Nederlandse wetgeving voldoende open voor deze ontwikkelingen?

Voorgesteld wordt in de Wet op te nemen dat bij de uitvoering van de milieuregelgeving naast bescherming van het milieu mede gestreefd moet worden naar een duurzaamheid, preventie en voorzorg (pagina 6). Akkoord, maar zijn deze algemene begrippen juridisch voldoende hard, uitvoerbaar en toetsbaar?

De PvdA gaat akkoord met de vergunning op hoofdlijnen (pagina 43). Maar laat dan markt vóór milieu werken via milieujaarverslagen én aansprakelijkheidsverzekering én milieu-accountant. Dit plaatst de overheid in de comfortabele positie van toezicht en controle.

Integratie van milieu en ruimtelijke plannen (pagina 75): dit kan en gaat goed op lokaal en provinciaal niveau. Hier past het verkokerde Rijk wel een meer bescheiden toon!

Integratie in de Wet milieubeheer van niet VROM-milieuwetgeving kan zeker wenselijk zijn, met meerwaarde in de zin van samenhang en integraliteit. Het onderzoek interdepartementale taakgroepen is een goede zaak. Welke niet VROM-wetgeving (pagina 31) wil het kabinet gaan onderzoeken? Enkele wetten worden genoemd, maar b.v. de Luchtvaartwet ontbreekt opvallend. Graag een overzicht van de relevante wetten.

De minister stelt voor een gedragscode op te stellen tussen overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om afspraken te maken over de betrokkenheid bij convenanten etc. Betekent dit formalisering van het groene poldermodel? En er is toch al een kader voor het groene poldermodel; mag wel geactualiseerd worden.

De handhaving moet versterkt worden. Provincie en Rijk krijgen in de discussienota de aanwijzingsbevoegdheid om het bevoegde gezag tot handhaving te dwingen. Terecht wordt dit als ultimum remedium beschouwd. In welke situaties kan van deze deze bevoegdheid gebruik worden gemaakt?

De PvdA herhaalt met klem (zie motie van oktober 2000) dat het Rijk tweede lijnshandhaver is, niet om kort te houden maar iemand moet de toezichtfunctie vervullen. Deze essentiële rol plaatst het Rijk in een betekenisvolle positie ten opzichte van het lokaal en regionaal bevoegd gezag.

Kwaliteitsverbetering via regionale milieudiensten (pagina 60) spreekt de PvdA zeer aan (zie DCMR, pagina 12). Hoe dit te stimuleren, vrijwillig of opgelegd?

Gemeentelijke planplicht (pagina 89): afhankelijk van experiment Stad en Milieu en verschillende modellen (pagina 113).

Een kritische beschouwing over de rol van de MER ontbreekt in de nota. De invloed van de MER zou veel groter kunnen zijn door dit aan het begin van de planvorming te doen. Nu wordt MER vaak als late last gezien.

Cumulatie van lokale leefbaarheidsproblemen is een groot probleem. Door het stellen van algemene regels ontbreekt het gemeenten aan instrumenten om maatwerk te bieden (differentiatie van beschermingsniveau naar gebieden). In de nota wordt zowel het belang van algemene regels voor de vergunningverlening als de ruimtelijke leefomgeving benadrukt. Het NMP spreekt van een minimumniveau en daar bovenop gebiedseigen kwaliteitseisen. Wat en hoe wil VROM hier regelen?

In Engeland en de VS is een kosten/batenanalyse bij bepaalde milieumaatregelen verplicht. Wat is de mening van de minister om zo'n kosten/baten-analyse bij ingrijpende milieumaatregelen te stimuleren of te verplichten via milieuwetgeving?