Titel: Toerekenen van aandelen aan vaste inrichting
Toerekenen van aandelen aan vaste inrichting (VI houdsterstructuur)
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein
winstbelastingen
Besluit van 13 juni 2001, nr. CPP2001/1045M
De directeur-generaal Belastingdienst geeft namens de staatssecretaris
van Financiën kennis van het volgende.
Inleiding
Aan de Belastingdienst is de vraag voorgelegd of een buitenlands
lichaam van een internationaal concern met een vaste inrichting in
Nederland waarin het Europese hoofdkantoor van het concern wordt
uitgeoefend aandelen in een Nederlandse houdstermaatschappij van
Europese deelnemingen kan toerekenen aan deze vaste inrichting. Indien
de deelnemingsvrijstelling van toepassing is bij de vaste inrichting
ten aanzien van de Nederlandse houdstermaatschappij, is geen
dividendbelasting verschuldigd. Dit geldt zowel voor de
dividenduitkering vanuit de Nederlandse houdstermaatschappij naar de
vaste inrichting als de vanuit de vaste inrichting naar het
buitenlandse hoofdhuis overgemaakte ingehouden winsten. Zekerheid
vooraf over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling dient
separaat te worden beoordeeld. Hierna geef ik de kaders weer
waarbinnen voor een dergelijk hoofdkantoor zekerheid vooraf wordt
gegeven over de vraag of aandelen van een Nederlandse
houdstermaatschappij kunnen worden toegerekend aan een vaste
inrichting in Nederland.
Geen zekerheid vooraf ingeval opzetten structuur is gericht op
het ontwijken van de bestaande dividendbelastingclaim
Zekerheid vooraf wordt niet verleend indien het opzetten van de
structuur erop is gericht de bestaande dividendbelastingclaim op
winstreserves bij de Nederlandse houdstermaatschappij buiten het
bereik van de dividendbelasting te brengen. Belastingplichtige dient
aannemelijk te maken dat de opzet van de structuur daarop niet gericht
is. Als belastingplichtige aannemelijk kan maken dat overwegend
zakelijke overwegingen aan de opzet van de structuur ten grondslag
liggen zal de opzet van de structuur veelal niet gericht zijn op
ontgaan van de bestaande dividendbelastingclaim. Indien
hoofdkantooractiviteiten vanuit de Nederlandse houdstermaatschappij
worden overgebracht naar de vaste inrichting in Nederland is naar mijn
mening in ieder geval sprake van gericht zijn op het ontwijken van de
bestaande dividendbelastingclaim.
Voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de
toerekening van aandelen van een Nederlandse houdstermaatschappij aan
een vaste inrichting in Nederland
Het verkrijgen van zekerheid vooraf over de toerekening van aandelen
van een Nederlandse houdstermaatschappij aan een vaste inrichting in
Nederland zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Bij die
beoordeling is ondermeer van belang hoe de handelings- en
beslissingsbevoegdheid tussen hoofdhuis en vaste inrichting enerzijds
en vaste inrichting en Nederlandse houdstermaatschappij anderzijds is
verdeeld. In ieder geval dient aan de onderstaande voorwaarden te zijn
voldaan.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat slechts sprake kan zijn van een
vaste inrichting van het naar buitenlands recht opgerichte lichaam in
Nederland als de woonplaats van het betreffende lichaam op basis van
het van toepassing zijnde verdrag ter voorkoming van dubbele belasting
niet in Nederland is gelegen. In belastingverdragen wordt voor de
bepaling van de woonplaats veelal aangesloten bij de plaats waar de
feitelijke leiding plaatsvindt. Het lichaam zal over het algemeen niet
feitelijk vanuit Nederland worden geleid indien de concernleiding of
de leiding van de concerndivisie plaatsvindt vanuit het betreffende
lichaam en gesitueerd is in het buitenland.
Voorwaarden
1. Het buitenlandse lichaam drijft een materiële onderneming in
Nederland door middel van een vaste inrichting overeenkomstig het van
toepassing zijnde verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.
2. Er bestaat een directe samenhang tussen de bedrijfsuitoefening van
de vaste inrichting en de bedrijfsactiviteit van het lichaam
(Nederlandse houdstermaatschappij) waarvan de aandelen aan de vaste
inrichting worden toegerekend. Deze samenhang is bijvoorbeeld aanwezig
indien de tussenhoudster valt te kwalificeren als een Europese
houdstermaatschappij en de vaste inrichting is te kwalificeren als het
daarbij behorende Europese hoofdkantoor.
3. De activiteiten van de door de Nederlandse houdstermaatschappij
gehouden deelneming(en) dienen een directe samenhang te hebben met de
bedrijfsuitoefening van de vaste inrichting. Dit zal bijvoorbeeld het
geval zijn als de vaste inrichting als (Europees) hoofdkantoor
fungeert ten aanzien van de desbetreffende deelneming(en).
4. De vaste inrichting beslist zelfstandig ten aanzien van:
- haar eigen werkzaamheden;
- alle werkzaamheden die samenhangen met of voortvloeien uit het
verwerven, houden en vervreemden van de deelneming in de Nederlandse
houdstermaatschappij, en
- de uit haar eigen werkzaamheden voortvloeiende werkzaamheden ten
aanzien van de door de Nederlandse houdstermaatschappij gehouden
deelnemingen.
5. De werkzaamheden van de vaste inrichting worden uitgevoerd door ter
zake gekwalificeerd personeel. Dit personeel verricht de werkzaamheden
in en vanuit Nederland.
6. Alle activa en passiva van het buitenlandse lichaam met een vaste
inrichting in Nederland die samenhangen met de Nederlandse
activiteiten (waaronder de activiteiten van de Nederlandse
houdstermaatschappij en de door de Nederlandse houdstermaatschappij
gehouden deelnemingen) worden door het buitenlandse lichaam tot het
vaste inrichtingsvermogen gerekend. Hiertoe behoort in ieder geval de
lening ter verwerving van de deelneming. Denkbaar is dat binnen de
hier beschreven groep/divisie (van ondernemingen) een
financieringsmaatschappij opereert ten behoeve van de door de
houdstermaatschappij gehouden deelnemingen. In dat geval dienen de
aandelen van de financieringsmaatschappij aan de vaste inrichting te
worden toegerekend.
7. De Nederlandse houdstermaatschappij beslist zelfstandig - op basis
van de eigen verantwoordelijkheid en binnen het kader van normale
concernbemoeienis - over aangelegenheden die samenhangen met of
voortvloeien uit het verwerven, houden en vervreemden van de
deelnemingen en draagt zorg voor een goede afhandeling van de
afgesloten transacties. De Nederlandse houdstermaatschappij beschikt
over ter zake gekwalificeerd personeel.
Bindend advies door APA-/ATR-team
Gezien de nauwe samenhang met het antwoord op de vraag of er sprake is
van een vaste inrichting van het buitenlandse lichaam in Nederland
dienen verzoeken om zekerheid vooraf overeenkomstig het besluit van
30 maart 2001, IFZ2001/293M, te worden behandeld. Dit betekent onder
andere dat verzoeken om zekerheid vooraf door de competente inspecteur
voor een bindend advies dienen te worden voorgelegd aan het
APA-/ATR-team van de Belastingdienst/Grote ondernemingen te Rotterdam.