Toespraak minister de Vries tijdens het VNG-Congres
Een toespraak bij het onderwerp Brandweer en Rampenbestrijding
13 juni 2001
1. Inleiding
Dit congres staat in het teken van Europa, internationalisering,
grensoverschrijdende samenwerking en de kansen en uitdagingen die
daar voor gemeenten aan vast zitten.
Het is veelzeggend dat dit thema vooral op congressen in
Zuid-Limburg behandeld wordt. Ik herinner mij het congres in 1989
over Europa in Maastricht.
Er spelen op dit moment vele onderwerpen die voor gemeentelijk
Nederland van groot belang zijn. Ik noem de dualisering van het
lokale bestuur, de wijze van benoemen van burgemeesters, de
introductie van een correctief referendum, de verbetering van de
bedrijfsvoering en de dienstverlening, de inzet van nieuwe
informatie- en communicatiemiddelen en burgerparticipatie.
Allemaal onderwerpen die niet alleen een speech, maar een heel
VNG-congres waard zijn.
Ik wil het vandaag hebben over een onderwerp dat ons allen al meer
dan een jaar intens bezighoudt, namelijk de veiligheid van onze
samenleving.
De gebeurtenissen in Enschede en Volendam hebben ons weer opnieuw
laten zien dat veiligheid onze voortdurende zorg en aandacht
vraagt en nodig heeft. Niet alleen achteraf, maar vooral vooraf,
als het gaat om pro-actie en preventie, om voorzien en voorkomen.
Het vertrouwen van de burgers in de overheid hangt sterk samen met
de mate waarin men gelooft dat de overheid een goed
veiligheidsbeleid voert en met de manier waarop zij haar
verantwoordelijkheid voor veiligheid vormgeeft.
Burgers willen er op kunnen rekenen dat de overheid de grootst
mogelijke aandacht besteedt aan die veiligheid, en vooral dat de
overheid dat ook laat zien.
Burgers moeten weten en waarnemen dat de overheid de zorg voor hun
veiligheid tot haar belangrijkste taken rekent. En die overheid,
dat bent u en dat ben ik.
Daarom wil ik het vandaag met u hebben over wat we de afgelopen
periode hebben gedaan om Nederland veiliger te maken, wat we
moeten doen en hoe we dat gaan doen. Ik wil het dus hebben over de
inzet van politie en brandweer, over regionale en sectorale
samenwerking, over objectieve veiligheid en subjectieve
veiligheidsbeleving van burgers, over de lessen van Enschede, over
het belang van een integraal veiligheidsbeleid en - niet in de
laatste plaats - over de rollen daarin van bestuurders, burgers en
bedrijven, de taakverdeling, de verdeling van
verantwoordelijkheden, de mancos en de ambities.
2. Waar staan we nu?
Het vraagstuk van de onveiligheid in de samenleving en de beleving
van onveiligheid door burgers staat al geruime tijd in de
maatschappelijke aandacht.
Een opvallende tendens is dat burgers steeds minder bereid zijn om
risicos te accepteren. Veiligheid wordt steeds meer als een
oplosbaar probleem gezien, waarbij de burgers hoge eisen stellen
aan de overheid.
In de Justitiële Verkenningen van 1995 schreven de sociologen
Boutellier en Van Stokkum al dat de verzorgingsstaat geleidelijk
plaats heeft gemaakt voor de veiligheidsstaat.
Het gaat niet meer vooral om het vergroten van de welvaart, maar
meer om het reduceren van risicos. Veiligheid en beleving van
veiligheid zijn dus een wezenlijk onderdeel van welzijn.
Volgende week worden de resultaten gepresenteerd van de Vijfde
Politiemonitor. De monitor is één van de pijlers van het
nationale, regionale en het lokale veiligheidsbeleid.
Volgens deze monitor - die volgende week gepubliceerd wordt - zijn
er in Nederland gelukkig een aantal positieve ontwikkelingen te
melden. Allereerst blijkt uit de cijfers dat de burgers in het
jaar 2000 in afnemende mate problemen in de eigen directe
woonomgeving constateerden. Er waren minder inbraken in woningen
en er zijn minder fietsen gestolen.
Ook waren er minder mensen die zich wel eens, of zelfs vaak,
onveilig voelden.
Dat is verheugend.
Een belangrijk punt van aandacht blijft echter de
geweldscriminaliteit. De stijging daarvan, die we in 1999
constateerden, heeft zich gelukkig niet doorgezet. Er lijkt een
zekere stabilisatie te zijn opgetreden. Toch zal het nog een forse
inspanning van betrokkenen vragen om een substantiële daling van
geweldscriminaliteit te bewerkstelligen.
Goed nieuws in dit verband is dat de sterkte van de politie zich
gunstig ontwikkelt. Ik verwacht dat de doelstelling om aan het
eind van deze kabinetsperiode de sterkte met 3400 fte te laten
groeien gehaald gaat worden. Daarnaast is met de zojuist
afgesloten politie-CAO 2001 een verdere belangrijke impuls gegeven
aan de uitbreiding van de capaciteit.
Politie-ambtenaren kunnen straks kiezen voor een 38-urige
werkweek. Ik denk dat ook velen dat zullen doen, zeker gezien hun
eigen betrokkenheid bij het politiewerk.
Op die manier kan, afhankelijk van de mate waarin politiemensen
hiervoor kiezen, een verdere capaciteitsuitbreiding van ongeveer
2000 fte worden gerealiseerd.
Willen we echt serieus verder met de bestrijding van de
criminaliteit en de verhoging van de veiligheid in Nederland, dan
is dat nog steeds niet voldoende.
Daarom moet er ook in de volgende kabinetsperiode een forse
versterking van de politie moeten plaatsvinden, waarbij ik denk
aan 7 a 8000 fte. Dat lijkt me zeer bespreekbaar. Ook uit de
Politiemonitor blijkt dat burgers vinden dat zij de politie te
weinig zien in de eigen omgeving en dat de politie te weinig tijd
heeft voor allerlei zaken.
Daarom zullen we ons ook blijven inzetten voor verdere
efficiencyverbetering.
Daarnaast wordt op dit moment, mét het politieveld, onderzocht wat
de kerntaken van de politie zijn, vanuit de gedachte dat de
politie er niet voor alles kan zijn maar vaak wel voor van alles
en nog wat wordt aangesproken. In dat proces speelt u als
gemeentebestuurders ook een grote rol: de regierol voor de lokale
veiligheid ligt immers bij u en niet bij de politie.
Niet alleen qua personeel, maar ook qua materiaal zijn we druk
doende verbeteringen door te voeren. Zo wordt de mobiele
communicatie voor de gehele OOV-sector op een hoger plan
getrokken. Ik doel hierbij zowel op de versnelde invoering van het
project C2000 en - in het verlengde hiervan - het project GMS, dat
zich op de meldkamers richt. Ook zal de broodnodige samenwerking
in de meldkamers, de zogenaamde co-lokatie, extra worden
ondersteund. Bij de Voorjaarsnota en de Kaderbrief voor de
volgende begroting zijn hiervoor zeer grote bedragen uitgetrokken.
Dat is nodig.
Ik verwacht dat gemeenten ook voor veiligheid tot een belangrijke
financiële prioriteitstelling komen.
Lessen van Enschede
De bereidheid om ten behoeve van de veiligheid de handen in elkaar
te slaan is groot. Dat blijkt wel uit de duidelijke,
resultaatgerichte afspraken die we samen hebben gemaakt in het
kader van de Taskforce VNG-IPO-Rijk die is opgericht in het kader
van de uitvoering van de actiepunten naar aanleiding van de
vuurwerkramp in Enschede.
Uit het rapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp waren voor
de hele overheid drie belangrijke lessen te trekken uit de
gebeurtenissen in Enschede. In de eerste plaats moet de overheid
zorgdragen voor heldere en eenduidige regelgeving, en bovenal voor
een goed toezicht en consequente handhaving van die regelgeving.
Een tweede belangrijk punt dat in het debat naar voren is gekomen,
is dat veiligheidsbeleid transparant moet zijn, niet alleen voor
de betrokken bestuurders, maar zeker ook voor de burgers. Daarom
behoort de overheid de burgers helder te informeren over wat er
gebeurt op het terrein van de veiligheid en wie daarop
aanspreekbaar is.
De derde les is dat het in alle gevallen en situaties duidelijk
moet zijn welke overheidsinstantie verantwoordelijk is voor welk
onderdeel van het veiligheidsbeleid. Deze verdeling van
verantwoordelijkheden vereist dat er bestuurlijk en
multidisciplinair intensief wordt samengewerkt.
Het belang van dit punt kan moeilijk worden overschat.
3. Hoe gaan we verder?
Op het gebied van de veiligheidszorg spelen veel organisaties,
instellingen en personen een cruciale rol. Taakverdeling moet er
toe leiden dat we met elkaar meer presteren. Als taakverdeling
verwordt tot verkokering gaan we minder presteren, meer langs
elkaar heen werken. Dat geldt ook voor het openbaar bestuur. We
hebben in ons land een gedecentraliseerde eenheidsstaat omdat we
op die wijze de burgers het best te kunnen bedienen. Als
decentralisatie meer aandacht krijgt dan eenheid en samenwerking,
doen we de burgers te kort.
Op het terrein van de veiligheid is samenwerking cruciaal.
Samenwerking in de zin van op elkaar kunnen rekenen en op elkaar
en elkaars inzet kunnen vertrouwen.
Om op die manier met elkaar te kunnen samenwerken is helderheid
over de onderlinge verdeling van taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden noodzakelijk. We moeten weten wat we van
elkaar, van Rijk en gemeenten, kunnen verwachten.
En, niet te vergeten, wat we van de andere partners, de
hulpverleningsdiensten, de burgers en het bedrijfsleven kunnen
verwachten, en waar we elkaar op kunnen aanspreken.
Want ook daar liggen verantwoordelijkheden als het gaat om de
veiligheid van de leefomgeving. Een duidelijke taakverdeling komt
er niet vanzelf, maar moet in samenhang georganiseerd worden. De
veiligheidsketen is niet een keten van losse taken, bevoegdheden
en verantwoordelijkheden, maar een keten van gemeenschappelijke
doelstellingen, systematische voortgangsrapportages en actieve
informatievoorziening.
Het is duidelijk dat de ketenbenadering van het veiligheidsbeleid
een gezamenlijke doelstelling veronderstelt: weten wat we aan gaan
pakken, wie wat doet en waarom. We moeten niet alleen het probleem
definiëren, maar het ook eens zijn over de oplossingsrichting.
Beleidsvorming, uitvoering, toezicht en handhaving liggen dichter
bij elkaar dan het politieke debat wel eens doet vermoeden.
Een evenwichtige aanpak van al deze schakels maakt de
veiligheidsketen over de hele linie sterker.
Bij veiligheidszorg is iedereen betrokken: bestuurders, burgers en
bedrijven. Tussen al deze betrokkenen moet dus goed en efficiënt
worden samengewerkt, er moet samenhangend beleid zijn dat op een
eenduidige manier wordt uitgevoerd.
Dus niet alleen zeggen wat we doen maar ook doen wat we zeggen.
Alleen dan zijn we in staat het vertrouwen van de burger in de
overheid op dit gebied terug te winnen.
Taken en rol van het Rijk
Het Rijk zal daarom nog meer de nadruk moeten leggen op het belang
van samenhang en samenwerking in de beleidsvoornemens op het
gebied van veiligheid.
Op die manier moet voor alle betrokkenen duidelijk worden gemaakt
wat de bijdragen zijn van respectievelijk de politie, de brandweer
en de rampenbestrijdingsorganisaties aan het integrale
veiligheidsbeleid.
In eerste instantie zal daar de nodige aandacht aan worden besteed
bij de totstandkoming van het volgende Beleidsplan Nederlandse
Politie en het nieuwe Integraal Veiligheidsprogramma.
Bijvoorbeeld: prioriteiten die in het Integraal Veiligheidsplan
door het kabinet worden gesteld moeten herkenbaar terugkomen in de
beleidsvoornemens van politie en de brandweer en
rampenbestrijding. Ook streef ik naar meer herkenbaarheid van de
door het kabinet te stellen prioriteiten voor andere
beleidssectoren. Op deze wijze wordt op rijksniveau meer samenhang
in het beleid gesmeed en kan de regelgeving op lokaal niveau beter
worden gehandhaafd. Bovendien wil ik het nieuwe Integraal
veiligheidsplan, nadrukkelijker de verantwoordelijkheden van de
verschillende partners in veiligheid (overheid en bedrijfsleven)
benoemen, zodat duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is.
Vanuit het Rijk zijn met diverse partijen al gezamenlijk
instrumenten ontwikkeld om het veiligheidsbeleid concreet gestalte
te geven. Nog dit jaar wordt in 15 gemeenten geëxperimenteerd met
de veiligheidseffectrapportage (VER)
Eind van het jaar kan de beproefde versie breed beschikbaar komen
en dan hebben we een instrument dat het besluitvormingsproces bij
de totstandkoming van inrichtings- en bouwplannen op het gebied
van ruimtelijke ordening en infrastructuur transparant maakt.
Instrumenten als Keurmerken op het gebied van Veilig Wonen, Veilig
Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, kunnen
natuurlijke bouwstenen binnen de VER worden. Daarnaast is het Rijk
ook bezig met de normering van cameratoezicht in het kader van
handhaving van de openbare orde.
Ook worden de mogelijkheden van preventief fouilleren verkend, en
komt er ter verbetering van de bestuurlijke handhaving op het
gebied van de bestrijding van verloedering en
onveiligheidsgevoelens, de bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete voor de zogenoemde kleine ergernissen.
Ook willen we vanuit de aansturing en regelgeving verdere synergie
verkrijgen tussen de veiligheidspartners. Hoe kunnen we ervoor
zorgen dat de lokale overheid beschikt over de juiste instrumenten
om te komen tot een goed lokaal veiligheidsbeleid?
Belangrijk daarbij is het streven naar territoriale congruentie -
het gelijktrekken van de grenzen van de brandweerregios met die
van de politieregios. Dat moet snel gerealiseerd worden.
Maar dan zijn we er nog niet.
De operationele samenwerking moet worden omgezet in bestuurlijke
samenwerking.
Er zijn reeds enkele regios waar de besturen van politie,
brandweer en de geneeskundige hulpverlening door middel van een
gemeenschappelijke regeling samenwerking willen realiseren, die
uiteindelijk leidt tot de vorming van een veiligheidsregio.
Deze veiligheidsregios zijn nodig om daadwerkelijk invulling te
kunnen geven aan integraal veiligheidsbeleid op regionaal niveau.
Regionale samenwerking kan hier veel winst opleveren. Hier, in de
regio Limburg-Zuid, zijn inmiddels goede ervaringen opgedaan met
afstemming en samenwerking op het gebied van het
veiligheidsbeleid.
Binnen het samenwerkingsverband OOV wordt hier met behulp van ICT
vorm en inhoud gegeven aan een gemeenschappelijke
informatiehuishouding van politie, brandweer,
hulpverleningsdiensten en gemeenten. Zon samenwerking vergt een
flinke investering, maar wél een investering die op termijn ook
een flinke winst oplevert.
Daarnaast wordt in de wijziging van de Politiewet 1993, die nu in
behandeling is bij de Tweede Kamer, voorzien in een wettelijk
inbrengrecht van de gemeenteraden in de beleidsplannen van de
politieregios. Daarmee wordt het lokale bestuur beter in staat
gesteld zijn prioriteiten op het terrein van de openbare orde en
veiligheid in de gemeente kenbaar te maken, zodat deze
prioriteiten kunnen worden betrokken bij het opstellen en
vaststellen van het beleidsplan en het jaarplan van het regionale
politiekorps.
Zo wordt een hechte lokale verankering van de politiezorg als
onderdeel van het lokale veiligheidsbeleid bevorderd.
Taken en rol van de gemeente
Bij u, de gemeenten, ligt het zwaartepunt van het
veiligheidsbeleid, daar moet het concreet gestalte krijgen. Niet
in splendid isolation, maar in samenwerking met andere gemeenten
en met partners in de eigen regio.
De afgelopen periode is gebleken dat er veel nuttige lokale
activiteiten zijn op het gebied van de veiligheid, maar dat die
vaak wel effectiever kunnen.
Met name kleinere gemeenten hebben moeite om een sterk integraal
veiligheidsbeleid van de grond te trekken. Maar in alle gevallen
wordt de basis van een goed veiligheidsbeleid gevormd door een
programma van eisen en activiteiten op het gebied van veiligheid,
een lokaal veiligheidsplan.
Ik heb bij eerdere gelegenheden er al op gewezen dat het niet goed
is dat de helft van de gemeenten nog geen integrale
veiligheidsnota heeft.
Waarom duurt dat toch zo lang?
Zon nota is immers het instrument bij uitstek om te concretiseren
wat er nu moet gebeuren, waar de prioriteiten moeten liggen, welke
afwegingen en keuzen en moeten worden gemaakt in uw gemeente. Een
veiligheidsnota is het ijkpunt als het gaat om de structurering
van de gemeentelijke veiligheidsketen, als het gaat om de
samenwerking binnen en buiten de gemeente, binnen de regio en over
de grenzen, als het gaat om de communicatie met de burgers en het
afleggen van verantwoording. Ik wil daar graag volgend jaar op
terug komen en van u horen dat u dan allemaal een veiligheidsnota
heeft.
Het is duidelijk dat integraal veiligheidsbeleid gebaseerd moet
zijn op een sterke bestuurlijke wil: een college dat veiligheid
hoog in het vaandel heeft staan, dat een duidelijk beleid voert,
en daarover regelmatig rapporteert aan raad en burgers.
De burger heeft geen wethouder voor veiligheid nodig, zoals we
laatst in een krant konden lezen, maar minstens een heel college.
Het stelsel van de huidige Gemeentewet gaat uit van collegiaal
bestuur door het college. Uiteraard is er een
portefeuilleverdeling binnen het college en nemen wethouders - in
mandaat - zelfstandig allerlei beslissingen. Maar ook in het kader
van de zogeheten dualisering van de lokale democratie blijft de
gedachte van het collegiaal bestuur uitgangspunt. Wel wordt een
sterkere scheiding aangebracht tussen het bestuur (het college van
BenW) en de controle op het bestuur (de raad). De wethouders zijn
niet langer tegelijkertijd lid van de raad. Het collegiale element
binnen het college wordt daardoor eerder sterker dan zwakker. Dat
is een gunstige ontwikkeling.
Het verschijnsel (on)veiligheid heeft veel aspecten zoals het
verkeer, het milieu, de inrichting van de bebouwde omgeving,
brandpreventie en criminaliteit.
Dat betekent in de gemeentelijke bestuurspraktijk dat
verschillende wethouders een deelaspect in hun portefeuille
hebben, met het risico van verbrokkeling van het beleid.
Daarom is het wel van belang dat er binnen het college een
coördinerende functie wordt belegd, dat iemand er voor
verantwoordelijk is dat het veiligheidsbeleid een integraal
onderdeel uitmaakt van het totale gemeentelijke beleid.
Dat geldt ook voor het kabinet: daar hebben we minister Pronk
aangewezen als de coördinerend minister voor de externe
veiligheid.
Naar mijn mening moet de burgemeester hier een belangrijke rol
spelen. Door te zorgen dat coördinatie en afstemming tot stand
komt en dat verkokering wordt tegengegaan. Ook nu al is de
burgemeester verantwoordelijk voor de samenwerking en afstemming
binnen het college; dit zou versterkt kunnen worden op het gebied
van het veiligheidsbeleid. Van de burgemeester wordt vanuit zijn
wettelijke OOV-taken doortastendheid en bestuurlijke moed
verwacht, en die hebben we hard nodig.
Een speciale verantwoordelijkheid van de burgemeester vereist een
zekere attitude in termen van gezag, daadkracht,
overtuigingskracht en standvastigheid.
Maar het vraagt ook om een goed aanbod aan opleidingen en
trainingen.
In het bestaande aanbod wordt al aandacht besteed aan
veiligheidstaken, bijvoorbeeld in de introductiecursus "in het
ambt".
In 2001 zal in het opleidingstraject voor burgemeester, het
zogeheten Boegbeeldtraject een module Verantwoordelijkheid en
verantwoorden worden opgenomen.
Daarnaast bieden opleidingsinstituten als het NIBRA voor
burgemeesters themaconferenties over verschillende aspecten van
crisisbeheersing (bijvoorbeeld crisiscommunicatie).
Maar, wil een gemeentebestuur in staat zijn het veiligheidsbeleid
een integraal onderdeel te maken van het gemeentelijke beleid, dan
moeten ook de wethouders én de ondersteunende ambtenaren extra
ondersteuning krijgen in de vorm van scholingen en trainingen. Ik
stel voor dat we hierover - in de taskforce - samen gaan praten en
kijken wat we kunnen doen in de vorm van flankerend beleid voor
een goede scholing en training.
Maar bij wie de verantwoordelijkheid in het college ook komt te
liggen, een actieve rol van de gemeenteraad is essentieel. De raad
moet de normen stellen, en controleren hoe het bestuur de naleving
inricht en uitvoert. De gemeenteraad is sterk meebepalend als het
gaat om het ambitieniveau dat de gemeente kiest. Want moeilijke
beslissingen vergen bestuurlijke moed. Ook voor veiligheid geldt
immers dat het de vraag is wat men ervoor over heeft.
Is men bereid een onveilige fabriek te sluiten of met zware eisen
te confronteren, als dat gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in
de regio? Is men bereid om door te pakken als er gedreigd wordt
met schadevergoedingsclaims, bijvoorbeeld als een beslissing
(achteraf) onjuist blijkt, te zwaar is of te vroeg genomen? Maar
deze angst voor claims mag ook weer niet leiden tot
struisvogelpolitiek. Risicomijdend gedrag draagt niet bij aan
vergroting van de veiligheid.
In het kader van de Wet dualisering gemeentebestuur heb ik
voorgesteld om in het zogeheten burgerverslag dat jaarlijks door
de burgemeester zal worden uitgebracht aan de gemeenteraad, ook te
rapporteren over de uitvoering van het lokale veiligheidsbeleid.
Daarbij zou in het bijzonder aandacht geschonken kunnen worden aan
de mate waarin de (door de raad gestelde) doelstellingen zijn
nageleefd en wat het bestuur er aan heeft gedaan om deze naleving
te bevorderen en zonodig af te dwingen.
Met andere woorden: een verslag wat de gemeente aan veiligheid
heeft gedaan en hoe er is gehandhaafd.
Rol en taken burgers en bedrijfsleven
Veiligheid, ik kan het niet genoeg benadrukken, is een zaak van
ons allemaal. Daar past een directe rapportage aan de burgers bij.
Door openheid wordt een extra impuls ingebouwd om ervoor te zorgen
dat veiligheid hoog op de politieke agenda blijft. De
belangstelling voor het onderwerp mag niet door allerlei andere,
ook belangrijke, dagelijkse beslommeringen worden weggedrukt.
Van burgers en bedrijfsleven kan ook worden verwacht dat zij
inspanningen leveren in de preventieve sfeer, dat zij ook hun best
doen om te voorkomen dat de gelegenheid de dief maakt.
Er zijn goede voorbeelden bekend van bedrijven die investeren in
de leefomgeving van hun bedrijf. Ook sommige buurtcomités zijn
actief op dit front.
Het gaat erom dat deze bijdragen ook door u worden gemobiliseerd
en gemarkeerd als bijdragen van deze partijen in veiligheid,
bijvoorbeeld door ze mee te nemen in uw veiligheidsplan.
4. Ten slotte
Dames en heren,
Veiligheid in de breedste zin van het woord staat inmiddels hoog
op de politieke agenda. Het is van groot belang dat we deze
aandacht vasthouden, en vooral ook zorgen voor betrokkenheid bij
en draagvlak voor dit beleid bij al onze partners.
We hebben allemaal onze taak, onze rol, onze bevoegdheden en
verantwoordelijkheden als het gaat om het veiliger maken van ons
land. Maar we moeten het vooral samen doen: samen werken en samen
overleggen.
Zorgen dat we van elkaar weten wat we doen en wat we van elkaar
mogen verwachten.
Volgend jaar zijn er weer verkiezingen, voor de Tweede Kamer en
voor de gemeenteraden. Het moment bij uitstek waarop burgers
gevraagd wordt hun vertrouwen in partijen, personen en ideeën uit
te spreken.
Veiligheid is daarbij een belangrijk thema.
Het is daarom van groot belang dat we duidelijk maken wat we doen
en gaan doen, dat we het veiligheidsbeleid concreet maken voor de
kiezers. We moeten aan burgers het vertrouwen overbrengen dat we
een ijzersterk commitment hebben om aan de verwachting van burgers
te voldoen. Dat betekent niet alleen dat er in de verschillende
verkiezingsprogrammas aandacht moet worden besteed aan veiligheid,
maar dat we de burgers ook nu al, ook de komende maanden laten
zien dat we van aanpakken weten.
Deze campagne is vandaag begonnen!
N.B. alleen het gesproken woord geldt.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties