persbericht
Nummer:
77
Directie:
voorlichting
13-06-2001
Status:
informatie
Goed onderwijs belangrijk voor welvaart
De OESO constateert in haar rapport over de jaren 1998/1999 dat goed
onderwijs van cruciaal belang is voor de welvaart in de samenleving.
Nederland heeft de ambitie om tot de best opgeleide
(kennis)samenlevingen te behoren. Dit sluit aan bij de Europese Raad
in Lissabon die het voornemen uitsprak dat Europa binnen tien jaar op
een hoog kennisniveau moet kunnen concurreren met andere regio's. Het
kabinet stimuleert 'een leven lang leren', en investeert in een hoger
opleidingsniveau. Vorig jaar is gestart met programma's voor voor- en
vroegschoolse educatie voor jonge kinderen. Om alle talenten te
ontwikkelen wordt de komende jaren flink geïnvesteerd in het
beroepsonderwijs. Ook het bestrijden van voortijdig schooluitval is
nodig om zoveel mogelijk jongeren een diploma op het niveau van
havo/vwo en mbo te laten behalen. Dit is de minimum kwalificatie die
mensen nodig hebben om volwaardig te kunnen participeren in de moderne
kennissamenleving.
Dit schrijven minister Hermans en staatssecretaris Adelmund in een
reactie op het rapport 'Education at a Glance' van de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Het rapport en de
beleidsreactie zijn vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.
De OESO toont in haar rapport aan dat investeringen in menselijk
kapitaal een belangrijke motor is van de toegenomen economische groei
in de OESO landen. De invloed van de investeringen in onderwijs op de
groei was groter dan de invloed van andere factoren zoals de
liberalisering van de internationale handel en de bevolkingsgroei. Ook
in andere publicaties legt de OESO de nadruk op het centrale belang
van goed onderwijs voor welvaart en sociale cohesie.
Het kabinet onderkent de cruciale positie van het Nederlandse
onderwijs in de ontwikkeling van onze kennissamenleving. Het beleid is
erop gericht ook de komende jaren het onderwijs voldoende prioriteit
te houden bij de verdeling van de welvaart. De afgelopen jaren is fors
geïnvesteerd (ongeveer 7 miljard) in het onderwijs. Deze extra
investeringen in het onderwijs zijn in het rapport nog niet meegenomen
(het rapport betreft 1998/1999).
Nederland gaf in 1998 4,6 procent van het BBP uit aan
onderwijsinstellingen. Dit aandeel is lager dan de OESO (5,8 procent)
en het EU-gemiddelde (5,4 procent). Vergeleken met de meeste
buurlanden zijn de overheidsuitgaven aan onderwijs in Nederland tussen
1995 en 1998 het sterkst gestegen (met 9 procent). In Nederland is de
uitgaven per leerling in het primair onderwijs in 1998 met 14 procent
gestegen ten opzichte van 1997. In de omringende landen en in de OESO
als geheel was dit vier procent.
Van de Nederlandse onderwijssectoren zijn de uitgaven per leerling
relatief het laagst in het voortgezet onderwijs. In het primair
onderwijs liggen de uitgaven per leerling op het niveau van de meeste
directe buurlanden. In het hoger onderwijs liggen de uitgaven per
student boven het niveau van de buurlanden.
Opleidingsniveau
Leerlingen in het voortgezet onderwijs presteren internationaal goed
in wiskunde en natuurkunde. Verder blijkt dat de Nederlandse bevolking
goed is opgeleid en dat de onderwijsdeelname goed is in internationaal
perspectief. Ongeveer 65 procent van de Nederlandse bevolking in de
leeftijd 25-64 jaar heeft tenminste een havo/vwo of mbo-dploma. Dat is
iets hoger dan gemiddeld in de OESO-landen. In een aantal omringende
landen ligt dit aandeel hoger: bijvoorbeeld in Denemarken en Duitsland
rond de 80 procent. Van de jongeren tussen de 25 en 34 jaar heeft
tenminste 25 procent een diploma hoger onderwijs. In de omringende
landen Verenigd Koninkrijk (27 procent), Denemarken (29 procent),
Frankrijk (31 procent) en België (34 procent) ligt dat hoger. Toch
behoort de instroom in het Nederlandse hoger onderwijs tot de hoogste
van ons omringende landen. Dit betreft vooral de vergelijking met de
vierjarige opleidingen in het hoger onderwijs in ons land. In de
omringende landen worden meer korte opleidingen in het hoger onderwijs
aangeboden.
Leraren
De leraren verdienen, in internationaal perspectief gezien, een
redelijk tot goed salaris. Evenals in Nederland is in veel andere
Europese landen sprake van een stijging van de gemiddelde leeftijd van
het onderwijspersoneel. In Nederland is ongeveer 25 procent van de
leraren in het primair onderwijs ouder dan 50 jaar. In Duitsland en
Zweden betreft het bijna 40 procent van de leraren.
Zie ook:
Oeso-rapport: belangrijkste beelden voor Nederland
Oeso-rapport: grafieken Nederland