Congresresoluties 2001
Publieksinfo - publieksinfo@fnv.nl
FNV congres 12 en 13 juni 2001
De actiepunten (resoluties) van de FNV Congresnota 2001 "Samen doen wat samen kan" zijn nu ook te lezen op www.fnv.nl/congres
FNV Congresnota
Vierjarenprogramma (2001-2005) van de FNV met als titel
`Samen doen wat samen kan`. De nota en de resoluties
worden besproken op het FNV Congres van 12 en 13 juni
a.s.
FNV-congresnota 2001
Samen doen, wat samen kan
Vierjarenprogramma voor een vakbeweging
met kwaliteit en verscheidenheid
Voortbouwen op de Grondslag: kwaliteit en verscheidenheid
Tijdens het vorige congres in 1997 vernieuwde de vakcentrale FNV haar Grondslag. Deze congresnota, 'Samen doen, wat samen kan', bouwt voort op dat fundament. De totstandkoming ervan ging op een andere wijze dan gebruikelijk. Zij vond ook plaats onder ander gesternte. Zo zien FNV-bonden de ledentallen stagneren. Ze bereiken in onvoldoende mate nieuwe groepen op de arbeidsmarkt. En ze zien zich geconfronteerd met de vraag naar differentiatie: een nieuw evenwicht tussen individuele en collectieve behoeften.
Het vinden van toekomstgerichte antwoorden op die toenemende diversiteit en ontwikkeling van nieuwe vormen van gezamenlijkheid en solidariteit - was ook de essentie van een motie die het FNV-congres in 1997 aanvaardde. We moeten vaststellen dat voor zo'n antwoord de hele organisatie en uitstraling van Nederlands grootste vakcentrale onder het vergrootglas moeten.
De verscheidenheid van de verschillende groepen voor wie de FNV iets wil betekenen is een onomkeerbaar gegeven. Ze verlangen maatwerk en kwaliteit. Dat dwingt ons goed na te denken over de toekomst van de FNV. En over het geheel van organisaties en activiteiten dat binnen de FNV een plaats heeft gevonden. Waar we in deze nota spreken over de FNV, bedoelen we dan ook altijd vakcentrale en bonden gezamenlijk. Samen zijn zij ervan doordrongen dat ze een metamorfose op gang moeten brengen. Geprobeerd is de toekomst dichterbij te halen en daarbinnen het beeld van de FNV van straks een plaats te geven.
Proces van toekomstverkenning en vaststellen wat beter 'samen kan'
Een breed samengestelde groep FNV-medewerkers (vakcentrale en bonden) hield zich eind oktober 2000 bezig met de vraag: hoe moet de FNV er in 2005 uitzien? In een zogeheten 'Future Search Conference' ondernamen zij een zoektocht naar wat we binnen de FNV urgent samen zouden moeten aanpakken: eerst terugkijken naar het verleden. Dan de balans opmaken anno 2000. En daarna scenario's uitwerken voor de toekomst die ons over tien jaar mogelijk te wachten staat: slecht weer of juist blijvend hoge drukgebieden? Verdere individualisering of de terugkeer van maatschappelijke verbondenheid als leidend beginsel? Op grond van die scenario's is nagegaan welke inspanningen zinnige toekomstinvesteringen in de FNV als geheel zijn. Dat leidde tot een eerste keuze van bouwstenen voor het vierjarenprogramma.
Vervolgens zijn steeds meer mensen met die bouwstenen aan de slag gegaan. Eerst de speciale projectgroep 'Samen doen wat samen kan'. Vakcentrale en bonden stelden die in om de inrichting en de organisatie tegen het licht te houden. Daarna volgde op 22 november een intensief overleg tussen de besturen van bonden en vakcentrale. En tenslotte in februari dachten groepen kaderleden na over de prioriteiten en de aanpak voor vakcentrale en bonden.
Uiteindelijk bleven vier thema's over. Daarop is een stevige inzet nodig om kwaliteit te blijven leveren. Omdat diversiteit van vragen en wensen die op de FNV afkomen nieuwe vormen van dienstverlening vereisen. Zowel collectief als individueel. En omdat de FNV de ambitie heeft in 2005 dé expert op de terreinen arbeid, zorgfaciliteiten en inkomen te zijn. Als zodanig herkenbaar voor en erkend door insiders, de polder en het grote publiek.
Vakcentrale en bonden presenteren hier de vier thema's, waaraan met grote kracht samen vorm gegeven dient te worden:
· Dienstverlening en belangenbehartiging: individueel, collectief en op maat
· Beleid, lobby en strategische allianties in samenhang
· Een vakbeweging die mondiaal en Europees meetelt
· Communicatie, binding en imago, kwaliteit
In deze congresnota werken we deze vier thema's voor de komende vier jaar uit. Het bijbehorende werkdocument 'Naar een (netwerk)organisatie van vakcentrale en bonden' concentreert zich op de toekomstige organisatie en inrichting van de FNV. Om de gezamenlijke ambities waar te kunnen maken moeten we de komende vier jaar op allerlei onderdelen van onze organisaties een fikse slag maken. Het motto daarbij is 'Samen doen wat samen kan'.
In 2005 hebben leden en niet-leden, politici en ondernemingsraden te maken met een FNV, waar je snel de weg vindt. Dat gaan bonden en vakcentrale samen versneld aanpakken.
Samen binnen de FNV vorm geven aan herkenbaarheid en kwaliteit betekent niet dat we streven naar een grote eenheidsworst. Integendeel. Het gaat om een combinatie van:
1. Schaalvoordelen en een heldere netwerkorganisatie, die de kwaliteit van ons werk vergroten.
2. Een grotere herkenbaarheid van bonden en delen van bonden bij leden, in sectoren en bedrijven, en in de samenleving.
Die combinatie is de uitdaging waarvoor de FNV als geheel aan het begin van de 21ste eeuw staat. Hoe die organisatie er straks uitziet is minder belangrijk. Voor wat we samen doen, nemen we ook samen verantwoordelijkheid. Bonden en vakcentrale. Welke vorm die gezamenlijke aansturing krijgt is afhankelijk van het thema en de bedoelingen.
Het resultaat moet zijn, dat de FNV een open maatschappelijke organisatie is en blijft. Een netwerkorganisatie, die erop is ingericht zo goed mogelijk op te vangen wat er 'van buiten naar binnen' komt. Zij speelt in op de wensen van de leden en oefent door haar deskundigheid een grote aantrekkingskracht uit op werkenden. FNV-bonden zijn en blijven verenigingen van leden. Die leden beslissen uiteindelijk over de inzet, de prioriteiten en de beoordeling van de resultaten. Maar de bedding voor invloed van leden verbreden en verdiepen we. Naast vertegenwoordigende democratie komt er meer plaats voor directe democratie: contacten met leden via allerlei wegen en media, die zich vertalen in een groter draagvlak voor de activiteiten. Het moet ertoe leiden dat de FNV beter bereikbaar is en tegelijk herkenbaar voor verschillende groepen. In 2005 wil de FNV dé belangenbehartiger en dienstverlener zijn op het terrein van arbeid, inkomen en zorgfaciliteiten. Dat is een ambitieuze, maar tegelijk noodzakelijke doelstelling.
'Samen doen, wat samen kan' houdt zich niet uitvoerig bezig met het (kern)beleid van de FNV: wensen en doelstellingen op terreinen als sociale zekerheid of arbeid, inkomen en zorgfaciliteiten. Met die zaken is de FNV dagelijks bezig. Bovendien legt de FNV haar opvattingen over politieke en sociaal-economische prioriteiten neer in een manifest. Dat richt zich vooral op de politieke partijen in het zicht van de Tweede Kamerverkiezingen van 2002.
Die wensen en verwachtingen van de FNV geven echter nog geen antwoord op die andere wezenlijke kwestie: hoe moet en wil de FNV er in 2005 of 2010 uitzien? Hoe wil zij mondige werkzoekenden, werknemers en zelfstandigen goed bedienen? Hoe wil zij een maatschappelijke rol spelen, gebaseerd op wat er leeft in werkend Nederland en daarbuiten?
De voorstellen in deze nota geven samen richting aan een zich vernieuwende FNV. Vakcentrale en bonden nemen zichzelf de maat ten opzichte van globalisering en internationalisering van arbeid. De maat van grotere verscheidenheid tussen groepen en individuen.
De voorstellen zijn voorzien van een programma van aanpak of een termijn waarop zo'n plan er zal zijn. Er zal nader gekozen moeten worden. Het geheel mag niet leiden tot structureel hogere ledencontributies of exploitaties. Soms zullen bestaande activiteiten moeten wijken voor nieuwe investeringen en voorzieningen. Effectiviteit en efficiency zijn daarbij belangrijke afwegingsfactoren. Dat vraagt nauwkeurige uitwerkingen en heldere afspraken van de FNV als geheel.
1. DIENSTVERLENING EN BELANGENBEHARTIGING: INDIVIDUEEL, COLLECTIEF EN OP MAAT
Doel
Een wezenlijk kenmerk van de FNV is de combinatie van collectieve en individuele dienstverlening en belangenbehartiging. Hierin onderscheidt zij zich van andere dienstverleners. De combinatie van individuele en collectieve diensten, de wisselwerking tussen die beide elementen willen we verder uitbouwen. Daarmee behoudt en versterkt FNV haar maatschappelijke meerwaarde.
Een voorbeeld: de FNV maakt zich sterk dat het recht op persoonlijke ontwikkelingsbudgetten of het recht op een deeltijdaanstelling in CAO's komt. Daar hoort echter bij, dat diezelfde FNV ook mogelijkheden schept dat individuen zich met hun loopbaan kunnen bezighouden. Zonder druk van hun werkgever. En ook dat ze hun recht op deeltijd in de praktijk ook werkelijk kunnen realiseren.
Een FNV die zodoende actief is en voortdurend zorgt voor op individuen en groepen afgestemde diensten en adviezen, is effectief verantwoordelijk voor een hoog niveau van de arbeidsvoorwaarden in Nederland.
Uitgangspunten
Om te zorgen dat de combinatie van collectieve en individuele diensten en belangenbehartiging meerwaarde biedt, dienen deze afzonderlijke onderdelen elkaar georganiseerd te versterken.
· Signalering: Individuele dienstverlening levert een schat aan concrete, specifieke en actuele informatie op. Die is van strategisch belang voor de collectieve belangenbehartiging. Voor een deel gaat het om informatie over de feitelijke situatie: welke knelpunten ontstaan door wet- en regelgeving? Welke misstanden doen zich voor bij bedrijven en bij uitkeringsinstellingen? Daarnaast gaat het om informatie over hoe werknemers en uitkeringsgerechtigden hun situatie ervaren: waar maken ze zich zorgen over? Waar maken ze zich kwaad over? Waaraan hebben zij behoefte?
Bestaande voorbeelden van signalering als input voor collectieve belangenbehartiging zijn: meldweken, meldlijnen en enquêtes.
· Dienstverlening: Als we op collectief niveau afspraken maken, dienen die een vertaling te krijgen naar de individuele dienstverlening. Het gaat dan om het bieden van goede informatie aan leden en niet-leden over die afspraken. Maar ook over de rechten die zij daaraan kunnen ontlenen. In de tweede plaats kunnen we collectieve afspraken als kapstok gebruiken voor de ontwikkeling van individuele dienstverlening. Bijvoorbeeld op het gebied van loopbaanbegeleiding en begeleiding bij reïntegratie.
Daarom dienen we de mensen die gebruik maken van FNV-diensten er altijd op te wijzen dat 'we uw input gebruiken voor de komende CAO-onderhandelingen'. Zo maken we de CAO als dienst voor publiek en lid concreter.
· Op maat: De gegevens die de individuele belangenbehartiging opleveren, bieden inzicht in posities van verschillende groepen werknemers. De op maat en beroep toegesneden producten en diensten die we op deze basis ontwikkelen, binden werknemers aan de kwaliteit en affiniteit die de FNV biedt. Deze binding heet lidmaatschap en ziet er gevarieerd uit.
De komende jaren zetten we in op een gezamenlijk opereren van vakcentrale en bonden. Onder meer op het terrein van de bereikbaarheid en herkenbaarheid. Voorop staat dat het individuele lid op een eenvoudige heldere wijze contact kan leggen met de bond waar hij of zij lid van is of van zou willen worden. Vakcentrale en bonden zijn herkenbaar in de verschillende sectoren, oude en nieuwe.
Activiteiten
Om de wisselwerking tussen individueel en collectief goed te organiseren pakt de FNV de volgende activiteiten aan:
· Het optimaal benutten van de gegevens die liggen opgeslagen in registraties van ledenservice, de FNV Servicelijn en allerlei vormen van individuele begeleiding. Die gegevens moeten gebundeld terecht komen bij degenen die met de inzet voor collectieve afspraken of vernieuwing van die afspraken bezig zijn. Zo voorkomen we dat waardevolle ervaring en kennis verloren gaat.
· Een goede verslaglegging van bijeenkomsten met de achterban.
· Specifieke bijeenkomsten en discussies via internet over onderwerpen waarover input voor het beleid nodig is.
· Volgen en meten wat er met collectieve afspraken gebeurt. Hiervoor is nodig, dat we zoveel mogelijk collectieve afspraken maken met meetbare doelstellingen.
· De stofkam halen door collectieve afspraken om na te gaan of er elementen in zitten die we nog kunnen verzilveren. Enerzijds zorgen we dat andere partijen de gemaakte afspraken daadwerkelijk in de praktijk brengen. Anderzijds bezien we of we zelf onze individuele dienstverlening kunnen uitbreiden in relatie tot collectieve afspraken. Denk bijvoorbeeld aan loopbaanadvisering. En aan advisering bij de invulling van individuele arbeidsvoorwaardelijke afspraken. Bijvoorbeeld in de combinatie arbeid en zorgfaciliteiten. Maar ook: vakantie versus geld, sabbatverlof, concurrentiebedingen en arbeidsmarkttoeslagen. Per CAO verzamelen we klachten en procedures om die door te geven aan kadergroepen, onderhandelaars en ondernemingsraden.
· Het informeren van individuele leden en niet-leden over collectieve afspraken en de rechten die ze daaraan kunnen ontlenen.
Voorbeelden: het integraal gratis toegankelijk maken van CAO-teksten. Onder meer via internet en met gebruikmaking van de FNV CAO-databank: die biedt in 2001 een compleet en actueel overzicht over de Nederlandse CAO-bepalingen. Leesbare CAO's of mogelijk 'publieksversies', die duidelijk uitleggen wat CAO-afspraken in de praktijk precies betekenen. Hierbij zetten we ook de publiciteit in.
Door gratis relevante en bruikbare informatie aan te bieden, vergroten we de naamsbekendheid. En vervolgens kunnen we een koppeling leggen met bijvoorbeeld producten die aansluiten op CAO-afspraken: keuzepakketten arbeidsvoorwaarden. Of tijdspaarregelingen gericht op individuen in een bepaalde levensfase of met bijzondere arbeid en zorg vragen. Maar ook loopbaanadvies met gebruik van sectorale budgetten en specifieke voorzieningen.
· We gaan na hoe we een centrale helpdesk voor kaderleden het beste kunnen organiseren. Bij zo'n helpdesk kunnen zij hun vragen neerleggen en snel een antwoord of doorverwijzing krijgen. Internet en de telefoon zijn hiervoor belangrijke media.
· Betaalde dienstverlening: de komende jaren ontwikkelen we nieuwe gespecialiseerde diensten. In beginsel bieden we een aantal bestaande en nieuwe diensten tegen betaling aan alle werknemers aan. Een voorbeeld van dienstverlening tegen betaling, voor zowel leden als niet-leden, is het FNV Bureau Beroepsziekten. De huidige FNV Servicelijn is een gratis voorziening voor leden en niet-leden. Zij betalen slechts de telefoonkosten. De komende tijd ontwikkelen we voorstellen om het telefonisch advies uit te breiden naar schriftelijk en digitaal advies. Hiervoor brengt FNV dan kosten in rekening. Andere vormen van zulke betaalde dienstverlening zijn: financiële advisering en kort-adviesgesprekken voor individuele leden over een salarisgesprek of arbeidsvoorwaardengesprek.
Uitgangspunt bij alle diensten die we tegen betaling aanbieden is, dat er een duidelijk voordeel is voor leden. Niet-leden betalen een bijdrage die tenminste kostendekkend is.
De FNV bekijkt - vooral bij nieuw te ontwikkelen diensten - of zij deze in eigen beheer aanbiedt, of in samenwerking met een partner of commerciële aanbieder.
· Uiteindelijk komt in 2005 het publiek virtueel en via de telefoon onmiddellijk terecht op de plek waar het moet zijn. Heeft het lid - ongeacht van welke bond - of een niet-lid een vraag of een klacht, of wil hij of zij een brochure bestellen, dan volstaat één telefoonnummer en emailadres. Dat telefoonnummer is bereikbaar van 's ochtends tot in de avond en op zaterdag.
Gevarieerd lidmaatschap
De komende jaren brengen we in het lidmaatschap van een vakbond variëteit aan. Zo houden we meer rekening met de diversiteit in wensen. Met behoud van een gezamenlijk en solidair fundament: lid zijn en daarvoor een contributie betalen. De FNV gaat in beeld brengen welke mogelijkheden er zijn voor variatie in lidmaatschap.
· Voor mensen en instanties die nu geen lid kunnen zijn, vergroten we de mogelijkheden om zich als 'vriend of vriendin van FNV' aan te sluiten. Deze donateurs komen niet in aanmerking voor dienstverlening en belangenbehartiging. Maar ze krijgen wel de mogelijkheid hun verbondenheid met FNV te tonen. In ruil daarvoor ontvangen zij informatie over vakcentrale en bonden.
· Vakcentrale en bonden ontwikkelen tevens speciale vormen van lidmaatschap voor verwante organisaties, zoals ondernemingsraden en medezeggenschapscommissies. In ruil voor een jaarlijkse contributie krijgen deze informatie en gratis advies tot een bepaalde omvang. Als de jaarlijkse bonus is opgebruikt, betalen ze voor verdergaande dienstverlening.
· Voor toekomstige volwaardige leden ontwikkelen we een aangepaste voorziening als 'pilot'. Mogelijkheid is een goedkoop SMS-lidmaatschap voor scholieren en bijbaners. Tegen gereduceerd tarief kunnen zij basale informatie per telefoon ophalen bij de FNV. Bij omzetting van het SMS-lidmaatschap in een echt lidmaatschap ontvangen zij een tegemoetkoming, eventueel in de vorm van eigendom van de FNV-telefoon.
· Er komt een haalbaarheidsonderzoek naar een virtuele vakbond. Deze FNV- bond biedt aan zijn leden alleen via internet diensten aan.
In 2005 zijn de ledenbestanden van de FNV-bonden gekoppeld, of bestaat er één groot ledenbestand. Mensen kunnen zich via internet of de telefoon rechtstreeks aanmelden en mutaties doorgeven. Hierdoor stroomlijnen we contributie-inning en geldstromen. Vakcentrale en bonden hebben dan tevens één groot distributiecentrum met magazijn en verzendafdeling en één financiële administratie tot hun beschikking. En de werknemers van Nederland weten exact waar zij moeten zijn met vragen over werk, inkomen en zorgfaciliteiten.
2. BELEID, LOBBY EN STRATEGISCHE ALLIANTIES IN SAMENHANG
Inleiding
Vakcentrale en bonden dienen de komende jaren de kwaliteit en het rendement van beleid en lobby te verhogen. Daarom bezien we meer systematisch met welke andere organisaties en instellingen we strategische partnerschappen opbouwen. Dat is nodig om de rol als dé expert en zaakwaarnemer op het terrein van arbeid, inkomen en zorgfaciliteiten' waar te maken.
De arbeidsverhoudingen aan het begin van de 21ste eeuw stellen nieuwe eisen aan organisatie en inrichting van de FNV. Enerzijds wordt een toenemend aantal zaken bepaald buiten Nederland: Europese en mondiale richtlijnen en politieke besluiten, internationale fusies die een internationaal vakbondsantwoord vragen. Anderzijds zien we doorgaande decentralisatie van arbeidsverhoudingen, naar regio's en afzonderlijke organisaties. Daar komt bij dat de FNV op diverse terreinen wel een belangrijke, maar niet de enige speler is. Diversiteit is een ontwikkeling binnen de categorie werknemers. Maar ook in het veld van organisaties en bewegingen die een rol vervullen op de kernterreinen van beleidsontwikkeling.
Effectieve beleidsontwikkeling vanuit de FNV vraagt meer dan ooit om:
· Het in stand houden van een professionele en herkenbare lobby als kerntaak.
· Het aangaan van allianties en partnerschappen met andere organisaties, waarmee de basis voor beleidsbeïnvloeding wordt verbreed en een groter gewicht krijgt.
Steeds moeten we daarbij de eigen herkenbaarheid afwegen tegen de meerwaarde van allianties en professionalisering van lobbywerk. Voor een effectieve lobby vanuit de FNV is een bewegelijk netwerk van beleidsontwikkelaars en lobbyisten noodzakelijk. Naast het experimentele lobbybureau in Brussel brengen vakcentrale en bonden ook een bureau in Den Haag tot ontwikkeling. Deze bureaus zijn uiterlijk in 2005 samen met beleidsvoorbereiders binnen vakcentrale en bonden één functionerend netwerk voor lobby en beleid.
Voor effectieve bundeling van krachten en deskundigheden kunnen we allianties en partnerschappen niet langer incidenteel ontwikkelen en beheren. Een systematische afweging en resultaatsbeoordeling van samenwerking met andere organisaties dient in de komende tijd vorm te krijgen. Vaak is de FNV in samenwerkingsrelaties een van de grotere of zelfs de grootste partner. Dikwijls ook heeft zij de meeste deskundigheid in huis over een breed terrein. De kunst is dan samenwerking zodanig vorm te geven, dat we voldoende ruimte geven aan kleinere of minder invloedrijke partners. De uitstraling moet vooral zijn, dat de FNV een samenwerkingspartner is die betrouwbaar opereert. De herkenbaarheid van de rol en betekenis van FNV is daarbij wezenlijk. Het moet echter in de contacten met partners niet voorop staan.
Wat wil FNV realiseren in verbetering van de lobby?
Activiteiten en doelstellingen in het eerste jaar:
· De vakcentrale wijst een coördinator lobby aan. Deze werkt samen met verantwoordelijke lobbyisten binnen grotere bonden.
· De vakcentrale organiseert aansluiting op het lobbynetwerk voor specifieke bonden. Dit aansluitend aan het huidige experiment met een intermediair.
· Er wordt een budget vastgesteld om het netwerk te realiseren
· Vakcentrale en bonden brengen de huidige contacten en netwerken op het terrein van beleid en (politieke) lobby in beeld en vergelijken deze.
· Daarnaast komt er een inventarisatie van maatschappelijke organisaties, waarmee de FNV contact wil onderhouden en lobbyactiviteiten afstemmen.
· Alle interne communicatiestromen binnen de FNV als geheel worden op grond van deze analyses gestroomlijnd waar dat efficiency of doelmatigheid kan bevorderen.
Activiteiten en beslissingen in het tweede tot en met vierde jaar:
· Samensmelting van huidige netwerken tot een 'netweb'.
· Optimaliseren van het huidige overlegcircuit tussen vakcentrale en bonden, in het kader van 'samen doen wat samen kan'.
· Lobbyisten introduceren in het netweb.
· Vaststellen welke middelen beschikbaar moeten komen als de doelstellingen verfijnd zijn.
· Op- en inrichten van een kantoor FNV-Den Haag.
· Onderzoeken of meer professionele lobby op het niveau van de vier grote steden noodzakelijk en mogelijk is.
· Regelmatige evaluatie en rapportage over ontwikkeling en rendement van het lobby-beleidsnetwerk.
Wat wil de FNV bereiken bij het aangaan van strategische allianties en partnerschappen?
In het eerste jaar:
· Systematisch in beeld brengen van strategische allianties en partnerschappen van vakcentrale en bonden.
· Beoordeling van onze inzet in deze allianties en het rendement van de samenwerking voor het verwezenlijken van onze gezamenlijke hoofddoelstellingen.
In het tweede tot en met vierde jaar:
· Keuze maken voor organisaties en instellingen waarmee het onderhouden van een duurzame alliantie wenselijk en realistisch is. Bonden en vakcentrale stemmen dit af en maken gezamenlijke keuzes.
· Plan uitwerken voor inhoud en draagvlak van een partnerschap met ondernemingsraden. De bonden voeren het partnerschap uit. De vakcentrale zorgt voor eventuele faciliteiten en uitwisseling.
· Tweejaarlijkse meting van de resultaten van allianties en partnerschappen.
Achtergrond en overwegingen
De FNV gaat zich profileren als het kenniscentrum, als een gezamenlijke 'Postbus 51', voor arbeid, inkomen en zorgfaciliteiten. Groepen vakgenoten binnen de FNV zullen meer dan tot nu toe beleid maken, invulling daaraan geven of verder ontwikkelen. Bij het kader en bij groepen leden moet duidelijk zijn wat belangrijkste elementen van het FNV-beleid zijn. Maar ook hoe de FNV de lobby daarvoor organiseert. Tegelijkertijd dient helder te zijn wat we samen gewenst beleid vinden op de werkvloer.
Uiteindelijk (2005) moeten grote groepen Nederlanders (al dan niet lid) een helder beeld hebben van waar de FNV landelijk en internationaal voor staat. Maar ook hoe ze dat probeert te realiseren. Bovendien is in 2005 helder welke allianties de FNV als geheel onderhoudt. En met welke doelstellingen en resultaten. Voor ondernemingsraden is de FNV in 2005 een betrouwbare, deskundige, herkenbare en geïnteresseerde partner. De FNV beschikt dan over actuele en unieke informatie over wat ondernemingsraden bezighoudt. Hoe zij invulling kunnen geven aan collectieve afspraken of driekwart dwingende bepalingen. Tevens is de ondersteuning van en dienstverlening aan ondernemingsraden afgestemd op de diversiteit van organisaties en de herkenbaarheid in sectoren. Via of bij de FNV is een register van kandidaten voor Raden van Commissarissen beschikbaar.
Elke bond stelt een lobbyist aan. Die is op de hoogte van de interne aanwezigheid van deskundigen op uiteenlopende gebieden. Is er geen deskundige, dan stellen we die aan en informatie dient diegene dan snel te bereiken. Selectieve informatiespreiding is van belang om niet ondergesneeuwd te raken. Tussen de lobbyisten dient onderling veelvuldig contact te zijn. Niet alleen vanuit de belangen van de eigen bond. Zij moeten ook besef hebben van de belangen van andere bonden. Er is dus sprake van een actieve interactie tussen lobbyisten binnen de bonden, de vakcentrale en FNV-Den Haag. Naast coördinatie is het Haagse bureau belast met het volgen van en anticiperen op diverse politieke agenda's: het maakt ruim van tevoren deze agenda's bekend bij de lobbyisten. Het heeft inzicht in wat gaat spelen. En weet hoe de politieke verhoudingen met betrekking tot een onderwerp liggen.
Het huidige overlegcircuit binnen de FNV dienen we hierop af te stemmen. Beleidsontwikkelaars binnen vakcentrale en bonden signaleren tijdig wat op stapel staat of waar de FNV prioriteiten moet stellen. De lobbybureaus in Den Haag en Brussel werken nauw met elkaar samen en met in aanmerking komende partners. Zo ontwikkelen beleid en de noodzakelijke lobby zich in samenhang en over een breed veld.
Bonden hebben een trekkersfunctie in de lobby als ze aanmerkelijke belangen hebben bij een bepaald onderwerp. De vakcentrale vervult deze trekkersrol bij meer algemene of maatschappelijk breed uitwaaierende onderwerpen. In ieder geval moeten de belangen van betrokken bonden vastliggen. En er dient duidelijkheid te zijn in de te volgen lijnen.
Binnen sectoren en concerns zijn bonden de eerst aangewezenen om beleid en lobby vorm te geven. Vaak bestaan hiervoor overleg- en onderhandelingsvormen. De inventarisatie van netwerken strekt zich uit tot die concerns of sectoren, waar vakcentrale en bonden een strategisch belang voor effectieve lobby vaststellen. Dat kan leiden tot lobbycontacten op concernniveau om meer grip te krijgen op (politieke) werkgeversstandpunten en internationale politiek. Maar ook op problemen in bepaalde bedrijfstakken. Steeds wegen we daarbij de relatie met de FNV-rol als belangenbehartiger goed af.
Het onderzoeken van de mogelijkheden voor concern-CAO's en Europese CAO's wordt een speerpunt in beleidsontwikkeling en ondersteunende lobby. FNV-Brussel brengt een gedegen samenwerking met FNV-Den Haag op gang om ook op Europees niveau optimaal te kunnen lobbyen. Korte lijnen tussen het Haagse en Brusselse bureau en de belangenbehartigers in sectoren en internationale concerns moeten de komende jaren tot stand komen. De FNV rapporteert hierover regelmatig aan bonden en (kader)leden.
Het beleids- en lobbynetwerk en het kenniscentrum dat we daarmee optuigen, benutten we steeds in twee richtingen:
· Naar de politiek, werkgevers en derden om effectief zaken te kunnen doen.
· Naar kaderleden en leden, om die eigentijds te faciliteren.
Bij de inrichting van netwerken en partnerschappen is de effectiviteit in deze twee richtingen toetssteen.
De FNV moet antwoord vinden op de vraag of het lobbynetwerk zich ook moet uitstrekken naar grootstedelijk niveau. FNV-regiobestuurders gaan na of dergelijke lobbycontacten mogelijk en wenselijk zijn. Op grond van deze analyse kan de FNV in een volgend vierjarenprogram de lobby bij grote steden verfijnen.
3. EEN VAKBEWEGING DIE MONDIAAL EN EUROPEES MEETELT
Vakbonden en de wereld buiten Nederland
De verhouding tussen werknemers en werkgevers wordt tot nu toe vooral op nationaal niveau bepaald. De Nederlandse vakbeweging ontleent haar positie vooral aan de invloed op CAO-onderhandelingen, aan het algemeen verbindend verklaren van CAO's en aan nationale wetgeving.
Interne markt en euro nemen echter binnen de Europese Unie interne handels- en investeringsbelemmeringen weg. Bedrijven en markten opereren steeds internationaler. De arbeidsmarkt zonder grenzen komt dichterbij. In ons land heeft al 37 procent van de grotere bedrijven een 'buitenlandse moeder'. Nederlandse concerns nemen ook steeds meer ondernemingen in het buitenland over. Door deze mondialisering verandert er veel voor werknemers. Fusies en reorganisaties zijn aan de orde van de dag. Dat werkt ingrijpend door in de werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, de medezeggenschap en de bedrijfscultuur. Ook leidt het tot een groter risico van 'sociale dumping'. Omgekeerd heeft het beleid van Nederlandse concerns in het buitenland grote gevolgen voor de werknemers aldaar. Vooral in landen met een zwakke sociale infrastructuur. Overigens internationaliseert niet alleen het bedrijfsleven, de overheid doet dat ook. Zo ontstaat er langzamerhand een wereld waarin nationale lidstaten niet meer de eerste of de belangrijkste eenheden zijn.
Vakbonden en ondernemingsraden spelen nog niet adequaat in op deze ontwikkelingen. Zij kijken bij internationale fusies en reorganisaties vooral naar de consequenties op nationaal niveau. Goede internationale vakbondscontacten - om een gezamenlijke strategie te ontwikkelen - ontbreken. Er is onvoldoende zicht op ontwikkelingen buiten Nederland. Afstemming en Europese coördinatie van CAO-onderhandelingen staan nog in de kinderschoenen. De vakbeweging reageert op internationale ontwikkelingen. Ze is minder pro-actief dan wat minimaal nodig is. Kennis en ervaringen worden internationaal hooguit incidenteel uitgewisseld en benut. Maar zeker nu de internationale concurrentie zich deels in de vorm van concurrerende arbeidsvoorwaarden voltrekt, dienen we snel vooruitgang te boeken.
Een steeds mondialer opererend bedrijfsleven vraagt om een meer mondiale vakbondsaanpak. Het vraagt om internationale samenwerkingsverbanden en een pro-actieve opstelling. Daarom dienen er meer experimenten te komen die leiden tot:
· Het versterken van de vakbondspositie binnen enkele toonaangevende internationale concerns.
· Het verspreiden van deze ervaringen naar bestuurders, leden en kaderleden in andere concerns (vliegwieleffect).
· Het voorzien in een stroom basisgegevens voor beleid en lobby op nationaal, Europees en internationaal niveau.
Samen doen wat samen kan
Op het gebied van de internationale samenwerking is een verdergaande samenwerking tussen vakcentrale en bonden gewenst en noodzakelijk. Er is meer afstemming nodig van wat sector- en bondsoverstijgend is met hetgeen in bedrijven en sectoren aan de orde is. Maar ook de inzet op mondiaal en Europees terrein. Samenwerkingsvelden zijn:
· het gezamenlijk ontwikkelen van beleidsvisies
· het benutten van elkaars kennis en deskundigheid
· het uitwisselen van ervaringen door resultaten gedegen in kaart te brengen en te verspreiden
· het gezamenlijk ontwikkelen en uitvoeren van projecten
· het benutten van de Europese en internationale posities en netwerken
Van belang hierbij is wel om de rollen van FNV vakcentrale en bonden nader te duiden:
De vakcentrale vervult (op verzoek van de bonden) een coördinerende rol bij: beleidsontwikkelingen, facilitering, het monitoren van projecten, subsidieverwerving, het benutten en beschikbaar stellen van het internationale netwerk en eventueel het beheer van fondsen. Wellicht ook de rol van projectontwikkelaar en -coördinator.
De bonden zijn vooral verantwoordelijk voor de uitvoering van projecten in bedrijven en sectoren. Zij stellen kennis en ervaring breder beschikbaar. Samen doen wat samen kan levert op die wijze synergie en meerwaarde op die onze positie vakbondsbreed versterkt.
Voor kaderleden is een dragende rol weggelegd bij het invullen van internationale projecten en contacten vanuit de eigen werksituatie of bondspositie. Dat vraagt om facilitering en benadering op maat.
De FNV onderzoekt in 2001 hoe we de samenwerking tussen de diverse internationale afdelingen van vakcentrale en bonden kunnen intensiveren. Belangrijk aandachtspunt is dat 'de wereld van Mondiaal' ( de internationale afdeling van de vakcentrale) niet los komt te staan van wat er gebeurt in de overige beleidsafdelingen van vakcentrale en bonden. Er komt meer kruisbestuiving tussen het nationale en internationale niveau.
Samenwerking en projecten op mondiaal niveau
Vakcentrale en bonden werken al nauw samen in hun mondiale activiteiten. De vakcentrale beheert de internationale solidariteitsfondsen van de bonden. De hieruit gefinancierde projecten voldoen aan gezamenlijk door centrale en bonden geformuleerd beleid en criteria. Zij werken ook samen in de voorlichting en campagnes rond internationale kwesties: de bestrijding van kinderarbeid en de ontwikkeling en naleving van gedragscodes voor multinationale bedrijven.
Een belangrijke aanzet voor intensievere samenwerking tussen vakcentrale en bonden vormt de ontwikkeling van een bedrijvenmonitor. Deze monitor volgt het doen en laten van een aantal Nederlandse multinationale bedrijven in ontwikkelingslanden. In deze bedrijven brengen we op internationaal niveau contacten tussen werknemers en hun bonden tot stand. Uiteindelijk moet dit leiden tot voorstellen voor internationaal overleg of onderhandelingen op concernniveau. De bedrijvenmonitor richt zich in eerste instantie op de naleving van fundamentele arbeidsnormen, zoals vastgelegd in ILO-conventies: recht op organisatie en collectieve onderhandeling, non-discriminatie. Maar ook arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden komen in beeld. Bij de bedrijvenmonitor neemt de vakcentrale de rol op zich van coördinator, facilitator en subsidieverwerver. De bonden zijn de dragers van het project als het aankomt op het beschikbaar stellen en delen van (bedrijfs)kennis. Maar ook op het onderhouden van de internationale contacten en het inbrengen van internationale kwesties in het (CAO-)overleg.
De verbreding van het internationale vakbondswerk dient zich in de komende periode langs de lijnen van deze rolverdeling te ontwikkelen, willen we de beoogde synergie en meerwaarde bereiken. Omgekeerd betekent het ook dat we op deze wijze de positie van de FNV op sectoroverstijgend niveau versterken. De inbreng en invloed van de FNV in internationale organisaties als het IVVV en de ILO neemt toe naarmate de afstemming met de bonden beter verloopt.
Samenwerking en projecten op Europees niveau
De samenwerking op Europees niveau groeit. Daarbij gaat het om concrete projecten. Maar ook om beleidsafstemming en coördinatie. Vakcentrale en een aantal bonden startten eind 2000 een gezamenlijk project over de Europese CAO, als deelproject binnen 'De toekomst van de CAO'. Het vertrekpunt daarbij was beleidsafstemming, coördinatie en samenwerking. Dat is noodzakelijk om goed in te kunnen spelen op de gewijzigde machts- en marktverhoudingen. En om internationaal een positie te creëren als belangrijke onderhandelingspartner.
Georganiseerde solidariteit tussen werknemers, een gelijke inzet en inspanning levert op termijn ook 'gelijke waar' op. Dat was een belangrijke overweging om dit project te starten. Over een aantal jaren moeten het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en de beroepssecretariaten een coördinerende rol vervullen en een eigen onderhandelingspositie verwerven.
Parallel daaraan werkt FNV verder aan het zogeheten 'proces van Doorn': in 1997 gestart tussen de vakcentrales uit Nederland, België en Duitsland. Doel is om tot betere informatie-uitwisseling en een zekere afstemming op arbeidsvoorwaarden te komen. Er liggen nu afspraken om in 2002 een niet-loongebonden thema te kiezen waarop een gezamenlijke inzet en profilering plaatsvindt. Daarnaast onderzoekt een expertgroep de onderhandelingsculturen en de toepassing van definities over het bepalen van de onderhandelingsruimte.
Via de sectoren bestaan nog andere mogelijkheden voor Europese afstemming:
- bilaterale samenwerking in de grensregio's,
- een bovennationale concernaanpak,
- en coördinatieafspraken binnen de Europese beroepssecretariaten.
Tal van initiatieven, bijvoorbeeld binnen de Europese federaties van metaalbonden, bouwbonden en de ambtenarenbonden, zijn intussen genomen. Langzaam maar gestaag komen afspraken in beeld over een gezamenlijk loonbeleid. Daarnaast benut een aantal bonden de Euregionale samenwerking om de coördinatie van arbeidsvoorwaarden nader in te vullen.
Ook een concernaanpak is nodig. Binnen een internationaal opererend concern maken we afspraken over:
· Wie is overlegpartner bij reorganisaties met gevolgen voor de werkgelegenheid in andere landen?
· Wie betrekken we bij een Europa-breed concernplan of de ondernemingsstrategie op langere termijn?
· Hoe ziet een traject van harmonisatie van arbeidsvoorwaarden er uit?
· Hoe kunnen (kader)leden een dragende rol vervullen en welke faciliteiten hebben ze daarvoor nodig?
Een voorbeeld: FNV Bondgenoten is actief betrokken bij een Europees vakbondsproject in de bankensector. Hier wisselt men informatie uit. Maar ook wil men tot een gezamenlijke vakbondsstrategie en beleidsbeïnvloeding komen.
Twee andere voorbeelden: in de Grafimedia is er een actieplan om een Europees onderhandelingsnetwerk op te starten. Bij de journalisten komt er een netwerk van expertise en informatie met modelcontracten over werkomstandigheden, werktijden, betaling en ziekte.
De FNV als vakcentrale wil de komende vier jaar vooral:
· meewerken en een initiërende rol spelen bij het verder invullen van de coördinatierol van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV),
· de overleg- en onderhandelingspositie van het EVV in Brussel verder versterken,
· het Doornse proces uitbouwen naar andere grensregio's en het blijvend ondersteunen.
FNV-bonden willen vooral:
· in beroepssecretariaten sectorale samenwerking en coördinatie stimuleren,
· actief zoeken naar een gelijke inzet op een Europese onderhandelingsformule,
· stimuleren dat er een gezamenlijke inzet komt op een beperkt aantal concrete thema's, bilateraal of met bonden uit enkele landen samen,
· ervaring opdoen met een gezamenlijke projectgewijze aanpak in grensregio's,
· initiatieven nemen voor een bundeling van krachten over de grenzen heen binnen enkele concerns,
· concerngewijze netwerken van informatie en vakbondsfunctionarissen opzetten,
· (kader)leden in staat stellen eigen initiatieven te nemen,
· streven naar een modelaanpak op een nog te kiezen thema bij een nog te selecteren Nederlandse multinational.
Arbeidsimmigratie
De knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt dwingen de FNV op korte termijn na te denken over de werving van personeel uit het buitenland. Zowel binnen als buiten Europa. Zuid-Afrikaanse verpleegkundigen zijn naar Nederland gehaald om het personeelsprobleem in ziekenhuizen op te lossen. De roep om IT-ers uit India wordt sterker. Het leidt tot veel debatten binnen vakbonden en in de polder. Dat noopt tot een vakbondsvisie op het vraagstuk als geheel. Het gaat om korte en lange termijndoelen, belangen en oplossingen. Korte termijnoplossingen moeten passen binnen structurele oplossingen. En ook werkgevers moeten nadrukkelijk hun verantwoordelijkheid nemen.
· Op nationaal niveau is een eerste vereiste dat de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden in sectoren met tekorten in orde zijn. Dat bevordert het instromen van werkzoekenden in de sector. En het vermindert de uitstroom.
· De FNV wil geen muur om Nederland of Europa bouwen. Dit betekent wellicht aanpassing van wetgeving. Ook werknemers uit arme landen hebben recht op een baan in Nederland. Maar zij dienen dan wel gelijk behandeld te worden als hun Nederlandse collega's: arbeidsvoorwaardelijk, qua positie en ontwikkelingsmogelijkheden.
· Er moeten stevige contacten komen met vakbonden uit landen waar werving plaatsvindt.
· Uitgangspunt is dat we een 'braindrain' (het wegtrekken van sleutelwerknemers uit de wervingslanden) voorkomen. Het belang van het land van herkomst dienen we altijd mee te wegen.
Kwalificatie van bestuurders en kaderleden
Vakbondswerk 'over de grenzen' brengt veel barrières met zich mee. Onbekendheid met elkaars (onderhandelings)cultuur, maar ook taalproblemen. Goede communicatie is een voorwaarde om internationale projecten en samenwerking te laten slagen. Het vraagt om een investering. Het inhuren van tolken levert deels een (dure) oplossing voor het taalprobleem. Maar het lost het onbegrip over elkaars cultuur niet op. De FNV gaat de komende jaren na of zij meer cursussen kan ontwikkelen voor internationaal vakbondswerk. Dit in samenwerking met het scholingsinstituut van het EVV en FNV Formaat.
Daarnaast blijven we investeren in trainingen voor Europese ondernemingsraden, zoals FNV Formaat die nu aanbiedt. Via een aantal pilot-projecten besteden we extra aandacht aan begeleidende scholing en training van kaderleden. Vooral gericht op het leren beheersen van internet en concern-intranetvoorzieningen en de Engelse taal zetten we nieuwe voorzieningen op. Mogelijk ook in de vorm van E-learning.
4. COMMUNICATIE, BINDING & IMAGO, KWALITEIT
Nieuwkomers op de arbeidsmarkt voelen zich niet vanzelf aangesproken door de vakbeweging. Als ze al lid worden, dan is dat te vaak voor slechts korte tijd. Weliswaar heeft die vakbeweging in belangrijke mate bijgedragen aan hun perspectieven. En de FNV kan hen op de arbeidsmarkt op vele fronten steunen. Maar we weten dit niet in voldoende mate duidelijk te maken - en dus te verzilveren: omzetten in verhoogde organisatiegraad en betrokkenheid.
Niet altijd spoort het imago dat de FNV bij het publiek heeft met wat we doen en aanbieden. En zeker niet met wat FNV over enkele jaren wil zijn. Soms wordt FNV vereenzelvigd met het organiseren van acties, dan weer met de rol van een onzichtbare speler in een poldermodel. Dat beide rollen slechts een zeer beperkt deel van ons werk belichten, moet ons een zorg zijn. Het maakt het moeilijk al die andere activiteiten goed te communiceren en in het juiste verband te plaatsen. In een aantal gevallen lijkt het met de huidige krapte op de arbeidsmarkt of de werkgever de rol van de bond min of meer kan overnemen al was het maar om goede mensen te behouden. Bovendien krijgt de FNV er steeds meer concurrerende zaakwaarnemers bij: arbeids-, uitzend-, advocatenbureaus en verzekeringsbedrijven doen er alles aan hun (potentiële) klanten op vele fronten te ondersteunen. Ze bieden informatie, cursussen en andere vormen van dienstverlening op de kerngebieden van de FNV.
De komende jaren dient de FNV helder en eenduidig te communiceren wat haar bijzonder maakt ten opzichte van al die concurrenten.
Communicatie: het beeld bijstellen en de zichtbaarheid vergroten.
De meest mensen bepalen hun beeld van de vakbeweging via de media. Door een uitgekiende communicatiemix van voorlichting, reclame, promotie, internet, publieksvoorlichting, interne communicatie enz. kunnen we een tegenwicht bieden aan een al te eenzijdig of onvolledig beeld. We vertellen samen een eigen verhaal dat regisseerbaar is. Dat biedt bovendien vele extra contactmomenten met potentiële leden. Want ook bij inkomen, arbeid en zorgfaciliteiten maakt onbekend onbemind.
Door gericht te communiceren geven we een impuls aan het gewenste imago van de FNV als moderne, relevante belangenbehartiger. Collectief, maar vooral ook individueel. We communiceren steeds meer één op één. Op alle niveaus binnen de FNV van voorzitter tot kaderlid, van bestuurder tot publieksvoorlichter - houden we rekening met het beeld dat we willen uitstralen. Interne communicatie en afstemming van de externe communicatie krijgen de komende jaren extra aandacht. Door de breedte van onze dienstverlening op maat aan te geven, kunnen we nieuwe leden beter werven en vasthouden. En door onze centrale boodschappen herhaald te communiceren, bevestigen we leden in hun keuze voor de FNV.
Vakcentrale en bonden gaan de verschillende functies, die we voor onze leden vervullen, samen gericht onder de aandacht brengen. Niet vanuit het oogpunt van de organisatie, maar vanuit dat van de leden, dus: helder, kort en krachtig.
Het beeld waarmee de FNV zich de komende jaren vooral wil presenteren sluit aan bij de groepen betrekkelijke nieuwkomers op de arbeidsmarkt: mannen en vrouwen van 25 tot 35 jaar, die aan het begin van hun carrière staan. Ze hebben van de FNV gehoord en staan relatief positief tegenover de vakbeweging. Ze hebben echter niet het idee dat het FNV-lidmaatschap voor hen persoonlijk relevant is.
De FNV richt zich speciaal tot deze doelgroep, omdat het imagoprobleem vooral bij hen speelt. Maar ook, omdat deze mensen het belang van FNV het minst erkennen. Door het contact met deze doelgroep te intensiveren, krijgt omgekeerd de FNV als geheel een jonger, dynamischer gezicht.
Mogelijke tweede doelgroep van gerichte communicatie zijn werkende mannen en vrouwen van 35-55 jaar, zowel leden als niet-leden. Maar het accent ligt in eerste instantie op de eerstgenoemde leeftijdscategorie.
Met behoud van eigen identiteit communiceren vakcentrale en bonden in dezelfde stijl. Dat vergroot de zichtbaarheid FNV-breed. Oftewel: eenheid in verscheidenheid. In de praktijk: aandacht voor beroepstrots van werknemers!
UITWERKING
Over vier jaar
Over vier jaar staat de FNV bekend als de organisatie die alles weet over werk, inkomen en zorgfaciliteiten. En dan vooral vanuit de invalshoek van de werknemer / zelfstandige zonder personeel / stagiair/ uitkeringsgerechtigde / onbetaald werkende. Dit hooggespecialiseerde FNV-kenniscentrum wordt mede gevoed door netwerken in bedrijven en groepen uitkeringsgerechtigden.
Netwerkorganisatie en daaraan gekoppeld kenniscentrum Het hooggespecialiseerde kenniscentrum dient bij voorkeur op een plek te staan waar de kenniswerkers niet telkens het wiel uitvinden. Vooral met behulp van internet en intranet staan de kenniswerkers in contact met mensen in bedrijven, ondernemingsraden en uitkeringsgerechtigden. Vakbondsmedewerkers die vooral goed zijn in het communiceren met leden staan deze werknemers, OR-leden en uitkeringsgerechtigden bij. De FNV zet daarnaast stappen om persoonlijke contacten met en tussen (groepen) leden te vergemakkelijken.
Virtuele vakbeweging
Over vier jaar is internet voor de interne en externe communicatie binnen en buiten FNV essentieel. Internet is daarbij een ander medium dan vakbondsbladen. Internet heeft het vermogen om alle activiteiten van de vakbeweging virtueel te laten worden.
BINDING & IMAGO
De FNV moet ondertussen voor alle werknemers en uitkeringsgerechtigden zichtbaar zijn. Door vrije publiciteit en door betaalde publiciteit. Daar moet geld voor zijn.
Doelen
De FNV intensiveert en verdiept het publieks- en ledenonderzoek. De uitkomsten van onderzoek leiden tot bijstelling van beleid en worden vertaald naar middelen.
Activiteiten
· vaststelling van het feitelijke en wenselijke imago,
· een uitstroomonderzoek voor alle bonden en sectoren,
· verdere ontwikkeling van publiekspanel en ledenpanel. Met meer mogelijkheden voor focus-groepenonderzoek en resultaat op sectorniveau,
· ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe imagocampagne op algemeen niveau en pilots op sectorniveau,
· ontwikkeling van een ledenbindingsprogramma, waarbij we experimenteren met de vorm van het lidmaatschap. Het loyaliteitsprogramma bouwen we verder uit, zodat we hierover na vier jaar besluiten kunnen nemen.
Opmerkingen
Randvoorwaarde voor succes is dat activiteiten van verschillende organisaties elkaar ondersteunen en versterken. Daarom zijn afspraken over afstemming en wie wat doet en hoe, noodzakelijk. Randvoorwaarde is ook dat er budget beschikbaar komt.
Open deur bij de activiteiten is gebruikmaking van een diversiteittoets. Telkens dienen we de vraag te beantwoorden: op wie richten we ons en met welk doel? Tweede open deur: we dienen het gewenste imago wel waar te maken!
Resultaten in 2005
· leden zijn positiever over het lidmaatschap dan in het ledenpanel 2000,
· werknemers vinden dat de FNV in 2005 meer zichtbaar is op de werkplek dan in 2000,
· front office: via één telefoonnummer is de FNV altijd bereikbaar van de ochtend tot en met de avond en op zaterdagen. Er kan onmiddellijk worden doorverbonden met alle sectoren,
· FNV-vertegenwoordigers op belangrijke functies en in de media zijn kleurrijk en divers,
· alle FNV-producten en -kantoren zijn duidelijk herkenbaar van de FNV.
Informatieverzameling en (aanduiding) van kwaliteit
De komende vier jaar probeert de FNV systematisch informatie bijeen te brengen en 'op maat' beschikbaar te stellen. Hieraan verbinden we waar mogelijk een kwaliteitsaanduiding. Dat gebeurt op grond van opvattingen van leden en binnen de FNV aanvaarde kwaliteitscriteria. De FNV doet dat vanuit een positie als betrouwbaar adviseur en niet partijdig verzamelaar van gegevens, ervaringen en opvattingen.
Vooralsnog ligt het accent op vier terreinen die voor alle aangesloten bonden en grote groepen leden van belang zijn:
· maatschappelijk ondernemen
· CAO-keuzepakketten: niet de inhoud, maar de keuzemogelijkheden en de organisatie daarvan, zodat het ook echt keuzes zijn
· kwaliteit van arbeid en reïntegratie naar werk
· kwaliteit van medezeggenschap