Titel: Inwerkingtreding van het Verdrag met Kroatië tot het vermijden
Inwerkingtreding van het Verdrag met Kroatië tot het vermijden van dubbele belasting. Uitvoeringsvoorschriften
Directie Internationale Fiscale Zaken
Besluit van 12 juni 2001, nr. IFZ2001/515M
De directeur-generaal voor Fiscale Zaken heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Het op 23 mei 2000 tussen Nederland en Kroatië gesloten Verdrag tot
het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan
van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar
het vermogen, met Protocol, is op 6 april 2001 in werking getreden
(Tractatenblad 2001, 64). De Nederlandse tekst van het Verdrag en het
Protocol is opgenomen in Trb. 2000, 64.
Ingevolge artikel 32, eerste lid, van het Verdrag vinden de bepalingen
ervan in Nederland en in Kroatië toepassing vanaf 1 januari 2002 met
betrekking tot ontvangen of behaalde inkomsten en vermogen dat men in
bezit heeft. Hierbij zij opgemerkt dat Nederland vanaf 2001 geen
vermogensbelasting meer kent.
Krachtens artikel 32, tweede lid, van het Verdrag is de Overeenkomst
tussen Nederland en de voormalige Socialistische Federatieve Republiek
Joegoslavië tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot
belastingen naar het inkomen en naar het vermogen van 22 februari 1982
(Trb. 1982, 41, en Trb. 1983, 23) in de betrekking tussen Nederland en
Kroatië op 6 april 2001 beëindigd. De bepalingen van die Overeenkomst
blijven echter van toepassing voor belastingjaren en -tijdvakken die
zijn verstreken vóór het tijdstip waarop de bepalingen van het Verdrag
met Kroatië toepassing vinden.
In het Besluit van 19 september 1998, nr. IFZ98/1038M, over de
verdragsrelaties met voormalige Sovjet- en Joegoslavische republieken
(Infobulletin van 1 januari 1999, volgnummer 99/12) is medegedeeld dat
de door Nederland met voormalig Joegoslavië gesloten
belastingovereenkomst van 22 februari 1982 zonder meer toepassing kan
vinden in de relatie tot Kroatië. In verband met de inwerkingtreding
van het met Kroatië gesloten belastingverdrag van 23 mei 2000 is het
gestelde in laatstgenoemd besluit niet langer zonder meer van
toepassing, maar slechts met inachtneming van het vorenstaande.
Het ligt voorshands niet in het voornemen van Nederlandse zijde uitvoeringsvoorschriften (met een daarbij behorend formulier) vast te stellen, die de wijze regelen waarop inwoners van Kroatië hun aanspraak op gehele of gedeeltelijke vermindering van Nederlandse dividendbelasting (artikel 10, tweede en derde lid, van het Verdrag juncto onderdeel V van het Protocol) geldend kunnen maken.
Aan de bevoegde autoriteiten van Kroatië is medegedeeld dat inwoners van dat land, die ingevolge artikel 10, tweede en derde lid, van het Verdrag juncto onderdeel V van het Protocol aanspraak kunnen maken op een gehele of gedeeltelijke vermindering van Nederlandse dividendbelasting, zich met een verzoek om vermindering van de belasting kunnen wenden tot de bevoegde inspecteur van de eenheid van de Belastingdienst. Aan de bevoegde autoriteiten van Kroatië is voorts medegedeeld welke voorwaarden aan dergelijke verzoeken worden gesteld. Een en ander is in overeenstemming met het Besluit van 4 januari 1999, nr. IFZ98/1470M, dat betrekking heeft op de behandeling van verzoeken om vermindering van Nederlandse dividendbelasting onder een aantal Nederlandse belastingverdragen en dat van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op het Verdrag met Kroatië. Het genoemde besluit is gepubliceerd in het Infobulletin van 26 januari 1999 (volgnummer 99/78) en is opgenomen in het boekwerk Internationale Fiscale Zaken. In aanvulling op dat besluit zij nog het volgende vermeld:
- voor portfoliodividenden in de zin van het Verdrag bedraagt het
verdragstarief 15%;
- inwoners van Kroatië kunnen aanspraak maken op gedeeltelijke
teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingehouden op de door hen
ontvangen portfoliodividenden, indien zij de uiteindelijk gerechtigden
tot die dividenden zijn;
- voor deelnemingsdividenden in de zin van het Verdrag bedraagt het
verdragstarief 0%;
- voor deelnemingsdividenden vereist het Verdrag dat een Kroatische
vennootschap onmiddellijk ten minste 10% bezit van het kapitaal van de
Nederlandse vennootschap en dat het kapitaal van de Kroatische
vennootschap geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld;
- voor deelnemingsdividenden kent het Verdrag nog aanvullende
voorwaarden;
- zowel voor portfoliodividenden als voor deelnemingsdividenden geldt
dat verzoeken om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting door
inwoners van Kroatië moeten worden ingediend binnen een tijdvak van
drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de dividendbelasting
is geheven.
Met de bevoegde autoriteiten van Kroatië is thans nog overleg gaande
over de uitvoeringsvoorschriften die van Kroatische zijde voor de
uitvoering van het Verdrag zullen worden getroffen. Zodra het overleg
over die uitvoeringsvoorschriften is afgerond, zullen deze in de
Staatscourant worden gepubliceerd.