Ministerie van Buitenlandse Zaken

charset="iso-8859-1"

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=416687



De Europese uitdaging van complementair bestuur
Dick Benschop
VNG-congres 'De Nederlandse gemeente in Europa'
12 juni 2001, Parkstad Limburg
De Europese uitdaging van complementair bestuur

Inleiding van staatssecretaris van buitenlandse zaken

VNG-congres 'De Nederlandse gemeente in Europa'



12 juni 2001, Parkstad Limburg

De tekst is ook te vinden onder

www.minbuza.nl

(het gesproken woord geldt)

De schaal is aan het veranderen. Soms de schaal van de gemeente zelf, maar vrijwel altijd de schaal waarop wij werken. De kaart aan de wand wordt steeds groter: Nederland, Noord-west Europa. De economische, sociale en ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven van gemeente, stad, agglomeratie of regio vragen om dit ruimere blikveld. Afstanden worden steeds kleiner naarmate de verbindingen sneller en korter zijn.

Dat verruimde blikveld is onderdeel van de mondialisering die we meemaken. De groei van ketens van afhankelijkheid. De economische schaalvergroting. De verdichting en uitdijing van netwerken. En de daarbij behorende intensivering van verbindingen. Informatie verplaatst zich steeds sneller, vaker, gemakkelijker, goedkoper.
Lokaal
en
mondiaal
zijn geen uitersten op een schaal, maar onderdelen van elkaar. En dat betekent nogal wat.

Die ontwikkelingen hebben hun gevolgen in de bestuurspraktijk. Die wordt internationaler, met name Europeser.

Dat is al vanzelfsprekend voor de Nederlandse grensgemeenten. Zij werken intensief samen met Duitse en Belgische buurgemeenten. Dat loopt van gezamenlijke bedrijventerreinen tot bi-nationale kinderopvang, van verslaafdenzorg tot grensoverschrijdende politie-inzet. En om het werven van arbeidskrachten, nu naar Nederland toe. Zij komen veel praktische problemen tegen, in belastingwetgeving, sociale zekerheid, pensioenen. De regering helpt waar mogelijk behulpzaam te zijn bij het oplossen van dat soort grensoverschrijdende problemen. Door directe contacten met de overheid van Nordrhein-Westfalen, Vlaanderen, of als het nodig is met Berlijn en Brussel.

Veel gemeenten door het hele land geven invulling aan banden verder van huis. Het zijn vormen van internationale kennismaking en verstandhouding. De banden met West-Europese steden zijn daarbij inmiddels ruim aangevuld met stedenbanden in Midden- en Oost-Europa. Dat geeft een tastbare, lokale dimensie aan het EU-uitbreidingsproces. Door de jumelages leren we burgers uit die 'nieuwe' Europese landen direct kennen. En andersom. Ik ben daar groot voorstander van. U heeft vanmorgen in de Volkskrant kunnen lezen dat 'de stedenbanden de oubolligheid voorbij' zijn. Dat wist U natuurlijk al lang, maar dat is nu ook journalistiek goedgekeurd. Via het door Buitenlandse Zaken gefinancierde programma Gemeentelijke Samenwerking Toetredingslanden (GST) van de VNG, werken gemeenten uit Nederland nu samen met bijvoorbeeld gemeenten uit Hongarije bij het uitwisselen van expertise over het opzetten van een kadaster, of het uitvoeren van de regels van het Europese aanbestedingsbeleid. Uit mijn ervaring bij het bezoeken van die landen, weet ik dat deze uitwisseling enorm wordt gewaardeerd.

Naast grensoverschrijdende problematiek, en de directe contacten dankzij jumelages, komt 'Brussel' voor gemeenten steeds duidelijker in beeld als het om Europa gaat.

Het belang van de gemeente ligt dus steeds meer ook buiten die gemeente, binnen Europa. In Nederland zijn we dan ook samen met de gemeenten en de provincies druk doende om daar de passende bestuurlijke antwoorden voor te formuleren. Die groeiende onderlinge Europese afhankelijkheid maakt het vanzelfsprekend dat de manier waarop we lokaal en regionaal besturen ook die Europese dimensie meekrijgt. Daarbij gaat het enerzijds om de invloed die gemeenten hebben bij de
voorbereiding
van beleid in EU-verband, en anderzijds de
doorwerking
van het Europese beleid en Europese regelgeving als deze eenmaal tot stand is gekomen.

Bij het voorbereiden van de Nederlandse 'input' in de EU, is Uw
input onontbeerlijk. Wij moeten immers weten of een wet te handhaven is. En u heeft die wijsheid bij uitstek in pacht. Commissievoorstellen gaan met een voorlopig Nederlands standpunt naar VNG en IPO. Daarom is er een 'Europa-overleg' begonnen met VNG, IPO, Buitenlandse Zaken en het Ministerie van BZK.

Maar dat is misschien nog niet eens genoeg. Ik heb daarom advies gevraagd aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken over de verhouding tussen de EU en decentrale overheden. De onlangs verschenen aanbevelingen van deze Raad gaan we ook met IPO en VNG bespreken. Dat zijn voorstellen voor concrete verbeteringen voor een sterkere betrokkenheid van VNG en IPO bij de interne Nederlandse coördinatie. Ik ga met mijn collega van BZK en met IPO en VNG om de tafel zitten om deze voorstellen te bespreken. Ik ben in ieder geval graag bereid naar deze voorstellen te kijken.

Als Europese wet- en regelgeving -met onder meer de input van Nederland- eenmaal tot stand is gekomen, moet die ook worden uitgevoerd. Europees recht gaat immers boven nationaal recht. Ook op dat terrein zijn verbeteringen mogelijk. Daar zijn we door schade en schande wijs geworden. De Securitel-kwestie kwam tijdens het vorige kabinet hard aan. Die uitspraak gaf aan dat we op
rijksniveau
de doorwerking van Europese regelgeving op orde moeten hebben, en dat bleek niet altijd het geval.

Daarop volgde de korenwolf. Dankzij dat kleine beestje is het veel gemeenten, denk ik, heel duidelijk geworden hoezeer Europese regelgeving op regionaal en lokaal niveau ingrijpt. Wie een bedrijventerrein wil aanleggen moet niet alleen kijken naar het plaatselijke bestemmingsplan, maar tegenwoordig ook op de hoogte zijn van Brusselse richtlijnen. Europese aanbestedingen zijn een ander voorbeeld. Gemeenten zijn in dat verband de grootste opdrachtgevers, en worden dus frequent met de aanbestedingsregels geconfronteerd. Al met al genoeg reden voor de gemeentebestuurder om een goede antenne te ontwikkelen voor de doorwerking van Europese regelgeving.

De rijksoverheid probeert op dat terrein bij te dragen. Zo maak ik samen met mijn collega Gijs de Vries van Binnenlandse Zaken geld vrij voor het oprichten van een Kenniscentrum Europa voor Decentrale Overheden, kortweg KCE. Bij dat kenniscentrum zult U straks terecht kunnen voor vragen over de doorwerking van Europese wetgeving bij U in de gemeente, maar ook kunnen wij, als rijksoverheid, daar straks advies vragen over de mogelijke gevolgen van Europese wetgeving op lokaal en regionaal niveau. Ik hoop dat dit kenniscentrum snel van de grond komt.

Dit is een greep uit de bestuurlijke antwoorden op de veranderingen om ons heen. Kenmerkend voor onze antwoorden moet zijn - ik herhaal het maar - dat we intensiever dan ooit de grenzen overschrijden van ons traditionele werkterrein. Gemeentegrenzen. Nationale grenzen. De grenzen tussen de verschillende bestuurslagen. Of de grenzen die ons scheiden van maatschappelijke organisaties. Ik spreek daarom liever niet van een gelaagd Europa, de titel van het advies van de adviesraad. Want dat impliceert een beetje, alsof we in het Europese huis wel verdiepingen hebben, maar geen trappen daartussen. Willen we een krachtige positie hebben in de EU, dan is juist een open wisselwerking en complementariteit in ons bestuur cruciaal. Zo'n transparant model is de beste manier om de Europese uitdaging van schaalvergroting aan te gaan.

Wij Nederlanders zijn, denk ik, relatief bedreven in het toepassen van zo'n complementair bestuursmodel. Vanwege onze vanouds open cultuur. We zijn georiënteerd op overleg tussen zo veel mogelijk actoren, èn georiënteerd op internationale contacten. We hechten aan het in Nederland gegroeide bestuurs- en samenlevingsmodel. Een model met specifieke kenmerken: sociale dialoog, aandacht voor zaken als basispolitiezorg, leefmilieu, de rol van decentrale overheden en maatschappelijke organisaties, de wijze van communicatie door onze overheid. We hebben er belang bij dat dit open Nederlandse samenwerkingsmodel weerklank vindt in Europa. Daartoe acht ik de rol van stedenbanden ook van zo'n groot belang. En willen we Nederland sterk doen staan in het nieuwe Europa, moeten we uit ons open proces van beleidsvorming onze kracht durven halen, met betrokkenheid van decentrale overheden, maatschappelijke organisaties, verbanden als IPO, VNG en dergelijke. Een Europa van de menselijke maat komt alleen tot stand wanneer de inbreng vanuit alle niveaus, zeker ook vanuit het lokale, is gewaarborgd. Deze vormen van democratie en legitimiteit zijn van het grootste belang in het debat over de toekomst van Europa. Ik kijk dan ook zeer uit naar het witboek van de Commissie over 'governance' in Europa, met speciale aandacht voor decentralisatie, voor de rol van de regio's en lokaal bestuur.

Europa begint niet in Brussel, maar in de gemeente.

Daarom verbeteren we de wisselwerking tussen complementaire bestuurslagen. Op Europees niveau en op rijksniveau. En u kunt dat ook op lokaal niveau. Door zelf initiatief te nemen en contacten te leggen. Door interne kennisoverdracht. Door het Kenniscentrum Europa voor Decentrale Overheden straks in te schakelen. Door gebruikmaking van het Informatiepunt Europa van de VNG. Door naast uw banden met Midden- en Oost-Europese gemeenten uw jumelages met West-Europese steden niet te vergeten, waarin bij uitstek het leren van elkaars bestuurlijke oriëntatie op de Europese Unie een plaats kan krijgen. Door van het Europese Comité van de Regio's te verwachten dat het u informeert over wat er in de Unie gebeurt. Dat hoort bij de taken van dat Comité. En, heel eenvoudig, door te blijven werken aan talenkennis - een element dat niet mag ontbreken in het Europese Jaar van de Talen.

De Nederlandse regering is ervan overtuigd dat we niet alles zelf kunnen. We hebben de ambitie om initiatief te stimuleren, Europese contacten te willen faciliteren, netwerken aan te jagen en te willen verbinden. Zo vullen de verschillende bestuurslagen elkaar aan: complementariteit. Dat moet leiden tot een overzichtelijk bestuur, dat de burgers begrijpen, kunnen beïnvloeden, flexibel is, resultaat oplevert, en waarin zij vertrouwen hebben. Werken op een grotere schaal, maar wel met een menselijke maat.

===