Calendarium
De tuin van Rudy J. Luijters
tm winter 2002
De grote ommuurde tuin van De Pont wordt steeds voor twee jaar aan een
kunstenaar ter beschikking gesteld voor speciale projecten en
presentaties. De tuin wordt aangeboden als 'een zaal zonder dak'.
Onder de noemer 'de tuin van' is er in de afgelopen jaren
achtereenvolgens van Jeroen Doorenweerd, Pjotr Müller, John Körmeling
en Rosemarie Trockel werk te zien geweest. Met uiteenlopende ingrepen
en activiteiten hebben zij de tuin als een publieksruimte bij het
museum betrokken.
Vanaf de eerste lentedag van 2001 tot en met de winter van 2002 is de
tuin het domein van Rudy Luijters (Den Haag 1955). Luijters heeft zijn
project de titel Calendarium gegeven en gedurende twee jaar zal hij
alle natuurlijke veranderingen en gebeurtenissen volgen en
registreren. Hiertoe zal hij de tuin gedeeltelijk herinrichten en
opnieuw beplanten om zo ook een diversiteit in flora en fauna te
creëren. De tuin wordt hiermee een plek waar de bezoeker wordt
uitgenodigd om op verschillende manieren een natuurlijk tijdsverloop
te ervaren.
Bij de herinrichting en beplanting is Luijters niet geïnteresseerd in
de esthetiek van de tuinaanleg of de plantencombinaties. Hij wil geen
siertuin creëren met borders, perken en priëlen en hij zoekt geen
klassieke vormgeving of romantische effecten waarmee je de tuin zou
kunnen beleven als een idyllisch oord van gecultiveerde natuur. De
tuin is in de eerste plaats een onbebouwd stukje stadsgrond waarop
allerlei planten en dieren zich thuis blijken te voelen. Het is een
leefgebied voor bomen, planten en bloemen, mossen en grassen,
insecten, vogels en zelfs konijnen. Een groep berken staat er van
oudsher, twee beuken zijn onlangs verplant en de fruitboompjes en
narcissen stammen nog van 'de tuin van John Körmeling'. Het pad
waarover eerder de kinderauto's van Rosemarie Trockel reden, is door
Luijters ingezaaid met allerlei grassoorten en inheemse planten. Hij
wil weliswaar zo min mogelijk ingrijpen, maar heeft toch enkele
aanpassingen moeten doen. Omdat het Calendarium zich richt op
natuurlijke processen en veranderingen, heeft hij een verscheidenheid
aan planten, bloemen en kruiden in de tuin gezet, onder meer in twee
grote kweekbedden en twee 'platglasbakken' (die vaak in volkstuinen
worden gebruikt). Een verrijdbaar tuinhuis fungeert als observatiepost
en tijdelijke werkruimte. Op verschillende manieren wil Luijters
verslag doen van de gebeurtenissen in de tuin. In het kwartaalbericht
van De Pont en op de website worden de seizoenen gevolgd in een
speciale rubriek met beelden en berichten. Ook wil Luijters een
relatie leggen tussen de binnen- en de buitenruimte van het museum
door opnames uit de tuin binnen op een beeldscherm te laten zien en
door eetbare gewassen en kruiden in het restaurant te laten gebruiken.
Vanuit zijn interesse voor museumtuinen heeft Rudy Luijters talrijke
voorbeelden bekeken, maar slechts zelden vond hij een tuin die
daadwerkelijk door een kunstenaar was ingericht. Gewoonlijk wordt een
museumtuin gebruikt als een buitenruimte voor beelden of een
ontspanningsplek voor bezoekers. De inrichting is meestal esthetisch
(als verfraaiing van het gebouw en de omgeving) en functioneel
(bijvoorbeeld voor een beeldenroute of een terras). Bijna nooit wordt
de tuin naar concept of uitvoering beschouwd als de ingreep en de
visie van een kunstenaar. Een van de belangrijkste uitzonderingen
hierop is de tuin die de Duitse kunstenaar Lothar Baumgarten voor
Fondation Cartier in Parijs heeft gemaakt.
Voor Luijters is de tuin vooral een werkterrein en een afgebakend
gebied voor onderzoek, registratie en inventarisatie. Hij bestudeert
de voortdurende veranderingen die in een natuurlijke omgeving
plaatsvinden niet zoals een bioloog, een kweker of een hovenier dat
doet, maar als een kunstenaar bij wie nieuwsgierigheid en aandacht
voorop staan. Zijn afgelegen woonomgeving in de Waalse heuvels biedt
hem wat dit betreft een overdaad aan materiaal. Maar juist ook een
stuk grond midden in de bebouwde omgeving van Tilburg vormt een
verrassende biotoop.
De observaties en registraties leiden tot verslaglegging en ordening.
De door Luijters gehanteerde ordeningsprincipes zijn niet functioneel
of wetenschappelijk, maar eigenzinnig en associatief. Zijn
kleurenkaarten geven ordeningen op basis van kleur, materiaal of
structuur (bijvoorbeeld van bloemen, bladeren, mossen en schorsen).
Het is een systematiek met een eigen logica, die Luijters stelt
tegenover de -economische- standaardisatie waarmee de wereld
gewoonlijk wordt gemeten, gerubriceerd en 'onttoverd'.
Soms doet hij verslag van zijn registraties in reeksen aquarellen van
groente, fruit of paddestoelen. Ook bouwt hij een serie
'niet-architectonische bouwsels' (schuurtjes, schuilhutten en
uitkijkposten) op schaal na. In de Alblasserwaard plaatst hij
observatiehutten met zicht op het landschap en rond het Energie
Centrum Nederland in Petten plant hij een rozenhaag van 5 kilometer.
Maar net zo goed past het onderhouden van zijn groententuin of het
maken van eigen honing in zijn kunstenaarschap. Voortdurend gaat het
hem om onze relatie tot en
beleving van het landschap en de natuur met alle zintuigen; kijken,
luisteren, ruiken, proeven en voelen. Deze zintuiglijke ervaringen
staan ook centraal bij zijn tuinproject voor De Pont. Het Calendarium
is als een middeleeuws getijdenboek waarin de jaargetijden worden
vastgelegd als een panorama van de relaties die de mens met de natuur
onderhoudt.