WARMTEKRACHTKOPPELING (WKK) EN KYOTO-DOELSTELLINGEN
Datum: 11-06-2001
Het lid van de Tweede Kamer Van den Akker (CDA) heeft aan de ministers
van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer op 3 april 2001 de volgende schriftelijke vragen gesteld.
1 Bent u op de hoogte van het feit dat de sluiting van in Nederland
opgestelde WKK-installaties tot een stijging van maar liefst 3 miljoen
ton CO2-uitstoot in Nederland in 2001 leidt? 1)
2 Bent u er voorts van op de hoogte dat de prognoses voor 20110 in dit
verband nog dramatischer zijn, te weten een CO2-uitstoot toename van
13 miljoen ton (7 miljoen ton door het niet uitbreiden van
WKK-capaciteit en 6 miljoen ton door sluiting van bestaande WKK
installaties)? 1)
3 Hoe denkt u gezien het bovenstaande de reductieverplichting uit het
Kyotoverdrag te kunnen halen, aangezien deze stijging van 13 miljoen
ton in 2010 meer is dan 50 % bovenop de binnenlandse Nederlandse CO-2
reductiedoelstelling van 25 miljoen ton in 2010?
4 Nederland was tot voor kort leidend in Europa voor wat betreft
toepassing van WKK? Waarom heeft de minister van Economische Zaken
ondanks herhaalde waarschuwingen vanuit het bedrijfsleven en de Tweede
Kamer gedurende de laatste jaren de toepassing laten versloffen?
5 Waarom worden niet in Nederland zoals in Duitsland, Engeland en
Denemarken stimulerende maatregelen getroffen om de toepassing van WKK
te verhogen?
6 Wanneer kan de Kamer de notitie van de minister van Economische
Zaken over de ontwikkeling van WKK tegemoet zien die de Kamer immers
op basis van de met algemene stemmen aangenomen, doch door u ontraden
motie Wijn/Van den Akker 2), reeds voor 1 februari 2001 had moeten
bereiken? Bent u bereid in deze de grootst mogelijke spoed te
betrachten gezien de alarmerende situatie?
7 Bent u bereid in de te verschijnen beleidsnota onder meer
maatregelen te nemen die er toe leiden dat decentrale opwekkers op
eenvoudige wijze van het voordeel van de door hun uitgespaarde
netkosten kunnen genieten conform de door de Kamer aangenomen motie
Van den Akker? 3)
1) Congres Cogen 29 maart 2001, Jaarbeursgebouw Utrecht
2) Kamerstuk 27400 - XIII nr. 25
3) Kamerstuk 26 898 - nr. 18.
De Minister van Economische Zaken, mw. A. Jorritsma-Lebbink heeft deze vragen mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als volgt beantwoord.
1 en 2 Ja, ik ben op de hoogte van de berekeningen van de CO2-prestatie van WKK-installaties, zoals die door COGEN zijn gepresenteerd.
COGEN baseert zijn berekeningen op de Vervolgnota Energiebesparing (TK 93/94, 23 561, nrs. 1-2). De prognose van de CO2-emissie in 2010 baseert COGEN op de aanname dat een aanmerkelijk deel van de bestaande WKK-installaties zal worden gesloopt en dat er de komende 10 jaar geen nieuwe WKK-installaties zullen worden gebouwd. Deze uitgangspunten kan ik niet onderschrijven.
WKK-installaties dragen thans bij aan de CO2-emissiereductie voor in totaal ca.
11 miljoen ton (bandbreedte 7,5 tot 12,5 1)). Volgens recente scenarioberekeningen, waarin ook de op 3 oktober 2000 aangekondigde maatregelen zijn verwerkt, is tot 2010 een verdere stijging van het geïnstalleerd WKK-vermogen waarschijnlijk. In een pessimistisch scenario zal de huidige 8.100 MW zeer licht terug lopen; in een optimistisch scenario is een stijging tot 17.300 MW mogelijk. De reductie van CO2-emissie door WKK neemt in dit laatste scenario toe tot 22 mln. ton (bandbreedte 10 tot 31 1).
Zelfs in het pessimistische scenario van het ECN is er dus nog sprake van een nagenoeg stabiele bijdrage aan de CO2-emissiereductie.
3 WKK levert een belangrijke bijdrage aan de reductie van de
CO2-emissie en zal dat in de toekomst moeten blijven doen.
De huidige situatie op de elektriciteitsmarkt wordt gekenmerkt door
een aanzienlijke overcapaciteit. In deze situatie wordt nauwelijks
geïnvesteerd in nieuw vermogen, niet in conventionele centrales, niet
in WKK-eenheden. Indien de huidige trend van stijging van de vraag
naar elektriciteit zal doorzetten zal een markt-situatie terugkeren,
waarin het aannemelijk is dat WKK weer een gunstige positie op de
markt kan verwerven.
WKK blijft het intrinsieke voordeel van een hoog rendement hebben,
zowel economisch als energetisch. De keuze voor investeren in WKK zal
ook dan gestimuleerd
worden d.m.v. de EIA en VAMIL. Anders dan COGEN, ben ik niet
pessimistisch over de rol van WKK in het streven naar een
energie-efficiënte energie-voorziening met lage
CO2-emissies.
4 In Nederland wordt ca. 40% van de elektriciteit opgewekt met
WKK-installaties; samen met Denemarken is Nederland koploper in
Europa. Van versloffen kan dus geen sprake zijn. De huidige
marktomstandigheden, die het de WKK-exploitanten moeilijk maken, doen
zich ook in de andere landen van de Europa voor.
5 en 6 De energiemarkten in de verschillende landen kennen een
verschillende structuur en - belangrijker - ook een verschillende
regelgeving. De instrumentkeuze om een energie-efficiënte techniek te
stimuleren verschilt hierdoor per land. Met mijn brief van
3 oktober 2000 heb ik voor de Nederlandse markt een duidelijke
stimulans voor het in bedrijf houden van WKK-installaties gegeven.
Ook in de periode na 3 oktober heb ik de situatie nauwlettend in het
oog gehouden.
Ik heb recent in samenwerking met COGEN een gezamenlijke analyse van
de positie van WKK gemaakt. Deze analyse onderbouwt dat
WKK-exploitanten thans in de daluren vaak worden genoopt tot het
stilleggen of terug-regelen van de installaties. Voor mij was dit
aanleiding om de mogelijkheden van een nieuwe beleidsimpuls voor WKK
serieus te onder-zoeken. Ik heb de Tweede Kamer hierover in mijn brief
van 23 mei jl. geïnformeerd.
Voor de langere termijn zoek ik naar de inzet van beleidsinstrumenten
die de werkelijke prestatie in CO2-termen belonen. Zeker voor WKK
geldt dat er grote verschillen zijn in prestatie: de oudere generatie
WKK draagt slechts in beperkte mate bij aan reductie van de
CO2-emissie, terwijl ook voor de nieuwste WKK de technologische
vooruitgang van concurrerende technieken de voorsprong verkleint. Ik
streef er naar dat de huidige ongedifferentieerde stimulering plaats
kan maken voor een CO2-kwaliteitsindex voor WKK.
7 In de Tariefcode beveelt DTe aan dat netbeheerders een financiële
compensatie geven voor de uitgespaarde netkosten, met name voor de
lagere transportverliezen. Tot op
heden is er slechts één netbeheerder die hieraan invulling heeft
gegeven. DTe is in gesprek met de Nederlandse netbeheerders
(EnergieNed) over een uniforme regeling voor het toe-kennen van dit
voordeel aan exploitanten van decentraal vermogen.
In de gesprekken met EnergieNed en met de DTe, die hier autonome
bevoegdheden heeft, zal ik blijven aandringen op een spoedige
totstandkoming van een regeling m.b.t. de uitgespaarde netkosten.
1) Bron ECN.
De bandbreedte geeft de uitersten aan indien met andere uitgangspunten voor de referentie wordt gerekend: de lage getallen volgen uit de vergelijking met gasgestookt conventioneel vermogen, de hoge getallen met een aandeel kolen voor de elektriciteitsopwekking. In de tekst zijn getallen gebruikt uit de vergelijking met de
bestaande verhoudingen van gas, kolen en andere brandstoffen voor de elektriciteits-productie. Geen rekening is gehouden met het feit dat importstroom niet meetelt voor de Nederlandse CO2-emissie.