Titel: Vennootschapsbelasting. Toepassing van art. 13 van de Wet Vpb
Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 15 van de Wet Vpb 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen
Besluit van 8 juni 2001, nr. CPP2001/0659M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herdruk van het besluit van 8 juli 1998, nr. DB98/1662M, BNB1998/300 (1e herdruk van 26 juli 1999, nr. DB99/1564M, BNB 1999/369).
De reden van deze herdruk is de per 1 januari 2001 gewijzigde wettekst van artikel 14b Wet Vpb.
De in dit besluit opgenomen regeling en enkele voorwaarden zijn in overeenstemming gebracht met de tekst van artikel 14b Wet Vpb 1969.
Tevens zijn enkele andere voorwaarden aangepast.
Algemeen
Inleiding
Met ingang van 1 januari 2001 is de werking van artikel 14b van de Wet
op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) niet meer beperkt
tot een (juridische) fusie op de voet van artikel 309 van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek. In verband hiermee is dit besluit uitgebreid
tot iedere overgang onder algemene titel in het kader van een
(juridische) fusie, vallend onder de werking van artikel 14b Wet Vpb
(hierna: juridische fusie). Als gevolg hiervan kan de in dit besluit
getroffen regeling van juridische fusie binnen fiscale eenheid ook
toepassing vinden bij een juridische fusie van naar buitenlands recht
opgerichte vennootschappen.
Bij een juridische fusie zijn verschillende varianten mogelijk van
samenloop met een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb.
Onder andere kan zich de situatie voordoen dat
1. de verdwijnende rechtspersoon dochtermaatschappij is in een fiscale
eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort, en
2. de verdwijnende rechtspersoon moedermaatschappij is van een fiscale
eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort.
Juridische fusie waarvan de akte is verleden vóór 23 juni 1998
Voor de onder 1 bedoelde situatie is een regeling getroffen in het besluit van 1 augustus 1994, nr. DB94/2110M, BNB1994/286.
Juridische fusie waarvan de akte is verleden op of na 23 juni 1998 en
vóór 1 januari 2001
Voor zowel de onder 1 als de onder 2 bedoelde situatie is een regeling
getroffen in het besluit van 8 juli 1998, nr. DB98/1662M, BNB1998/300
(1e herdruk van 26 juli 1999, nr. DB99/1564M, BNB1999/369).
Juridische fusie waarvan de akte is verleden op of na 1 januari 2001
(zie ook punt 3.6 hierna)
In dit besluit wordt voor de onder 1 en 2 bedoelde situatie een
regeling getroffen.
Deze regeling is echter uitsluitend van toepassing indien de
juridische fusie - zonder de werking van artikel 15 van de Wet Vpb -
voldoet aan het bepaalde in artikel 14b, vijfde lid, van de Wet Vpb.
De regeling kan dus slechts worden toegepast indien de juridische
fusie niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen
van belastingheffing.
Dit besluit bevat tevens een toestemming aan de inspecteur tot het
namens mij afdoen van verzoeken om toepassing van de regeling in een
aantal situaties en mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (zie punt
3.2). De toestemming geldt echter niet indien de inspecteur van
oordeel is dat het verlenen van een goedkeuring met toepassing van de
in dit besluit getroffen regeling tot gevolg heeft dat latere heffing
niet is verzekerd. In die situatie worden aanvullende voorwaarden
verbonden aan de te verlenen goedkeuring (zie de punten 3.2.f en 3.4).
Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;
- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de
vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;
- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van
een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;
- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte
op grond van buitenlands recht;
- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;
- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals
gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189,
eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;
- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij
geacht wordt te zijn opgegaan.
Juridische fusie binnen fiscale eenheid
De verdwijnende rechtspersoon is dochtermaatschappij in een
fiscale eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort
Inleiding
Indien een verdwijnende rechtspersoon als dochtermaatschappij tot een
fiscale eenheid behoort waartoe eveneens de verkrijgende rechtspersoon
behoort, leidt de juridische fusie in beginsel tot verbreking van de
fiscale eenheid ten aanzien van de verdwijnende rechtspersoon (met
terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar).
Om dit te voorkomen bevat dit besluit een goedkeurende regeling.
Goedkeurende regeling
Op verzoek van de belanghebbenden wordt goedgekeurd dat in deze
situatie de fiscale eenheid niet door de juridische fusie wordt
verbroken, zodat de juridische fusie binnen fiscale eenheid
plaatsvindt. Daarnaast wordt goedgekeurd dat de
(voorvoegings)verliezen van de verdwijnende rechtspersoon verrekenbaar
blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische fusie zou
hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel verrekenbaar zouden
zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a Wet Vpb.
Aan deze goedkeuring worden de voorwaarden verbonden:
1. dat:
- de verrekening van verliezen, die vóór de totstandkoming van de
fiscale eenheid zijn geleden, en
- de terugwenteling van combinatieverliezen naar vóór de
totstandkoming van de fiscale eenheid gemaakte winst, en
- de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en
- het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een
niet-gevoegde deelneming,
blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft
plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de
totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld,
overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid;
voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende
rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door
hem gedreven onderneming aan hem toegerekend;
2. dat de verkrijgende rechtspersoon in de plaats treedt van de
verdwijnende rechtspersoon met betrekking tot al hetgeen in het kader
van de juridische fusie is verkregen;
3. dat bij de bepaling van het opgeofferd bedrag voor de deelneming in
de verkrijgende rechtspersoon bij de verbreking van de fiscale eenheid
met die verkrijgende rechtspersoon mede rekening wordt gehouden met de
eventuele toevoeging of vermindering welke voortvloeit uit
standaardvoorwaarde 11, letter b. fiscale eenheid;
4. dat de goedkeuring vervalt indien later alsnog wordt vastgesteld
dat de juridische fusie is gericht op het ontgaan of uitstellen van
belastingheffing;
5. dat onder omstandigheden de goedkeuring vervalt indien de fiscale
eenheid ten aanzien van de verkrijgende rechtspersoon verbreekt door
een vervreemding van aandelen binnen drie jaren na de juridische
fusie;
6. dat akkoord wordt gegaan met voormelde voorwaarden.
De voorwaarden 3 en 5 worden niet gesteld indien de moedermaatschappij
de verkrijgende rechtspersoon is.
Het verlenen van de goedkeuring vindt plaats in het kader van de
toepassing van artikel 15 van de Wet Vpb, waardoor de winst als gevolg
van de juridische fusie buiten aanmerking blijft. Bovendien kan de
sanctie van standaardvoorwaarde 16 fiscale eenheid ten aanzien van
eerdere transacties in de zin van die voorwaarde nog niet van
toepassing zijn, omdat de fiscale eenheid als gevolg van de
goedkeuring niet wordt verbroken. Een verzoek om een juridische fusie
binnen fiscale eenheid te doen plaatsvinden, dient dan ook gericht te
zijn op het niet verbreken van de fiscale eenheid.
Voor de volledigheid merk ik op dat de goedkeuring onverlet laat het bepaalde in artikel 14b, leden 6 t/m 10, van de Wet Vpb.
Toelichting op de voorwaarden
Verrekening van verliezen over het voegingstijdstip heen, de
overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen en het in
aanmerking nemen van een latent liquidatieverlies (voorwaarde 1).
De ter zake gestelde voorwaarde heeft tot gevolg dat deze verrekening,
overbrenging en in aanmerking neming blijft plaatsvinden
overeenkomstig de ter zake geldende fiscale-eenheidsvoorwaarden alsof
de bij de juridische fusie verdwenen dochtermaatschappij nog steeds
bestaat en haar onderneming heeft voortgezet. Dit betekent
bijvoorbeeld dat verrekening van een voorvoegingsverlies van de
verkrijgende rechtspersoon respectievelijk de verdwijnende
rechtspersoon slechts kan plaatsvinden met winst van de combinatie
voorzover die winst kan worden toegerekend aan de vóór de juridische
fusie door de verkrijgende respectievelijk de verdwijnende
rechtspersoon uitgeoefende onderneming.
In de plaats treden (voorwaarde 2).
Het in de plaats treden betekent o.a. dat eventuele claims uit hoofde
van de 16e standaardvoorwaarde fiscale eenheid - dan wel de voor de
fiscale eenheid geldende overeenkomstige sanctiebepalingen - van de
verdwijnende rechtspersoon overgaan op de verkrijgende rechtspersoon.
Vervallen van de goedkeuring (voorwaarden 4 en 5).
De te stellen voorwaarde(n) is afhankelijk van de situatie:
a. Voorwaarde 4 wordt altijd gesteld; (zie Bijlage 1, voorwaarde 3 en
Bijlage 2, voorwaarde 4, eerste volzin);
b. Voorwaarde 5 wordt alleen gesteld in de situatie dat een (gevoegde)
dochtermaatschappij opgaat in een andere tot die fiscale eenheid
behorende dochtermaatschappij: zie Bijlage 2, voorwaarde 4, tweede
volzin).
Ad a.
Deze voorwaarde ligt in het verlengde van het bepaalde in artikel 14b,
lid 5 Wet Vpb. De voorwaarde bepaalt dat de goedkeuring vervalt,
indien de juridische fusie in overwegende mate is gericht op het
ontgaan of uitstellen van belastingheffing. De voorwaarde ziet op
feiten en omstandigheden die zich voordoen na het afgeven van de
goedkeuring dan wel op feiten en omstandigheden die de inspecteur niet
bekend waren bij het afgeven van de goedkeuring; eerdere (de
inspecteur bekende) feiten en omstandigheden zijn voor de toepassing
van de voorwaarde niet (meer) van belang: deze eerdere feiten en
omstandigheden heeft de inspecteur immers al in zijn oordeelsvorming
betrokken bij de vraag of de gevraagde goedkeuring door hem kan worden
verleend (zie punt 1.1).
Het vervallen van de goedkeuring betekent dat de juridische fusie
alsnog leidt tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende
kracht tot het begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden.
Als gevolg daarvan vindt de juridische fusie alsnog buiten fiscale
eenheid plaats, en is op de juridische fusie alsnog het bepaalde in
artikel 14b van de Wet Vpb van toepassing. Uiteraard kan dan niet met
vrucht een beroep worden gedaan op faciliëring van de fusie o.g.v.
artikel 14b Wet Vpb, omdat sprake is van een fusie die in overwegende
mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
Daarnaast leidt de verbreking van de fiscale eenheid ook tot alle gevolgen die aan de verbreking van een fiscale eenheid zijn verbonden; zo zal bijvoorbeeld de sanctie van standaardvoorwaarde 16 ten aanzien van eerdere besmette transacties in werking kunnen treden.
Ad b.
Deze voorwaarde bepaalt dat, wanneer door vervreemding van aandelen
binnen drie jaar na de juridische fusie de fiscale eenheid ten aanzien
van de verkrijgende rechtspersoon verbreekt, de goedkeuring vervalt.
Op de juridische fusie is dan alsnog het bepaalde in artikel 14b Wet
Vpb van toepassing.
Bij deze voorwaarde is ervoor gekozen de goedkeuring ook te laten
vervallen indien sprake is van een juridische fusie die niet is
gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
De reden hiervoor is dat, ingeval de goedkeuring in stand zou blijven,
de juridische fusie (binnen fiscale eenheid) in beginsel een
transactie in de zin van standaardvoorwaarde 16 fiscale eenheid zou
vormen. Dientengevolge zou een vervreemding van aandelen die leidt tot
verbreking van de fiscale eenheid ten aanzien van de verkrijgende
rechtspersoon (binnen drie jaar na de juridische fusie) leiden tot
inwerkingtreding van de sanctie van standaardvoorwaarde 16. Hierdoor
zou toepassing van de goedkeurende regeling (dat de fiscale eenheid
niet verbreekt) tot heffing leiden, terwijl indien de fiscale eenheid
door de juridische fusie wel zou zijn verbroken en de (alsdan buiten
fiscale eenheid plaatsvindende) juridische fusie met toepassing van
artikel 14b Wet Vpb zou zijn gefacilieerd, heffing ter zake van deze
juridische fusie achterwege zou zijn gebleven.
Teneinde dit ongewenste effect te voorkomen, vervalt de goedkeuring
(dat de fiscale eenheid niet verbreekt) en is alsnog artikel 14b Wet
Vpb op de fusie van toepassing.
Indien de goedkeuring vervalt kan alsnog een verzoek worden ingediend
om fiscale begeleiding van de juridische fusie in de lijn van artikel
14b van de Wet Vpb.
Fiscale begeleiding van de juridische fusie is uiteraard slechts
mogelijk indien deze niet in overwegende mate is gericht op het
ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Daarnaast kan bij deze
begeleiding, indien de juridische fusie leidt tot inwerkingtreding van
de sanctie van standaardvoorwaarde 16 ten aanzien van eerdere besmette
transacties, worden verzocht om doorschuiving van die sanctie.
Ingeval de goedkeuring in stand blijft wordt de juridische fusie zelf, nadat een periode van drie jaren is verstreken na het verlijden van de fusieakte, niet (meer) als een besmette transactie in de zin van standaardvoorwaarde 16 fiscale eenheid aangemerkt.
De verdwijnende rechtspersoon is moedermaatschappij van een fiscale eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort
Inleiding
Indien de verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij tot een
fiscale eenheid behoort waartoe eveneens de verkrijgende rechtspersoon
behoort, leidt de juridische fusie in beginsel tot verbreking van de
fiscale eenheid (met terugwerkende kracht tot het begin van het
boekjaar).
Om dit te voorkomen bevat dit besluit een goedkeurende regeling.
Goedkeurende regeling
Op verzoek van de belanghebbenden wordt goedgekeurd dat in deze
situatie de fiscale eenheid niet door de juridische fusie wordt
verbroken, zodat de juridische fusie binnen fiscale eenheid
plaatsvindt. Daarnaast wordt goedgekeurd dat de voorvoegingsverliezen
van de verdwijnende rechtspersoon, alsmede vóór de juridische fusie
geleden en onverrekend gebleven verliezen van de combinatie
verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische
fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel
verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a
Wet Vpb.
Aan de goedkeuring worden de voorwaarden verbonden:
1. dat de verkrijgende rechtspersoon in de plaats treedt van de
verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij van de fiscale
eenheid vanaf de aanvang van het jaar waarin de fusieakte is
verleden;
2. dat alle voorwaarden die in het kader van artikel 15 van de Wet Vpb
van toepassing waren op de moedermaatschappij en haar
dochtermaatschappij(en), vanaf het begin van het boekjaar waarin de
fusieakte is verleden van overeenkomstige toepassing zijn op
verkrijgende rechtspersoon als moedermaatschappij van deze fiscale
eenheid en de (overige) dochtermaatschappij(en);
3. dat:
- de verrekening van verliezen, die vóór de juridische fusie zijn
geleden met na de juridische fusie door de combinatie behaalde winst,
en
- de verrekening van na de juridische fusie geleden
combinatieverliezen met vóór de juridische fusie behaalde winst, en
- de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en
- het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een
niet-gevoegde deelneming,
blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft
plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de
totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld,
overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid;
voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende
rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door
hem gedreven onderneming aan hem toegerekend;
4. dat de verkrijgende rechtspersoon ook overigens in de plaats treedt
van de verdwijnende rechtspersoon met betrekking tot al hetgeen in het
kader van de juridische fusie is verkregen;
5. dat de goedkeuring niet van toepassing is indien zich tussen de
aanvang van vorenbedoeld boekjaar en het tijdstip van het verlijden
van de fusieakte in dat jaar buiten de juridische fusie zelf andere
rechtshandelingen hebben voorgedaan die zouden hebben geleid tot
verbreking van de fiscale eenheid tussen de verdwijnende rechtspersoon
als moedermaatschappij en de verkrijgende rechtspersoon als
dochtermaatschappij;
6. dat de goedkeuring vervalt indien later alsnog wordt vastgesteld
dat de juridische fusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan
of uitstellen van belastingheffing;
7. dat akkoord wordt gegaan met voormelde voorwaarden.
Het verlenen van de goedkeuring vindt plaats in het kader van de
toepassing van artikel 15 van de Wet Vpb. Gelet op de aard van de
goedkeuring blijft de winst als gevolg van de juridische fusie buiten
aanmerking en blijft bovendien de sanctie van de 16e
standaardvoorwaarde fiscale eenheid ten aanzien van eerdere
transacties in de zin van die voorwaarde vooralsnog buiten toepassing.
Een verzoek om een juridische fusie binnen fiscale eenheid te doen
plaatsvinden, dient dan ook gericht te zijn op het door de
verkrijgende rechtspersoon als moedermaatschappij van de fiscale
eenheid in de plaats treden van de verdwijnende moedermaatschappij en
het niet verbreken van de fiscale eenheid.
Voor de volledigheid merk ik op dat de goedkeuring onverlet laat het
bepaalde in artikel 14b, leden 6 t/m 10, van de Wet Vpb.
Toelichting op de voorwaarden
Verrekening van verliezen e.d. (voorwaarde 3), in de plaats treden
(voorwaarde 4.) en vervallen van goedkeuring (voorwaarde 6):
Kortheidshalve verwijs ik naar de in punt 2.1.2 gegeven Toelichting op
de voorwaarden bij respectievelijk voorwaarde 1, voorwaarde 2 en
voorwaarde 4.
Indieningstermijn verzoek
Het verzoek moet worden ingediend vóór het einde van het jaar waarin
de fusieakte is verleden.
Aanvullende voorwaarden
Ingeval de inspecteur van oordeel is dat inwilliging van het verzoek
overeenkomstig de in dit besluit getroffen regeling tot gevolg heeft
dat latere heffing niet is verzekerd, worden aan de te verlenen
goedkeuring aanvullende voorwaarden verbonden (zie de punten 3.2.f en
3.4).
Beoordeling verzoeken en toestemming tot afdoening van
verzoeken door inspecteurs
Inleiding
Dit besluit bevat tevens een toestemming aan de inspecteurs van de
Belastingdienst tot het namens mij afdoen van vorenbedoelde verzoeken
alsmede een instructie daartoe.
Beoordeling verzoeken
De inspecteur die een verzoek om goed te keuren dat een fiscale
eenheid niet met terugwerkende kracht verbreekt, in behandeling heeft
genomen, beoordeelt of:
a. sprake is van een juridische fusie in de zin van artikel 14b Wet
Vpb, en
b. wordt voldaan aan het gestelde in artikel 14b, vijfde lid, van de
Wet Vpb dat de juridische fusie niet in overwegende mate is gericht op
het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, en
c. alle fuserende rechtspersonen deel uitmaken van de desbetreffende
fiscale eenheid, en
d. de fuserende rechtspersonen naar Nederlands recht opgerichte NVs of
BVs zijn, dan wel naar buitenlands recht opgerichte rechtspersonen die
qua aard en inrichting vergelijkbaar zijn met vorengenoemde
rechtspersonen, en
e. het verzoek is ingediend voor het einde van het jaar waarin de
fusieakte is verleden, en
f. inwilliging van het verzoek overeenkomstig punt 3.3 niet tot gevolg
heeft dat latere heffing niet is verzekerd.
Indien het verzoek voldoet aan voormelde punten a t/m f kan de
inspecteur het verzoek inwilligen conform punt 3.3.
Inwilliging verzoek
Indien het verzoek voldoet aan voormeld punt 3.2, letters a t/m f,
verleen ik de inspecteur toestemming het verzoek in te willigen; de
inspecteur richt zijn beslissing in overeenkomstig het model dat bij
dit besluit is opgenomen als:
- Bijlage 1: inwilliging ingeval van juridische fusie tussen de
moedermaatschappij als verkrijgende rechtspersoon en één of meer met
haar gevoegde (klein)dochtermaatschappijen als verdwijnende
rechtspersoon;
- Bijlage 2: inwilliging ingeval van juridische fusie tussen een
dochtermaatschappij als verkrijgende rechtspersoon en één of meer
andere tot dezelfde fiscale eenheid behorende dochtermaatschappijen
als verdwijnende rechtspersoon.
- Bijlage 3: inwilliging ingeval van juridische fusie tussen de
moedermaatschappij als verdwijnende rechtspersoon en een tot dezelfde
fiscale eenheid behorende dochtermaatschappij als verkrijgende
rechtspersoon.
Is sprake van meer dan één juridische fusie binnen dezelfde fiscale
eenheid, dan geeft de inspecteur voor iedere juridische fusie
afzonderlijk een beslissing af.
De bijlagen zullen worden opgenomen in het Modellenboek Ondernemingen.
Doorsturen verzoek
Indien de verkrijgende en/of de verdwijnende rechtspersoon niet
voldoet aan punt 3.2, letter d, het verzoek niet tijdig (voor het
einde van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden) is ingediend
(zie punt 3.2, letter e) dan wel de inspecteur van mening is dat
inwilliging van het verzoek overeenkomstig een van vorenbedoelde
modellen/bijlagen en de daarin opgenomen voorwaarden in een concreet
geval tot gevolg heeft dat latere heffing niet is verzekerd (zie punt
3.2, letter f), zendt de inspecteur het verzoek door aan het
Ministerie van Financiën, Centrum voor proces- en productontwikkeling,
Domein Winstbelastingen.
Afwijzing verzoek
Indien het verzoek niet voldoet aan het gestelde in punt 3.2,
letter(s) a, b en/of c, is het verzoek niet voor inwilliging vatbaar
en wijst de inspecteur het verzoek af.
Inwerkingtreding besluit
Dit besluit wijzigt het Besluit van 8 juli 1998, nr. DB98/1662M (1e
herdruk van 26 juli 1999, nr. DB99/1564M) en is van toepassing op
juridische fusies waarbij de fusieakte is verleden op of na 1 januari
2001 (zie punt 1.1).
Ingeval de inspecteur voor een juridische fusie waarbij de fusieakte
is verleden op of na 1 januari 2001 met toepassing van het vorige
besluit (besluit DB99/1564M) al een goedkeuring heeft verleend, kan
hij, indien belanghebbenden daarom verzoeken, alsnog een goedkeuring
verlenen met toepassing van dit besluit, onder de aanvullende
voorwaarde dat de eerder door hem met toepassing van besluit
DB99/1564M verleende goedkeuring vervalt.
Juridische fusies waarbij de akte is verleden voor 1 januari 2001
vallen onder de werking van het vorige besluit (Besluit DB99/1564M).
Diversen
Bijlagen bij het verzoek
Bij de indiening van het verzoek moet worden overgelegd:
a. het fusievoorstel als bedoeld in artikel 312 van Boek 2 BW dan wel
een daarmee vergelijkbaar document ingeval sprake is van een
juridische fusie naar buitenlands recht;
b. een overzicht van het voor de juridische fusie relevante deel van
de bestaande groepsstructuur en de gewenste structuur, met een
overzicht welke rechtspersonen deel uitmaken van de fiscale eenheid.
Inlichtingen
Geachte
Ik keur goed dat de totstandkoming van een fusie in de zin van artikel
14b Wet Vpb tussen
Voorts keur ik goed dat eventuele vóór de ingang van de fiscale
eenheid geleden verliezen van de/een 1) verdwijnende rechtspersoon
verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische
fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel
verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a
Wet Vpb.
In deze goedkeuring wordt verstaan onder:
Hoogachtend,
Geachte
Gevolg gevend aan die toestemming deel ik u het volgende mede.
Ik keur goed dat de totstandkoming van een fusie in de zin van artikel
14b Wet Vpb tussen
In deze goedkeuring wordt verstaan onder:
Geachte
Ik keur goed dat bij de totstandkoming van een fusie in de zin van
artikel 14b Wet Vpb tussen
Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:
In deze goedkeuring wordt verstaan onder:
Voor inlichtingen kunnen belanghebbenden contact opnemen met de
competente inspecteur van de Belastingdienst.
Bijlage 1
Juridische fusie binnen fiscale eenheid
Inwilliging in geval van fusie tussen de moeder van de fiscale eenheid
als verkrijgende rechtspersoon en haar gevoegde (klein)dochter(s) als
verdwijnende rechtspersoon
Belastingdienst/
Uw brief van:
Datum:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
Onderwerp: Toepassing van artikel 15 van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid.
Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief deel ik u het volgende
mede.
De Staatssecretaris van Financiën heeft mij in het besluit van
..-..-2001, nr. CPP2001/0659M, toegestaan een beslissing te nemen op
uw verzoek namens
Gevolg gevend aan die toestemming deel ik u het volgende mede.
.....
1) "de" ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, een ingeval er
meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.
Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:
- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;
- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de
vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;
- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van
een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;
- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte
op grond van buitenlands recht;
- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;
- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals
gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189,
eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;
- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij
geacht wordt te zijn opgegaan.
1. a. De verrekening van verliezen, die vóór de totstandkoming van de
fiscale eenheid zijn geleden, en
b. de terugwenteling van combinatieverliezen naar vóór de
totstandkoming van de fiscale eenheid gemaakte winst, en
c. de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en
d. het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een
niet-gevoegde deelneming,
blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft
plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de
totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld,
overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid;
voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende
rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door
hem gedreven onderneming aan hem toegerekend.
2. De verkrijgende rechtspersoon treedt met betrekking tot al hetgeen
in het kader van de juridische fusie is verkregen in de plaats van
de/een 1) verdwijnende rechtspersoon, behoudens voorzover hiervan in
het voorgaande wordt afgeweken.
.....
1) "de" ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, die ingeval er
meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.
3. De goedkeuring vervalt indien de juridische fusie in overwegende
mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
Indien de goedkeuring niet in stand blijft leidt de juridische fusie
alsnog tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende kracht
tot begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden, met als
gevolg dat op de juridische fusie artikel 14b van de Wet Vpb van
toepassing is.
4. Binnen twee maanden na de dagtekening van deze brief dient bij mij
schriftelijk bericht te zijn ingekomen van de bestuurders van
Belastingdienst/
De inspecteur,
Bijlage 2
Juridische fusie binnen fiscale eenheid
Inwilliging in geval van fusie tussen een dochtermaatschappij als
verkrijgende rechtspersoon en (een) andere tot dezelfde fiscale
eenheid behorende dochtermaatschappij(en) als verdwijnende
rechtspersoon
Belastingdienst/
Uw brief van:
Datum:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
Onderwerp: Toepassing van artikel 15 van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid.
Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief deel ik u het volgende
mede.
De Staatssecretaris van Financiën heeft mij in het besluit van
..-..-2001, nr. CPP2001/0659M, toegestaan een beslissing te nemen op
uw verzoek namens
Voorts keur ik goed dat eventuele vóór de ingang van de fiscale
eenheid geleden verliezen van de/een 1) verdwijnende rechtspersoon
verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische
fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel
verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a
Wet Vpb.
.....
1) de ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, "een" ingeval er
meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.
Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:
- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;
- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de
vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;
- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van
een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;
- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte
op grond van buitenlands recht;
- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;
- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals
gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189,
eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;
- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij
geacht wordt te zijn opgegaan.
1. a. De verrekening van verliezen, die vóór de totstandkoming van de
fiscale eenheid zijn geleden, en
b. de terugwenteling van combinatieverliezen naar vóór de
totstandkoming van de fiscale eenheid gemaakte winst, en
c. de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en
d. het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een
niet-gevoegde deelneming,
blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft
plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de
totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld,
overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid;
voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende
rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door
hem gedreven onderneming aan hem toegerekend.
2. De verkrijgende rechtspersoon treedt met betrekking tot al hetgeen
in het kader van de juridische fusie is verkregen in de plaats van
de/een 1) verdwijnende rechtspersoon, behoudens voorzover hiervan in
het voorgaande wordt afgeweken.
.....
1) de ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, "die" ingeval er
meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.
3. Bij de bepaling van het opgeofferd bedrag voor de deelneming in de
verkrijgende rechtspersoon op het splitsingstijdstip van deze, wordt
mede rekening gehouden met de eventuele toevoeging of vermindering
welke voortvloeit uit de ten aanzien van de desbetreffende
verdwijnende rechtspersoon daaromtrent gestelde voorwaarde,
overeenkomende met de standaardvoorwaarde 11, letter b fiscale
eenheid. Het in de vorige volzin bepaalde vindt met betrekking tot de
toevoeging slechts plaats voor zover de daar tegenover staande
goodwill en stille reserves op het splitsingstijdstip met de
verkrijgende rechtspersoon nog aanwezig zijn. Met de vorenbedoelde
toevoeging of vermindering wordt voorts geen rekening gehouden voor
zover die toevoeging of vermindering ook reeds in het opgeofferd
bedrag voor de deelneming in de verkrijgende rechtspersoon tot
uitdrukking komt op grond van de ten aanzien van deze daaromtrent
gestelde overeenkomstige voorwaarde.
4. De goedkeuring vervalt indien de juridische fusie in overwegende
mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
De goedkeuring vervalt eveneens indien een vervreemding van aandelen
binnen drie jaren na de juridische fusie leidt tot verbreking van de
fiscale eenheid ten aanzien van de verkrijgende rechtspersoon.
Indien de goedkeuring niet in stand blijft leidt de juridische fusie
alsnog tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende kracht
tot begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden, met als
gevolg dat op de juridische fusie artikel 14b van de Wet Vpb van
toepassing is.
5. Binnen twee maanden na de dagtekening van deze brief dient bij mij
schriftelijk bericht te zijn ingekomen van de bestuurders van
Hoogachtend,
Belastingdienst/
De inspecteur,
Bijlage 3
Juridische fusie binnen fiscale eenheid
Inwilliging in geval van fusie tussen de moeder van de fiscale eenheid
als verdwijnende rechtspersoon en een gevoegde dochter als
verkrijgende rechtspersoon
Belastingdienst/
Uw brief van:
Datum:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
Onderwerp: Toepassing van artikel 15 van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid.
Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief deel ik u het volgende
mede.
De Staatssecretaris van Financiën heeft mij in het besluit van
..-..-2001, nr. CPP2001/0659M, toegestaan een beslissing te nemen op
uw verzoek namens
Gevolg gevend aan die toestemming deel ik u het volgende mede.
Voorts keur ik goed dat eventuele voorvoegingsverliezen van de
verdwijnende rechtspersoon, alsmede vóór de juridische fusie geleden
en onverrekend gebleven verliezen van de combinatie verrekenbaar
blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische fusie zou
hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel verrekenbaar zouden
zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a Wet Vpb.
- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;
- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de
vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;
- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van
een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;
- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte
op grond van buitenlands recht;
- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;
- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals
gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189,
eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;
- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij
geacht wordt te zijn opgegaan.
1. De verkrijgende rechtspersoon treedt in de plaats van de
verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij van de fiscale
eenheid vanaf de aanvang van het jaar waarin de fusieakte is
verleden.
2. Alle voorwaarden die in het kader van artikel 15 van de Wet Vpb van
toepassing waren op de moedermaatschappij en haar
dochtermaatschappij(en), zijn vanaf het begin van het boekjaar waarin
de fusieakte is verleden van overeenkomstige toepassing op
verkrijgende rechtspersoon als moedermaatschappij van deze fiscale
eenheid en de (overige) dochtermaatschappij(en), behoudens voor zover
hiervan hierna wordt afgeweken.
3. a. De verrekening van verliezen, die vóór de juridische fusie zijn
geleden met na de juridische fusie door de combinatie behaalde winst,
en
b. de verrekening van na de juridische fusie geleden
combinatieverliezen met vóór de juridische fusie behaalde winst, en
c. de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en
d. het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een
niet-gevoegde deelneming,
blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft
plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de
totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld,
overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid;
voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende
rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door
hem gedreven onderneming aan hem toegerekend.
4. De verkrijgende rechtspersoon treedt ook overigens in de plaats van
de verdwijnende rechtspersoon met betrekking tot al hetgeen in het
kader van de juridische fusie is verkregen, behoudens voorzover
hiervan in de voorgaande voorwaarden wordt afgeweken.
5. Deze goedkeuring is niet van toepassing indien zich tussen de
aanvang van vorenbedoeld boekjaar en het tijdstip van het verlijden
van de fusieakte in dat jaar buiten de juridische fusie zelf andere
rechtshandelingen hebben voorgedaan die zouden hebben geleid tot
verbreking van de fiscale eenheid tussen de verdwijnende rechtspersoon
als moedermaatschappij en de verkrijgende rechtspersoon als
dochtermaatschappij.
6. De goedkeuring vervalt indien de juridische fusie in overwegende
mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
Indien de goedkeuring niet in stand blijft leidt de juridische fusie
alsnog tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende kracht
tot begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden, met als
gevolg dat op de juridische fusie artikel 14b van de Wet Vpb van
toepassing is.
7. Binnen twee maanden na dagtekening van deze brief dient bij mij
schriftelijk bericht te zijn ingekomen van de bestuurders van
Hoogachtend,
Belastingdienst/
De inspecteur,
..