Ministerie van Financien

Titel: Vennootschapsbelasting. Toepassing van art. 13 van de Wet Vpb



Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 15 van de Wet Vpb 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen

Besluit van 8 juni 2001, nr. CPP2001/0659M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herdruk van het besluit van 8 juli 1998, nr. DB98/1662M, BNB1998/300 (1e herdruk van 26 juli 1999, nr. DB99/1564M, BNB 1999/369).

De reden van deze herdruk is de per 1 januari 2001 gewijzigde wettekst van artikel 14b Wet Vpb.

De in dit besluit opgenomen regeling en enkele voorwaarden zijn in overeenstemming gebracht met de tekst van artikel 14b Wet Vpb 1969.

Tevens zijn enkele andere voorwaarden aangepast.

Algemeen

Inleiding

Met ingang van 1 januari 2001 is de werking van artikel 14b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) niet meer beperkt tot een (juridische) fusie op de voet van artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In verband hiermee is dit besluit uitgebreid tot iedere overgang onder algemene titel in het kader van een (juridische) fusie, vallend onder de werking van artikel 14b Wet Vpb (hierna: juridische fusie). Als gevolg hiervan kan de in dit besluit getroffen regeling van juridische fusie binnen fiscale eenheid ook toepassing vinden bij een juridische fusie van naar buitenlands recht opgerichte vennootschappen.

Bij een juridische fusie zijn verschillende varianten mogelijk van samenloop met een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb.

Onder andere kan zich de situatie voordoen dat


1. de verdwijnende rechtspersoon dochtermaatschappij is in een fiscale eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort, en


2. de verdwijnende rechtspersoon moedermaatschappij is van een fiscale eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort.

Juridische fusie waarvan de akte is verleden vóór 23 juni 1998

Voor de onder 1 bedoelde situatie is een regeling getroffen in het besluit van 1 augustus 1994, nr. DB94/2110M, BNB1994/286.

Juridische fusie waarvan de akte is verleden op of na 23 juni 1998 en vóór 1 januari 2001

Voor zowel de onder 1 als de onder 2 bedoelde situatie is een regeling getroffen in het besluit van 8 juli 1998, nr. DB98/1662M, BNB1998/300 (1e herdruk van 26 juli 1999, nr. DB99/1564M, BNB1999/369).

Juridische fusie waarvan de akte is verleden op of na 1 januari 2001 (zie ook punt 3.6 hierna)

In dit besluit wordt voor de onder 1 en 2 bedoelde situatie een regeling getroffen.

Deze regeling is echter uitsluitend van toepassing indien de juridische fusie - zonder de werking van artikel 15 van de Wet Vpb - voldoet aan het bepaalde in artikel 14b, vijfde lid, van de Wet Vpb.

De regeling kan dus slechts worden toegepast indien de juridische fusie niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

Dit besluit bevat tevens een toestemming aan de inspecteur tot het namens mij afdoen van verzoeken om toepassing van de regeling in een aantal situaties en mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (zie punt
3.2). De toestemming geldt echter niet indien de inspecteur van oordeel is dat het verlenen van een goedkeuring met toepassing van de in dit besluit getroffen regeling tot gevolg heeft dat latere heffing niet is verzekerd. In die situatie worden aanvullende voorwaarden verbonden aan de te verlenen goedkeuring (zie de punten 3.2.f en 3.4).

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:


- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;

- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;


- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;


- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte op grond van buitenlands recht;


- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;

- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189, eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;


- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij geacht wordt te zijn opgegaan.

Juridische fusie binnen fiscale eenheid

De verdwijnende rechtspersoon is dochtermaatschappij in een fiscale eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort

Inleiding

Indien een verdwijnende rechtspersoon als dochtermaatschappij tot een fiscale eenheid behoort waartoe eveneens de verkrijgende rechtspersoon behoort, leidt de juridische fusie in beginsel tot verbreking van de fiscale eenheid ten aanzien van de verdwijnende rechtspersoon (met terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar).

Om dit te voorkomen bevat dit besluit een goedkeurende regeling.

Goedkeurende regeling

Op verzoek van de belanghebbenden wordt goedgekeurd dat in deze situatie de fiscale eenheid niet door de juridische fusie wordt verbroken, zodat de juridische fusie binnen fiscale eenheid plaatsvindt. Daarnaast wordt goedgekeurd dat de (voorvoegings)verliezen van de verdwijnende rechtspersoon verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a Wet Vpb.

Aan deze goedkeuring worden de voorwaarden verbonden:


1. dat:



- de verrekening van verliezen, die vóór de totstandkoming van de fiscale eenheid zijn geleden, en


- de terugwenteling van combinatieverliezen naar vóór de totstandkoming van de fiscale eenheid gemaakte winst, en


- de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en

- het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een niet-gevoegde deelneming,

blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld, overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid; voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door hem gedreven onderneming aan hem toegerekend;


2. dat de verkrijgende rechtspersoon in de plaats treedt van de verdwijnende rechtspersoon met betrekking tot al hetgeen in het kader van de juridische fusie is verkregen;


3. dat bij de bepaling van het opgeofferd bedrag voor de deelneming in de verkrijgende rechtspersoon bij de verbreking van de fiscale eenheid met die verkrijgende rechtspersoon mede rekening wordt gehouden met de eventuele toevoeging of vermindering welke voortvloeit uit standaardvoorwaarde 11, letter b. fiscale eenheid;


4. dat de goedkeuring vervalt indien later alsnog wordt vastgesteld dat de juridische fusie is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing;


5. dat onder omstandigheden de goedkeuring vervalt indien de fiscale eenheid ten aanzien van de verkrijgende rechtspersoon verbreekt door een vervreemding van aandelen binnen drie jaren na de juridische fusie;


6. dat akkoord wordt gegaan met voormelde voorwaarden.
De voorwaarden 3 en 5 worden niet gesteld indien de moedermaatschappij de verkrijgende rechtspersoon is.

Het verlenen van de goedkeuring vindt plaats in het kader van de toepassing van artikel 15 van de Wet Vpb, waardoor de winst als gevolg van de juridische fusie buiten aanmerking blijft. Bovendien kan de sanctie van standaardvoorwaarde 16 fiscale eenheid ten aanzien van eerdere transacties in de zin van die voorwaarde nog niet van toepassing zijn, omdat de fiscale eenheid als gevolg van de goedkeuring niet wordt verbroken. Een verzoek om een juridische fusie binnen fiscale eenheid te doen plaatsvinden, dient dan ook gericht te zijn op het niet verbreken van de fiscale eenheid.

Voor de volledigheid merk ik op dat de goedkeuring onverlet laat het bepaalde in artikel 14b, leden 6 t/m 10, van de Wet Vpb.

Toelichting op de voorwaarden

Verrekening van verliezen over het voegingstijdstip heen, de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen en het in aanmerking nemen van een latent liquidatieverlies (voorwaarde 1).

De ter zake gestelde voorwaarde heeft tot gevolg dat deze verrekening, overbrenging en in aanmerking neming blijft plaatsvinden overeenkomstig de ter zake geldende fiscale-eenheidsvoorwaarden alsof de bij de juridische fusie verdwenen dochtermaatschappij nog steeds bestaat en haar onderneming heeft voortgezet. Dit betekent bijvoorbeeld dat verrekening van een voorvoegingsverlies van de verkrijgende rechtspersoon respectievelijk de verdwijnende rechtspersoon slechts kan plaatsvinden met winst van de combinatie voorzover die winst kan worden toegerekend aan de vóór de juridische fusie door de verkrijgende respectievelijk de verdwijnende rechtspersoon uitgeoefende onderneming.

In de plaats treden (voorwaarde 2).

Het in de plaats treden betekent o.a. dat eventuele claims uit hoofde van de 16e standaardvoorwaarde fiscale eenheid - dan wel de voor de fiscale eenheid geldende overeenkomstige sanctiebepalingen - van de verdwijnende rechtspersoon overgaan op de verkrijgende rechtspersoon.

Vervallen van de goedkeuring (voorwaarden 4 en 5).

De te stellen voorwaarde(n) is afhankelijk van de situatie:


a. Voorwaarde 4 wordt altijd gesteld; (zie Bijlage 1, voorwaarde 3 en Bijlage 2, voorwaarde 4, eerste volzin);


b. Voorwaarde 5 wordt alleen gesteld in de situatie dat een (gevoegde) dochtermaatschappij opgaat in een andere tot die fiscale eenheid behorende dochtermaatschappij: zie Bijlage 2, voorwaarde 4, tweede volzin).

Ad a.

Deze voorwaarde ligt in het verlengde van het bepaalde in artikel 14b, lid 5 Wet Vpb. De voorwaarde bepaalt dat de goedkeuring vervalt, indien de juridische fusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. De voorwaarde ziet op feiten en omstandigheden die zich voordoen na het afgeven van de goedkeuring dan wel op feiten en omstandigheden die de inspecteur niet bekend waren bij het afgeven van de goedkeuring; eerdere (de inspecteur bekende) feiten en omstandigheden zijn voor de toepassing van de voorwaarde niet (meer) van belang: deze eerdere feiten en omstandigheden heeft de inspecteur immers al in zijn oordeelsvorming betrokken bij de vraag of de gevraagde goedkeuring door hem kan worden verleend (zie punt 1.1).

Het vervallen van de goedkeuring betekent dat de juridische fusie alsnog leidt tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden. Als gevolg daarvan vindt de juridische fusie alsnog buiten fiscale eenheid plaats, en is op de juridische fusie alsnog het bepaalde in artikel 14b van de Wet Vpb van toepassing. Uiteraard kan dan niet met vrucht een beroep worden gedaan op faciliëring van de fusie o.g.v. artikel 14b Wet Vpb, omdat sprake is van een fusie die in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

Daarnaast leidt de verbreking van de fiscale eenheid ook tot alle gevolgen die aan de verbreking van een fiscale eenheid zijn verbonden; zo zal bijvoorbeeld de sanctie van standaardvoorwaarde 16 ten aanzien van eerdere besmette transacties in werking kunnen treden.

Ad b.

Deze voorwaarde bepaalt dat, wanneer door vervreemding van aandelen binnen drie jaar na de juridische fusie de fiscale eenheid ten aanzien van de verkrijgende rechtspersoon verbreekt, de goedkeuring vervalt.

Op de juridische fusie is dan alsnog het bepaalde in artikel 14b Wet Vpb van toepassing.

Bij deze voorwaarde is ervoor gekozen de goedkeuring ook te laten vervallen indien sprake is van een juridische fusie die niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

De reden hiervoor is dat, ingeval de goedkeuring in stand zou blijven, de juridische fusie (binnen fiscale eenheid) in beginsel een transactie in de zin van standaardvoorwaarde 16 fiscale eenheid zou vormen. Dientengevolge zou een vervreemding van aandelen die leidt tot verbreking van de fiscale eenheid ten aanzien van de verkrijgende rechtspersoon (binnen drie jaar na de juridische fusie) leiden tot inwerkingtreding van de sanctie van standaardvoorwaarde 16. Hierdoor zou toepassing van de goedkeurende regeling (dat de fiscale eenheid niet verbreekt) tot heffing leiden, terwijl indien de fiscale eenheid door de juridische fusie wel zou zijn verbroken en de (alsdan buiten fiscale eenheid plaatsvindende) juridische fusie met toepassing van artikel 14b Wet Vpb zou zijn gefacilieerd, heffing ter zake van deze juridische fusie achterwege zou zijn gebleven.

Teneinde dit ongewenste effect te voorkomen, vervalt de goedkeuring (dat de fiscale eenheid niet verbreekt) en is alsnog artikel 14b Wet Vpb op de fusie van toepassing.

Indien de goedkeuring vervalt kan alsnog een verzoek worden ingediend om fiscale begeleiding van de juridische fusie in de lijn van artikel 14b van de Wet Vpb.

Fiscale begeleiding van de juridische fusie is uiteraard slechts mogelijk indien deze niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Daarnaast kan bij deze begeleiding, indien de juridische fusie leidt tot inwerkingtreding van de sanctie van standaardvoorwaarde 16 ten aanzien van eerdere besmette transacties, worden verzocht om doorschuiving van die sanctie.

Ingeval de goedkeuring in stand blijft wordt de juridische fusie zelf, nadat een periode van drie jaren is verstreken na het verlijden van de fusieakte, niet (meer) als een besmette transactie in de zin van standaardvoorwaarde 16 fiscale eenheid aangemerkt.

De verdwijnende rechtspersoon is moedermaatschappij van een fiscale eenheid waartoe ook de verkrijgende rechtspersoon behoort

Inleiding

Indien de verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij tot een fiscale eenheid behoort waartoe eveneens de verkrijgende rechtspersoon behoort, leidt de juridische fusie in beginsel tot verbreking van de fiscale eenheid (met terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar).

Om dit te voorkomen bevat dit besluit een goedkeurende regeling.

Goedkeurende regeling

Op verzoek van de belanghebbenden wordt goedgekeurd dat in deze situatie de fiscale eenheid niet door de juridische fusie wordt verbroken, zodat de juridische fusie binnen fiscale eenheid plaatsvindt. Daarnaast wordt goedgekeurd dat de voorvoegingsverliezen van de verdwijnende rechtspersoon, alsmede vóór de juridische fusie geleden en onverrekend gebleven verliezen van de combinatie verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a Wet Vpb.

Aan de goedkeuring worden de voorwaarden verbonden:


1. dat de verkrijgende rechtspersoon in de plaats treedt van de verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij van de fiscale eenheid vanaf de aanvang van het jaar waarin de fusieakte is verleden;


2. dat alle voorwaarden die in het kader van artikel 15 van de Wet Vpb van toepassing waren op de moedermaatschappij en haar dochtermaatschappij(en), vanaf het begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden van overeenkomstige toepassing zijn op verkrijgende rechtspersoon als moedermaatschappij van deze fiscale eenheid en de (overige) dochtermaatschappij(en);


3. dat:


- de verrekening van verliezen, die vóór de juridische fusie zijn geleden met na de juridische fusie door de combinatie behaalde winst, en


- de verrekening van na de juridische fusie geleden combinatieverliezen met vóór de juridische fusie behaalde winst, en


- de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en

- het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een niet-gevoegde deelneming,

blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld, overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid; voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door hem gedreven onderneming aan hem toegerekend;


4. dat de verkrijgende rechtspersoon ook overigens in de plaats treedt van de verdwijnende rechtspersoon met betrekking tot al hetgeen in het kader van de juridische fusie is verkregen;


5. dat de goedkeuring niet van toepassing is indien zich tussen de aanvang van vorenbedoeld boekjaar en het tijdstip van het verlijden van de fusieakte in dat jaar buiten de juridische fusie zelf andere rechtshandelingen hebben voorgedaan die zouden hebben geleid tot verbreking van de fiscale eenheid tussen de verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij en de verkrijgende rechtspersoon als dochtermaatschappij;


6. dat de goedkeuring vervalt indien later alsnog wordt vastgesteld dat de juridische fusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing;


7. dat akkoord wordt gegaan met voormelde voorwaarden.

Het verlenen van de goedkeuring vindt plaats in het kader van de toepassing van artikel 15 van de Wet Vpb. Gelet op de aard van de goedkeuring blijft de winst als gevolg van de juridische fusie buiten aanmerking en blijft bovendien de sanctie van de 16e standaardvoorwaarde fiscale eenheid ten aanzien van eerdere transacties in de zin van die voorwaarde vooralsnog buiten toepassing.

Een verzoek om een juridische fusie binnen fiscale eenheid te doen plaatsvinden, dient dan ook gericht te zijn op het door de verkrijgende rechtspersoon als moedermaatschappij van de fiscale eenheid in de plaats treden van de verdwijnende moedermaatschappij en het niet verbreken van de fiscale eenheid.

Voor de volledigheid merk ik op dat de goedkeuring onverlet laat het bepaalde in artikel 14b, leden 6 t/m 10, van de Wet Vpb.

Toelichting op de voorwaarden

Verrekening van verliezen e.d. (voorwaarde 3), in de plaats treden (voorwaarde 4.) en vervallen van goedkeuring (voorwaarde 6):

Kortheidshalve verwijs ik naar de in punt 2.1.2 gegeven Toelichting op de voorwaarden bij respectievelijk voorwaarde 1, voorwaarde 2 en voorwaarde 4.

Indieningstermijn verzoek

Het verzoek moet worden ingediend vóór het einde van het jaar waarin de fusieakte is verleden.

Aanvullende voorwaarden

Ingeval de inspecteur van oordeel is dat inwilliging van het verzoek overeenkomstig de in dit besluit getroffen regeling tot gevolg heeft dat latere heffing niet is verzekerd, worden aan de te verlenen goedkeuring aanvullende voorwaarden verbonden (zie de punten 3.2.f en 3.4).

Beoordeling verzoeken en toestemming tot afdoening van verzoeken door inspecteurs

Inleiding

Dit besluit bevat tevens een toestemming aan de inspecteurs van de Belastingdienst tot het namens mij afdoen van vorenbedoelde verzoeken alsmede een instructie daartoe.

Beoordeling verzoeken

De inspecteur die een verzoek om goed te keuren dat een fiscale eenheid niet met terugwerkende kracht verbreekt, in behandeling heeft genomen, beoordeelt of:


a. sprake is van een juridische fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb, en


b. wordt voldaan aan het gestelde in artikel 14b, vijfde lid, van de Wet Vpb dat de juridische fusie niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, en


c. alle fuserende rechtspersonen deel uitmaken van de desbetreffende fiscale eenheid, en


d. de fuserende rechtspersonen naar Nederlands recht opgerichte NVs of BVs zijn, dan wel naar buitenlands recht opgerichte rechtspersonen die qua aard en inrichting vergelijkbaar zijn met vorengenoemde rechtspersonen, en


e. het verzoek is ingediend voor het einde van het jaar waarin de fusieakte is verleden, en


f. inwilliging van het verzoek overeenkomstig punt 3.3 niet tot gevolg heeft dat latere heffing niet is verzekerd.

Indien het verzoek voldoet aan voormelde punten a t/m f kan de inspecteur het verzoek inwilligen conform punt 3.3.

Inwilliging verzoek

Indien het verzoek voldoet aan voormeld punt 3.2, letters a t/m f, verleen ik de inspecteur toestemming het verzoek in te willigen; de inspecteur richt zijn beslissing in overeenkomstig het model dat bij dit besluit is opgenomen als:


- Bijlage 1: inwilliging ingeval van juridische fusie tussen de moedermaatschappij als verkrijgende rechtspersoon en één of meer met haar gevoegde (klein)dochtermaatschappijen als verdwijnende rechtspersoon;


- Bijlage 2: inwilliging ingeval van juridische fusie tussen een dochtermaatschappij als verkrijgende rechtspersoon en één of meer andere tot dezelfde fiscale eenheid behorende dochtermaatschappijen als verdwijnende rechtspersoon.


- Bijlage 3: inwilliging ingeval van juridische fusie tussen de moedermaatschappij als verdwijnende rechtspersoon en een tot dezelfde fiscale eenheid behorende dochtermaatschappij als verkrijgende rechtspersoon.

Is sprake van meer dan één juridische fusie binnen dezelfde fiscale eenheid, dan geeft de inspecteur voor iedere juridische fusie afzonderlijk een beslissing af.

De bijlagen zullen worden opgenomen in het Modellenboek Ondernemingen.

Doorsturen verzoek

Indien de verkrijgende en/of de verdwijnende rechtspersoon niet voldoet aan punt 3.2, letter d, het verzoek niet tijdig (voor het einde van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden) is ingediend (zie punt 3.2, letter e) dan wel de inspecteur van mening is dat inwilliging van het verzoek overeenkomstig een van vorenbedoelde modellen/bijlagen en de daarin opgenomen voorwaarden in een concreet geval tot gevolg heeft dat latere heffing niet is verzekerd (zie punt 3.2, letter f), zendt de inspecteur het verzoek door aan het Ministerie van Financiën, Centrum voor proces- en productontwikkeling, Domein Winstbelastingen.

Afwijzing verzoek

Indien het verzoek niet voldoet aan het gestelde in punt 3.2, letter(s) a, b en/of c, is het verzoek niet voor inwilliging vatbaar en wijst de inspecteur het verzoek af.

Inwerkingtreding besluit

Dit besluit wijzigt het Besluit van 8 juli 1998, nr. DB98/1662M (1e herdruk van 26 juli 1999, nr. DB99/1564M) en is van toepassing op juridische fusies waarbij de fusieakte is verleden op of na 1 januari 2001 (zie punt 1.1).

Ingeval de inspecteur voor een juridische fusie waarbij de fusieakte is verleden op of na 1 januari 2001 met toepassing van het vorige besluit (besluit DB99/1564M) al een goedkeuring heeft verleend, kan hij, indien belanghebbenden daarom verzoeken, alsnog een goedkeuring verlenen met toepassing van dit besluit, onder de aanvullende voorwaarde dat de eerder door hem met toepassing van besluit DB99/1564M verleende goedkeuring vervalt.

Juridische fusies waarbij de akte is verleden voor 1 januari 2001 vallen onder de werking van het vorige besluit (Besluit DB99/1564M).

Diversen

Bijlagen bij het verzoek

Bij de indiening van het verzoek moet worden overgelegd:


a. het fusievoorstel als bedoeld in artikel 312 van Boek 2 BW dan wel een daarmee vergelijkbaar document ingeval sprake is van een juridische fusie naar buitenlands recht;


b. een overzicht van het voor de juridische fusie relevante deel van de bestaande groepsstructuur en de gewenste structuur, met een overzicht welke rechtspersonen deel uitmaken van de fiscale eenheid.

Inlichtingen

Voor inlichtingen kunnen belanghebbenden contact opnemen met de competente inspecteur van de Belastingdienst.

Bijlage 1

Juridische fusie binnen fiscale eenheid

Inwilliging in geval van fusie tussen de moeder van de fiscale eenheid als verkrijgende rechtspersoon en haar gevoegde (klein)dochter(s) als verdwijnende rechtspersoon

Belastingdienst/

Uw brief van:

Datum:

Uw kenmerk:

Ons kenmerk:







Onderwerp: Toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid.

Geachte ,

Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief deel ik u het volgende mede.

De Staatssecretaris van Financiën heeft mij in het besluit van ..-..-2001, nr. CPP2001/0659M, toegestaan een beslissing te nemen op uw verzoek namens te en haar op de voet van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verenigde dochtermaatschappij(en) te om de fiscale eenheid als niet verbroken te beschouwen.

Gevolg gevend aan die toestemming deel ik u het volgende mede.

Ik keur goed dat de totstandkoming van een fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb tussen , als verkrijgende rechtspersoon, en , als verdwijnende rechtspersoon, niet leidt tot verbreking van de fiscale eenheid.

Voorts keur ik goed dat eventuele vóór de ingang van de fiscale eenheid geleden verliezen van de/een 1) verdwijnende rechtspersoon verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a Wet Vpb.

.....


1) "de" ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, een ingeval er meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.

Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

In deze goedkeuring wordt verstaan onder:


- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;

- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;


- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;


- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte op grond van buitenlands recht;


- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;

- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189, eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;


- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij geacht wordt te zijn opgegaan.


1. a. De verrekening van verliezen, die vóór de totstandkoming van de fiscale eenheid zijn geleden, en


b. de terugwenteling van combinatieverliezen naar vóór de totstandkoming van de fiscale eenheid gemaakte winst, en


c. de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en

d. het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een niet-gevoegde deelneming,

blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld, overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid; voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door hem gedreven onderneming aan hem toegerekend.


2. De verkrijgende rechtspersoon treedt met betrekking tot al hetgeen in het kader van de juridische fusie is verkregen in de plaats van de/een 1) verdwijnende rechtspersoon, behoudens voorzover hiervan in het voorgaande wordt afgeweken.

.....


1) "de" ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, die ingeval er meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.


3. De goedkeuring vervalt indien de juridische fusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Indien de goedkeuring niet in stand blijft leidt de juridische fusie alsnog tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende kracht tot begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden, met als gevolg dat op de juridische fusie artikel 14b van de Wet Vpb van toepassing is.


4. Binnen twee maanden na de dagtekening van deze brief dient bij mij schriftelijk bericht te zijn ingekomen van de bestuurders van dat zij - voor zich en als rechtsopvolger van de verdwijnende dochtermaatschappij(en) met de hiervoor vermelde afwijkingen van de gestelde voorwaarden instemmen.

Hoogachtend,

Belastingdienst/

De inspecteur,



Bijlage 2

Juridische fusie binnen fiscale eenheid

Inwilliging in geval van fusie tussen een dochtermaatschappij als verkrijgende rechtspersoon en (een) andere tot dezelfde fiscale eenheid behorende dochtermaatschappij(en) als verdwijnende rechtspersoon

Belastingdienst/

Uw brief van:

Datum:

Uw kenmerk:

Ons kenmerk:







Onderwerp: Toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid.

Geachte ,

Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief deel ik u het volgende mede.

De Staatssecretaris van Financiën heeft mij in het besluit van ..-..-2001, nr. CPP2001/0659M, toegestaan een beslissing te nemen op uw verzoek namens te (vestigingsplaats> en haar op de voet van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verenigde dochtermaatschappijen te en te om de fiscale eenheid als niet verbroken te beschouwen.

Gevolg gevend aan die toestemming deel ik u het volgende mede.

Ik keur goed dat de totstandkoming van een fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb tussen , als verkrijgende rechtspersoon, en , als verdwijnende rechtspersoon, niet leidt tot verbreking van de fiscale eenheid.

Voorts keur ik goed dat eventuele vóór de ingang van de fiscale eenheid geleden verliezen van de/een 1) verdwijnende rechtspersoon verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a Wet Vpb.

.....


1) de ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, "een" ingeval er meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.

Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

In deze goedkeuring wordt verstaan onder:


- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;

- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;


- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;


- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte op grond van buitenlands recht;


- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;

- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189, eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;


- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij geacht wordt te zijn opgegaan.


1. a. De verrekening van verliezen, die vóór de totstandkoming van de fiscale eenheid zijn geleden, en


b. de terugwenteling van combinatieverliezen naar vóór de totstandkoming van de fiscale eenheid gemaakte winst, en


c. de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en

d. het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een niet-gevoegde deelneming,

blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld, overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid; voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door hem gedreven onderneming aan hem toegerekend.


2. De verkrijgende rechtspersoon treedt met betrekking tot al hetgeen in het kader van de juridische fusie is verkregen in de plaats van de/een 1) verdwijnende rechtspersoon, behoudens voorzover hiervan in het voorgaande wordt afgeweken.

.....


1) de ingeval van één verdwijnende rechtspersoon, "die" ingeval er meer dan één verdwijnende rechtspersoon is.


3. Bij de bepaling van het opgeofferd bedrag voor de deelneming in de verkrijgende rechtspersoon op het splitsingstijdstip van deze, wordt mede rekening gehouden met de eventuele toevoeging of vermindering welke voortvloeit uit de ten aanzien van de desbetreffende verdwijnende rechtspersoon daaromtrent gestelde voorwaarde, overeenkomende met de standaardvoorwaarde 11, letter b fiscale eenheid. Het in de vorige volzin bepaalde vindt met betrekking tot de toevoeging slechts plaats voor zover de daar tegenover staande goodwill en stille reserves op het splitsingstijdstip met de verkrijgende rechtspersoon nog aanwezig zijn. Met de vorenbedoelde toevoeging of vermindering wordt voorts geen rekening gehouden voor zover die toevoeging of vermindering ook reeds in het opgeofferd bedrag voor de deelneming in de verkrijgende rechtspersoon tot uitdrukking komt op grond van de ten aanzien van deze daaromtrent gestelde overeenkomstige voorwaarde.


4. De goedkeuring vervalt indien de juridische fusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. De goedkeuring vervalt eveneens indien een vervreemding van aandelen binnen drie jaren na de juridische fusie leidt tot verbreking van de fiscale eenheid ten aanzien van de verkrijgende rechtspersoon. Indien de goedkeuring niet in stand blijft leidt de juridische fusie alsnog tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende kracht tot begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden, met als gevolg dat op de juridische fusie artikel 14b van de Wet Vpb van toepassing is.


5. Binnen twee maanden na de dagtekening van deze brief dient bij mij schriftelijk bericht te zijn ingekomen van de bestuurders van dat zij - voor zich en als rechtsopvolger van de verdwijnende dochtermaatschappij(en) - met de hiervoor vermelde afwijkingen van de gestelde voorwaarden instemmen.

Hoogachtend,

Belastingdienst/

De inspecteur,



Bijlage 3

Juridische fusie binnen fiscale eenheid

Inwilliging in geval van fusie tussen de moeder van de fiscale eenheid als verdwijnende rechtspersoon en een gevoegde dochter als verkrijgende rechtspersoon

Belastingdienst/

Uw brief van:

Datum:

Uw kenmerk:

Ons kenmerk:







Onderwerp: Toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Juridische fusie binnen fiscale eenheid.

Geachte ,

Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief deel ik u het volgende mede.

De Staatssecretaris van Financiën heeft mij in het besluit van ..-..-2001, nr. CPP2001/0659M, toegestaan een beslissing te nemen op uw verzoek namens te en haar op de voet van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verenigde dochtermaatschappij te .

Gevolg gevend aan die toestemming deel ik u het volgende mede.

Ik keur goed dat bij de totstandkoming van een fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb tussen als verkrijgende rechtspersoon en als verdwijnende rechtspersoon, de juridische fusie niet leidt tot verbreking van de fiscale eenheid.

Voorts keur ik goed dat eventuele voorvoegingsverliezen van de verdwijnende rechtspersoon, alsmede vóór de juridische fusie geleden en onverrekend gebleven verliezen van de combinatie verrekenbaar blijven, voorzover ze althans, zonder dat de juridische fusie zou hebben plaatsgevonden, verrekenbaar waren dan wel verrekenbaar zouden zijn gebleven op grond van de artikelen 20 en 20a Wet Vpb.

Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

In deze goedkeuring wordt verstaan onder:


- de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

- juridische fusie: fusie in de zin van artikel 14b Wet Vpb;

- verdwijnende rechtspersoon: een of meer rechtspersonen waarvan de vermogensbestanddelen in het kader van een juridische fusie overgaan;


- verkrijgende rechtspersoon: de rechtspersoon die in het kader van een juridische fusie vermogensbestanddelen verkrijgt;


- de fusieakte: de in artikel 318 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde notariële akte dan wel een daarmee vergelijkbare akte op grond van buitenlands recht;


- fiscale eenheid: fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb;

- de standaardvoorwaarden fiscale eenheid: de voorwaarden zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189, eventueel gewijzigd dan wel aangevuld;


- de combinatie: de moedermaatschappij waarin de dochtermaatschappij geacht wordt te zijn opgegaan.


1. De verkrijgende rechtspersoon treedt in de plaats van de verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij van de fiscale eenheid vanaf de aanvang van het jaar waarin de fusieakte is verleden.


2. Alle voorwaarden die in het kader van artikel 15 van de Wet Vpb van toepassing waren op de moedermaatschappij en haar dochtermaatschappij(en), zijn vanaf het begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden van overeenkomstige toepassing op verkrijgende rechtspersoon als moedermaatschappij van deze fiscale eenheid en de (overige) dochtermaatschappij(en), behoudens voor zover hiervan hierna wordt afgeweken.


3. a. De verrekening van verliezen, die vóór de juridische fusie zijn geleden met na de juridische fusie door de combinatie behaalde winst, en


b. de verrekening van na de juridische fusie geleden combinatieverliezen met vóór de juridische fusie behaalde winst, en


c. de overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen, en

d. het in aanmerking nemen van een (latent) liquidatieverlies op een niet-gevoegde deelneming,

blijft plaatsvinden alsof de juridische fusie niet heeft plaatsgevonden en met toepassing van de voorwaarden die bij de totstandkoming van de desbetreffende fiscale eenheid zijn gesteld, overeenkomend met de standaardvoorwaarden 3.a t/m 3.g fiscale eenheid; voor de toepassing van deze voorwaarden wordt de verdwijnende rechtspersoon geacht nog steeds te bestaan en blijft de voorheen door hem gedreven onderneming aan hem toegerekend.


4. De verkrijgende rechtspersoon treedt ook overigens in de plaats van de verdwijnende rechtspersoon met betrekking tot al hetgeen in het kader van de juridische fusie is verkregen, behoudens voorzover hiervan in de voorgaande voorwaarden wordt afgeweken.


5. Deze goedkeuring is niet van toepassing indien zich tussen de aanvang van vorenbedoeld boekjaar en het tijdstip van het verlijden van de fusieakte in dat jaar buiten de juridische fusie zelf andere rechtshandelingen hebben voorgedaan die zouden hebben geleid tot verbreking van de fiscale eenheid tussen de verdwijnende rechtspersoon als moedermaatschappij en de verkrijgende rechtspersoon als dochtermaatschappij.


6. De goedkeuring vervalt indien de juridische fusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Indien de goedkeuring niet in stand blijft leidt de juridische fusie alsnog tot verbreking van de fiscale eenheid met terugwerkende kracht tot begin van het boekjaar waarin de fusieakte is verleden, met als gevolg dat op de juridische fusie artikel 14b van de Wet Vpb van toepassing is.


7. Binnen twee maanden na dagtekening van deze brief dient bij mij schriftelijk bericht te zijn ingekomen van de bestuurders van -voor zich en als rechtsopvolger van de verdwijnende rechtspersoon-, alsmede van de bestuurders van de dochtermaatschappijen die ten tijde van de juridische fusie deel uitmaken van de fiscale eenheid, dat zij met deze goedkeuring en de hiervoor vermelde voorwaarden instemmen.

Hoogachtend,

Belastingdienst/

De inspecteur,

..