Ministerie van Financien

Titel: Fiscale faciliteiten bij het gebruik van een fiets voor het



Fiscale faciliteiten bij het gebruik van een fiets voor het woon-werkverkeer

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 8 juni 2001, nr. CPP2000/3127M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit betreft een actualisering van het Besluit van 24 januari 1996, nr. DB96/55M per 1 januari 2001 en is in verband hiermee opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001 en de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001.

Inleiding

Sinds 1 september 1995 is een aantal fiscale faciliteiten van kracht ter stimulering van het gebruik van de fiets in het woon-werkverkeer. Voor wat betreft de loonbelasting/premie volksverzekeringen zijn die faciliteiten (hierna ook wel genoemd: de fietsregeling) met ingang van
1 januari 2001 opgenomen in de artikelen 37 en 107 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001.

Voor wat betreft de BTW bestaan voor de werkgever mogelijkheden om de BTW op de fiets in aftrek te brengen; vgl. artikel 1, derde lid, onderdeel c, van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968.

Per 1 januari 2001 is ook een nieuwe faciliteit van kracht: de fietsaftrek zoals bedoeld in artikel 3.86 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Hieronder wordt eerst in algemene termen nader aangegeven wat de faciliteiten behelzen (faciliteiten in kort bestek). Vervolgens wordt antwoord gegeven op vragen die inmiddels door betrokkenen zijn gesteld (vragen en antwoorden). Het betreffen met name vragen met een beleidsmatig karakter.

Faciliteiten in kort bestek

Fietsen met een voor de werkgever geldende kostprijs van f 992 (EUR 450) of minder mogen door de werkgever ineens ten laste van de winst worden gebracht. Voor fietsen waarvan de kostprijs hoger is dan f 992 (EUR 450) geldt een afschrijvingstermijn van drie jaar. De kostprijs is mede afhankelijk van de BTW-positie waarin de werkgever verkeert. Voor een niet BTW-plichtige werkgever is dit bedrag inclusief BTW, voor een BTW-plichtige werkgever is dit bedrag exclusief BTW.

Met ingang van 1 januari 2001 kan de werkgever op grond van de fietsregeling aan een werknemer een voor het woon-werkverkeer te gebruiken fiets (hierna kortweg: fiets) onder bepaalde voorwaarden respectievelijk:


- vergoeden. Dan kan f 150 (EUR 68) niet onbelast worden vergoed; het resterende gedeelte van een vergoeding voor de aanschaf van een fiets is een zgn. vrije vergoeding;


- verstrekken. Dan wordt de fiets eigendom van de werknemer en moet f 150 (EUR 68) als loon in natura bij het loon van de werknemer worden geteld;


- ter beschikking stellen. In dat geval blijft de fiets eigendom van de werkgever en vindt er geen bijtelling bij het loon van de werknemer plaats.

Als de fietsregeling van toepassing is, kan de werkgever in bepaalde situaties ook nog onbelast de kosten van het openbaar vervoer vergoeden dan wel de vervoersbewijzen daarvoor onbelast aan de werknemer verstrekken (zie vraag 10-12 hierna).

De werkgever kan eens per drie kalenderjaren het bedrag van een gangbare fietsverzekering onbelast vergoeden of de verzekering onbelast verstrekken. Daarnaast kan de werkgever ook andere met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer, zoals regenkleding, onderhoudsbeurten en sloten tot maximaal f 551 (EUR 250) per drie kalenderjaren onbelast verstrekken of vergoeden. Dit geldt ongeacht of de fiets is verstrekt, ter beschikking is gesteld dan wel is vergoed. Wel moet de werknemer dan gebruik maken van de fiets op meer dan de helft van het aantal dagen dat hij pleegt te reizen in het kader van woon-werkverkeer.

Voor zakelijke reizen met de eigen fiets mag de werkgever f 0,12 (EUR 0,05) per kilometer belastingvrij vergoeden. Zakelijke reizen zijn reizen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking maakt en die niet tot het regelmatig woon-werkverkeer behoren.

Voor de inkomstenbelasting komt een werknemer onder bepaalde voorwaarden (zie vraag 33 e.v. hierna) in aanmerking voor de fietsaftrek van f 774 (EUR 351).

Vragen en antwoorden

Algemene vragen


1. Aan welke voorwaarden moet een werkgever voldoen als hij met toepassing van de fietsregeling een fiets (gedeeltelijk) belastingvrij wil vergoeden, verstrekken of ter beschikking wil stellen?

A: De volgende voorwaarden gelden:


- De catalogusprijs van de fiets mag niet hoger zijn dan f 1.651 (EUR 749), inclusief omzetbelasting.


- De werkgever moet aannemelijk kunnen maken dat de werknemers die voor de fietsregeling in aanmerking komen van de fiets gebruik maken voor meer dan de helft van het aantal dagen dat zij plegen te reizen in het kader van woon-werkverkeer. Bij de bepaling van het aantal dagen geldt het volgende: minder dan 0,5 wordt naar beneden afgerond op hele dagen en 0,5 of meer naar boven.


- Er kan één keer per drie jaar aan een werknemer een fiets voor woon-werkverkeer worden vergoed, worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld; de faciliteiten kunnen binnen een periode van drie jaar niet cumuleren. Als een fiets voor een kortere tijd dan drie jaar aan een werknemer ter beschikking is gesteld, is het toegestaan om die fiets alsnog binnen de driejaarsperiode aan de werknemer te verstrekken onder bijtelling van f 150 (EUR 68) tot het loon van de werknemer. Voor het begin van de driejaarsperiode geldt het volgende. Als een fiets ter beschikking wordt gesteld begint de termijn waarna opnieuw van de regeling gebruik kan worden gemaakt te lopen op het moment van de eerste terbeschikkingstelling van de fiets. Als de aanschafkosten van de fiets gaandeweg worden vergoed, begint de termijn te lopen bij de eerste deelbetaling.

(N.B. Voor de met een fiets samenhangende zaken geldt een periode van drie kalenderjaren; zie punt 21 hieronder.)


2. Geldt de fietsregeling uitsluitend voor werknemers?

A: Ja, zelfstandigen bijvoorbeeld komen niet in aanmerking.


3. Wat is een fiets in de zin van de fietsregeling respectievelijk de fietsaftrek?

A: Een rijwiel zonder hulpmotor.

Vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling van een fiets ten behoeve van het woon-werkverkeer


4. Is de catalogusprijs hetzelfde als de verkoopprijs?
A: Nee. De catalogusprijs is de prijs die de fabrikant in zijn prijslijst vermeldt. De verkoopprijs is de prijs waarvoor de detailhandelaar de fiets aan de consument verkoopt. Dat kan een lager bedrag zijn. De regeling gaat uit van de catalogusprijs.


5. Wordt het bedrag van f 150 (EUR 68) bij het brutoloon of bij het nettoloon geteld?

A: Bij het brutoloon. Het bedrag van f 150 (EUR 68) moet over het loontijdvak waarin de fiets wordt vergoed of wordt verstrekt in kolom 3 respectievelijk 4 van de loonstaat worden geboekt.


6. Kan een werknemer de aanschafkosten van een fiets voor de inkomstenbelasting in aftrek brengen op basis van het gelijkheidsbeginsel?

A: Nee. De Wet op de loonbelasting 1964 kent per 1 januari 2001 een zelfdragend systeem van vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen. Onder de Wet inkomstenbelasting 2001 komen voor een werknemer de aanschafkosten van een fiets niet voor aftrek in aanmerking.


7. Kan de werkgever, in plaats van het bedrag van de aanschafkosten van de fiets ineens te vergoeden, ook fiscaal gefacilieerd per maand één zesendertigste deel van de catalogusprijs van de fiets vergoeden?

A: Ja, dat kan. Uiteraard geldt hierbij de voorwaarde dat niet vaker dan eens in de drie jaar van de fietsregeling gebruik kan worden gemaakt (zie onder 1).


8. Wat zijn de consequenties als de catalogusprijs van de fiets meer bedraagt dan f 1.651 (EUR 749)?

A: De fietsregeling is dan niet van toepassing; dus ook niet als de werknemer zelf het meerdere betaalt. In dat geval moet op individuele basis worden beoordeeld welk bedrag tot het loon moet worden gerekend. Dat is in beginsel:


- het bedrag van de vergoeding, als de fiets is vergoed;

- de waarde in het economische verkeer van de fiets, als de fiets is verstrekt;


- het (privé-)gebruik tegen de waarde in het economische verkeer, als de fiets aan de werknemer ter beschikking is gesteld.


9. Een werkgever verstrekt een werknemer een fiets van bijvoorbeeld f 1.498 (EUR 680). Als de werknemer binnen 3 jaar bij de werkgever weggaat, moet hij een evenredig deel van de aanschafprijs van de fiets aan de werkgever terugbetalen. Heeft dit fiscale consequenties voor de werknemer?

A: Dat is afhankelijk van de omstandigheden. Een eigen bijdrage van de werknemer voor de fiets kan in mindering worden gebracht op het normbedrag van f 150 (EUR 68). Per saldo kan dit echter niet tot een negatief bedrag leiden. In zoverre ontmoet het geen bezwaar dat een terugbetaling in hetzelfde kalenderjaar als waarin het normbedrag tot het loon wordt gerekend, op dat normbedrag in mindering wordt gebracht. Terugbetalingen na afloop van dat kalenderjaar kunnen niet in mindering worden gebracht op het loon.


10. In bepaalde situaties (slecht weer e.d.) kan de werkgever de werknemer onbelast bijvoorbeeld een strippenkaart dan wel een NS 5-retourkaart geven. Voor hoeveel dagen mag de werkgever dit doen?

A: Ongeacht of de werkgever een fiets verstrekt, vergoedt of ter beschikking stelt, mag hij voor minder dan de helft van het aantal dagen dat de werknemer pleegt te reizen in het kader van woon-werkverkeer een vergoeding geven voor of voorzien in ander vervoer dan vervoer per fiets. Bij de bepaling van het aantal dagen geldt het volgende: minder dan 0,5 wordt naar beneden afgerond op hele dagen en 0,5 of meer naar boven.


11. Kan de werkgever, als hij een fiets verstrekt, daarnaast een NS- of OV-jaarkaart verstrekken voor een gedeelte van de reisafstand woning-werk?

A: Ja. In dat geval moet wel aannemelijk zijn dat de werknemer de fiets gebruikt voor een deel van de afstand woning-werk, bijv. van de woning naar het station en terug (zie ook vraag 14-c).


12. Kan de werkgever, als hij een fiets verstrekt, daarnaast een NS- of OV-jaarkaart verstrekken die de werknemer in plaats van de fiets kan gebruiken (bijv. bij slecht weer)?

A: Nee. Voor de fietsregeling moet de werknemer gebruik maken van de fiets op meer dan de helft van het aantal dagen dat hij pleegt te reizen in het kader van woon-werkverkeer. Dat is niet aannemelijk als de werkgever een NS- of OV-jaarkaart verstrekt; de fietsregeling kan dan niet worden toegepast. Als aannemelijk is dat de werknemer de overige maanden voldoende fietst, kan de werkgever wel voor bijvoorbeeld de wintermaanden een trajectkaart verstrekken voor de afstand woning-werk.


13. Wat zijn de consequenties van de toepassing van de fietsregeling voor de forfaitaire reiskostenvergoeding?

A: Gedurende de periode dat een fiets ter beschikking is gesteld, heeft de werknemer voor de per fiets afgelegde reisafstand geen recht op vergoeding volgens het reiskostenforfait omdat er sprake is van vervoer vanwege de werkgever. In deze situatie blijft het per fiets af te leggen traject buiten aanmerking bij de bepaling van de reisafstand voor de toepassing van het reiskostenforfait.
Als een fiets is vergoed of is verstrekt, is het reiskostenforfait van toepassing, behalve voorzover de werkgever voorziet in ander vervoer dan vervoer per fiets, bijvoorbeeld door verstrekking van een NS- of OV-kaart. Het reiskostenforfait is ook van toepassing gedurende de periode waarin de werknemer geen gebruik maakt van een ter beschikking gestelde fiets, en de werkgever niet in ander vervoer voorziet. Het antwoord op deze vraag moet gelezen worden in samenhang met het antwoord op vraag 1. Zoals uit dat antwoord blijkt, mag de werkgever voor minder dan de helft van het aantal dagen dat de werknemer pleegt te reizen in het kader van het woon-werkverkeer een belastingvrije vergoeding geven voor of voorzien in ander vervoer dan vervoer per fiets.


14. Kan een werkgever de fietsregeling toepassen als:

a. de werknemer een auto van de zaak heeft en hij de afstand woning-werk per fiets aflegt, omdat de auto bij de zaak staat geparkeerd?

A: Ja.


b. de werknemer met genoemde auto naar de rand van de stad rijdt en daarvandaan op de fiets het resterende gedeelte van het traject woning-werk aflegt?

A: Ja.


c. de werknemer met de fiets van de woning naar het station rijdt en de overige kilometers van het woon-werkverkeer met de trein aflegt?

A: Ja.


d. de werknemer het eerste gedeelte van het woon-werkverkeer per trein aflegt en de resterende afstand naar het werk per fiets overbrugt?

A: Ja.


15. Een ter beschikking gestelde fiets wordt na een bepaalde periode door de werkgever aan de werknemer verstrekt. Wat zijn de fiscale consequenties voor de werknemer?

A: De terbeschikkingstelling leidt niet tot een bijtelling. Als de fiets na 5 jaar wordt verstrekt, hoeft geen f 150 (EUR 68) meer tot het loon van de werknemer te worden gerekend, mits de werknemer de fiets voor het woon-werkverkeer blijft gebruiken voor meer dan de helft van het aantal dagen dat hij in dat kader pleegt te reizen. Binnen de genoemde periode van 5 jaar bedraagt de bijtelling bij het loon van de werknemer f 150 (EUR 68) minus de eventuele eigen bijdrage van de werknemer op dat moment. De eigen bijdrage kan niet tot een negatief bedrag leiden.


16. Wat zijn de fiscale consequenties als de werknemer een ter beschikking gestelde fiets mag houden op het moment dat zijn dienstbetrekking binnen 5 jaar wordt beëindigd, bijvoorbeeld wegens ontslag of pensionering?

A: Vanaf het moment dat de dienstbetrekking wordt beëindigd zal de werknemer de fiets niet langer meer kunnen gebruiken voor het woon-werkverkeer. De fietsregeling is dan dus niet van toepassing. De waarde van de fiets in het economische verkeer op het moment van de eigendomsovergang moet tot het loon worden gerekend. Voor een ter beschikking gestelde fiets die onder de fietsregeling valt, kan die waarde worden bepaald via lineaire afschrijving over een periode van 5 jaar, rekening houdend met een restwaarde van f 150 (EUR 68).


17. Kan de werkgever onbelast een renteloze lening aan de werknemer verstrekken om hiermee een fiets te kopen?

A: Ja, dat kan. Het rentevoordeel is onbelast als de werknemer het geleende bedrag aanwendt voor een fiets die onder de fietsregeling valt. Dit betekent tevens dat het rentevoordeel alleen onbelast is als de werknemer de fiets voldoende gebruikt voor het woon-werkverkeer (zie vraag 1). Als de werkgever een onbelaste lening verstrekt voor de fiets, kan hij de fiets niet ook nog eens belastingvrij vergoeden of verstrekken.


18. De werkgever least een fiets en stelt deze ter beschikking aan de werknemer. Geldt de fietsregeling voor deze fiets?

A: Ja, zonder dat dit leidt tot een bijtelling bij het loon van de werknemer.

De fiets bestemd voor het woon-werkverkeer


19. Kan de regeling ook worden toegepast als de werknemer binnen een afstand van 10 km van het werk woont?

A: Ja.


20. Moet de werkgever aannemelijk kunnen maken dat de werknemer de fiets gebruikt voor het woon-werkverkeer?

A: Ja


- Bij een reisafstand tot 15 km wordt in het algemeen snel aannemelijk geacht dat de fiets voor het woon-werkverkeer wordt gebruikt. Niettemin kan de inspecteur van de Belastingdienst in bepaalde gevallen de werkgever vragen om aannemelijk te maken dat de fiets wordt gebruikt voor het woon-werkverkeer, bijvoorbeeld als:


- de werkgever voor de reisafstand tevens strippenkaarten en/of jaartrajectkaarten verstrekt;


- de werknemer van een ander beloningsbestanddeel afziet opdat hem een fiets wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld en de werkgever in zoverre in wezen geen betekenende bijdrage levert;


- de inspecteur over aanwijzingen beschikt dat de fietsregeling niet juist is toegepast;


- de inspecteur bij de werkgever een boekenonderzoek instelt.

- Bij een reisafstand van 15 km of meer moet de werkgever in beginsel per werknemer aannemelijk kunnen maken dat de fiets wordt gebruikt voor het woon-werkverkeer.


- Voor de bewijslast van de werkgever geldt de vrije bewijsleer. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen, zijn onder meer:


- de aanwezigheid van een douchegelegenheid op het werk. De aanwezigheid van een fietsenstalling;


- een door de werknemer ondertekende verklaring waarin de reisafstand staat vermeld, het aantal dagen dat de werknemer per week pleegt te fietsen en gedurende welke periode;


- de reisafstand in relatie tot de aard van de gebruikte fiets;

- deelname aan een carpoolregeling waarbij de carpoolplaats met de fiets bereikbaar is;


- een reiskostenvergoeding die is afgestemd op de mate waarin de werknemer pleegt te fietsen.

Met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer


21. Tot welke bedragen kan een werkgever met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer onbelast vergoeden of verstrekken?

A: Tot de hierna genoemde bedragen per 3 kalenderjaren:


- Verzekering: het bedrag voor een gangbare fietsverzekering.

- Onderhoud, reparatie, accessoires en fiets- en regenkleding: f 551 (EUR 250).


22. Kan de werkgever ook uitsluitend met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer onbelast vergoeden of verstrekken?

A: Ja, mits de werknemer voldoende fietst (zie vraag 1).


23. Is alles wat (al dan niet uit een catalogus) in een fietsenspeciaalzaak verkrijgbaar is, per definitie te beschouwen als met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer?

A: Nee, niet zonder meer. De desbetreffende zaken (met inbegrip van diensten) moeten in het algemeen of in het individuele geval redelijkerwijs in betekenende mate dienstbaar zijn aan het gebruik van de fiets voor het woon-werkverkeer. Dat wil zeggen dat het moet gaan om zaken die bij uitstek bij het woon-werkverkeer op de fiets van pas komen; er moet zowel een causaal verband aanwezig zijn met de fiets, als met het woon-werkverkeer. Zaken die normaliter ook buiten verband van de fiets worden gebruikt (zoals warme kleding in het algemeen, bijvoorbeeld bijzondere thermische kleding, maar ook sjaals en petten), komen in ieder geval niet in aanmerking. Ter verduidelijking volgt hieronder een drietal richtlijnen met een aantal voorbeelden:


- In het algemeen zijn naar hun aard op voorhand direct te beschouwen als met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer: een extra slot, een onderhoudsbeurt, een reparatie, een fietstas, een steun voor de aktetas, een fietsenstalling bij het station en kleding die praktisch alleen op de fiets wordt gebruikt, zoals een regenpak (regenjas/regenbroek), een poncho en overschoenen.


- Als met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer kunnen soms onder meer ook worden aangemerkt: een wielrenshirt, een koersbroek, fietsschoenen, fietshandschoenen en een fietshelm.
In zijn algemeenheid is dit echter minder aannemelijk. Voor dergelijke producten geldt daarom een zwaardere bewijslast; de inspecteur kan dit niet zonder meer op voorhand beoordelen. Dit moet plaatsvinden op basis van concrete feiten en omstandigheden, ofwel van een individuele werknemer, ofwel van een naar eigenschappen te onderscheiden groep werknemers.
Indicaties hierbij kunnen zijn:


- De werkgever kan aan de hand van een administratie (met de actuele gegevens betreffende de reisafstand woning-werk, de toepasselijke vergoeding, het aantal dagen waarop wordt gefietst) aannemelijk maken dat de desbetreffende werknemers op jaarbasis substantieel naar hun werk fietsen. Daarvan is in ieder geval sprake bij een reisafstand van minimaal 15 km als de werknemer meer dan de helft van het aantal dagen per week naar het werk fietst)


- De werkgever stemt de reiskostenvergoeding af op de mate waarin de werknemers de fiets plegen te gebruiken voor het woon-werkverkeer.


- De aanwezigheid van een rijwielstalling en andere speciale voorzieningen zoals een omkleedgelegenheid of een douche.


- Naar hun aard zijn in ieder geval niet te beschouwen als met een fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer:
een kinderzitje, een kaartstandaard, een strippenkaart, een sweater, een trui, een T-shirt, een spijkerbroek, een nylon jack en overige (sport)schoenen.


24. De werkgever wil alleen cadeaubonnen ter waarde van f 220 (EUR 100) per werknemer per jaar verstrekken voor met de fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer. Is dat toegestaan?

A: Een bedrag van f 551(EUR 250) per drie kalenderjaren is in dit geval akkoord. Buiten deze verstrekking zou de werkgever ook nog onbelast een fietsverzekering ten gunste van de werknemer kunnen afsluiten. Eventuele andere vrije vergoedingen en/of vrije verstrekkingen moeten op het genoemde bedrag in mindering worden gebracht. Ongeacht de aard van de cadeaubonnen moet de werkgever overigens wel aannemelijk maken dat de bonnen slechts worden gebruikt voor de aanschaf van met de fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer.


25. Wat wordt verstaan onder een gangbare fietsverzekering?
A: Een gangbare fietsverzekering kan de volgende dekkingen ter zake van de fiets omvatten:


- verzekering tegen diefstal/verduistering;

- cascoverzekering;


- ongevallen-opzittendenverzekering;


- rechtsbijstandsverzekering.


26. Kan de werkgever een gangbare fietsverzekering verstrekken of vergoeden voor een periode van vijf jaar in plaats van drie jaar?

A: Dat is mogelijk als ook niet vaker dan eens in de vijf jaar een fiets wordt vergoed, wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld.

Zakelijke reizen


27. De werkgever vergoedt f 0,24 (EUR 0,11) per fietskilometer zowel voor woon-werkverkeer als voor zakelijke reizen. Wat zijn hiervan de consequenties voor de werknemers?

A: Voor zakelijke kilometers is een kilometervergoeding belast voor zover zij meer dan f 0,12 (EUR 0,05) per kilometer is. Voor woon-werkverkeer is de vergoeding belast voor zover zij boven het reiskostenforfait uitkomt.


28. Kan een vrijwilliger een onbelaste vergoeding ontvangen per fietskilometer?

A: Met betrekking tot vrijwilligers zijn de geldende regels opgenomen in het Besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000-02727M.


29. Welk aantal zakelijke kilometers is nog aannemelijk?
A: Elk aantal kilometers moet van geval tot geval aannemelijk worden gemaakt.

Afschrijving (winstsfeer) - kleinschaligheidsinvesteringsaftrek


30. In hoeverre is een verstrekte of ter beschikking gestelde fiets tot de loonkosten te rekenen?

A: De fiets is tot de kostprijs als loonkosten aan te merken.


31. De werkgever schaft een fiets aan van f 992 (EUR 450). Kan dit bedrag in een keer op de winst in mindering worden gebracht?

A: Ja. Fietsen met een dergelijke kostprijs mogen naar keuze in één keer, dan wel in meer jaren, worden afgeschreven.


32. Een werkgever stelt een fiets ter beschikking aan een werknemer. Komt de werkgever in aanmerking voor investeringsaftrek met betrekking tot de aanschaf van deze fiets?

A: Nee. Voor de toepassing van de investeringsaftrek worden niet tot de bedrijfsmiddelen gerekend bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om - direct of indirect - hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden. De aangeschafte fietsen worden in dit geval ter beschikking gesteld aan werknemers, die voor de toepassing van artikel 3.45, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als derden zijn te kwalificeren.

Fietsaftrek


33. Welke voorwaarden gelden voor de fietsaftrek?
A: Een werknemer komt in de inkomstenbelasting voor de fietsaftrek in aanmerking als:


- er sprake is van regelmatig woon-werkverkeer;

- de per fiets afgelegde reisafstand (enkele reis) meer bedraagt dan 10 km;


- de werknemer op ten minste drie dagen per week naar een arbeidsplaats reist en daartoe hoofdzakelijk fietst (dat wil zeggen ten minste 70% van het aantal reizen); en


- de werkgever een zogeheten fietsverklaring heeft afgegeven;

- overigens komt op de fietsaftrek in mindering de reiskostenvergoeding die de werknemer ontvangt voor de met de fiets afgelegde afstand.


34. Een werknemer legt dagelijks het traject woning-werk deels per fiets af en deels met een ander vervoermiddel (vgl. vraag 14). Komt hij in aanmerking voor de fietsaftrek?

A: Nee, alleen de dagen waarop het gehele traject woning-werk per fiets wordt afgelegd tellen mee voor de fietsaftrek. Overigens kan een werkgever, als sprake is van regelmatig woon-werkverkeer dat deels per fiets en deels per openbaar vervoer wordt afgelegd, een vrije vergoeding geven van f 201 (EUR 91) op jaarbasis voor het vervoer van en naar de opstapplaats voor het openbaar vervoer (het zgn. ketenforfait). In de vergoedingensfeer is dit een algemeen forfait. Iemand die ten minste eenmaal per week met het openbaar vervoer naar het werk pleegt te reizen, maar in het desbetreffende jaar bijvoorbeeld niet meer dan vijf maanden, komt voor het volledige bedrag in aanmerking. In de aftreksfeer is het ketenforfait verwerkt in de reisaftrek voor de inkomstenbelasting.


35. Wat moet de werkgever in de fietsverklaring vermelden?
A: In de fietsverklaring moeten ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen:


- naam en adres van de werkgever, en als dat afwijkt, ook het adres van de werkplek van de werknemer;


- naam en adres van de werknemer;


- de met de fiets afgelegde reisafstand (enkele reis);

- het aantal dagen per week dat de werknemer naar het werk pleegt te reizen en daartoe hoofdzakelijk fietst (dat wil zeggen minimaal 70% van het aantal reizen);


- de werkgever moet de fietsverklaring ondertekenen.

36. Komt een werknemer voor de fietsaftrek in aanmerking als zijn werkgever hem een fiets heeft verstrekt, vergoed of ter beschikking heeft gesteld?

A: Het verstrekken of vergoeden van een fiets is niet van invloed op de fietsaftrek. Het ter beschikking stellen van een fiets is wel van invloed op de fietsaftrek (fiscaal is dan sprake van vervoer vanwege de werkgever; de afstand waarover vervoer vanwege de werkgever plaatsvindt telt niet mee bij de reisafstand voor de fietsaftrek).


37. Een werknemer heeft 2 werkgevers en hij fietst naar beide werkgevers, op verschillende dagen, 2 dagen per week. Komt deze werknemer, die aldus op 4 verschillende dagen per week fietst, voor de fietsaftrek in aanmerking?

A: Ja, als de werknemer voldoet aan de voorwaarden voor de fietsaftrek en de beide werkgevers ieder een fietsverklaring hebben afgeven waaruit tezamen het vereiste totaalbeeld is af te leiden.