Ministerie van Defensie



Brieven aan de Kamer


Bijeenkomst van Navo-ministers van Defensie, 78 juni 2001

25-06-2001

Op 7 en 8 juni jl. zijn in Brussel de voorjaarsvergaderingen van Navo-ministers van Defensie gehouden. Hierbij bied ik u de communiqués aan van de Noord-Atlantische Raad voor ministers van Defensie (NAC(D)), het Defensie Planning Comité (DPC), de Nucleaire Planning Groep (NPG), het Navo-Oekraïne Comité (NUC), de Permanente Gezamenlijke Raad (PGR) en de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR). Hieronder doe ik verslag van de belangrijkste punten van het overleg en van het besluit van de European Air Group (EAG) om de European Air Transportation Coordination Cell (EATCC) op de vliegbasis Eindhoven te plaatsen.

Missile Defence
De Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, gebruikte zijn eerste optreden bij de Navo na zijn aantreden voor een uitvoerige uiteenzetting van de Amerikaanse voornemens ten aanzien van missile defence. Hij meende dat de verspreiding van rakettechnologie betekent dat niet langer kan worden uitgesloten dat risicolanden binnen betrekkelijk korte tijd wellicht al enkele jaren kunnen beschikken over raketten met een zeer groot bereik. De snelle plaatsing van een gelaagde verdediging (layered defence, ofwel de mogelijkheid een strategische raket in verschillende fases van diens vlucht te onderscheppen) tegen een betrekkelijk klein aantal lange-afstandsraketten van risicolanden is daarom volgens de VS geboden als aanvulling op de afschrikking met kernwapens. Minister Rumsfeld lichtte toe welke missile defence-systemen hiervoor in aanmerking komen en maakte in dat verband een onderscheid tussen systemen die vanaf de grond, vanaf het water en vanuit de lucht raketten kunnen onderscheppen. De Amerikaanse regering heeft nog geen keuze gemaakt. De komende tijd zullen de VS zich richten op de ontwikkeling en de beproeving van de verschillende systemen. Tevens wordt overwogen binnen enkele jaren nog niet volledig ontwikkelde systemen (rudimentary capabilities) te ontplooien. Hij herhaalde dat de gelaagde verdediging tevens een rol kan spelen bij de bescherming van bondgenoten tegen lange-afstandsraketten en verwelkomde eventuele bondgenootschappelijke deelneming daaraan. Hij weersprak een verband tussen missile defence en de herziening van het Amerikaanse beleid ten aanzien van de ruimte. Deze herziening zou zich beperken tot enkele organisatorische maatregelen op het Amerikaanse ministerie van Defensie. Minister Rumsfeld verzekerde dat de plaatsing van wapens in de ruimte niet aan de orde is.

Minister Rumsfeld maakte duidelijk dat de VS zich niet door het ABM-verdrag zullen laten weerhouden van de ontwikkeling en de plaatsing van missile defence-systemen. Hoe dan ook moeten de betrekkingen met Rusland op een andere leest worden geschoeid, zo onderstreepte hij. Deze betrekkingen worden volgens de VS nog te veel bepaald door de erfenis van de Koude Oorlog. Dat zou in het bijzonder voor het ABM-verdrag gelden. Minister Rumsfeld stelde in dat verband overigens ook een al dan niet eenzijdige vermindering van het aantal strategisch kernwapens in het vooruitzicht. Vragen naar het moment waarop de VS in strijd met het ABM-verdrag zouden handelen, kon hij niet beantwoorden. Dit moment is sterk afhankelijk van de voortgang bij de ontwikkeling van de verschillende systemen.

In antwoord op de uiteenzetting van minister Rumsfeld spraken de overige ministers hun waardering uit voor de Amerikaanse bereidheid tot consultaties met de bondgenoten en met Rusland en China. De meeste ministers meenden dat de bondgenootschappelijke consultaties nog de nodige tijd in beslag zullen nemen en dat daarvan dan ook op korte termijn geen resultaten te verwachten zijn. In algemene zin werd onderschreven dat de dreiging van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen toeneemt en dat de Navo als geheel zich hiervan rekenschap dient te geven. De meeste ministers vroegen tevens aandacht voor het belang van strategische stabiliteit en van een geloofwaardig wapenbeheersings- en non-proliferatieregime. Ook ik heb de consultaties verwelkomd en erop gewezen dat missile defence geen afbreuk mag doen aan de strategische stabiliteit tussen de belangrijkste kernwapenstaten en aan het internationale stelsel van wapenbeheersing en non-proliferatie. De toekomst van het ABM-verdrag moet eveneens in dat licht worden bezien. Overigens zullen de minister van Buitenlandse Zaken en ik binnenkort een notitie aan de Tweede Kamer over missile defence doen toekomen.

Defence Capabilities Initiative (DCI)
De secretaris-generaal van de Navo, George Robertson, heeft tijdens de vergadering nadrukkelijk de aandacht gevraagd voor de gebrekkige voortgang van het Defence Capabilities Initiative (DCI). De in totaal 58 maatregelen ter verbetering van het voortzet-tingsvermogen, de inzetbaarheid, de mobiliteit, de effectivi-teit, het overlevingsvermogen en de interoperabiliteit van de bondgenootschappelijke strijdkrachten is van groot belang voor de beoogde versterking van de Europese defensiecapaciteiten in het kader van de Navo en de Europese Unie. De uitvoering van deze maatregelen laat echter ernstig te wensen over, vooral als gevolg van het gebrek aan bereidheid van Navo-landen hiervoor financiële middelen vrij te maken. Ruim twee jaar na de Top van Washington (april 1999) is een derde van de DCI-maatregelen uitgevoerd. Minder dan de helft van de aan het DCI gerelateerde force goals worden volgens de huidige plannen geheel uitgevoerd; de rest wordt slechts gedeeltelijk, over langere tijd of in het geheel niet uitgevoerd. De Nederlandse bijdrage ligt overigens boven het Navo-gemiddelde. Vooral op het gebied van de effectiviteit en het overlevingsvermogen van de strijdkrachten blijven de tekortkomingen groot. Om op deze gebieden meer voortgang te boeken is onder meer afgesproken dat dit najaar op hoog niveau verder wordt gesproken over Alliance Ground Surveillance en Suppression of Enemy Air Defence.

Behalve op een versterkte DCI-inspanning van de bondgenoten en een verhoging van de defensiebegrotingen, drong secretaris-generaal Robertson krachtig aan op multinationale oplossingen voor tekortkomingen. Binnen de High Level Steering Group (HLSG), de stuurgroep van de Navo die toeziet op uitvoering van het DCI, zijn enkele werkgroepen opgericht om te onderzoe-ken hoe belangrijke tekortkomingen door multinationale samen-werking kunnen worden opgeheven. Nederland bekleedt het voor-zitterschap van werkgroepen op het gebied van "air-to-air refuelling" en de gezamenlijke aanschaf en opslag van preci-siemunitie voor F-16 gevechtsvliegtuigen. De overige werkgroepen betreffen mogelijke samen-werking op het gebied van strategisch luchttransport, strate-gisch zeetransport, "logistics stocks", verbindingssystemen, bescherming tegen zeemijnen en combat identification. Tot dusver zijn echter op geen van deze terreinen belangrijke resultaten geboekt.

Balkan
Vanzelfsprekend is tijdens de vergadering uitvoerig stilgestaan bij de situatie in de Balkan. Tijdens de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR) lichtte minister van Defensie Buckovski van Macedonië de recente ontwikkelingen in zijn land toe. Ook is gesproken over de toekomstige sterkte van de Navo-geleide vredesmachten. Besloten is Kfor voorlopig op het huidige niveau te handhaven. Sfor wordt evenmin belangrijk verkleind, al zijn kleinschalige reducties binnen de huidige structuur wel mogelijk. Minister Rumsfeld beaamde voorts dat de VS geen eenzijdige stappen zullen nemen om hun militaire aanwezigheid in de Balkan te verminderen en dat zij deze voorlopig op het huidige niveau zullen handhaven. Evenals minister Powell sprak hij zich uit voor het samen uit, samen thuis-beginsel. Hij liet weten dat de VS hoe dan ook geen belangrijke troepenvermindering in Europa overwegen, hoewel kleine aanpassingen niet worden uitgesloten, en onderstreepte de blijvende betrokkenheid van de VS bij de Europese veiligheid.

European Air Transport Co-ordination Cell (EATCC) Gelijktijdig met de vergadering van Navo-ministers van Defensie bereikte de European Air Group (EAG) overeenstemming over de vestiging van de European Air Transport Co-ordination Cell (EATCC) op de vliegbasis Eindhoven. Het gaat om een cel ter bevordering van de coördinatie van de inzet van transportvliegtuigen en tankervliegtuigen ("air-to-air-refuelling) van de zeven bij de EAG aangesloten landen: Duitsland, het VK, Frankrijk, Spanje, Italië, België en Nederland. Zij kan worden gezien als eerste stap op weg naar een Europese luchttransportpool. Nederland heeft zich hiervoor steeds krachtig ingespannen. Ook het Duits-Nederlands luchttransportinitiatief, waarover u op 5 juni 2001 apart bent ingelicht, moet in dat licht worden bezien.

De cel zal in september met haar werk beginnen en zal voorlopig bestaan uit dertien personen. De directeur wordt bij toerbeurt geleverd door de betrokken landen. De hiermee gemoeide investering zal worden bekostigd uit de EVDB-voorziening. De overige jaarlijkse kosten, die worden geraamd op fl. 500.000, zullen worden verdeeld over de deelnemende landen. Aangezien geen sprake is van de stationering van extra luchttransportvliegtuigen op de vliegbasis Eindhoven, houdt het besluit geen toename in van het vliegverkeer ter plaatse.

De Minister van Defensie,

mr. F.H.G. de Grave