Kamervragen en antwoorden
Algemeen Overleg over de Financiële Verantwoording 2000
08-06-2001
Tijdens het Algemeen Overleg over de Financiële Verantwoording 2000
heb ik u toegezegd dat ik nog openstaande vragen die tijdens het
overleg zijn gesteld, schriftelijk zou beantwoorden. Om deze
toezegging gestand te doen, ga ik mede, namens de Staatssecretaris van
Defensie, onderstaand in op deze punten uit het overleg. Omdat over
bepaalde onderwerpen meerdere vragen zijn gesteld, wordt niet elke
vraag afzonderlijk beantwoord, maar ga ik per onderwerp in op de nog
openstaande punten.
Vervolgonderzoek Algemene Rekenkamer
Zoals terecht door het lid Van Ardenne - Van der Hoeven is opgemerkt
zal de Algemene Rekenkamer nog een vervolgonderzoek houden naar de
verbeteringen in het financieel beheer. Sinds enige tijd heeft de
Algemene Rekenkamer voor de standaardprocedure gekozen om altijd een
vervolgonderzoek te houden nadat zij een bezwaaronderzoek heeft
uitgevoerd. Er zou eerst sprake zijn van een negatieve ontwikkeling
indien de Algemene Rekenkamer bezwaar zou hebben aangetekend.
Doorschuif gelden naar begroting 2001 en EVDB-gelden
De doorschuif van gelden van de begroting 2000 naar 2001 bedraagt in
totaal 355,3 miljoen. Dit bedrag is door de minister van Financiën in
de Voorjaarsnota onderverdeeld in twee bedragen, te weten 300 miljoen
eindejaarsmarge (het voor Defensie geldende maximum) en een bedrag van
55,3 miljoen, zijnde het niet in de reguliere eindejaarsmarge passen
van een deel van het, als gevolg van het uitblijven van een
arbeidsvoorwaardencontract, niet uitgegeven P-geld. De doorschuif van
een bedrag groter dan de maximale eindejaarsmarge is in overleg met de
minister van Financiën tot stand gekomen. Het bedrag van 355,3 bestaat
uit:
- P-geld 276, 2 miljoen
- niet gebruikte EVDB gelden
- 2e suppletore begroting 75,0 miljoen
- slotwet 32,7 miljoen
- totaal EVDB 107,7 miljoen
- overige (reguliere) eindejaarsmarge -/- 28,6 miljoen
Totaal doorgeschoven 355,3 miljoen
De aan de begroting 2000 toegevoegde 200 miljoen EVDB-gelden zijn in
dat jaar niet aangewend voor EVDB-uitgaven. Ten tijde van de
vermoedelijke uitkomsten 2000 is in de tweede suppletore begroting
over het jaar 2000 reeds aan de Kamer gemeld dat een deel van de
EVDB-gelden (te weten een bedrag van 92,3 miljoen) tijdelijk ter
beschikking gesteld is van de krijgsmachtdelen teneinde daar een scala
van budgettaire problemen (exploitatie en investeringen) op te lossen.
Het reguliere instrument van financieel management wordt binnen
Defensie niet dusdanig gedetailleerd toegepast dat budgetmutaties
tussen krijgsmachtdelen tot op het niveau van de individuele
budgetregel worden geadministreerd. Deze toegepaste "leenconstructie"
ziet er als volgt uit:
Beleidsterrein Algemeen 36,2 miljoen
Beleidsterrein Pensioenen en Uitkeringen 15,6 miljoen
Koninklijke Marine 20,4 miljoen
Koninklijke Landmacht 13,5 miljoen
Koninklijke Luchtmacht 10,1 miljoen
Koninklijke Marechaussee -/- 6,0 miljoen
Defensie Interservice Commando 2,5 miljoen
Per saldo ten laste van EVDB-fonds 92,3 miljoen
Bij de eerste suppletore begroting 2001 is deze leenconstructie
"teruggedraaid" om het initiële budget ad 200 miljoen voor het
EVDB-fonds op het betrokken artikel weer in 2001 ter beschikking te
hebben ( 107,7 miljoen als onderdeel van de eindejaarsmarge en 92,3
miljoen als terugbetaling van de lening).
Minderontvangsten Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
De minder verrekenbare ontvangsten voor de Kustwacht Nederlandse
Antillen en Aruba zijn door mij zeker (nog) niet afgeschreven. Ik ga
er nog steeds van uit dat alle betrokken partijen hun verplichtingen
ter zake zullen nakomen. Zo niet, dan zal dit een onderdeel vormen van
de bredere schuldenproblematiek van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Integrale kosten vredesoperaties
Ten aanzien van de integrale kosten van vredesoperaties verwijs ik
naar mijn brief nr F/2001003819 van 1 juni jl. over dit onderwerp,
waarin ik u een overzicht schets van integrale kosten vredesoperaties
(waarin inbegrepen een deel van de vaste kosten) over het afgelopen
begrotingsjaar, verdeeld over de onderscheiden vredesoperaties waaraan
de Nederlandse krijgsmacht in enigerlei vorm heeft deelgenomen. Zoals
in het Algemeen Overleg over de verantwoording 1999 is toegezegd, zou
deze informatie, separaat ten tijde van de verantwoording aan u worden
verstrekt. Uitdrukkelijk is toen gezegd dat dit geen onderdeel van het
jaarverslag en/of de begroting zou uitmaken. In het jaarverslag wordt
overigens wel een overzicht gepresenteerd van de additionele uitgaven.
Inhuur extern personeel
Ten aanzien van inhuur extern personeel kan worden opgemerkt dat de
uitgaven voor deze categorie uitgaven zo veel als mogelijk worden
beperkt Het is zeker geen structureel beleid om zo veel mogelijk
extern personeel in te huren. Er zijn echter meerdere categorieën
personeel die momenteel moeilijk te werven zijn (zoals ICT-ers en
telematicapersoneel alsmede financieel-economische medewerkers). Om de
bedrijfsvoering niet onnodig te verstoren of zelfs geheel te
frustreren, is noodzakelijk gebleken dat een aanzienlijk aantal
personen moest worden ingehuurd. Ten opzichte van 1999 is bij de
Koninklijke Landmacht aanzienlijk meer personeel ingehuurd. Dit heeft
ondermeer te maken met het feit dat er vertraging is opgetreden in het
project IVZ (Integrale VeiligheidsZorg), waarmee de beveiliging van
objecten op afstand wordt gerealiseerd. Het reeds herplaatste
personeel diende door deze vertraging door ingehuurd extern
beveiligingspersoneel te worden vervangen. In de loop van 2002 zal
deze inhuur niet meer nodig zijn. Daarnaast werd tot en met het
afgelopen begrotingsjaar veel telematicapersoneel ingehuurd. Als
gevolg van de overdracht van de telematica-taken naar de Defensie
Telematica Organisatie zal ook hierdoor, in dit geval reeds met ingang
van dit jaar, een aanzienlijk lager bedrag aan inhuur extern personeel
te zien zijn.
Over- en/of onderschrijdingen geraamde budgetten
Zoals in mijn beantwoording op eerder gestelde schriftelijke vragen
over de Verantwoording 2000, wordt de overschrijding van 647 % van de
post "Overig groot materieel Koninklijke Marechaussee" veroorzaakt
door uitgaven, die door middel van een budgettoevoeging via de
Voorjaarsnota worden gefinancierd. Deze budgettoevoeging is
gedeeltelijk bestemd zijn voor opleidingsuitgaven
(voorbereidingsuitgaven maar ook de met deze opleidingen gepaard
gaande exploitatie-uitgaven). Onder grote tijdsdruk is de
beantwoording van deze, maar ook de andere 134 kamervragen tot stand
gekomen, waardoor in de beantwoording van de vraag een onduidelijkheid
is geslopen. Uiteraard wordt in de eerdere schriftelijke beantwoording
met deze extra uitgaven niet bedoeld de exploitatie-uitgaven voor de
opleiding van extra marechaussees (deze worden regulier ten lasten van
het artikel "Personeel en materieel" geraamd en verantwoord), doch
uitgaven die noodzakelijke zijn om de benodigde infrastructurele
voorzieningen tot stand te brengen. Het is dus zeker niet zo, dat
tijdens de uitvoering de uitgaven maar willekeurig op de artikelen van
het beleidsterrein worden verantwoord: er is dus geen "plakker" aan
het werk geweest zoals het lid Harrewijn veronderstelde.
Wat betreft de door het lid Van Ardenne - Van der Hoeven gesignaleerde
aanzienlijke over- en onderschrijding op een groot aantal
begrotingsposten merk ik op dat het merendeel van de onder- en
overschrijdingen zich beperkt tot marginale afwijkingen, die
uitmiddelen tot geringe over- en/of overschrijdingen per
beleidsterrein, zoals ook is weergegeven op pagina 14 van de
Financiële Verantwoording. Het streven is er uiteraard op gericht om
aan het Parlement een begroting aan te bieden die een realistisch
beeld geeft van de budgettaire behoefte, niet alleen op Defensieniveau
doch ook op artikel- en artikelonderdeelniveau. Hierbij moet overigens
wel worden aangetekend dat de begroting in al zijn gedetailleerdheid
reeds lang voor aanvang van het begrotingsjaar wordt opgesteld met de
dan bekende veronderstellingen ten aanzien van de realisatie van (soms
ingewikkelde) materieelprojecten, in- en uitstroom van personeel en
overige externe invloeden. Tevens dient bedacht te worden dat een
begroting tijdens de uitvoering budgettair wordt bijgesteld, in ieder
geval voor de verwachte loon- en prijsstijging en soms voor extra
beleidsintensiveringen. Zo is de begroting 2000 bij Voorjaarsnota 2000
verhoogd met ruim 500 miljoen. Dergelijke bijstellingen van de
begroting blijven bij de verantwoording buiten beeld, aangezien
uitsluitend gekeken wordt naar de initiële begroting en de
uiteindelijke realisatie.
Topprioriteiten Financieel Beheer
Ten aanzien van de vertraging in de ontwikkeling van
financieel-economische opleidingen, handboek financieel beheer en de
monitorfunctie ter zake, merk ik het volgende op. De vertraging in het
jaar 2000 is terug te herleiden tot aanvankelijk te ambitieus,
onvoldoende beschikbare capaciteit en beperkt aanjagen door
verantwoordelijke managers. Maar op alle drie de fronten is wel
degelijke de nodige activiteit ontwikkeld. Ik schets de genomen acties
in het afgelopen halfjaar:
Opleidingen financieel beheer. Bezien wordt wat er voor nodig is om
nog in het jaar 2001 vrijwel alle opleidingen te ontwikkelen en in de
periode tot en met medio 2002 de boeggolf aan cursisten weg te werken.
Knelpunt hier is voldoende onderwijscapaciteit en beschikbaarheid van
goed cursusmateriaal Op basis van een hiertoe door het
Opleidingscentrum Logistiek van de Koninklijke Landmacht op te stellen
plan van aanpak zullen naar verwachting nog deze maand concrete
maatregelen kunnen worden genomen om de gewenste versnelling te
realiseren. Ten opzichte van de planning per eind 2000 wordt op een
inhaalslag van ongeveer een jaar gemikt. Er is dus zeker geen sprake
van enig uitstel van de opleidingen voor financieel-economische
specialisten.
Het vorenstaande plan dat binnenkort beschikbaar komt zal ook ingaan
op de inhuur van externe capaciteit. Voorts geldt dat Defensie al veel
gebruik maakt van de opleidingen bij Financiën die vooral de
theoretische kennis van de overheidsfinanciën betreffen. Vele FEZ- en
beleidsmedewerkers van middelbaar en hoger niveau hebben deze
opleidingen gevolgd en vele zullen dat nog doen. De FEZ-opleidingen
bij het OCLOG zien vooral toe op het werken met het
begrotingsadministratiesysteem en de daarbij behorende theoretische
kaders en regelgeving die specifiek voor Defensie gelden. Dat is ook
de reden dat deze opleidingen in-house" worden gegeven.
Handboek financieel beheer. Extra capaciteit is ingezet voor het
uiterlijk medio 2001 vervaardigen van het handboek dat als uniforme
gids voor de bestaande regelgeving op het gebied van financieel beheer
dient. De opgelopen achterstand van een half jaar is echter een feit.
Afhankelijk van systeemtechnische capaciteit/realisatie zal het
handboek nog in 2001 in geautomatiseerde vorm (via intranet)
beschikbaar worden gesteld aan de functionarissen die binnen het
financieel beheer gebied werkzaam zijn.
Monitor financieel beheer. Het ontwikkelen en vaststellen van
indicatoren om de kwaliteit van het financieel beheer en de
administratieve discipline te meten is nog verder geïntensiveerd. De
opgelopen achterstand van een half jaar is niet in te halen, hetgeen
te betreuren is. Medio dit jaar komt wel een set van indicatoren
beschikbaar voor de beleidsterreincontrollers en de concerncontroller
waarmee onder meer het verificatie, -betaal- en vorderingsproces
gemonitord zullen gaan worden. De monitorscores en de interne
controleresultaten zullen het overleg in de commandanten- en
controllerslijn, over verbetering van de administratieve discipline,
goed kunnen ondersteunen.
Tekort aan geschoold FEZ-personeel. De tekorten aan
financieel-economisch geschoold personeel blijven een punt van zorg.
Als gevolg van de huidige arbeidsmarktsituatie blijft het moeilijk om
volledig aan de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften van Defensie
te voldoen. Defensie participeert in de rijksbrede activiteiten
gericht op werving, behoud en binding van financieel-economische
medewerkers, alsmede op het uitwisselen van kennis. Medewerking is
toegezegd aan het rijksbrede arbeidsteam inzake activiteiten op het
gebied van het ontwikkelen van een rijksbreed netwerk, deelname aan
workshops en het afstemmen van de bestaande traineepools bij Defensie
en het ministerie van Financiën. Ik verwacht van dit actief
participeren positieve effecten. Dus niet alleen intern Defensie van
elkaar leren en uitwisselen van best practices, maar ook extern met
andere departementen.
Defensie Telematica Organisatie
DTO wordt, eveneens als gelijksoortige ondernemingen in de
marktsector, al gedurende meerdere jaren geconfronteerd met een
marktsituatie waarin er een toenemend tekort is aan gespecialiseerd
personeel, ondermeer op het gebied van automatisering, economie en
financiën en middelbare en hogere kaderfuncties. Om hieraan het hoofd
te bieden heeft DTO zich ten doel gesteld om de bestaande
personeelstekorten zoveel mogelijk terug te dringen, ondermeer door
het starten van een omvangrijk wervingsprogramma. Daarnaast is, als
onderdeel van het TRIP, een trainee-programma gestart voor
schoolverlaters en afgestudeerden dat nu al redelijk succesvol mag
worden genoemd.
DTO heeft als agentschap geen winstoogmerk, echter de opbrengsten
dienen met een geringe risicomarge de kosten te dekken. Dit
uitgangspunt resulteert in een meerjarig perspectief met een gering
jaarlijks positief bedrijfsresultaat. Naast incidentele factoren,
extra kosten LAN ( 5 miljoen), die DTO vanwege een kwaliteitsdispuut
met de opdrachtgevers voor eigen rekening heeft genomen, en de
instandhoudingskosten software ontwikkelstraten ( 4 miljoen), heeft de
extra inhuur van personeel op formatieplaatsen ( 4,6 miljoen) het
resultaat voor het jaar 2000 negatief beïnvloed. Dit laatste met name
omdat de tarieven die het DTO zijn afnemers in rekening brengt, reeds
voor aanvang van het begrotingsjaar waren vastgesteld.
Inzet materieel vredesoperaties
Ten aanzien van de vraag hoe het komt dat intensief gebruik van
materieel tijdens vredesoperaties niet leidt tot versnelde instroom
van materieel, merk ik naast hetgeen reeds door de Staatssecretaris
tijdens het Algemeen Overleg inzake de "onderhoudsstrategie" naar
voren is gebracht, het volgende op. De voertuigen zijn in grote
aantallen aangeschaft en in feite op drie plaatsen ondergebracht, te
weten direct bij de operationele eenheden, bij de opleidingseenheden
en als reserve. Dit betekent dat het gebruik van de voertuigen niet te
vergelijken is met bijvoorbeeld het gebruik van vrachtauto´s door een
particuliere transportonderneming die veel meer kilometers per jaar
maken dan het gemiddelde defensievoertuig. Tijdens uitzending voor
vredesoperaties nemen de uitgezonden eenheden hun eigen materieel mee:
dit materieel wordt gedurende korte tijd intensief gebruikt. Na
terugkeer in Nederland zal het gebruik van het materieel weer dalen
tot vredesgebruik. Daarnaast vindt er uiteraard een roulatie plaats
met de voertuigen die zijn ondergebracht bij opleidingseenheden en met
de voertuigen die als reserve zijn opgeslagen. Uitval van voertuigen
die niet meer inzetbaar zijn komt uiteraard voor maar door
herverdeling over de operationele eenheden, de opleidingseenheden en
de reserve en door intensief onderhoud kan worden voorkomen dat tot
versnelde vervanging van het totale bestand moet worden overgegaan.
Informatievoorziening en Toprapportages
De kwaliteit van de informatievoorziening is, zoals in elke dynamische
organisatie, ook bij Defensie een voortdurend punt van aandacht. Als
deel van het pakket aan maatregelen om het functioneren van het
departement te verbeteren is daarom in augustus 1999 het instrument
Toprapportages geïntroduceerd. Sindsdien worden deze rapportages
driemaal per jaar opgesteld en besproken in het Politiek Beraad. Naast
de min of meer vaststaande onderwerpen wordt vooraf bepaald over welke
themas het Politiek Beraad nader geïnformeerd wil worden. Daarnaast
hebben bevelhebbers de ruimte om op eigen initiatief onderwerpen onder
de aandacht van het Politiek Beraad te brengen, hetgeen frequent
gebeurt. Daarmee is in korte tijd de kwaliteit van de
informatievoorziening aanmerkelijk toegenomen zonder te stellen dat
daarin het eindstadium al is bereikt. Daarnaast worden de
toprapportages als instrument ook geëvalueerd op betrouwbaarheid,
volledigheid en tijdigheid van de aangeleverde informatie.
Operationele gereedheid en ambitieniveau
Het inzicht in de gereedheid van operationele eenheden wordt bepaald
met behulp van de indicatoren personele gereedheid, materiële
gereedheid en geoefendheid. De mate van gereedheid bepaalt of en
waarvoor de eenheden kunnen worden ingezet. Het gebruik van de
indicatoren is na de evaluatie van het proefjaar 2000 inmiddels
verbeterd. Dat heeft geleid tot beter vergelijkbare appreciaties over
de mate van gereedheid en een verbeterd inzicht in knelpunten. Het
leidt tevens tot de conclusie dat het voortzettingsvermogen voor
vredesmissies nog steeds toereikend is. Wel is het zo dat bevelhebbers
in toenemende mate maatregelen moeten nemen om toch aan het gestelde
ambitieniveau te kunnen blijven voldoen. Deze maatregelen strekken
zich uit tot prioriteitstellingen in de personele vulling van
eenheden, verschuiving van onderhoudsbudgetten en/of aanpassingen van
taak- en oefenprogrammas. Over het algemeen leiden de tekorten tot een
verhoging van de werklast. In sommige gevallen moet dat door verhoogde
inhuur worden opgevangen. Het is niet zo dat de achterblijvende
werving tot gevolg heeft dat bepaalde taken niet meer kunnen worden
uitgevoerd.
Naarmate de krijgsmacht structureel met minder personeel zou worden
gevuld, in casu als de thans gesignaleerde onderbezetting zou worden
omgezet in een verkleining van de organisatie, neemt de flexibiliteit
af om in te kunnen spelen op de grote variatie aan verzoeken die in de
praktijk aan deelnemende landen wordt gedaan als het gaat om het
leveren van een bijdrage aan het formeren van een multinationale
troepenmacht. Tijdelijk is dat toelaatbaar, structureel is dat echter
geenszins gewenst. In dit kader worden ook reeds maatregelen genomen
zoals het samenvoegen van gedeeltelijk gevulde eenheden voor het
formeren van complete eenheden. Dat is overigens tot nu toe slechts
incidenteel aan de orde.
Flexibilisering uitzendtermijn
De mogelijkheden en gevolgen van flexibilisering van de uitzendtermijn
worden thans bezien. Mijn standpunt ter zake zal ik binnenkort aan de
Kamer meedelen.
Contracten civiele ziekenhuizen
Van het voorziene aantal contracten met civiele ziekenhuizen van 15
zijn inmiddels door de projectorganisatie Implementatie samenwerking
Defensie en Relatieziekenhuizen 10 contracten gerealiseerd. Onder de
paraplu van deze overeenkomsten hebben een honderdtal individuen
chirurgen, anesthesiologen, operatieassistenten en
anesthesiemedewerkers zich bereid verklaard beschikbaar te zijn voor
defensie.
Werving en personeel
Ten aanzien van het onderwerp werving en personeel merk ik het
volgende op:
de gemiddelde BBT-contractduur bedraagt momenteel circa 4 jaar. Het
beleidsdoel is om te komen tot een gemiddelde duur van 7 jaar. Hiertoe
worden, naast het aantrekkelijker maken van de functies en het creëren
van zogenoemde miniloopbanen, premies toegekend.
De verlenging van de initiële opleiding leidt tot een hoger niet-beschikbaarheidspercentage, hetgeen in de personele en financiële reeksen zichtbaar wordt gemaakt. De hieraan verbonden kosten variëren en zijn afhankelijk van het daadwerkelijk aantal instromers.
Voor functies die niet intern kunnen worden gevuld wordt actief extern, incl. op HBO-en universitair niveau, geworven. Zo heeft Defensie bijvoorbeeld in november 2000 actief geparticipeerd in de ministeriedagen, waar de ministeries zich voor meer dan 1.000 studenten gezamenlijk hebben gepresenteerd in het kader van de "Arbeidsmarktcommunicatie Rijksoverheid". Ook heeft Defensie deelgenomen aan de maart jl. gehouden Carrièrebeurs Overheid.
Het opleidingsverloop wordt per krijgsmachtdeel zo snel mogelijk teruggebracht tot 10% in 2004. Onderkend wordt dat er sprake is van een hoog ambitieniveau op dit punt. Aangezien de effecten van de deels nog te nemen verbetermaatregelen niet concreet zijn in te schatten zijn voorshands geen tussendoelen geformuleerd.
Dienstplichtigen die worden ingeschreven in het
dienstplichtigenregister krijgen in de loop van 2001 informatie
toegezonden over de mogelijkheid om bij Defensie als militair of als
burger te werken. Er bestaat nog geen voornemen ze eenmaal per jaar
uit te nodigen voor een speciale kennismakingsdag bij Defensie.
Alternatieven zijn: de diverse open dagen, de Megafestatie en
presentaties en aanwezigheid van de krijgsmacht bij diverse
evenementen.
Zoals ik eerder in de beantwoording van de door Kamer gestelde vragen
heb gemeld (beantwoording vraag 24) zijn er veel initiatieven genomen
om het tekort aan instructeurs op te heffen. Het aantrekken van meer
vrouwelijke instructeurs, zoals is voorgesteld door de
Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, is één van deze initiatieven. Bij
de Koninklijke Landmacht worden daartoe binnenkort alle vrouwelijke
kaderleden persoonlijk schriftelijk verzocht te opteren voor een
instructiefunctie.
Tenslotte verwijs ik voor het onderwerp "Werving en personeel" naar de
derde voortgangsrapportage Personeel welke u op korte termijn zal
worden toegezonden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
mr. F.H.G. de Grave