Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Veiligheidsbeleid Nucleaire Aangelegenheden en Non proliferatie Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 8 juni 2001 Auteur Heleen van der Beek
Kenmerk DVB/NN-247/01 Telefoon + 31 70 3485089
Blad /1 Fax + 31 70 348 5684
Bijlage(n) E-mail heleen-vander.beek@minbuza.nl
Betreft Beantwoording van vragen van het lid Van den Doel
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier uwer Kamer d.d. 30 mei 2001,
kenmerk 2000111360, waarbij gevoegd waren de door het lid Van den Doel,
overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer,
bij u ingediende vragen, heb ik de eer u hierbij als bijlage dezes mijn
antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen
van het lid Van den Doel
Vraag 1:
Heeft u kennisgenomen van het voornemen van de Amerikaanse regering om het
protocol bij het Biologische Wapens Verdrag, dat verificatie inspectie
regelt, niet te zullen ondertekenen?
.
Vraag 2:
Welke acties worden bilateraal en multilateraal ondernomen om de VS te
overtuigen van de noodzaak van ondertekening van dit verdrag?
Antwoord:
Het VS beleid t.a.v. het BW-protocol is onderdeel van de strategische
herziening die thans in Washington plaatsvindt. De VS heeft zijn positie nog
niet officieel bepaald. Wel is het inderdaad zo dat binnen de
VS-administratie sterke twijfels bestaan over de effectiviteit en de
wenselijkheid van een Protocol op basis van het thans voorliggende
onderhandelingsresultaat. Het Nederlandse beleid is er in eerste instantie
op gericht de VS te bewegen zich in te zetten voor succesvolle afronding van
het Protocol. Met dit doel onderstreept Nederland zowel op bilateraal als
multilateraal vlak in de contacten met de VS dat maatregelen ter versterking
van juridisch bindende regimes tegen de proliferatie van
massavernietigingswapens van groot belang zijn en blijven voor zowel de
nationale als internationale veiligheid.
Ik heb deze boodschap tijdens mijn bezoek aan de Verenigde Staten in maart
2001 en wederom in mei 2001 bij enkele van mijn gesprekspartners neergelegd.
Ook heb ik tijdens de recente Noord Atlantische Raad in Boedapest in mijn
interventies aandacht gevraagd voor een versterking van het Biologisch
Wapens Verdrag middels een effectief verificatieprotocol. In EU verband
wordt het protocol opgebracht in regelmatig overleg aangaande
non-proliferatie van massavernietigingswapens met de Verenigde Staten. Eén
dezer dagen zal de EU Troïka een demarche uitvoeren in Washington om het
belang van het protocol bij het Biologisch Wapens Verdrag nogmaals te
onderstrepen.
Ook tijdens de verschillende onderhandelingsronden in Geneve tracht
Nederland de VS tot aanvaarding van het Protocol te bewegen. Hiertoe wordt
samengewerkt met EU-partners, landen uit de Westelijke Groep en andere
landen, waarmee Nederland in de onderhandelingen nauw samenwerkt, zoals
Australie, Brazilie, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.
Vraag 3:
Wat voor gevolgen kan het hebben als de VS weigert het protocol te
ondertekenen?
Voordat een Protocol ter ondertekening kan worden opengesteld, dienen eerst
de onderhandelingen in Geneve over het ontwerp-protocol met consensus te
worden afgerond. De VS is nog steeds voorstander van versterking van
naleving van het BW-verdrag. Mocht de VS een protocol gebaseerd op het
huidige onderhandelingsmandaat niet kunnen aanvaarden - en eventueel dan
zelfs consensus blokkeren -, zullen de partijen bij het BW-verdrag zich over
deze situatie dienen uit te spreken. Een eerste gelegenheid daartoe biedt de
5e Toetsingsconferentie van het Biologische Wapensverdrag in november van
dit jaar.
Vraag 4:
Welke gevolgen kan de huidige situatie hebben voor de uiteindelijke
inwerkingtreding van het verdrag?
Een antwoord op deze vraag is op dit moment nogal speculatief en zal in
eerste instantie afhangen van de vorm die de Amerikaanse tegenwerpingen
zullen nemen. Indien de VS consensus onthoudt aan het
onderhandelingsresultaat (zie onder vraag 3), komt er geen Protocol tot
stand. Mocht de VS totstandkoming van een Protocol niet tegenhouden, doch
daarbij aangeven dat het niet tot ondertekening zal overgaan, is het niet
onmogelijk dat het protocol in werking treedt. Hiervoor zou het protocol wel
een enkelvoudig numerieke inwerkingtredingsbepaling dienen te hebben, zoals
door Nederland en een aantal andere landen gepropageerd. Een aantal andere
landen willen de inwerkingtreding laten afhangen van ratificatie door een
aantal bepaalde staten, zoals ook bij het CTBT het geval is.
Vraag 5:
Wat kunnen hiervan de gevolgen zijn voor pogingen van de regering de OPBW
naar Den Haag te halen?
De campagne voor de OPBW is nog in volle gang. Er zijn signalen dat de steun
voor Den Haag groter is dan die voor Geneve, maar een definitief besluit
over de zetel zal onderdeel vormen van de besluitvorming over het Protocol
als geheel en is op zijn vroegst in augustus van dit jaar verwachtbaar.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van het lid Koenders,
ingezonden, 29 mei 2001.
Kenmerk
Blad /1
1 New York Times, 20 mei jl.
===