Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=422174


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 's-Gravenhage Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instituties Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Datum 8 juni 2001 Auteur Maikel van Gemert
Kenmerk DVF/AS-070/01 Telefoon 070-3484325
Blad /14 Fax 070-3484803
Bijlage(n) 4 E-mail maikel.gemert@minbuza.nl
Betreft Rapportage programmahulp 2000
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,

Bijgaand treft u een overzicht aan van het door Nederland in 2000 gevoerde beleid op het gebied van programmahulp, gefinancierd lastens middelen voor ontwikkelingssamenwerking. In deel I van deze rapportage wordt een overzicht gegeven van alle door Nederland in 2000 verstrekte macro-georiënteerde programmahulp. In deel II wordt vervolg gegeven aan het voornemen van vorig jaar (zie macrobrief 1999) dit jaar uitgebreider te rapporteren over de door Nederland in 2000 gefinancierde sectorale programmahulp.

In de huidige opzet is sprake van twee kanalen waarlangs gerapporteerd wordt over programmahulp; 1) de "Financiële verantwoording van het Ministerie van Buitenlandse Zaken" en het "Jaarverslag Internationale Samenwerking", waarin de kerngegevens m.b.t. macrohulp zijn opgenomen en 2) de bijgevoegde brief, waarin uitvoerig wordt gerapporteerd over de inzet van macrohulp en sectorale programmahulp. Om overlapping te voorkomen wordt vanaf volgend jaar afgezien van separate rapportage over programmahulp en de verslaglegging hierover geïntegreerd in de Financiële verantwoording van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Jaarverslag Internationale Samenwerking.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

DEEL I MACROHULP

In deel I wordt gerapporteerd over de uitvoering van Nederlands beleid in 2000 ten aanzien van macro-georiënteerde programmahulp (in het vervolg afgekort tot macrohulp) zoals vastgelegd in de 'Notitie macro-georiënteerde programmahulp' (Kamerstuk 26 433, nr 22). Macrohulp heeft betrekking op programmahulp welke niet ten behoeve van individuele sectoren of projecten wordt gealloceerd en omvat in de praktijk schuldverlichting, begrotingssteun, betalingsbalanssteun en cofinanciering van programma's op multisectoraal en/of sectoroverstijgend niveau. In de macrobrief 1999 werd macrohulp ingedeeld in 'schuldverlichting', 'overige macro-georiënteerde programmahulp' en 'sectorale programmahulp'. Qua indeling is deze brief anders van opzet. Met het oog op de vernieuwde categorisering van macrohulp wordt een onderscheid gemaakt tussen 'structurele programmahulp' enerzijds en 'incidentele programmahulp' anderzijds. Paragraaf 1 geeft een globaal overzicht van de in 2000 door Nederland verstrekte macrohulp aan de ontvangende landen. De verschillende vormen van structurele en incidentele macrohulp worden vervolgens afzonderlijk nader toegelicht in paragraaf 2 en 3. Paragraaf 4 geeft weer hoe de resultaten van macrohulp gemeten (kunnen) worden. Deel I wordt afgesloten door de conclusie.

Overzicht en indeling van macrohulp

De totale omvang van de in 2000 verstrekte macrohulp bedroeg NLG 832 miljoen, een stijging van 7% ten opzichte van 1999 (NLG 778 miljoen). Dit bedrag valt uiteen in twee categorieën:

structureel: NLG 224,7 miljoen 27,0% (zie par. 2)

incidenteel: NLG 607,2 miljoen 73,0% (zie par. 3)

Uit figuur 1 blijkt dat het overgrote deel van de totale macrohulp naar Sub-Sahara Afrika ging, op afstand gevolgd door Azië. Tussen de overige regio's is de macrohulp redelijk evenwichtig verdeeld. Tabel 1 geeft een compleet overzicht van de verdeling van structurele en incidentele macrohulp naar regio.

Tabel 1 Macrohulp naar regio in 2000 (in mln NLG)

Regio Structurele macrohulp Incidentele Macrohulp Macrohulp totaal

Sub-Sahara Afrika 113,0 377,8 490,8
Azië - 134,9 134,9
Midden- en Latijns-Amerika 17,4 48,5 65,9
Balkan 39,8 25,2 65,0
Oost-Europa 37,5 - 37,5
Midden-Oosten 17,0 5,8 22,8
Wereldwijd1 - 15,0 15,0
Totaal 224,7 607,2 831,9
Tabel 2 geeft een overzicht van de verdeling van structurele en incidentele macrohulp naar landencategorieën; '17+4'-landen, HIPC's (Highly Indebted Poor Countries) en MOL's (Minst Ontwikkelde Landen). Hieruit blijkt dat het grootste deel van de macrohulp naar de 17+4-landen gaat. De overige landen die macrohulp kregen waren Balkan-landen (structureel) of landen die schuldkwijtschelding kregen in het kader van Club van Parijs-overeenkomsten (incidenteel). Met name de incidentele macrohulp (schuldverlichting) wordt in toenemende mate gekoppeld aan HIPC-landen. Daarnaast blijkt dat het grootste deel van de Nederlandse macrohulp in 2000 naar de minst ontwikkelde landen is gegaan.

Tabel 2 Macrohulp naar - overlappende - landencategorieën (in mln NLG)

Categorie Structurele macrohulp Incidentele macrohulp Macrohulp Aandeel totaal totale macrohulp
17+4-landen 185,3 463,1 648,4 78%
HIPC-landen 147,4 405,7 553,1 66%
MOL's 115,0 350,1 465,1 56%
2 Structurele macrohulp

Structurele macrohulp maakt integraal onderdeel uit van de landenallocatie waarop een meerjarenplanning van toepassing is. Voor deze hulp komen de 17+4-landen en enkele landen in Midden- en Oost-Europa in aanmerking. De totale omvang van de in 2000 verstrekte structurele macrohulp bedroeg NLG 225 miljoen.

Tabel 3 Structurele macrohulp naar hulpvorm (in mln NLG)

Hulpvorm Bedrag Aandeel
Algemene begrotingssteun 35,0 16%
Sociale fondsen 84,2 37%
Cofinanciering met Wereldbank 105,5 47%
Totaal 224,7 100%
Algemene begrotingssteun

Bij algemene begrotingssteun worden deviezen overgemaakt naar de overheidsbegroting van het ontvangende land. Het gaat om niet-geoormerkte gelden die bilateraal beschikbaar worden gesteld aan de algemene begroting met als doel verruiming van de bestedingsmogelijkheden. In 2000 gebeurde dit in Mali en Mozambique.

Sociale fondsen

In sommige gevallen wordt een bijdrage gekanaliseerd via een multilateraal fonds dat door de overheid of de Wereldbank wordt beheerd ten behoeve van uitgaven in de prioritaire sociale sectoren, zoals vastgelegd in het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP). In 2000 ontvingen Nicaragua, Tanzania en Uganda begrotingssteun via een door de overheid beheerd multilateraal fonds. In Jemen werd een dergelijk sociaal fonds beheerd door de Wereldbank.

Cofinanciering van hervormingsprogramma's van de Wereldbank

Het betreft hier cofinanciering van multisectorale of sectoroverstijgende hervormingsprogramma's van de Wereldbank. Doel van dergelijke programma's is sanering van economieën te ondersteunen en hervormingsprocessen te faciliteren door middel van structurele aanpassingsprogramma's (SAP), multisectorale programma's (bijv. sociale fondsen) en sectoroverstijgende programma's (bijv. institutionele hervorming overheidssector). In 2000 cofinancierde Nederland Wereldbankprogramma's in Bolivia, Ghana, Jemen, Armenië, Kyrgyzstan, Macedonië, Moldavië en Bosnië. Soortgelijke hervormingsprogramma's worden tevens uitgevoerd op sectoraal niveau (zie deel II: sectorale programmahulp).

3 Incidentele macrohulp

Incidentele macrohulp is macrohulp die in principe als een eenmalige bijdrage wordt verstrekt aan landen die in een economische noodsituatie verkeren of te maken hebben met een onhoudbare schuldenlast. In 2000 verstrekte Nederland in totaal NLG 607 miljoen aan incidentele macrohulp (zie tabel 4).

Tabel 4 Incidentele macrohulp in 2000 naar hulpvorm (in mln NLG)

Hulpvorm Bedrag Aandeel
Schuldverlichting 367,1 60%

- Club van Parijs 220,7 36%

- Bilaterale kwijtschelding 18,5 3%

- Multilaterale kwijtschelding 45,0 7%

- HIPC core fund 83,0 14%
Betalingsbalanssteun 131,5 22%
Algemene begrotingssteun 108,5 18%
Totaal 607,2 100%
3.1 Schuldverlichting

Schuldverlichting vormt met NLG 367 miljoen de grootste component van de incidentele macrohulp. Dit is een daling van 29% ten opzichte van 1999 (NLG 515 mln). De daling is grotendeels te verklaren door de eenmalige bijdrage die in 1999 is geleverd aan het Highly Indebted Poor Countries (HIPC) core fund (NLG 205 mln), destijds in verband met uitbreiding van het HIPC-schuldeninitiatief. Onder schuldverlichting wordt verstaan kwijtschelding van hoofdsommen en kwijtschelding van aflossings- en renteverplichtingen op bilaterale schulden of betaling c.q. overname van multilaterale schulden of schuldendiensten. Het doel is verbetering van de externe schuldenpositie en verlichting van de schuldenlasten van ontwikkelingslanden, opdat de schuldendiensten niet te zwaar drukken op de begroting en er ruimte blijft voor ontwikkelingsrelevante investeringen en uitgaven in de sociale sectoren.

Club van Parijs

Landen die menen in aanmerking te komen voor een schuldenregeling kunnen zich wenden tot de Club van Parijs. Op basis van de in deze Club geldende regels en voorwaarden wordt vervolgens bepaald of - en zo ja, in hoeverre - schuldverlichting op officiële en commerciële vorderingen zal worden toegekend. Dergelijke uitgaven worden multilateraal bepaald en staan derhalve los van het bilaterale landenbeleid. De multilaterale akkoorden die in de Club van Parijs worden afgesloten hebben betrekking op consolidatie van bilaterale schuldendiensten voor alle aangesloten crediteuren. Voor Nederland had dit afgelopen jaar consolidaties tot gevolg met een omvang van NLG 151 miljoen voor Indonesië, Nicaragua, Honduras, Pakistan, Ivoorkust en Kameroen. Daarnaast wordt onderhandeld over schuldverlichting op door de Staat herverzekerde exportkredieten. Deze zogenaamde EKI-kwijtschelding wordt toegerekend aan het ODA-plafond en bedroeg in 2000 voor Burkina Faso, Mali, Tanzania, Benin, Honduras, Senegal, Guyana, Ivoorkust en Mauritanië in totaal NLG 70 miljoen.

Bilaterale kwijtschelding

Vanwege de afbouw van het Nederlandse bilaterale samenwerkingsprogramma met Jamaica dreigde er in dit land een negatieve netto ODA-flow te ontstaan. Om dit te voorkomen kwam Jamaica in 2000 in aanmerking voor directe kwijtschelding van bilaterale schuldendiensten. Ook werden de bilaterale schuldendiensten van Egypte kwijtgescholden.

Multilaterale kwijtschelding

In 2000 werd voor NLG 45 miljoen aan multilaterale schuldendiensten overgenomen van zwaar verschuldigde 17+4-landen. Voor Mali en Zambia betrof het kwijtschelding van schuldendiensten aan de IDA. In Bolivia werd de Nederlandse bijdrage gestort in een door de nationale overheid beheerd multilateraal schuldenfonds. De overheid gebruikt dit schuldenfonds om schuldendiensten af te lossen. Doordat het land zelf de verantwoordelijkheid houdt over het beheer van de schuldenportefeuille versterkt een dergelijke aanpak de nationale beheerscapaciteit.

HIPC core fund

Via het gezamenlijke HIPC-initiatief van Wereldbank en IMF kunnen zwaar verschuldigde landen (met een netto contante waarde van de totale schuld groter dan 150% van de exportopbrengsten) in aanmerking komen voor omvangrijke schuldverlichting. Na het bereiken van het decision point wordt interim schuldverlichting verleend. Na het bereiken van het completion point vindt volledige kwijtschelding plaats. Nederland maakte afgelopen jaar NLG 83 miljoen over aan het core fund van het HIPC-schuldverlichtingsinitiatief. Alhoewel deze middelen in het algemeen vrij inzetbaar zijn voor alle HIPC-landen is het mogelijk de bijdrage te oormerken voor schuldkwijtschelding aan bepaalde landen. Zo werd vorig jaar een bijdrage van NLG 68 miljoen landenspecifiek gemaakt voor Zambia (50 mln) en Guinee-Bissau (18 mln). Daarnaast maakte Nederland NLG 4 miljoen over aan de IFAD ter financiering van hun HIPC-bijdrage en werd NLG 11 miljoen overgemaakt naar de algemene middelen van het HIPC core fund.

3.2 Incidentele betalingsbalans- en begrotingssteun

Betalingsbalanssteun

Bij betalingsbalanssteun worden niet-geoormerkte deviezen overgemaakt ten behoeve van de betalingsbalans van een ontwikkelingsland. Het doel is een bijdrage te leveren aan het dichten van het externe financieringstekort, waardoor het ontvangende land in staat is noodzakelijke importen te financieren. In tegenstelling tot begrotingssteun ligt de nadruk hier niet uitsluitend op de publieke sector. Afgelopen jaar werd besloten om vijf 17+4-landen extra steun te verlenen ten gevolge van een ernstige verslechterde ruilvoet door gestegen olieprijzen. In dit kader ontvingen twee landen - Tanzania en Uganda - in 2000 extra betalingsbalanssteun (zie onder).

Algemene begrotingssteun

In 2000 ontvingen drie landen incidentele begrotingssteun. Naast de reguliere structurele begrotingssteun kreeg Mali NLG 40 miljoen extra steun ter compensatie van de verliezen ten gevolge van verslechterde ruilvoet (zie onder). Mozambique ontving incidenteel NLG 43 miljoen rehabilitatiesteun ter compensatie van de gevolgen van de watersnoodramp. Buiten de 17+4-landen ontving bovendien Kosovo incidentele begrotingssteun ad NLG 25 miljoen, bestemd voor het VN-interimbestuur.

Extra macrohulp in 2000 in verband met ruilvoetverslechtering

De effecten van schuldverlichting aan HIPC-landen dreigden teniet te worden gedaan door de gevolgen van een sterk verslechterende ruilvoet ten gevolge van een onvoorziene stijging in de prijzen van hun importproducten - met name olie - en dalende prijzen voor hun exportproducten. Zodoende werd besloten om vijf 17+4 HIPC-landen (Ghana, Uganda, Tanzania, Mali en Zambia) die in 2000 meer dan USD 150 miljoen verlies zouden lijden als gevolg van een verslechterende ruilvoet extra betalingsbalanssteun te geven. Er werd voor bovenstaande landen gekozen, omdat zij een op armoedebestrijding gericht beleid voerden, ernstig te lijden hadden van de ruilvoetverslechtering en behoren tot de 17+4-landen waarmee Nederland een structurele samenwerkingsrelatie onderhoudt. Nederland besloot tot extra bilaterale hulp, omdat cofinanciering van multilaterale initiatieven nog niet tot de mogelijkheden behoorde; de Wereldbank keurde pas eind december zeven extra leningen goed voor HIPC-landen die leden onder de hoge olieprijzen. De uiteindelijke NLG 344 miljoen niet-structurele bilaterale macrohulp heeft ertoe bijgedragen dat deze HIPC-landen 'on-track' bleven voor wat betreft hun macro-economisch beleid en daardoor o.a. beter in staat zijn het door hun uitgewerkte armoedebestrijdingsbeleid zoals neergelegd in de (interim) PRSP's ten uitvoer te brengen.

4 Resultaten van macrohulp

Macrohulp wordt verleend op basis van ex ante beoordeling van het te voeren (macro-)economisch en sociaal beleid in het ontvangende land en een positieve waardering van het tot dan toe gevoerde beleid aan de hand van een aantal criteria. Voor de concrete resultaten van macrohulp wordt gekeken naar de resultaten van het beleid van het ontvangende land. In het algemeen geldt voor deze resultaten dat ze pas na verloop van tijd zichtbaar en meetbaar zijn. Bij de beoordeling van het tot nu toe gevoerde beleid wordt vooral gekeken naar het feit of landen 'on-track' zijn bij de uitvoering van IMF- en WB-programma's met macro-economische conditionaliteiten.

De structurele macrohulp valt uiteen in twee categorieën voor wat betreft het meten van resultaten. De algemene begrotingssteun dient ter ondersteuning van het totale overheidsbeleid. Vooral met behulp van macro-economische en sociale indicatoren, periodieke rapportages en evaluaties kan worden vastgesteld of dit beleid een positieve invloed heeft gehad. Het is echter moeilijk om een direct verband te leggen tussen de Nederlandse macrohulp en de feitelijke ontwikkelingen; enerzijds omdat de hulp slechts een klein percentage van de totale overheidsbegroting uitmaakt en anderzijds omdat deze ontwikkelingen mede afhankelijk zijn van externe invloeden. Indien het gaat om cofinanciering van hervormingsprogramma's of sociale fondsen kan er makkelijker een directe koppeling tussen inzet van middelen en behaalde resultaten tot stand worden gebracht. Over deze programma's wordt veelal separaat gerapporteerd aan de hand van tevoren overeengekomen performance indicatoren.

Wat de incidentele macrohulp betreft leidt de Nederlandse schuldverlichting aanwijsbaar tot een verlichting van de schuldenlast en kan het ruimte creëren op de begroting voor ontwikkelingsrelevante uitgaven. Uit rapportages van de Wereldbank in HIPC-verband blijkt dat de sociale uitgaven in landen die het HIPC-beslispunt hebben bereikt naar verwachting stijgen met 1,2% van het BBP (USD 1,7 miljard) in 2001 en 2002. Hiervan is 39% bestemd voor onderwijs en 25% voor gezondheidszorg; de rest gaat o.a. naar aids-bestrijding en rurale ontwikkeling. Bovendien blijkt HIPC-schuldverlichting een katalysator voor ontwikkeling en monitoring van het armoedebeleid wat ten goede komt aan de effectiviteit van de totale overheidsbestedingen. Rapportage over de inzet van Nederlandse incidentele betalingsbalans- en begrotingssteun vindt plaats conform per activiteit contractueel overeengekomen rapportageverplichtingen.

5 Conclusie

De totale hoeveelheid verstrekte macrohulp is het afgelopen jaar wederom gestegen. De stijging werd in 2000 met name veroorzaakt door incidentele macrohulp ad NLG 222 miljoen aan vier Afrikaanse 17+4-landen landen in verband met een ernstige ruilvoetverslechtering als gevolg van fors stijgende olieprijzen (Mali, Tanzania, Uganda) en hoge schuldendiensten ondanks HIPC-schuldverlichting (Zambia). Om tot een goede vergelijking van de totale macrohulp in 2000 met voorgaande jaren te komen wordt in onderstaande tabel de oude indeling tussen 'schuldverlichting' en 'overige macro-georiënteerde programmahulp' gehanteerd.

Tabel 5 Verstrekte macrohulp 1997-2000 (in mln NLG)

Vorm van macrohulp 1997 1998 1999 2000
Schuldverlichting 309 310 515 367
Overige macro-georiënteerde programmahulp 128 170 263 465

Totaal 437 480 778 832
Door verruiming van het macrobeleid ten aanzien van ontwikkelingslanden - schuldverlichting aan landen die zich vanwege een onhoudbare schuldenlast kwalificeren voor het HIPC-initiatief en begrotingssteun ter ondersteuning van nationale armoedebestrijdingsstrategieën - ligt het aandeel van macrohulp in het totale OS-budget structureel hoger dan enkele jaren geleden. De Nederlandse macrohulp heeft bijgedragen aan het vergroten van de bestedingsmogelijkheden en/of verbeteren van de schuldenpositie van achtentwintig ontwikkelingslanden (zie bijlage 1 en 2). Conform het beleid werd het grootste deel van de macrohulp toegekend aan de 17+4-landen (78%). In de komende jaren zal Nederland de macrohulp blijven richten op landen met een geïntegreerd ontwikkelingsbeleid, waarbij de relatie tussen economische groei en armoedebestrijding voorop staat.

DEEL II SECTORALE PROGRAMMAHULP

In dit deel wordt een kort overzicht gegeven van de in 2000 door Nederland verstrekte sectorale programmahulp. Vervolgens wordt beeld geschetst van de ontwikkeling van sectorale programmahulp, waarna wordt afgesloten met een conclusie.

6 Overzicht van sectorale programmahulp

Sectorale programmahulp is gericht op ondersteuning van het beleid in een specifieke sector en wordt gefinancierd in de vorm van sectorale begrotingssteun, sectorale basketfinanciering of cofinanciering van sectorale aanpassingsprogramma's (met name van de Wereldbank). De door Nederland verstrekte sectorale programmahulp maakt deel uit van de landenallocatie en heeft derhalve een structureel karakter. In het kader van de sectorale benadering is het streven het aandeel van sectorale programmahulp ten opzichte van projecthulp te vergroten.

De totale omvang van de in 2000 verstrekte sectorale programmahulp bedroeg NLG 255,3 miljoen. Dit is een forse stijging ten opzicht van vorig jaar (NLG 165,5 mln ). Nederland financierde in 2000 programma's in de sectoren onderwijs, landbouw, sociale ontwikkeling, institutionele ontwikkeling en goed bestuur (zie bijlage 4). In 2000 ging 93% van de sectorale programmahulp naar de 17+4-landen. De landen die de meeste sectorale programmahulp ontvingen waren Indonesië, Zuid-Afrika, Tanzania, Uganda en Zambia (NLG 169 miljoen).

Ontwikkeling van sectorale programmahulp

Halverwege de jaren '90 werden de eerste stappen genomen om de Nederlandse hulp te richten op een sector in plaats van op losse projecten. In 1998 ging de Tweede Kamer akkoord met een concentratie van de Nederlandse ontwikkelingshulp op een beperkt aantal landen (de 17+4-lijst) die in aanmerking komen een structurele samenwerkingsrelatie. In deze landen zijn in 1999, in overleg met overheid en maatschappelijk middenveld, enkele sectoren uitgekozen waarop de Nederlandse steun zich concentreert.

Doel van de 'sectorale benadering' is het vergroten van de effectiviteit van de hulp door de ontvangende overheid in staat te stellen een meerjarig, eigen beleid uit te voeren dat door meerdere donoren ondersteund wordt. Idealiter maakt dit sectorbeleid deel uit van een algehele ontwikkelingsstrategie van een land zoals vastgelegd in Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP's), die voor Nederland het kader vormen voor de sectorale programma's.

De uitvoering van de 'sectorale benadering' betekent dat meer dan voorheen aandacht wordt besteed aan het beleid en beheer op sectorniveau. Met behulp van sector- en institutionele analyses wordt gekeken op welke punten verbeteringen nodig zijn en hoe Nederland en andere donoren daaraan kunnen bijdragen. Om dit soort analyses te kunnen uitvoeren en in het bredere perspectief van de algehele ontwikkelingsstrategie te plaatsen, kregen ambassades in de 17+4-landen en themalanden in 2000 extra training in 'Institutionele Sector en Organisatie Analyse' (ISOA) en 'macro-economie en programmahulp'.

In 2000 heeft de sectorale benadering geresulteerd in een toename van sectorale programmahulp. Het leeuwendeel van de activiteiten op het gebied van sectorale programmahulp is bestemd voor onderwijs, gezondheidszorg en (regionale) ontwikkelingsfondsen . In de sectoren onderwijs en gezondheidszorg blijken de condities voor het verlenen van sectorale programmahulp veelal gunstiger dan in andere sectoren. Dit is te danken aan verschillende factoren. Meestal is er sprake van een duidelijk afgebakend beleidsterrein waarvoor één ministerie verantwoordelijk is. Ook hebben deze sectorministeries veelal jarenlange ervaring met formulering en uitvoering van meerjarige sectorplannen. Tenslotte is donorcoördinatie in deze sectoren relatief vergevorderd. Het grote aandeel van onderwijs in de in 2000 verstrekte sectorale programmahulp geeft aan dat uitvoering is gegeven aan de wens van de Kamer om meer steun aan deze sector te verlenen.

Conclusie

In 2000 is aanzienlijk meer sectorale programmahulp verstrekt dan in 1999. Dit geeft aan dat de sectorale benadering geleidelijk aan resulteert in nieuwere hulpvormen met grotere 'ownership' voor het ontvangende land. Niet alleen het Nederlandse beleid maar ook ontwikkelingen in het internationale donorbeleid gaan steeds meer richting gezamenlijke financiering van programma's op sectorniveau. De mogelijkheden voor sectorale programmahulp nemen gestaag toe, met name in de sociale sectoren.

Voor een succesvolle uitvoering van de sectorale programma's zijn voldoende institutionele capaciteit en financiële beheerscapaciteit van doorslaggevend belang. Nederland zal ontwikkelingslanden hierbij ondersteunen door activiteiten te financieren op zowel sectoraal niveau (bijv. institutionele versterking van sectorministeries) als macroniveau (bijv. 'Public Expenditure Reviews' en hervormingsprogramma's). Bij toenemend vertrouwen in de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid, de institutionele hervormingen en het financieel beheer van de overheidsuitgaven, is een verschuiving van sectorale programmahulp naar macrohulp op zijn plaats. In landen die aan deze voorwaarden voldoen is macrohulp de meest effectieve vorm van ondersteuning van een geïntegreerd beleid gericht op armoedebestrijding.

Bijlage 1 Overzicht van de in 2000 verleende structurele programmahulp

Land Bedrag (NLG) Omschrijving Artikel

Algemene begrotingssteun
Mali 20.000.000 algemene begrotingssteun 15.01.01 Mozambique 15.000.000 algemene begrotingssteun id. Subtotaal 35.000.000

Sociale fondsen
Nicaragua 14.258.000 Fondo Social Suplementario 15.01.01

Tanzania 30.000.000 Poverty Reduction Budget Support 15.01.02
Tanzania 13.000.000 Poverty Reduction Budget Support 18.01
Uganda 20.000.000 Poverty Action Fund 15.01.01
Jemen 7.000.000 Social Fund 2000 (beheerd door Wereldbank) id.

Subtotaal 84.258.000

Cofinanciering van hervormingsprogramma's van de Wereldbank Bolivia 3.100.000 Institutional Reform Project 15.01.01 Ghana 15.000.000 Economic Reform Support Operation id. Jemen 10.000.000 Civil Service Modernization Programme id. Armenië 10.000.000 ondersteuning macro-economisch beleid id. Kyrgyzstan 3.000.000 hervorming belastingstelsel (CSAS) id.

Macedonië 36.160.000 Structural Adjustment Lending (FESAL) 09.04.01
Macedonië 1.746.000 Public Administration Trustfund id. Moldavië 24.547.000 Structural Adjustment Credit id. Bosnië 1.907.000 macrohulp via Wereldbank id.
Subtotaal 105.460.000

Totaal 224.718.000
Bijlage 2 Overzicht van de in 2000 verleende incidentele programmahulp

Land Bedrag (NLG) Omschrijving Artikel

Schuldverlichting

Club van Parijs
Indonesië 112.054.000 consolidatie schuldendiensten OS-leningen 15.01.02
Nicaragua 8.909.000 id. id.
Honduras 2.130.000 id. id.
Pakistan 22.806.000 id. id.
Ivoorkust 566.000 id. id.
Kameroen 4.711.000 id. id.
Burkina Faso 300.000 EKI-kwijtschelding id.
Mali 100.000 id. id.
Tanzania 25.800.000 id. id.
Benin 500.000 id. id.
Honduras 6.700.000 id. id.
Senegal 100.000 id. id.
Guyana 3.100.000 id. id.
Ivoorkust 22.400.000 id. id.
Mauritanië 10.500.000 id. id.
Subtotaal 220.676.000

Bilaterale kwijtschelding
Egypte 5.782.000 kwijtschelding schuldendiensten OS-leningen 15.01.02
Jamaica 12.704.000 kwijtschelding schuldendiensten OS-leningen id.

Subtotaal 18.486.000

Multilaterale kwijtschelding
Mali 10.000.000 kwijtschelding schuldendiensten IDA 15.01.02

Zambia 20.000.000 kwijtschelding schuldendiensten IDA id. Bolivia 15.000.000 multilateraal schuldenfonds id. Subtotaal 45.000.000

HIPC core fund
IFAD-bijdrage 4.000.000 financiering HIPC-bijdrage aan IFAD 15.01.02
Algemene bijdrage 11.000.000 HIPC core fund id.
Geoormerkte bijdrage 67.965.000 Zambia 50.300.000 (verlichting schuldendienst bij IMF), Guinee-Bissau 17.665.000 id. Subtotaal 82.965.000

Totaal schuldverlichting 367.127.000

Bijlage 2 Overzicht van de in 2000 verleende incidentele programmahulp (vervolg)

Land Bedrag (NLG) Omschrijving Artikel

Subtotaal schuldverlichting 367.127.000

Betalingsbalanssteun
Tanzania 86.372.000 extra steun i.v.m. ruilvoetverslechtering 15.01.01
Uganda 45.172.000 extra steun i.v.m. ruilvoetverslechtering id.

Subtotaal 131.544.000

Algemene Begrotingssteun
Kosovo 25.172.000 VN-interimbestuur 09.04.01
Mali 40.000.000 extra steun i.v.m. ruilvoetverslechtering 15.01.01
Mozambique 43.345.000 rehabilitatiesteun i.v.m. watersnoodramp id.
Subtotaal 108.517.000

Totaal 607.188.000
Bijlage 3 Landencategorieën

17+4-landen (cursief gedrukte landen ontvingen in 2000 geen macrohulp)

Bangladesh India Palestijnse Gebieden

Bolivia Indonesië Sri Lanka

Burkina Faso Jemen Tanzania

Egypte Macedonië Uganda

Eritrea Mali Vietnam

Ethiopië Mozambique Zambia

Ghana Nicaragua Zuid-Afrika

HIPC-landen per ultimo 2000 (cursief gedrukte landen ontvingen in 2000 geen macrohulp)

Angola Honduras* Niger*

Benin* Ivoorkust Rwanda*

Bolivia* Jemen Sierra Leone

Burkina Faso* Kameroen* São Tomé en Príncipe*

Burundi Kenia Senegal*

Centraal-Afrikaanse Republiek Laos Somalië

Congo (Democratic Republic) Liberia Soedan

Congo (Brazzaville) Madagascar* Tanzania*

Ethiopië Malawi* Togo

Gambia* Mali* Tsjaad

Ghana Mauritanië* Uganda**

Guinee* Mozambique* Vietnam

Guinee-Bissau* Myanmar Zambia*

Guyana* Nicaragua*

Landen met * hebben per ultimo 2000 het HIPC decision point bereikt.

Landen met ** hebben per ultimo 2000 het HIPC completion point bereikt.

Minst Ontwikkelde Landen (MOL's)

(cursief gedrukte landen ontvingen in 2000 geen macrohulp)

Afghanistan Guinee Nepal

Angola Guinee-Bissau Niger

Bangladesh Haïti Rwanda

Benin Jemen Salomonseilanden

Bhutan Kaapverdië Samoa

Burkina Faso Kiribati São Tomé en Príncipe

Burundi Laos Sierra Leone

Cambodja Lesotho Somalië

Centraal-Afrikaanse Republiek Liberia Soedan

Comoren Madagascar Tanzania

Congo (Democratic Republic) Malawi Tsjaad

Djibouti Malediven Togo

Equatoriaal-Guinee Mali Tuvalu

Eritrea Mauritanië Uganda

Ethiopië Mozambique Vanuatu

Gambia Myanmar Zambia

Bijlage 4 Overzicht van de in 2000 verleende sectorale programmahulp

Land Bedrag (NLG) Omschrijving

Onderwijs
Bolivia 360.000 Hervormingsprogramma (WB)
Bolivia 5.062.000 Hervormingsprogramma (WB)
Burkina Faso 978.000 Regionaal basisonderwijs
India 5.346.000 District Primary Education Programme (WB) India 1.713.000 Education for Women's Equality
Indonesië 76.655.000 Scholarships and Grants-programma (WB) Kaapverdië 3.000.000 Sectorale begrotingssteun
Mali 5.106.000 Sectorale begrotingssteun
Namibië 3.700.000 Sectorale begrotingssteun
Tanzania 7.495.000 District Based Support to Primary Education

Uganda 11.000.000 Sectorale Begrotingssteun
Uganda 1.218.000 Primary Education Reform Programme Zambia 7.895.000 Basic Education Sub Sector Programme Zimbabwe 6.000.000 Sectorale begrotingssteun
Zuid-Afrika 4.727.000 Sectorale begrotingssteun
Subtotaal 140.255.000

Landbouw
Eritrea 4.000.000 Community Development Fund (WB) Ethiopië 12.200.000 Social Rehabilitation and Development Fund (WB)
Kaapverdië 4.000.000 Voedselhulp
Sri Lanka 3.545.000 Plantation Development Support Programme

Tanzania 11.352.000 Districts Development
Uganda 5.390.000 Districts Development
Uganda 4.105.000 Districts Development
Zambia 500.000 Agricultural Sector Investment Programme Zuid-Afrika 4.414.000 Sectorale begrotingssteun
Zuid-Afrika 3.532.000 Sectorale begrotingssteun
Subtotaal 53.038.000
Bijlage 4 Overzicht van de in 2000 verleende sectorale programmahulp (vervolg)

Land Bedrag (NLG) Omschrijving

Sociale ontwikkeling
Bangladesh 9.818.000 Health and Population Programme (WB) Bangladesh 1.847.000 National Nutrition Programme (WB) Burkina Faso 178.000 Anti-tuberculosis Programme
Burkina Faso 600.000 Anti-tuberculosis Programme
Egypte 906.000 National Tuberculosis Control Programme Ghana 5.082.000 Health Sector Programme of Work
Ghana 3.074.000 National Drugs Programme
Mali 2.183.000 Programme d'Inventissement Sectoriel du Secteur Santé
Mozambique 3.330.000 Budgetondersteuning door
medicijnenleveranties
Tanzania 1.425.000 Health Sector Support Programme Tanzania 2.317.000 National Tuberculosis Leprosy Programme Vietnam 1.736.000 National Tuberculosis Control Programme Zambia 11.300.000 Sectorale begrotingssteun
Subtotaal 43.796.000

Institutionele ontwikkeling
Bolivia 2.230.000 Sectorale begrotingssteun
Tanzania 3.909.000 Civil Service Reform Programme Subtotaal 6.139.000

Goed bestuur
Zuid-Afrika 12.075.000 Sectorale begrotingssteun

Totaal 255.303.000
Kenmerk DVF/AS-070/01
Blad /14
Deze post bevat de niet-geoormerkte bijdragen aan het HIPC core fund. Een core fund bijdrage ad NLG 68 miljoen was geoormerkt voor schuldverlichting aan Guinee-Bissau en Zambia en is derhalve toegerekend aan Afrika.

Zie bijlage 3 voor een compleet overzicht van deze categorieën.

Vanwege de bijzondere karakteristiek van de CFA-zone is in Mali besloten tot begrotingssteun in plaats van betalingsbalanssteun.

Nadat nieuwe IMF-gegevens aantoonden dat Zambia geen ruilvoetverlies leed dankzij hogere koperprijzen, maar ondanks zijn HIPC-behandeling wel te maken had met sterk stijgende schuldendiensten, werd besloten Zambia extra schuldverlichting te verlenen. De Nederlandse bijdrage werd overgemaakt naar het HIPC-Trustfund en resulteert in lagere te betalen schuldendiensten aan het IMF voor Zambia.

Vanwege uitstel van betaling aan Ghana (NLG 122 mln) tot januari 2001 is in het kader van deze operatie in 2000 NLG 222 miljoen overgemaakt.

Ten tijde van het verschijnen van de macrobrief 1999 was het onderscheid tussen projecthulp en programmahulp in het kader van de sectorale benadering nog onderwerp van discussie. De cijfers voor sectorale programmahulp in de macrobrief 1999 waren indicatief. Bijstelling van de afbakening tussen projecthulp en programmahulp heeft geleid tot ophoging van de sectorale programmahulp in 1999 (NLG 165,5 mln in plaats van NLG 149,9 mln, zoals vorig jaar gemeld).

De ontwikkelingsfondsen die gericht zijn op bepaalde regio's of bestuursniveaus vallen veelal onder het programma 'landbouw en regionale ontwikkeling'.

===