Ministerie van Financien

Titel: Consultatienota 'Bemiddeling in financiële diensten'



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR Den Haag

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

8 juni 2001

FM 2001-0977 M

Onderwerp

Consultatienota Bemiddeling in financiële diensten

In de markt voor financiële diensten is zowel in aanbod als in distributie sprake van een aanzienlijke vervlechting. Grenzen tussen producten en distributiekanalen hebben aan belang ingeboet en nieuwe distributiekanalen zijn opgekomen. Dit versterkt het belang van een consistente set regels voor de verschillende terreinen van de financiële sector.

Tegen deze achtergrond heb ik een economische analyse van wetgeving en zelfregulering voor bemiddeling in financiële diensten in een sectoroverstijgende benadering, met bijbehorende beleidsimplicaties, aangekondigd aan de Tweede Kamer.

Met het oog hierop is de bijgevoegde consultatienota opgesteld die ook op de internetsite van het Ministerie van Financiën (www.minfin.nl) wordt geplaatst. De consultatienota bevat een beschrijving van de marktomgeving, een analyse van de kwaliteitskenmerken voor de bemiddelingsmarkt, een vergelijking van deze kwaliteitskenmerken met de bestaande regelgeving en zelfregulering, en ten slotte wordt ter consultatie een kader voor nieuw beleid geschetst.

Doel van de consultatie is om in kaart te brengen hoe tegen de achtergrond van de geschetste ontwikkelingen een adequaat niveau van consumentenbescherming en vertrouwen in de financiële sector kunnen worden bevorderd op een dusdanige wijze dat de financiële markten efficiënt kunnen functioneren.

Voor wat betreft de invulling van het kader alsmede de vormgeving van het toezicht, staan nog belangrijke vragen open. Met het oog hierop heb ik een scala aan betrokken organisaties gevraagd om hun oordeel.

Belanghebbenden worden uitgenodigd om voor 1 oktober te reageren op de vragen die zijn opgenomen in de consultatienota. Reacties worden op de website van het Ministerie van Financiën geplaatst. Vervolgens zullen de bevindingen van de consultatie worden meegenomen bij het formuleren van beleidsinitiatieven, die naar verwachting rond de jaarwisseling zullen volgen.

De Minister van Financiën,

Bemiddeling in financiële diensten

Consultatienota

Juni 2001

Consultatienota bemiddeling in financiële diensten

Inleiding


1.1 Opzet
De vervlechting binnen de financiële sector versterkt het belang van een consistente set regels voor de verschillende terreinen van de financiële sector. Voor het beleid ten aanzien van aanbieders van financiële diensten (verzekeringsinstellingen, banken, beleggingsinstellingen en effecteninstellingen) zijn onder meer met de Kamernota Institutionele vormgeving van het toezicht op de financiële marktsector van april 19991 met het oog op de consistentie van het toezicht op aanbieders belangrijke stappen gezet. De nu voorliggende consultatienota beziet ten aanzien van de bemiddeling in financiële diensten tussen niet-professionele consumenten en professionele aanbieders het huidige regelgevende kader op zijn merites en verkent bouwstenen voor een actualisatie.

Achterliggende doelstellingen zijn het realiseren van een adequaat niveau van consumentenbescherming en een vertrouwen in de financiële sector op een dusdanige wijze dat de financiële markten efficiënt kunnen functioneren. Belangrijke uitgangspunten zijn cross-sectorconsistentie en distributieconsistentie. Bij het eerste, de cross-sectorconsistentie, gaat het om de consistentie in regelgeving ten aanzien van de bemiddeling in de verschillende soorten financiële diensten. Bij het laatste, de distributieconsistentie, gaat het om de consistentie in regelgeving ten aanzien van de verschillende distributiemethoden van financiële diensten. De opkomst van internet, waardoor verschillende distributiemethoden steeds meer overeenkomsten vertonen, onderstreept het belang van distributieconsistentie. De wijze waarop de naleving van de regelgeving voor bemiddeling wordt gewaarborgd, vraagt, gegeven het groot aantal bemiddelaars, om bijzondere aandacht.
Met deze consultatienota wordt een eerste invulling gegeven aan de toezegging in de nota Informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten2 en de toezegging van de minister van Financiën bij de Tweede Kamerbehandeling van de wetsvoorstellen inzake de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (Wabb).3

De consultatienota is als volgt opgebouwd: na de inleiding waarin achtergrond en uitgangspunten worden geformuleerd, volgt in hoofdstuk 2 een analyse van de kwaliteitskenmerken voor bemiddeling, in hoofdstuk 3 een vergelijking van deze kwaliteitskenmerken met de bestaande regelgeving en zelfregulering en in hoofdstuk 4 een kader voor het daaruit voortvloeiende beleid, dat zowel naar hoofdlijnen als ten behoeve van de nadere invulling in regelgeving en door marktpartijen ter consultatie wordt voorgelegd. Met het oog hierop zijn in de tekst enkele specifieke vragen opgenomen.

Ook in de Raad van Financiële Toezichthouders (RFT) staat het onderwerp bemiddeling sinds vorig jaar prominent op de agenda. De RFT heeft aan een extern onderzoeksbureau de opdracht verstrekt om het gehele terrein van de bemiddeling nader in kaart te brengen. Op basis van deze schets, een risico-analyse en een inventarisatie van feitelijk voorkomende risico-incidenten zal de RFT de Minister adviseren omtrent een mogelijke vormgeving van (nieuw of al dan niet aangepast) toezicht op de bemiddeling. Met name de aspecten proportionaliteit, uitvoerbaarheid en effectiviteit wegen daarbij naar het oordeel van de RFT zwaar.

Omschrijving van de marktomgeving


1.2.1 Vervlechting
In de markt voor financiële diensten is zowel in aanbod als in distributie van financiële diensten sprake van een aanzienlijke vervlechting. Grenzen tussen producten en distributiekanalen hebben aan belang ingeboet en nieuwe distributiekanalen zijn opgekomen. De traditionele assurantietussenpersoon die enkel bemiddelde in verzekeringen heeft zich in veel gevallen ontwikkeld tot een geïntegreerde financiële intermediair die niet alleen in de aanschaf van schadeverzekeringen en levensverzekeringen voorziet, maar ook bemiddelt in hypothecair krediet. Hij ondervindt daarin concurrentie van directe verkoop door financiële instellingen via telefoon, post of internet.
Behalve de integratie van verschillende bemiddelingsdiensten bij een bemiddelaar vindt er ook een verbreding plaats van de groep personen die als bemiddelaar in financiële diensten kan worden aangemerkt. Makelaars bieden hypotheken aan, autoverkopers kunnen krediet aanbieden, en ook meer in het algemeen bieden verkopers van duurzame consumptiegoederen passend bij de horizon van een consumptiebeslissing leningen en verzekeringen aan bij de aankoop van een product. Tevens worden bankfilialen ingezet voor de distributie van verzekeringsproducten en komen financiële aanbieders met warenhuizen en supermarktketens overeen om hun producten via winkels te distribueren.
Voor de consument geldt dat, ongeacht het distributiekanaal of de exacte herkomst van financiële producten, vanuit de persoonlijke financiële situatie een op de eigen behoeften toegesneden pakket aan financiële diensten wordt gewenst. Het gaat daarbij om behoeften als zekerheid tegen bepaalde risicos als overlijden, arbeidsongeschiktheid en aansprakelijkheid, maar ook om een spreiding van inkomen en vermogen gedurende de levensloop: het opbouwen van een oudedagsvoorziening, vermogensvorming en het financieren van een huis of ander bezit.
De laatste jaren is de geïntegreerde financial planner op de markt voor financiële dienstverlening opgekomen; een bemiddelaar in financiële diensten in het algemeen. Hij voorziet de consument van advies over diens financiële situatie en maakt samen met hem een keuze voor het product dat het best aansluit bij persoonlijke voorkeuren. De traditionele scheidslijnen binnen de financiële sector bankieren, verzekeren, beleggen zijn in die keuze vanuit het gezichtspunt van de consument en de financial planner, voorzover zij zich niet in inhoudelijk te onderscheiden kenmerken vertalen, van weinig relevantie.
Integratie van verschillende bemiddelingsdiensten bij één bemiddelaar vertoont parallellen met het ontstaan van financiële conglomeraten op het niveau van financiële aanbieders. In financiële conglomeraten worden bancaire-, beleggings- en verzekeringsdiensten aangeboden. Dit kan niet alleen synergie-effecten in de bedrijfsprocessen opleveren, maar heeft ook als consequentie dat de consument er voor alle financiële diensten terecht kan.
Synergie wordt onder meer bereikt door het meervoudig inzetten van distributiekanalen. Het is in veel gevallen mogelijk in een bankfiliaal ook verzekeringsproducten aan te schaffen van een verzekeraar binnen het financiële conglomeraat. Formeel is er in het voorbeeld van het leveren van bankdiensten sprake van een direct contact tussen consument en aanbieder, waarbij de bank partij is in de overeenkomst met de consument. Ten aanzien van verzekeringsdiensten daarentegen treedt het bankfiliaal op als bemiddelaar tussen de consument en de verzekeraar, waarbij de bank zelf geen partij is in de overeenkomst die tot stand komt. Voor de consument zal dit formele onderscheid van weinig relevantie lijken. Achter dit onderscheid gaat echter wel een wereld aan verschillende wettelijke regels schuil.
Bankassurance gaat overigens verder dan het enkele verkopen van verzekeringsproducten door banken. Het gaat hierbij ook om een synthese van bank- en verzekeringsproducten binnen een groep die beide activiteiten in zich verenigt. Bij bancassurance staat een geïntegreerde financiële dienstverlening centraal hetgeen ook kan resulteren in productvervlechting.


1.2.2 Internet
Internet voegt een virtuele dimensie toe aan de distributie van financiële diensten. Het vereenvoudigt het contact tussen marktpartijen en maakt het onder meer mogelijk om relatief goedkoop virtuele verkoop- en bemiddelingskantoren te openen. Fysieke afstanden verliezen daarbij hun relevantie. In deze virtuele omgeving zullen zowel directe aanbieders als bemiddelaars zich moeten positioneren, zullen de verschillende aspecten van dienstverlening hun toegevoegde waarde moeten bewijzen en zullen nieuwe functionaliteiten ontstaan. Internet onderstreept het belang van distributieconsistentie in de regelgeving: het onderscheid tussen een direct verkoopkantoor en een bemiddelingskantoor hoeft in de virtuele omgeving voor de consument niet altijd direct kenbaar te zijn. Naast virtuele verkoop- en bemiddelingskantoren, waarbij het nog steeds gaat om transacties tussen twee kenbare partijen, ontstaan ook nieuwe handelsplatformen, waarop zich een anonieme markt ontwikkelt, onder andere internetbeurzen. De initiatiefnemer van die platforms is veelal een effectenbemiddelaar; zijn rol op zon platform is marktmeester. De orders komen rechtstreeks binnen van klanten of via bemiddelaars. De marktmeester dient zich in zijn specifieke rol te conformeren aan de eisen van de toezichthouder met betrekking tot de wijze waarop hij de markt moet onderhouden. De eisen die aan elektronische markten worden gesteld zijn niet anders dan de eisen die aan normale marktplaatsen worden gesteld. De beginselen gelden onverkort, zij het dat de verschijningsvorm additionele waarborgen voor de belegger nodig maakt. In Europees verband vindt discussie plaats over de specifieke normen waar deze markten zich aan moeten houden. Als de marktmeester tevens handelende partij is op de eigen markt kan dit leiden tot risicovolle situaties die noch in het belang van de markt noch in het belang van de belegger zijn.
De opkomst van internet, met zijn karakteristieken van laagdrempelige toegang en irrelevantie van geografische grenzen, kan voor de consument resulteren in een situatie waarin hij niet altijd langer in staat is de hoeveelheid informatie te verwerken, of om de betrouwbaarheid ervan te beoordelen. Voor de bemiddelaar, die juist gespecialiseerd is in het aanreiken van hanteerbare informatie aan de consument, genereert dit mogelijkheden. Daarbij zal de tussenpersoon zijn potentiële waarde voor de financiële aanbieder volledig en op efficiënte wijze moeten realiseren, want internet biedt uitgelezen mogelijkheden voor aanbieders om hun producten op directe wijze af te zetten. Van belang voor de toegevoegde waarde van het intermediaire distributiekanaal is de opkomst van internetsites, waarop financiële producten inhoudelijk kunnen worden vergeleken. Veelal is het mogelijk dat de consument zijn persoonlijke situatie en voorkeuren aangeeft, waarna de site de producten met het hoogste rendement weergeeft. De gebruiker kan vervolgens doorklikken naar de site van de aanbieder of zelfs het product direct aanschaffen. Voor het traditionele intermediaire distributiekanaal betekent de vergelijkingssite een nieuwe vorm van concurrentie; de oplossingen voor de beschreven mogelijkheid van information overload worden de consument daarmee op een virtuele wijze aangereikt. Diverse sites betrekken het intermediair bij de aanschaf van producten, zodat uit deze bron additionele omzet gegenereerd kan worden. Virtuele verkoop cq informatieverstrekking en bemiddeling zijn daarmee niet alleen concurrerend, maar tevens complementair en kunnen ook door het intermediair worden ingezet.
Mede vanwege deze laatste eigenschap maakt een toenemend aantal tussenpersonen van internet gebruik om de bedrijfsprocessen te optimaliseren. Contacten met zowel consumenten als aanbieders worden vereenvoudigd, waardoor internet interessante mogelijkheden voor service en marketing biedt en administratieve lasten kunnen worden verlaagd. Ook kunnen de zogenaamde dubbele administraties, waarbij zowel de aanbieder als de bemiddelaar een dossier van de consument bijhoudt, worden vervangen door een administratief systeem gebaseerd op internettechnologie, dat voor beide partijen en mogelijk zelfs de consument direct toegankelijk is.


1.2.3. Activiteiten van bemiddelaars
Hieronder worden naar productsoort de (activiteiten van) bemiddelaars in de verschillende producten stereotypisch omschreven en worden distributievormen geschetst die als bemiddeling kunnen worden opgevat of die grenzen aan bemiddeling. Gegeven de bovengeschetste vervlechting is het onderstaande onderscheid naar productsoorten en bijbehorende bemiddelaars enigszins kunstmatig. Het is immers niet ongebruikelijk dat het hele scala aan producten vanuit één (virtueel) kantoor wordt aangeboden. Bovendien kan vanzelfsprekend slechts een momentopname worden geschetst van een dynamische en pluriforme markt.

Verzekeringen
Assurantietussenpersonen brengen consumenten en verzekeraars met elkaar in contact met het oogmerk een verzekeringsovereenkomst tot stand te laten komen. De tussenpersoon adviseert, op basis van door de consument aangegeven wensen, welke verzekeringen een consument nodig heeft en welk product van welke verzekeraar het beste aansluit bij de wensen en behoeften van die consument. De tussenpersoon geeft vervolgens de gegevens van de consument door aan de verzekeraar voor het afsluiten van de overeenkomst. Na het totstandkomen van de overeenkomst regelt de tussenpersoon de schadeafhandeling en het eventuele beheer van de verzekeringsportefeuille voor de consument. Bij wijzigingen in de persoonlijke situatie van de consument past de tussenpersoon eventueel bestaande verzekeringen aan of hij adviseert over nieuwe verzekeringen. De tussenpersoon kan ook het premie-incasso uitvoeren of fungeren als doorgeefluik voor verzekeringsuitkeringen aan de consument.
Ook kan de consument via zijn werkgever door de tussenpersoon worden benaderd wanneer het gaat om employee benefits. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan pensioenen,
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en levensverzekeringen waarvan de premies afkomstig zijn van bedrijfsspaarrekeningen.

Daarnaast worden verzekeringen gedistribueerd door gevolmachtigd agenten. Het gaat hierbij om personen die op grond van een of meerdere volmachten voor rekening van een of meerdere verzekeraars het verzekeringsbedrijf uitoefenen. Hiertoe behoort onder meer het zelfstandig vaststellen van premies en voorwaarden van verzekering. De gevolmachtigd agent is in die hoedanigheid ook in zekere zin vergelijkbaar met een aanbieder.

Behalve via bemiddeling door assurantietussenpersonen distribueren verzekeraars hun producten via loondienstagenten, vertegenwoordigers in dienst van de verzekeraar. Zij bemiddelen in feite voor één verzekeraar, die als werkgever verantwoordelijk is voor hun handelen. Daarnaast hebben direct writers een groot marktaandeel. Zij verkopen direct aan de consument (via eigen winkels, post, telefoon en internet).
Tevens verkopen de banken via hun bankfilialen verzekeringsproducten (meestal van een verzekeraar uit het eigen conglomeraat). Hun activiteit wordt wel aangeduid met de term bancassurance. De banken treden in deze hoedanigheid op als assurantietussenpersoon al dan niet in het bezit van een volmacht.
Een klein deel van de distributie tenslotte verloopt via andere kanalen zoals autobedrijven, detailhandel en reisbureaus. Hun activiteiten vertonen de meeste overeenkomsten met direct writing. Afsluiten gaat via het verkooppunt, voor onderhoud is de consument direct op de verzekeraar aangewezen. Meestal is sprake van een zeer homogeen productaanbod (één of enkele producten van één verzekeraar).

Hypotheken
De werkwijze van hypotheekbemiddelaars komt grotendeels overeen met die van assurantie-tussenpersonen. Op basis van de wensen van de consument vragen zij offertes aan bij geldverstrekkers en adviseren de consument over de te maken keuze, meestal zowel ten aanzien van de geldverstrekking als van de eraan te koppelen verzekering. Vervolgens brengen ze het contact tot stand tussen consument en aanbieder voor het afsluiten van de hypotheek en zorgen ze voor de verdere afhandeling.
Ook bij eventuele problemen na het totstandkomen van een overeenkomst kunnen zij behulpzaam zijn. Behalve via hypotheekbemiddelaars worden veel hypotheken direct door banken en verzekeraars, maar ook door een enkel pensioenfonds of bouwfondsen aangeboden.

Kredieten
Bemiddelaars in consumptief krediet assisteren de consument bij het vinden van gunstige tarieven en voorwaarden voor geldleningen bij de verschillende aanbieders, adviseren en informeren consumenten hierover en brengen contact tot stand tussen aanbieder en consument. De Wet op het consumentenkrediet (Wck) bevat hierop van toepassing zijnde bepalingen. Kredietbemiddelaars werken vaak schriftelijk en presenteren zich in kranten en tijdschriften. Dit in tegenstelling tot assurantie- en hypotheekbemiddelaars die meestal vanuit een kantoor werken omdat zij vooral werken in direct persoonlijk contact met de klant. Een belangrijke rol in de kredietbemiddeling is ook weggelegd voor de detailhandel.

Bemiddelen in het aantrekken van gelden
Onder bemiddeling bij het aantrekken van gelden wordt door de Hoge Raad verstaan het verrichten van activiteiten tot het totstandbrengen van overeenkomsten van geldleen op naam van een derde of derden.4 Bemiddeling bij het aantrekken van gelden van het publiek is in beginsel niet toegestaan (art. 82 Wet toezicht kredietwezen 1992 ( Wtk 1992)). Er is echter een vrijstellingsregeling, die twee generieke vrijstellingen bevat. Tevens bestaat de mogelijkheid om in individuele gevallen ontheffing te verlenen. De hier van belang zijnde generieke vrijstelling staat- kort gezegd - bemiddeling voor kredietinstellingen wel toe, mits de gelden worden ontvangen op naam van de kredietinstelling. Bemiddeling in het aantrekken van gelden vindt meestal plaats als nevenactiviteit, voornamelijk door assurantietussenpersonen. Het gaat hierbij om eenvoudige producten (spaarrekeningen). De rol van de bemiddelaar is vaak beperkt tot het invullen van formulieren. De zaken worden verder rechtstreeks afgehandeld tussen de kredietinstelling en de consument.

Effecten
Effectentransacties op de Euronext effectenbeurs lopen altijd via een effectenbemiddelaar. De systematiek van handel op een beurs noodzaakt tot de inschakeling van een centrale tegenpartij die de verplichtingen van koper en verkoper overneemt. De centrale tegenpartij wil de risicos kunnen beoordelen en kunnen beheersen. Dit is alleen mogelijk in het kader van een beperkte kring aangesloten professionele marktpartijen die bij hun activiteiten garanties stellen jegens deze centrale partij. Consumenten hebben daarom zelf geen directe toegang tot de beurs.

Een effectenbemiddelaar wordt gedefinieerd in artikel 1 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995) De Wte 1995 somt hiertoe een aantal categorieën op. In dit kader is met name van belang degene die als tussenpersoon beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming van transacties in effecten, anders dan op grond van een overeenkomst tot het voeren van vermogensbeheer. Bij de uitoefening van zijn diensten staat de effectenbemiddelaar onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE). De effectenbemiddelaar mag zonder vergunning in of vanuit Nederland geen diensten aanbieden of verrichten en is onderworpen aan een set van uitgebreide gedragsregels.

Een aantal categorieën, die als effectenbemiddelaar kunnen worden aangemerkt, vallen onder een vrijstelling en hebben geen vergunning nodig. Dit zijn de cliëntenremisier en - in incidentele gevallen - de orderremisier. De cliëntenremisier mag niet rechtstreeks in effecten bemiddelen maar brengt contacten tot stand tussen consumenten en een (of meer) effecteninstelling(en). Veelal wordt dit ook als nevenactiviteit gecombineerd met de bemiddeling in andere financiële producten, zoals verzekeringen. De dienstverlening dient zich overigens te beperken tot het verstrekken van naam- en adresgegevens.

Naast cliëntenremisiers kunnen ook orderremissiers zijn vrijgesteld. Zij brengen voor rekening van cliënten orders aan bij een effecteninstelling die is toegelaten tot een erkende effectenbeurs in Nederland op grond van een met die effecteninstelling gesloten overeenkomst. De vrijgestelde orderremisier komt in de praktijk zelden voor. De vrijstelling is alleen van toepassing indien de bemiddelaar uitsluitend orders aanbrengt voor een beperkte categorie effecten die normaliter niet door beleggende particulieren zullen worden aangeschaft. De orderremisier zal dan ook verder buiten beschouwing blijven.


1.2.4 Enkele cijfers
Zoals uit het bovenstaande blijkt, verricht een veelheid van partijen op een veelheid aan wijzen bemiddelingsactiviteiten. Bij de hieronder gepresenteerde cijfers dient in ogenschouw te worden genomen dat er waarschijnlijk een grote mate van overlap bestaat in de categorieën bemiddelaars.
Per 1 januari 2000 waren er in het Algemeen Bedrijvenregister van het CBS 11.400 assurantietussenpersonen ingeschreven als ondernemer.5 Het totaal aantal inschrijvingen in het SER-register ligt aanzienlijk hoger, namelijk op 22.972 inschrijvingen per 31 december 2000. Verwacht kan worden dat een deel hiervan op dit moment niet daadwerkelijk het beroep uitoefent, maar slechts vooralsnog de inschrijving handhaaft. Het aantal gevolmachtigde agenten, die zich ook bij de SER moeten registreren, bedraagt 422 per 31 december 2000.
Er bestaat geen registratieverplichting voor kredietbemiddelaars en hun exacte aantal is dan ook onbekend. Grove schattingen duiden op een totaal van 15 à 20 duizend kredietbemiddelaars. Van de Nederlandse huishoudens heeft momenteel 64% een of meer verzekeringen lopen via een assurantietussenpersoon, 43% via een direct writer en 23% via een bank.6 Consumptief krediet wordt hoofdzakelijk verstrekt door financieringsmaatschappijen, banken en creditcard organisaties. Financieringsmaatschappijen hebben een marktaandeel naar portefeuillestand eind 2000 van 48%. Dit percentage bedraagt voor de banken en creditcard organisaties gezamenlijk 47%. Het resterende gedeelte van de consumptieve kredieten wordt verstrekt door gemeentelijke kredietbanken en postorderbedrijven.7 Naar schatting verloopt 90% van de productie van financieringsmaatschappijen via kredietbemiddelaars.8 Hypotheekverstrekking is bij enkele grote instellingen geconcentreerd. In Nederland zijn er ongeveer 100 aanbieders van hypothecair krediet. Hiervan wordt naar schatting circa 60% aangeboden door banken, 15% door verzekeraars en 15 % door andere partijen zoals pensioenfondsen en enkele buitenlandse aanbieders.9 De geldverstrekkers werden tot aan het begin van de jaren tachtig voornamelijk direct door de consument benaderd. Met de toenemende complexiteit van hypotheken nam de behoefte aan advies toe en gedurende de jaren negentig groeide het aantal hypotheekbemiddelaars sterk, waarbij de laatste jaren grote en zelfstandige (franchise)ketens van hypotheek-intermediairs zijn ontstaan. In 2000 werden naar schatting in 55% van het hypothecaire krediet via bemiddelaars afgesloten.10 Er waren in december 2000 in de Nederlandse effectensector 7.258 geregistreerde cliëntenremisiers actief en 13 orderremissiers. De overige effecteninstellingen vormen een zeer heterogene groep met een totaal van 1.249 in december 2000.11
Hierboven zijn de marktontwikkelingen die voor het intermediaire distributiekanaal van belang zijn weergegeven waaronder de vervlechting van producten en distributiekanalen, de inzet van internet, de verbreding van de groep van personen die financiële producten aanbieden en de integratie van de verschillende bemiddelingsdiensten bij één bemiddelaar. Tevens zijn de marktpartijen en hun activiteiten beschreven.

Onderschrijft u de beschrijving van de ontwikkelingen van de marktomgeving en zijn er naar uw mening relevante ontwikkelingen of relevante marktpartijen die onvoldoende zijn belicht?


1.3 Uitgangspunten en randvoorwaarden
De ontwikkeling naar een markt waarin de substitueerbaarheid tussen producten en distributiekanalen aanzienlijk is en distributiekanalen meervoudig worden ingezet, maakt dat verschillen in regelgeving grote invloed kunnen hebben op de mate van consumentenbescherming en de concurrentie tussen ondernemingen. Dit noodzaakt tot een breed gezichtsveld in de beoordeling van consistentie van regelgeving. Hierboven is geschetst hoe de markt voor bemiddeling er op dit moment feitelijk uit ziet en welke partijen zich op deze markt begeven, nu gaat het erom de markt in functionele zin te beschrijven.


1.3.1 Functie bemiddeling
Bij bemiddeling gaat het om het beroeps- of bedrijfsmatig bij elkaar brengen van vragers en aanbieders van financiële producten, met als doel het tot stand komen van een overeenkomst tussen deze partijen. Bemiddeling kan meerdere functies bevatten voor zowel consument als aanbieder. Het kan hulp aan de consument betreffen om financiële wensen om te zetten in concrete productwensen (advisering), het kan het vinden van een geschikte aanbieder betreffen en administratieve ondersteuning bij de totstandkoming van een overeenkomst met een aanbieder (intermediatie) en het kan gedurende de looptijd onderhoud van de overeenkomst betreffen, bijvoorbeeld ondersteuning in de afwikkeling van verzekeringsschade (onderhoud). Voor de aanbieder kan bemiddeling hulp in de klantenwerving en het tot stand brengen van feitelijk contact de intermediatie - betreffen en gedurende de looptijd van een overeenkomst het leveren van afgesproken diensten, de bijbehorende service en ondersteuning aan de klant het onderhoud.

In het analytisch veld van deze nota omvat bemiddeling het gehele complex van handelingen voor, tijdens en na het totstandkomen van een overeenkomst die strekt tot de aanschaf van een financieel product (de verschillende typen verzekeringen, kredieten, hypotheken, effecten, etc.), door een persoon die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf ondersteuning biedt bij het aanschaffen van dat product.

Elke handeling die een persoon verricht in het kader van de ondersteuning van een consument bij de aanschaf en onderhoud van een financieel product is een onderdeel van de bemiddelingsdienst en valt dus in beginsel binnen de reikwijdte van deze nota. Dit geldt evenzo voor een persoon voor wie bemiddeling de hoofdactiviteit is, als wanneer dit een nevenactiviteit betreft, bijvoorbeeld de autodealer die ook een financiering verzorgt: rijd nu, betaal later. Advisering kan een onderdeel van de bemiddelingsdienst vormen, indien de advisering rechtstreeks relevant is binnen de distributieketen. Zij moet zijn gericht op het tot stand brengen - of het onderhoud - van een overeenkomst met een aanbieder.

Intermediatie wil niet zeggen dat een contract ook daadwerkelijk tot stand moet komen om van intermediatie en dus van een bemiddelingsdienst in het kader van deze nota te kunnen spreken. Zo kan een effectentransactie afspringen op de omstandigheid dat een gewenste aan- of verkoopkoers niet wordt bereikt, niet elk risico zal door een verzekeraar worden geaccepteerd, en een krediet kan worden geweigerd na toetsing bij het Bureau Kredietregistratie.

De bemiddelaar wordt zelf geen partij bij de overeenkomst tussen consument en aanbieder. Het kan voorkomen dat de bemiddelaar van één van beide partijen de opdracht krijgt om op naam (en/of voor rekening) van de opdrachtgever te handelen. Bij assurantiebemiddeling gebeurt dit bijvoorbeeld als een door een verzekeraar gevolmachtigd agent handelt voor rekening van die verzekeraar. Deze kan bevoegd zijn om namens de verzekeraar het te verzekeren risico te accepteren, de premie vast te stellen en uitkeringen te doen. Dit doet niet af aan het karakter van de relatie tussen de drie partijen: de gevolmachtigd agent blijft bemiddelaar voor de overeenkomst tussen de verzekeraar en de consument en valt binnen het analytisch veld van bemiddeling. Dit grensvlak tussen zuivere bemiddeling en direct aanbod illustreert nog eens het belang van distributieconsistentie.

De functies die de bemiddelaar voor de consument vervult, kunnen geheel of gedeeltelijk ook worden vervuld door de directe aanbieder. Zo kan ook de aanbieder de consument behulpzaam zijn bij het omzetten van concrete wensen in productwensen en advisering over het onderhoud van de overeenkomst. Ook kan een aanbieder dergelijke activiteiten verrichten waarbij derden als distributiekanaal worden ingeschakeld, bijvoorbeeld een supermarkt. Het verrichten van dergelijke activiteiten door een aanbieder, al dan niet met behulp van derden, valt eveneens binnen het analytisch veld van deze nota. Vanzelfsprekend zijn er talrijke voorbeelden te bedenken die zich op de grens van bemiddeling afspelen, zoals de wasmachineverkoper die behulpzaam is bij het invullen van een kredietaanvraag. Aan de hand van de omstandigheden zal per geval moeten kunnen worden beoordeeld of er sprake is van bemiddeling.


1.3.2 Distributieconsistentie en cross-sectorconsistentie

Aan het tussenschakelen van bemiddeling zijn vanzelfsprekend hoewel voor de consument niet altijd even zichtbaar - bemiddelingskosten verbonden. Maar ook aan het directe contact tussen consument en aanbieder kunnen respectievelijk zoek- en marketingkosten zijn verbonden. Dit geldt voor de consument sterker naarmate zijn financiële situatie en het aanbod van financiële producten complexer is. Dit geldt voor de aanbieder sterker naarmate het moeilijk is de consument rechtstreeks te bereiken en de markt door het grote aantal aanbieders en producten ondoorzichtig is. Zowel aanbieders als consumenten kunnen derhalve een kosten-baten-afweging maken om al dan niet gebruik te maken van bemiddeling. Het wettelijk kader dient in deze economische afweging geen onbedoelde invloed uit te oefenen en dient dus distributieconsistent te zijn.

Consumenten kiezen financiële producten op basis van het vertrouwen in de aanbieder en op basis van de specifieke productkenmerken. Een financieel product dient ertoe een bepaalde behoefte van de consument te vervullen, het bieden van zekerheid, het verschaffen van een appeltje voor de dorst etc. Het wettelijk kader dient in deze economische afwegingen geen onbedoelde invloed uit te oefenen door verschillen in regels tussen aanbieders of distributeurs van verschillende producten die zonder inhoudelijke ratio zijn. Het wettelijk kader dient dus cross-sectorconsistent te zijn.

De regels voor bemiddeling via een kantoor, bemiddeling via internet en direct aanbod, moeten een consistent geheel vormen langs de lijnen van de distributie en langs de lijnen van de verschillende aanbieders. Hiertoe zijn distributieconsistentie en cross sectorconsistentie als uitgangspunten voor de toetsing van de regelgeving geintroduceerd. Wordt naar uw mening met de bovengeschetste benadering van bemiddeling langs de lijnen van de distributie en langs de lijnen van de verschillende aanbieders (i) de basis neergelegd voor een consistent beoordelingskader van consumentenbescherming, en (ii) de basis neergelegd voor een consistent beoordelingskader voor een gelijk speelveld voor marktpartijen? Mist u relevante gezichtspunten?


1.3.3 Plaatsing van de consultatienota binnen het huidige overheidsbeleid

In het overheidsbeleid ten aanzien van de financiële sector is de afgelopen jaren reeds op verschillende terreinen aan het criterium cross-sectorconsistentie getoetst. Zo bevat de Integriteitsnota11 een aantal voornemens op het terrein van de handhaving en bevordering van de integriteit in de financiële sector. Deze voornemens hebben betrekking op bevoegdheden, capaciteit en deskundigheid van, en samenwerking tussen toezichthouders en opsporings- en vervolgingsinstanties. De beleidsvoornemens van de Integriteitsnota worden onder meer weerspiegeld in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel actualisering en harmonisatie van de financiële toezichtswetten. De Integriteitsnota is primair gericht op banken, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen en verzekeraars. Distributieconsistentie vraagt ook om een aanvullende analyse van integriteitsaspecten op het terrein van de financiële bemiddeling.

Ook in meer algemene zin kan worden geconstateerd dat het in toenemende mate in het zakelijk verkeer wenselijk wordt geacht om enige inzage te kunnen verkrijgen in de integriteit van de partij met wie men voornemens is te handelen. In dit verband kan worden gewezen op het wetsvoorstel Wijziging van de regels betreffende de verwerking van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de verwerking van personeelsgegevens in persoonsdossiers (Wet justitiële gegevens).12 Op grond van dit thans bij de Tweede Kamer voorliggende wetsvoorstel kan een verklaring omtrent gedrag worden gevraagd met betrekking tot natuurlijke en rechtspersonen indien er een gerechtvaardigde behoefte aan een integriteitsonderzoek is.

Om te bereiken dat het openbaar bestuur zich beter kan beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd, is thans bij de Tweede Kamer aanhangig het wetsvoorstel Regels inzake de bevordering van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur met betrekking tot beschikkingen of overheidsopdrachten (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur).13

Ten aanzien van informatievoorziening aan de consument is eveneens in sectoroverstijgend perspectief een traject van verbetering ingezet. In de eerdergenoemde nota Informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten is een inventarisatie gemaakt van het niveau van informatieverstrekking. Het aangrijpingspunt van die nota lag vooral bij aanbieders. Informatieverstrekking is bij uitstek een onderwerp dat relevant is voor het bemiddelingsbedrijf. De toegevoegde waarde van bemiddeling ligt immers voor een substantieel deel in het verstrekken van informatie over financiële producten en het met behulp van deze informatie helpen onderscheiden tussen verschillende producten. Bij de uitwerking van de beleidsinitiatieven die in het kader van de laatstbedoelde nota zijn gedaan, vervult de RFT een centrale rol. In dit verband wordt een kernpuntendocument per 1 januari 2002 doorgevoerd. Hiermee wordt op cross sector consistente wijze de consument inzage gegeven in de inhoud en (indien van toepassing) rendement en risico van een bepaald product.

De afgelopen periode is er voortvloeiend uit het interdepartementale project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) aandacht gekomen voor de beloningsregels voor
assurantietussenpersonen. Ter bevordering van de marktwerking mogen sinds 1 januari 2000 assurantiebemiddelaars en verzekeraars aan consumenten kortingen of cadeaus geven bij het afsluiten van een verzekering. Afhankelijk van de nu lopende evaluatie van de marktwerking en concurrentie in het assurantietussenpersonenkanaal zullen de resterende beloningsregels wellicht per 1 januari 2002 verdwijnen, zodat tussenpersonen hun beloning ook in een andere vorm kunnen ontvangen dan uit provisie van de verzekeraar. Bemiddelaars en verzekeraars zullen dan vrij zijn in de beloningsvorm, waarbij de provisie één van de mogelijkheden is. Cross-sectorconsistentie vraagt om een analyse van de beloningsregels in de belendende sectoren.


1.3.4 Plaatsing van de consultatienota binnen het huidige Europese beleid.

In Europa zijn verschillende ontwikkelingen gaande, die invloed kunnen hebben op het Nederlandse beleid inzake bemiddeling in financiële diensten. In het kader van deze nota meest relevant zijn de onderhandelingen over de conceptrichtlijn verzekeringsbemiddeling.14 Doelstellingen van dit richtlijnvoorstel zijn het verbeteren van consumentenbescherming en het faciliteren van vrije dienstverrichting door tussenpersonen in verzekeringsproducten. In de conceptrichtlijn worden vereisten voorgesteld op het gebied van deskundigheid, betrouwbaarheid en financiële garanties, en zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van status (banden met verzekeraars), dienstverlening en motivering van gegeven advies.

Daarnaast wordt momenteel onderhandeld over het richtlijnvoorstel verkoop op afstand van financiële diensten.15 Dit voorstel bevat diverse bepalingen om consumenten te beschermen indien zij op afstand financiële diensten aanschaffen. Voorop staat adequate informatieverstrekking. Hierbij zal ook informatie over de bemiddelaar moeten worden verstrekt.

Verder regelt het richtlijnvoorstel elektronische handel onder meer het toepasselijk recht bij Internetaanbiedingen en bevat tevens een beperkte informatieverplichting.16 Deze bepalingen zullen ook gaan gelden als een product of dienst wordt verhandeld door tussenkomst van een tussenpersoon.

Voor hypotheekverstrekkers en bemiddelaars is een Europese gedragscode tot stand gekomen na overleg tussen de Europese Commissie, hypotheekverstrekkers en consumentenorganisaties.17 De Europese gedragscode moet voor 30 september 2002 zijn geïmplementeerd. De belangrijkste doelstelling is transparantie op de Europese hypotheekmarkt voor woningen. Deze gedragscode voorziet in een Europees standaard informatieblad, dat vooraf aan het sluiten van het contract aan de consument moet worden verstrekt, en voorziet in productinformatie.

Tenslotte heeft de Europese Commissie aangekondigd om op korte termijn voorstellen te doen met betrekking tot de richtlijn Beleggingsdiensten (Investment Services Directive (ISD)), die op effectenbemiddelaars van toepassing is.18 Doel is daarbij om enerzijds de richtlijn te actualiseren en anderzijds zo nodig op onderdelen te preciseren. De Commissie verwacht voorstellen te kunnen doen voor een geharmoniseerd normenstelsel voor beurzen en te kunnen aangeven aan welke wettelijke kaders en normen platformen voor effectenhandel zich moeten conformeren. Het is mogelijk dat de reikwijdte van de ISD zal worden uitgebreid tot bemiddelaars in effecten die betrekking hebben op termijncontracten op grondstoffen.


2. Kwaliteitskenmerken voor een hoogwaardig distributiekanaal bemiddeling


2.1 Inleiding


Ten behoeve van het ordelijk functioneren van markten zijn door de overheid regels gesteld. De meest elementaire is wel het regelen van eigendom. Aanbieders van financiële diensten zijn in aanvulling op de algemene regels die aan het maatschappelijk verkeer zijn gesteld, specifiek onderworpen aan uitgebreide financiële wetgeving, die deels voortvloeit uit Europese regelgeving. Een belangrijke onderliggende economische ratio van de specifieke regelgeving ten aanzien van de financiële sector is het inkaderen van de onzekerheid die voortvloeit uit het deels immateriële karakter van financiële dienstverlening en die een beoordeling door de consument van de te kopen financiële diensten bemoeilijkt.

Het doel van deze wetgeving is meervoudig: zij dient ter bescherming van de belangen van de consument van financiële diensten. Daarnaast dient de regelgeving het vertrouwen in de financiële sector en het efficiënt functioneren van de financiële markten. De regels stellen eisen aan het opereren van financiële instellingen, zowel ten aanzien van de soliditeit van financiële instellingen zelf, als voor de wijze waarop zij met de consument omgaan.

In dit hoofdstuk wordt een beoordelingskader neergelegd voor de kwaliteitswaarborgen van het bemiddelingsdistributiekanaal. Het gaat daarbij zowel om de inhoud van die waarborgen zelf, te behandelen in paragraaf 2.2 als om de wijze van borging, die in paragraaf 2.3 aan de orde komt.


2.2 Kwaliteitskenmerken bemiddelingsmarkt


Aan het functioneren van iedere markt zijn kwaliteitsaspecten verbonden. Het eerste kwaliteitskenmerk, de basis van ieder marktfunctioneren, is transparantie. De wezenlijke kenmerken van het te verhandelen product of de te leveren dienst zijn bij een perfect functioneren van de markt bij zowel vrager als aanbieder bekend. Eventuele onzekerheidselementen zijn bekend en waardeerbaar.

De overheid grijpt niet altijd in indien hieraan niet volledig wordt voldaan. Zij maakt van geval tot geval een kosten-batenafweging. Zo is ten aanzien van de verkoop van voedingsmiddelen de afweging gemaakt dat bedorven waar een gevaar voor de volksgezondheid kan betekenen, dat de consument dit niet in alle gevallen zelf kan beoordelen, en derhalve preventieve waarborgen voor de versheid en voor de informatieverstrekking daarover noodzakelijk zijn.

Voor een goed functioneren van de markt voor financiële bemiddeling is het noodzakelijk dat de consument van de bemiddelingsdienst de wezenlijke kenmerken van deze dienstverlening kan beoordelen. Dit kan ten eerste door transparantie over de feitelijk te verrichten dienstverlening. Het gaat dan om informatieverstrekking over de exacte rechten en plichten die worden overeengekomen.

Een tweede kwaliteitskenmerk van een markt is de deskundigheid van een bemiddelaar. Dat de consument op de hoogte is gesteld van diensten die hem worden geleverd, hoeft immers niet te impliceren dat hij zich een oordeel kan vormen over de kwaliteit hiervan. Indien aan het product zelf onvoldoende afgelezen kan worden wat de kenmerken zijn, dan zal gekeken moeten worden naar de productiefactoren ervan, in het geval van bemiddeling met name de persoon van de bemiddelaar. De bemiddelingsdienst kan onder meer uit het geven van een advies bestaan. Voor de inhoudelijke kwaliteit van een advies is deskundigheid van de adviseur een belangrijke eigenschap.

Een derde kwaliteitskenmerk van een markt kan worden samengevat onder de noemers integriteit, legaliteit en betrouwbaarheid: de spelers op een markt dienen handelingen rechtsgeldig te verrichten en dienen voor die handelingen ook betrouwbaar te zijn. Het functioneren van markten is erbij gebaat, indien het niet nodig is om bij iedere transactie na te gaan in welke mate de tegenpartij te vertrouwen is, de transactie rechtsgeldig is en de afgesproken prestatie ook uiteindelijk nagekomen wordt. Dit betekent dus niet dat de integriteit, legitimiteit en vertrouwen 100% gewaarborgd moeten zijn, dat is in de praktijk niet mogelijk, wel betekent het dat het efficiënt is als marktpartijen zonder veel extra kosten weten in hoeverre ze hiervan uit moeten gaan. Ook hier speelt transparantie dus een wezenlijke rol.

De overheid kan op verschillende manieren ingrijpen op een markt. In het bovenstaande is de aandacht met name gericht op de transparantie. Dit laat de verantwoordelijkheid voor beslissingen volledig bij de consument, maar stelt minimumwaarborgen voor de informatie op basis waarvan consumenten deze beslissingen nemen. In de financiële sector ziet dit bijvoorbeeld op de vorm en inhoud van financiële producten. De overheid stelt geen eisen vooraf aan ieder specifiek product. De innovativiteit van de financiële markten wordt niet belemmerd door voorafgaande toestemming om producten op de markt aan te bieden. Wel worden er in het kader van transparantie een scala van eisen gesteld aan de informatieverstrekking over financiële producten.

Een vierde kwaliteitskenmerk is financiële zekerheid. Het wordt ten behoeve van het algemene vertrouwen in de soliditeit van de financiële sector zo min mogelijk aan de consument gelaten om te beslissen zaken te doen met een financieel ongezonde aanbieder. De toezichthouders bewaken de soliditeit van instellingen, zodat de consument hier niet zelf inspanningen voor hoeft te leveren. Een belangrijke reden hiervoor is dat de aanbieder gelden onder zich houdt van consumenten. Hierbij speelt tevens de lange duur van de overeenkomsten die worden aangegaan, waardoor de mate van soliditeit niet alleen relevant is op het moment van aangaan- maar ook gedurende de looptijd van de overeenkomst. Gedurende de looptijd kan de consument beperkt zijn in zijn mogelijkheid om over de toevertrouwde gelden te beschikken.

Als uitgangspunt voor de kwaliteitskenmerken die bij bemiddeling relevant zijn en de mogelijke waarborgen, dient onderstaande tabel, waarin de verschillende onderdelen waaruit de
bemiddelingsdienstverlening kan bestaan worden uitgesplitst. Sommige dienstverleners zullen slechts enkele onderdelen ervan verrichten, andere zullen het hele scala aan diensten aanbieden. Voor elk onderdeel worden de eventuele onzekerheidselementen vermeld en mogelijke kwaliteitskenmerken die een goed functioneren van de markt mogelijk maken.

Bemiddelingsdienstenniveaus, risicos en kwaliteitskenmerken

Dienstverlening Omschrijving activiteit Risico i.s.m. onzekerheid Kwaliteitskenmerken
Contact met consument Verstrekken algemene/globale informatie over aanbieders en producten Onjuiste/onvolledige informatie Transparantie

+ Integriteit

In kaart brengen behoefte klant door juiste vragen wensen/behoeften van de klant identificeren Verkeerde vragen gesteld, waardoor onvoldoende/onjuiste gegevens klant; verkeerde basis voor advies. Deskundigheid


+ Transparantie

Inhoudelijk advies vaststellen welke financiële dienst bij behoeften klant past, informatieverstrekking over verschillende financiële diensten. Onjuiste vaststelling op basis van de verstrekte gegevens, onvolledige of onjuiste informatievoorziening. Transparantie


+ Deskundigheid

+ Integriteit

Pré-selectie: Offertes opvragen voorselectie; keuze klant beperken tot enkele mogelijkheden (beslissing blijft bij klant); eventueel gegevens klant doorgeven aan aanbieder. Pré-selectie niet enkel op basis van de behoeften van de klant. Transparantie

Deskundigheid

Integriteit

Eind-selectie: Productadvies keuze van klant wordt gestuurd (beslissing blijft bij klant). Eindselectie niet enkel op basis van de behoeften van de klant. Transparantie

Deskundigheid

Integriteit

Afsluiten
juiste en volledige weergave gegevens
evt. ondertekening en verzending.

Onjuiste/onvolledige weergave gegevens; administratieve fouten, veiligheid (m.n. bij internet). Integriteit

Onderhoud periodiek controleren/actualiseren van de overeenkomst; schadeafhandeling, uitvoeren effectentransacties Niet handelen in belang klant (te laat, onzorgvuldig, te veel/te weinig) Transparantie
+ Deskundigheid

+ Integriteit

Geld (effecten) ontvangen/
Doorgeven tijdelijke beschikking over financiële waarden van consument/aanbieder, doorgeven premies, vergoedingen Financiële problemen financiële zekerheid


+ integriteit
Geld (effecten) beheren permanente beschikking over financiële waarden van consument Financiële problemen financiële zekerheid
In bovenstaand schema zijn in de eerste plaats kwaliteitskenmerken die specifiek zijn voor de financiële sector opgenomen. Algemene principes als het gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid, zoals dit voortvloeit uit het Burgerlijk Wetboek, de privacybescherming uit hoofde van de Wet bescherming persoonsgegevens, maar ook verboden om frauduleus te handelen zijn niet opgenomen. Het gaat hier immers om het signaleren van kwaliteitskenmerken die voor de financiële sector een specifieke relevantie hebben. Dit neemt vanzelfsprekend niet weg dat de algemene kwaliteitskenmerken en de waarborgen die daarvoor in het maatschappelijk verkeer worden geboden wel altijd de basis vormen. In het onderstaande worden de genoemde kwaliteitskenmerken kort besproken. Transparantie
De afnemers van bemiddelingsdiensten zullen op de hoogte moeten zijn van de te leveren dienst. Informatie over de bemiddelaar zelf, bijvoorbeeld over banden met aanbieders, de activiteiten die verricht zullen worden en de prijs die daarvoor in rekening wordt gebracht, zijn daarbij enkele in het oog springende aspecten. Daarnaast zal de consument de juiste informatie over producten en aanbieders moeten ontvangen. Op basis van die informatie moet hij immers eventueel een afweging kunnen maken. Het transparantiebelang geldt in den brede: voor iedere distributievorm, voor ieder product en voor iedere bemiddelingsdienst. Deskundigheid
Aangezien de afnemers van bemiddelingsdiensten niet in alle gevallen de inhoudelijke kwaliteit van een bemiddelingsdienst kunnen beoordelen, is de deskundigheid van de bemiddelaar een relevante factor. Bepaalde waarborgen ten aanzien van minimumdeskundigheid kunnen van belang zijn voor de kwaliteit van de dienstverlening, voor een vertrouwenwekkende markt voor bemiddelingsdiensten in het algemeen en zullen de zoekkosten naar een deskundige bemiddelaar kunnen beperken. Wel kunnen dezelfde eisen tegelijk een toetredingsdrempel voor de markt betekenen. Deskundigheid is vanzelfsprekend van belang, indien de consument beslissingen neemt op basis van een deskundig advies, en dit advies ook onderdeel uit maakt van de afgesproken dienstverlening. Ook transparantie over de beloofde prestatie en over de deskundigheid is derhalve van grote relevantie.
Integriteit/gedrag
De afnemers van bemiddelingsdiensten zullen, zoals reeds in paragraaf 2.2 betoogd, in zekere mate willen kunnen vertrouwen op de integriteit van hun tegenpartij. Hierbij is sprake van informatie-asymmetrie tussen consument en bemiddelaar. Daarnaast verkeert de consument in sommige gevallen in een ongelijke startpositie. Met het oog hierop bestaan er gedragsregels als bijvoorbeeld een verbod op cold calling (telefonische colportage) opgenomen. Financiële zekerheid
In zijn algemeenheid is het doel van het stellen van financiële eisen aan een financiële onderneming het inkaderen van financiële risicos. De motivering hierachter is dat een faillissement de consument en het financiële systeem schade toe kan brengen. De vraag is in hoeverre deze riscos aan de orde zijn bij een faillissement van een bemiddelaar. Zolang deze geen geld of effecten van de consument in zijn bezit heeft, lijdt de consument geen directe schade. De consument zal in dat geval slechts op zoek moeten naar een nieuwe bemiddelaar.
Wanneer de bemiddelaar wel over geld of effecten van de consument beschikt, terwijl hij daarmee niet onder het regime van aanbiedende instellingen op grond van de Wtk 1992 of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993) komt te vallen, dient ervoor te worden gewaakt dat de financiële belangen van consumenten voldoende zijn gewaarborgd. Dit kan langs verschillende wegen gebeuren. Zo kan het beheerde vermogen op een speciaal daartoe bestemde rekening worden gestort, of op een rekening van een (daartoe opgerichte) afzonderlijke rechtspersoon worden gezet, afgescheiden van het vermogen dat voor de bedrijfsvoering nodig is. Het notariaat kent dergelijke voorzieningen. Een andere mogelijkheid is om vast te leggen dat gelden die door een consument een bemiddelaar zijn toevertrouwd in de verwachting dat deze ze doorgeeft aan de financiële aanbieder, geacht worden ook daadwerkelijk, en dus voor risico van de financiële aanbieder door te zijn gegeven aan de financiële aanbieder.
Hierboven zijn kwaliteitskenmerken voor een hoogwaardig distributiekanaal bemiddeling besproken.

Geven transparantie, deskundigheid, integriteit/gedrag en financiële zekerheid een adequate indeling in kwaliteitskenmerken van een goed functionerende markt? Mist u relevante kwaliteitskenmerken?


2.3 Realisatie kwaliteitskenmerken
De handhaving van de geschetste kwaliteitskenmerken kan op verschillende wijzen worden gerealiseerd.
De markt
In de eerste plaats kan de markt zelf een belangrijke rol vervullen in het realiseren van een efficiënt en effectief distributiekanaal. Zowel consumenten als aanbieders hebben de vrijheid te kiezen welke bemiddelingsdiensten zij afnemen en met welke bemiddelaars zij zaken doen. Zij kunnen tot op zekere hoogte de wijze van dienstverlening via hun marktgedrag beïnvloeden. Transparantie in de af te leveren diensten is daarvoor een eerste vereiste. Een klachteninstituut of openbaarmaking van laakbaar gedrag kan een bepaald handelen afdwingen.
Algemene normstelling
Door middel van overheids- en zelfregulering kunnen eisen worden gesteld aan het gedrag van marktpartijen. Partijen kunnen worden aangesproken op het naleven van de algemene wettelijke normstelling van het Burgerlijk Wetboek, bijvoorbeeld door een vordering uit wanprestatie.
In dit kader is de wettelijke zorgplicht van de bemiddelaar van belang. In de parlementaire geschiedenis (Nota naar aanleiding van het eindverslag bij de Wabb20) wordt er van uitgegaan dat de tussenpersoon in de eerste plaats de belangen van de consument behartigt. De consument verleent de bemiddelaar opdracht om te bemiddelen bij de totstandkoming van een overeenkomst tussen de consument zelf en een aanbieder. Bij de uitvoering van die opdracht dient de opdrachtnemer de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen (artikel 7:401 BW). Deze zorgplicht wordt nader ingekleurd door wetgeving, zelfregulering en jurisprudentie.21
Een eerste invulling van de zorgplicht is in het Burgerlijk Wetboek te vinden. Een bemiddelaar moet handelen volgens de eisen van redelijkheid en billijkheid. Zo moet zijn advies de (rechterlijke) toets kunnen doorstaan dat een redelijk handelend en bekwaam vakgenoot onder dezelfde omstandigheden tot een dergelijk advies had kunnen komen.
Ook aanbieders hebben een zorgplicht jegens hun cliënten. Deze kan worden omschreven als de verplichting om rekening te houden met de belangen van de (potentiële) klant. Deze verplichting wordt onder meer ingevuld door wettelijke regels zoals artt. 6:2 en 6:248 BW die de aanbieder en consument voorschrijven zich jegens elkaar naar redelijkheid en billijkheid te gedragen en art. 6:238 dat bepaalt dat de aanbieder de verplichting heeft om bedingen duidelijk en begrijpelijk op te stellen en dat bij twijfel over de betekenis de meest gunstige uitleg voor de consument prevaleert. Daarnaast zijn er bepalingen in zelfregulering zoals artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden die een zorgvuldigheidsnorm bevat voor het handelen met cliënten waaraan nader invulling is gegeven door uitspraken van de Geschillencommissie Bankbedrijf.
Preventieve waarborgen
In de derde plaats is het mogelijk om preventief eisen op te leggen aan bemiddelaars. Dit kan op verschillende manieren door overheid en marktpartijen, waaronder ook keurmerken die met de bijbehorende voorwaarden tot toetreding tot het keurmerk een bepaald omschreven kwaliteitsniveau neerleggen. De consument weet, indien dit op een transparante wijze geschiedt, in een dergelijk geval reeds vooraf dat bepaalde kwaliteitskenmerken van het distributiekanaal gewaarborgd zijn.
Deze methode van borging vereist in principe een toetredingstoets bij registratie, en het vereist - actief of passief - toezicht op de naleving van de gestelde eisen. De mate van preventief ingrijpen op de vrije markt is onder meer afhankelijk van de mate van detaillering in eisen en de wijze van toezicht.
Overheidsinstanties kunnen in dit kader ook rechtstreeks optreden tegen het overtreden van (bestuursrechtelijke en strafrechtelijke) normen. De normstelling en de dreiging van een optreden achteraf kan een disciplinerende werking hebben. Zo kan de mogelijkheid tot het intrekken of het weigeren van een vergunning, indien aan de daaraan verbonden voorwaarden niet (langer) wordt voldaan, bijdragen tot het afdwingen van normconform gedrag. Als sluitstuk kan de overtreding van dergelijke normen in voorkomende gevallen in de Wet op de economische delicten strafbaar worden gesteld.
In de huidige praktijk wordt op verschillende wijzen invulling gegeven aan de realisatie van kwaliteitsnormen. In het volgende hoofdstuk worden de door de overheid in de financiële toezichtsregelgeving - en de markt - in zelfregulering - neergelegde waarborgen beoordeeld op de mate waarin zij voorzien in de waarborging van de in dit hoofdstuk geïdentificeerde kwaliteitskenmerken.
Wat is uw mening over het zelfreinigend vermogen van de markt, de mogelijkheden van algemene normstelling en de wenselijkheid van preventieve waarborgen?


3. Kwaliteitskenmerken versus de huidige waarborgen. 3.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 zijn de kwaliteitskenmerken van het bemiddelingsdistributiekanaal geïdentificeerd. Een passende invulling (door overheid en marktpartijen) van de kenmerken kan bijdragen aan het efficiënt functioneren van financiële markten, aan een voldoende mate van vertrouwen in de financiële sector en aan goede bescherming van de belangen van de consument. In dit hoofdstuk wordt de vraag gesteld in welke mate de huidige regelgeving en zelfregulering voorzien in de waarborging van de genoemde kwaliteitskenmerken. Het gaat hierbij om de regels die zien op bemiddeling in verzekeringsproducten, het aantrekken van gelden, bemiddeling in effecten, het aanbrengen van cliënten bij effecteninstellingen, en het bemiddelen in consumptief en hypothecair krediet. De cliëntenremisier wordt volgens de definitie in de Wte eveneens als effectenbemiddelaar aangemerkt. De regelgeving die op de cliëntenremisier van toepassing is, is echter dermate verschillend dat deze categorie apart wordt benaderd. Waar in de tekst het begrip effectenbemiddelaar (met vergunning) wordt gebruikt, wordt derhalve niet de cliëntenremisier bedoeld. De STE heeft een nieuwe beleidslijn ten aanzien van cliëntenremisiers in voorbereiding. Het gaat daarbij met name om cliëntenremisiers met een adviesrelatie. Voor zover te onderkennen worden de kwaliteitskenmerken in elementen onderverdeeld. Van elk element wordt aangegeven of dit al dan niet afdoende is geregeld. Daarin besloten ligt een beoordeling op het criterium cross-sectorconsistentie. Gekeken wordt of de geconstateerde afwijkingen per deelsector gevolg zijn van relevante sectorinhoudelijke verschillen.

Daarbij worden regelgeving en zelfregulering tevens beoordeeld op distributieconsistentie. (Zelf)regulering dient niet van invloed te zijn op de keuze om al dan niet van een specifiek distributiekanaal gebruik te maken, tenzij daar distributiespecifieke gronden voor zijn. De bijlagen bevatten per kwaliteitskenmerk een meer gedetailleerd overzicht van relevante bepalingen.

Om op distributieconsistentie te kunnen beoordelen, wordt - voor zover relevant- in het kort aandacht besteed aan de regelgeving die op aanbieders ziet. In een aparte paragraaf wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van internet.

3.2 Informatieverschaffing/transparantie

Adequate informatie biedt de consument de mogelijkheid om wezenlijke kenmerken van de bemiddelingsdienst en het aangeboden product te kunnen beoordelen. Om een oordeel te kunnen vormen over de mate waarin de huidige regelgeving voorziet in waarborgen voor transparantie is dit begrip opgedeeld in 4 te onderscheiden elementen: de relatie van de bemiddelaar met de aanbieder, de inhoud van de bemiddelingsdienst, de beloning en de informatie over de producten van de aanbieders.

3.2.1 Relatie bemiddelaar - aanbieder.

Openheid over de relatie van de bemiddelaar met de aanbieder geeft de consument een handvat om zich een oordeel te kunnen vormen over de achtergrond van de bemiddelaar. De bemiddelaar behoeft niet volledig ongebonden te zijn. Er is vanuit distributieconsistentie geen bezwaar tegen een bemiddelaar die zich contractueel of anderszins beperkt tot het bemiddelen voor een of enkele aanbieders. Men kan immers veelal ook een product direct via een aanbieder aanschaffen. Voor een consument is het wel relevant om te weten dat een bemiddelaar zich beperkt tot bemiddeling in producten van één of enkele aanbieders.

De huidige regelgeving geeft het volgende beeld te zien. De Nederlandse Vereniging van Makelaars in Assurantiën en Assurantieadviseurs (NVA) kent in zelfregulering een verplichting voor de aangesloten assurantietussenpersonen om het eigendomsbelang dat een verzekeraar heeft te melden. De bij de Nederlandse Bond van Assurantiebemiddelaars (NBVA) aangesloten assurantietussenpersonen mogen geen banden met verzekeraars hebben, waarmee het lidmaatschap een indicatie voor onafhankelijkheid is.

Bij de parlementaire behandeling van de verschillende wetsvoorstellen inzake de Wabb zijn vanuit de Tweede Kamer vragen naar een standaardopdrachtformulier opgekomen.21 Het doel van een standaardopdrachtformulier is om de consument een beter inzicht te verschaffen in hetgeen hij van de assurantietussenpersoon mag verwachten. Hierbij is door de Minister toegezegd dat een dialoog tussen de Consumentenbond en de bedrijfstakorganisaties op dit punt zou worden bevorderd. Tevens is door de Minister gesteld dat in het kader van deze analyse zou worden bezien in hoeverre overheidsregulering wenselijk is.22 Zeer onlangs hebben het Verbond van Verzekeraars, de NBVA en de NVA na overleg met de Consumentenbond de Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (GIDI) ontwikkeld. GIDI schrijft onder meer voor dat een assurantietussenpersoon aangeeft in hoeverre hij vrij is in het adviseren dan wel of hij op grond van afspraken en/of overeenkomsten met verzekeraars beperkt is in zijn advies aan de klant. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2002.

Ook de conceptrichtlijn verzekeringsbemiddeling bevat uitgebreide bepalingen op dit terrein. Zo moet de assurantietussenpersoon zijn rechtstreekse of niet rechtstreekse banden met verzekeraars vermelden en elke contractuele verplichting om slechts met één of meer verzekeraars te werken.

Een gevolmachtigd agent van een verzekeraar moet zich op basis van de wet als zodanig bekend maken. Tevens voorziet de regelgeving erin dat de door de gevolmachtigd agent afgegeven polis of het polisaanhangsel de verzekeraar vermeldt voor wiens rekening de verzekering is afgesloten. GIDI schrijft voor dat de gevolmachtigd agent de consument informeert over de gevolgen en de betekenis van het optreden namens de verzekeraar van de gevolmachtigd agent. De Stichting Keurmerk Hypotheken (SKHB) vereist een zelfstandige onafhankelijke opstelling van haar leden. De effectenbemiddelaar die orders van de cliënt bij een andere effecteninstelling aanbrengt, dient naam en adres van die instelling te vermelden. Deze verplichting geldt eveneens voor de cliëntenremisier die de cliënt bij een andere effecteninstelling aan brengt.

Aanbieders die rechtstreeks producten aanbieden, hebben niet de verplichting om te vermelden dat zij zich in hun dienstverlening tot hun eigen producten beperken. Dit is vanuit het oogpunt van consumentenbescherming niet vanzelfsprekend in situaties waarin de consument geen onderscheid ziet tussen een rechtstreeks handelend aanbieder en het intermediair. Zo behoeft bijvoorbeeld een werknemer van een bankverzekeraar die werkzaam is in de buitendienst, en daarmee voor een consument vaak niet te onderscheiden is van een bemiddelaar, zich thans niet als zodanig bekend te maken. Toch zal hij zich bij zijn advisering beperken tot de producten van zijn werkgever. Vanuit het oogpunt van distributieconsistentie roept dit vragen op.

3.2.2 De inhoud van de bemiddelingsdienst

De consument die de relatie tussen bemiddelaar en aanbieder kent, kan dit meewegen in zijn eigen beoordeling van de bemiddelaar. De consument is daarmee nog niet volledig geïnformeerd. Ook een geheel ongebonden bemiddelaar kan zich immers beperken tot louter verkoop voor één of enkele aanbieders. Door steeds snellere marktontwikkelingen is het de consument ook niet altijd duidelijk wat hij bij nieuwe distributiekanalen en methoden voor dienstverlening mag verwachten. Voor de consument is het van belang om te weten of de bemiddelaar optreedt als adviseur of als zuivere verkoper van financiële producten.

De huidige regelgeving geeft het volgende beeld te zien. De effectenbemiddelaar met vergunning verleent inzage in de aard van zijn dienstverlening door de tussen hem en de cliënt te sluiten cliëntenovereenkomst. Daarnaast dient hij te voorzien in procedures voor de verstrekking van informatie die de consument nodig heeft voor de beoordeling van zijn diensten en producten. Ook op de cliëntenremisier zien informatiebepalingen. Deze zijn echter beperkt gezien de beperkte dienstverlening die hij mag verrichten. Bij bemiddeling in kredieten dient de bemiddelaar op grond van de Wck slechts aan te geven dat hij optreedt als bemiddelaar en niet als kredietgever. Zelfregulering verplicht de bemiddelaar in kredieten alle kredietmogelijkheden te onderzoeken en bij het niet honoreren van een aanvraag te wijzen op de eventuele mogelijkheid om elders een krediet te verkrijgen.

Bij de bemiddeling in hypotheken legt de SKHB in zelfregulering de verplichting op om onder meer keuzemogelijkheden voor de klant zichtbaar te maken. In de verzekeringssector bevat GIDI modelvoorschriften voor de assurantietussenpersoon over de inhoud van de dienstverlening. Ook bevat de conceptrichtlijn verzekeringsbemiddeling bepalingen op dit terrein. De assurantietussenpersoon die verklaart dat hij advies verstrekt over door een groot aantal verzekeraars geboden dekking, dient advies te verlenen op basis van een onpartijdige en voldoende brede analyse van de op de markt verkrijgbare overeenkomsten, waardoor hij in staat is om een verzekeringsproduct aan te bevelen dat aan de behoeften van de consument voldoet. Hij dient de verlangens en behoeften van de consument schriftelijk vast te leggen en een toelichting te geven met betrekking tot de elementen waarop zijn advies is gebaseerd.

3.2.3 Beloning

Transparantie over de beloning kan zowel inzicht bieden in de prijs/kwaliteitsverhouding van de bemiddelingsdienst, als een onderdeel vormen in de algemene beoordeling van de bemiddelingsdienst. Voor de effectenbemiddelaar met vergunning geven de cliëntenovereenkomst en de effectennota inzage in de in rekening te brengen kosten, waaronder commissie. GIDI legt op de assurantietussenpersoon de verplichting om de consument te informeren over de wijze waarop hij voor zijn werkzaamheden wordt beloond. De overige bemiddelaars behoeven thans geen inzage te geven in de hoogte van de vergoeding voor de bemiddelingsdienst en de wijze waarop zij beloond worden. In de hypotheekbranche moet een bij de Stichting Erkenningsregeling Hypotheekadviseurs (SEH) aangesloten Erkend Hypotheekadviseur op verzoek van de consument aangeven hoe hij wordt beloond. In in de verzekeringsbranche geeft de Code rendement en risico inzage in de kosten van aanbieders en bemiddelaar gezamenlijk. Voor consumentenkrediet wordt in informatie over de gezamenlijke kosten van aanbieder en bemiddelaar voorzien door de prospectus die de kredietgever op grond van de Wck beschikbaar dient te stellen. Op dit gebied wordt thans in EU-verband onderhandeld over de conceptrichtlijn verkoop op afstand van financiële diensten. De conceptrichtlijn bepaalt cross sector dat bij verkoop op afstand van financiële diensten de consument inzage in het totaal van de kosten moet worden gegeven. Dit geldt ook indien via een bemiddelaar wordt gehandeld.

Voor de consument is het meer nog van belang welke prijs hij betaalt voor de financiële dienstverlening in zijn totaliteit. Het gaat daarbij met name om de vraag welke aanbieder of productsoort het best in zijn behoefte voorziet. Idealiter zal de consument in zijn afweging om al dan niet een bemiddelaar in te schakelen ook de daaraan verbonden kosten kunnen betrekken en de eventuele financiële belangen die in de specifieke dienstverlening een rol zouden kunnen spelen. Om volledig te kunnen vergelijken zou de consument dan overigens ook inzage moeten hebben in de dienstverlening van de rechtstreeks handelende aanbieder en de daaraan verbonden kosten. De huidige regelgeving is hier niet op toegesneden.

De regelgeving kent tenslotte ook regels over de wijze van beloning zelf. Op onderdelen vergelijkbaar met de beloningsregels in de Wabb die, afhankelijk van de nu lopende evaluatie van de marktwerking en concurrentie in het assurantietussenpersonenkanaal, wellicht per 1 januari 2002 zullen verdwijnen, leidt ook de Wck tot de verplichting dat kredietbemiddelaars door provisie van de kredietgever beloond worden. De overwegingen die voor de Wabb beloningsregels en de eventuele verdere deregulering daarvan gelden, zijn ook op het terrein van de kredietbemiddeling relevant.

3.2.4 Informatie over producten van aanbieders

Voor aanbieders gelden veelal specifieke informatieverplichtingen. Deze vereisten zijn ook van belang indien via een bemiddelaar wordt gehandeld. De aanbieder die er voor kiest een bemiddelaar in te schakelen, draagt hierbij een verantwoordelijkheid. Zo is in de toelichting bij de ministeriële Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers 1998 (RIAV 1998) opgemerkt dat de verzekeraar, die de tussenpersoon bij de informatieverschaffing inschakelt voor de informatieverschaffing, verantwoordelijk blijft. Degene die rechtstreeks met de klant handelt, is echter een noodzakelijke schakel in de informatieverstrekking met een eigen verantwoordelijkheid. De bemiddelaar zal veelal een zelfstandige actor in het financiële distributiekanaal zijn op wiens bedrijfsprocessen de aanbieder geen rechtstreekse controle kan uitoefenen.

De huidige regelgeving geeft het volgende beeld te zien. De op aanbieders van consumentenkrediet van toepassing zijnde Wck en het Besluit Kredietaanbiedingen bevatten bepalingen over de inhoud en vorm van de hiervoor genoemde prospectus en de overige wijzen van kredietaanbiedingen. Momenteel wordt een herziening van de Wck voorbereid. De herziening is erop gericht om het consumentenkrediet meer te betrekken in het toezicht op de financiële sector en om de effectiviteit en efficiëntie van dit toezicht verder te verbeteren. Hiertoe zal de Wck beter worden ingericht op het toezicht door de DNB en zullen de handhavingsmogelijkheden worden uitgebreid. Zo zullen bijvoorbeeld dwangsommen en bestuurlijke boeten worden geïntroduceerd. Verder zullen de vereisten ten aanzien van de informatieverstrekking in lijn worden gebracht met de regelgeving voor andere financiële producten, onder meer door implementatie van de beleidsinitiatieven uit de eerdergenoemde nota informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten.

Voor de aanbieders van hypothecaire financieringen geldt de Gedragscode Hypothecaire Financieringen. Deze gedragscode is in zelfregulering tot stand gekomen. Een Europese gedragscode voor hypotheekverstrekkers is in zelfregulering tot stand gekomen via onderhandelingen tussen de Europese consumentenverenigingen en de Europese vereniging van banken die woningkredieten aanbieden. Deze gedragscode voorziet in een Europees standaard informatieblad, dat vooraf aan het sluiten van het contract aan de consument moet worden verstrekt, en voorziet in productinformatie. De gedragscode moet 30 september 2002 zijn geïmplementeerd.

Voor verzekeraars geldt de RIAV 1998. Op grond van deze regeling dient de verzekeraar in het algemeen vóórdat de overeenkomst tot stand komt productinformatie te verstrekken. Verder is in zelfregulering van het Verbond van Verzekeraars de eerdergenoemde Code Rendement en Risico tot stand gekomen. Deze code heeft als doel de consument voorlichting te geven over levensverzekeringen en beoogt een handvat te bieden voor productvergelijking. Per 1 januari 2002 zal een verbeterde versie worden doorgevoerd. Banken, effecteninstellingen, beleggingsinstellingen en verzekeraars moeten voor complexe financiële producten per 1 januari 2002 de consument informeren middels een kernpuntendocument. Dit document zal belangrijke informatie over producten bevatten en daarmee eveneens een handvat voor vergelijking geven. Overeenkomstig de RIAV 1998 zal de aanbieder een bemiddelaar kunnen inschakelen bij de informatieverstrekking, waarbij dan een verantwoordelijkheid op de aanbieder blijft rusten.

Een effectenbemiddelaar met vergunning dient op grond van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (NR 1999) gegevens te verstrekken over de financiële instrumenten en de daaraan verbonden risicos. Voor assurantietussenpersonen zijn er op dit gebied alleen bepalingen in zelfregulering. De NVA legt haar leden de verplichting op om de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers 1998 te volgen. Op de bemiddelaar in consumptief krediet rust een wettelijke verplichting om de prospectus van de kredietverlener aan de consument beschikbaar te stellen. In zelfregulering wordt deze prospectusplicht met andere informatiebepalingen aangevuld. Voor bemiddeling in hypothecair krediet gelden alleen bepalingen in zelfregulering om alle relevante informatie aan de klant voor te leggen. De Gedragscode Hypothecaire Financieringen voorziet in een verplichting voor de aanbieders om in hun overeenkomsten met hypotheekbemiddelaars op te nemen dat ook deze bemiddelaars de gedragscode naleven. Naar verwachting wordt de Europese gedragscode geïntegreerd met de Gedragscode Hypothecaire Financieringen, zodat de bemiddelaars contractueel worden verplicht de consument te voorzien van het Standaard Informatieblad.

3.2.5 Bevindingen

Transparantie over de relatie aanbieder bemiddelaar is wettelijk geregeld voor de effectenbemiddelaar met vergunning en komt voor andere bemiddelaars beperkt voor in zelfregulering.

Een wettelijke regeling voor transparantie over de inhoud van de dienstverlening bestaat voor de effectenbemiddelaar met vergunning. Voor hypotheekbemiddelaars, assurantietussenpersonen en in mindere mate voor bemiddelaars in consumentenkredieten wordt hierin voorzien in zelfregulering.

De aard van de bemiddelingsdienst en de complexiteit van de producten vragen om transparantie inzake de bemiddelingsdienst. Voor de verzekeringssector wordt hieraan tegemoet gekomen door GIDI. GIDI is evenwel sectorspecifiek en kent derhalve beperkingen in reikwijdte. Assurantietussenpersonen bemiddelen naast verzekeringen immers ook in andere financiële producten.

Een wettelijke regeling inzake transparantie over de beloning bestaat voor de effectenbemiddelaar met vergunning. De huidige wettelijke beloningsregels met betrekking tot verzekeringen en consumentenkrediet zijn niet toegespitst op transparantie. Voor de verzekeringssector wordt hieraan tegemoet gekomen met GIDI. In de hypothekenbranche wordt hierin in zelfregulering voorzien.

Voor de aanbieders van producten zelf ligt er een uitgebreid kader op grond van regelgeving en zelfregulering voor het verstrekken van productinformatie. Deze regelgeving wordt thans uitgebreid vanuit een cross sectorale aanpak door middel van een kernpuntendocument.

Er is geen cross sector brede regelgeving die
productinformatieverschaffing waarborgt bij inschakeling van een bemiddelaar. Wel legt de RIAV 1998 een verantwoordelijkheid bij de aanbieder indien de informatieverstrekking via de bemiddelaar verloopt. Dit zal ook het geval zijn bij de verstrekking van een kernpuntendocument. Tevens voorziet de gedragscode Hypothecaire Financieringen in de bepaling dat de aanbieder schriftelijk met de bemiddelaar moet overeenkomen dat de bemiddelaar de gedragscode met de daarin opgenomen informatieverplichtingen naleeft.

Hierboven zijn de diverse bestaande waarborgen voor transparantie beschreven en tegen het licht gehouden.
Wat zijn uw ervaringen met de informatievoorziening bij bemiddeling? Bent u van mening dat er op dit moment voldoende waarborgen zijn voor een adequate informatievoorziening ten aanzien van de onderscheiden elementen?

3.3 Deskundigheid

De wetgeving die op aanbieders van financiële producten van toepassing is, kent enkele bepalingen op het gebied van deskundigheid. De vaststelling van de benodigde deskundigheid geschiedt door de toezichthouder, die daarbij rekening houdt met de aard en de omvang van een onderneming en de deskundigheid van het gehele bestuur. De vereiste deskundigheid van een nieuwe bestuurder is daarom afhankelijk van de reeds in het bestuur aanwezige expertise.

Deskundigheid omvat sectorspecifieke technische kennis en algemene managementkennis. Beide moeten in voldoende mate aanwezig zijn om leiding te kunnen geven aan de onderneming. Deze deskundigheidseis ziet in beginsel niet op het personeel dat rechtstreeks betrokken is bij (de advisering aan) de consument. Dergelijke activiteiten vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van het bestuur.

Deskundigheid is vanzelfsprekend in zijn algemeenheid ook van belang voor bemiddelaars en is meer specifiek vaak een belangrijke asset van de bemiddelaar. Een bepaalde minimumdeskundigheid kan bijdragen aan een vertrouwenwekkende markt voor bemiddelingsdiensten. Deskundigheid kan worden verkregen door opleiding en ervaring. Een diploma vormt dan een eenvoudig controleerbare indicatie voor een zeker kennisniveau. De aldus opgedane kennis dient wel te worden bijgehouden gezien de ontwikkelingen in de financiële sector.

In de toetsing van de regelgeving en zelfregulering worden dan ook twee elementen onderscheiden, te weten opleidingen en permanente educatie.

3.3.1 Opleiding versus algemene eis

De Wabb stelt voor de verzekeringsbranche specifieke opleidingsvereisten. Aan deze vereisten wordt door een assurantietussenpersoon voldaan, indien het zogenaamde Assurantiebemiddeling B diploma is behaald. Deze vereisten zijn beperkt tot de feitelijk leider. De feitelijk leider moet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor een juiste uitoefening van het assurantiebemiddelingsbedrijf na te komen. De feitelijk leider kan een ander zijn dan de eigenaar/directeur. Voor de makelaar in assurantiën gold voorheen het Assurantiebemiddeling A diploma. De wettelijke bescherming voor de titel makelaar is echter vervallen. In zelfregulering wordt thans door de Stichting Assurantie Registratie (SAR) een register gevoerd waarbij men zich kan laten inschrijven als registermakelaar in assurantiën, indien men in bezit is van het A diploma. Aan de opleidingsvereisten van de Wabb wordt door de gevolmachtigd agent voldaan, indien het Assurantiebemiddeling A diploma en het diploma Gevolmachtigd Agent zijn behaald. Ook de conceptrichtlijn verzekeringsbemiddeling stelt
deskundigheidsvereisten.

De vergunningverlening aan de effectenbemiddelaar is gebonden aan wettelijke deskundigheidsvereisten. Hieraan wordt geen invulling gegeven door een specifiek diploma maar door een algemeen deskundigheidsvereiste. Een ieder die een effecteninstelling krachtens wet, statuten of reglementen vertegenwoordigt dan wel het dagelijks beleid van de effecteninstelling bepaalt, dient naar het oordeel van de STE voldoende deskundig te zijn in verband met de bedrijfsvoering van de effecteninstelling. De deskundigheidsvereisten hangen samen met de effectendiensten die worden verricht en de werkzaamheden van de betrokken persoon. Hierbij wordt gekeken naar werkervaring en opleiding.

De adviseur die in dienst is van een effectenbemiddelaar met vergunning kan zich onder voorwaarden laten inschrijven bij het Dutch Securities Institute (DSI) waartoe hij onder meer aan opleidingsvereisten dient te hebben voldaan.

In de krediet- en hypotheeksector zijn er opleidingsvereisten in zelfregulering. Voor de bemiddelaars in consumptief krediet is in zelfregulering bepaald dat een lid van de Nederlandse Vereniging van Financieringsondernemingen (NVF) ervoor zal zorgdragen dat op iedere vestiging een persoon aanwezig is die in het bezit is van het diploma Financieringen. Voor de bemiddelaar in het aantrekken van gelden en de cliëntenremisier gelden er geen opleidingsvereisten.

3.3.2 Permanente educatie

Een eenmaal afgegeven diploma blijft geldig maar is geen garantie voor een blijvende deskundigheid gezien de snelle ontwikkelingen in de financiële sector. Permanente educatie kan hier een bijdrage leveren. Er zijn geen wettelijke regels inzake permanente educatie. Wel wordt hierin voorzien door zelfregulering door de NBVA, de NVA, de SEH, en de SKHB. De Nederlandse Vereniging van Gevolmachtigde Assurantie-agenten (NVGA) zal een systeem van verplichte permanente educatie voor haar leden gaan doorvoeren. Effectenbemiddelaars met vergunning die aan DSI deelnemen moeten een programma tot permanente educatie opstellen. Daarnaast kent de erecode van de Vereniging van Financieringsondernemingen (VFN) de bepaling dat de financieringsondernemingen de vakbekwaamheid van de bemiddelaars zullen bevorderen.

3.3.3. Bevindingen

Met name op het gebied van de hypotheek-, effecten en assurantiebemiddeling is er sprake van uitgebreide waarborgen bij wet dan wel in zelfregulering. In permanente educatie wordt in deze branches voorzien door zelfregulering. Het ontbreken van een opleiding voor de bemiddelaar in het aantrekken van gelden en de cliëntenremisier volgt uit de beperkte inhoud van hun bemiddelingsactiviteiten.
Wat zijn uw ervaringen met de deskundigheid bij bemiddeling? Bent u van mening dat er op dit moment voldoende waarborgen zijn voor adequate deskundigheid?

3.4 Integriteit

Voor aanbieders geldt een nauw omschreven betrouwbaarheidstoets. De financiële toezichthouders en de Minister van Financiën hebben gezamenlijk beleidsregels opgesteld voor de betrouwbaarheidstoetsing van (kandidaat) (mede) beleidsbepalers en houders van gekwalificeerde deelnemingen in onder toezicht staande instellingen. Betrouwbaarheid blijkt onder meer uit het zich onthouden van gedragingen die in strijd zijn met waarheidslievenheid, verantwoordelijkheidszin, prudentie en discretie. Toetsing vindt plaats aan de hand van onder meer strafrechtelijke, financiële en toezichtsantecedenten en door middel van een vragenlijst, gegevens van buitenlandse overheidsinstanties en referenties.

Voor het vertrouwen in de financiële markt is het ook van belang dat kan worden uitgegaan van de persoonlijke integriteit van bestuurders en medewerkers van bemiddelingsbedrijven en de integriteit van het marktgedrag van de bemiddelaar. Om te kunnen bepalen of het huidige kader voldoet, wordt dit op twee elementen beoordeeld. Dit zijn integriteitstoetsing aan de poort en een verplichting tot het hebben van gedragscodes ter bestrijding van de inbreuken op de integriteit.

3.4.1 Integriteitstoetsing aan de poort

Het doel van integriteitstoetsing aan de poort is om bij voorbaat niet-integere personen van de beroepsgroep uit te sluiten. In de huidige regelgeving zijn er grote verschillen per sector. De assurantietussenpersoon en de effectenbemiddelaar ( waaronder de cliëntenremisier) dienen zich in te schrijven in een register. Een assurantietussenpersoon en een gevolmachtigd agent worden niet ingeschreven indien zij in faillissement verkeren of de vrees bestaat dat zij de stand zullen schaden. Van elke bestuurder van een onderneming die een aanvraag indient, alsook van de daarin opgegeven feitelijk leider(s) van het uit te oefenen
assurantiebemiddelingsbedrijf, wordt verlangd mededeling te doen van veroordelingen ter zake van misdrijven of economische delicten en lopende opsporingsonderzoeken. Ook op schorsing uit een bepaalde functie of niet eervol ontslag dient te worden ingegaan.

In beginsel zullen veroordelingen en onregelmatigheden die een inbreuk indiceren op de betrouwbaarheid die van personen in de wereld van de financiële dienstverlening moet worden verlangd, een belemmering vormen om gunstig op de aanvraag tot inschrijving te kunnen beslissen.

Beleidsbepalers van effectenbemiddelaars (en zij die hen kunnen benoemen of ontslaan) worden onderworpen aan een betrouwbaarheidstoets conform de voor aanbieders geldende toets. Voor de van de vergunningsverplichting vrijgestelde cliëntenremisiers geldt er geen voorafgaande betrouwbaarheidstoetsing. In zelfregulering kennen de NVA, de NBVA, de SKHB en de DSI nog een betrouwbaarheidstoets. Voorts zullen leden van de NVGA bij inschrijving een verklaring omtrent gedrag dienen te overleggen.

3.4.2 Gedragscodes

Wettelijke gedragscodes, die tot doel hebben om integriteit van de bemiddelaar te waarborgen zijn er alleen voor effectenbemiddelaars met vergunning en summier voor de cliëntenremisier. In zelfregulering dienen de bemiddelaars die zich hebben aangesloten bij de NVA, de NBVA, de DSI, de SEH, de SKHB en de NVF zich aan de gedragscodes van - of onderschreven door - die organisaties te houden.

3.4.3 Bevindingen

Een wettelijke integriteitstoets is er alleen voor de effectenbemiddelaar met vergunning en de assurantietussenpersoon. Dit wordt in deze sectoren aangevuld met integriteitstoetsing in zelfregulering. Daarnaast is er voor de hypotheekbemiddelaars een integriteitstoets in zelfregulering. Het ontbreken van een integriteitstoets in de overige sectoren wordt niet gerechtvaardigd door sectorspecifieke verschillen. Voor elke sector is het van belang dat niet integere personen worden geweerd.

Alleen bij branche-organisaties aangesloten bemiddelaars dienen zich aan de daarvoor geldende gedragsregels te houden. Voor alle bemiddelaars in elke sector is het van belang dat eenmaal toegelaten personen integer blijven handelen. De huidige regelgeving en zelfregulering is derhalve niet cross sector consistent. Wat zijn uw ervaringen met de integriteit en het gedrag van bemiddelaars? Bent u van mening dat er op dit moment voldoende waarborgen zijn ten aanzien van de integriteit en het gedrag?

3.5 Financiële zekerheid

Aanbieders moeten een goede administratieve organisatie en interne controle hebben. Dit strekt ter bescherming van de consument en dient in de laatste instantie ook om de toezichthouders adequaat te informeren. Voor aanbieders geldt omvangrijke regelgeving om financiële risicos in te kaderen. Deze is terug te voeren op het feit dat aanbieders gelden van het publiek onder zich houden en hier risicos op aangaan.

Voor het vertrouwen in de financiële sector is het ook van belang dat eventueel aan de bemiddelaar toevertrouwde gelden bij de consument of aanbieder terechtkomen. Beoordeeld is of het huidig regelgevend kader voorziet in bescherming tegen verlies van aan de bemiddelaar toevertrouwde gelden. Hierbij is gekeken naar
organisatorische/administratieve bepalingen. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van bescherming tegen de gevolgen van een onjuist advies.

3.5.1 Organisatorische/administratieve bepalingen

In het geval van premie incasso bij assurantiebemiddeling is het gebruikelijk dat geldstromen via de bemiddelaar lopen. Het Burgerlijk Wetboek en de Wabb voorzien in waarborgen. Ook de concept-richtlijn verzekeringsbemiddeling voorziet in waarborgen op dit gebied.

Een effectenbemiddelaar met vergunning heeft de wettelijke verplichting ervoor te zorgen dat effecten en gelden van cliënten waarover hij kan beschikken zich niet kunnen vermengen met de eigen gelden en effecten van de effectenbemiddelaar. Als vangnet fungeert de Beleggers Compensatie Regeling.

De cliëntenremisier dient zich te beperken tot het aanbrengen van cliënten bij effecteninstellingen. Voor de overige sectoren is het niet gebruikelijk dat de geldstromen via de bemiddelaar lopen. Er zijn echter geen specifieke wettelijke bepalingen die dit verhinderen. Voor het bemiddelen bij het aantrekken van gelden bepaalt de ontheffingsregeling van de Wtk 1992 dat het geld op naam van de kredietinstelling moet worden ontvangen. Voor hypotheekbemiddelaars en bemiddelaars in consumptief krediet zijn er geen wettelijke bepalingen ten aanzien van de geldstromen. Hypotheekbemiddelaars hebben na het afsluiten van de hypothecaire lening geen bemoeienis meer met de uitvoering van de overeenkomst en in die hoedanigheid ontvangen of betalen ook zij geen gelden. Bij bemiddeling in consumptief krediet komt het vermoedelijk incidenteel voor dat de bemiddelaar gelden incasseert of uitbetaalt.

3.5.2 Beroepsaansprakelijkheid

Voor overige financiële risicos, zoals van een verkeerd advies, kan een beroepsaansprakelijkheidsverzekering waarborgen bieden. Een beroepsaansprakelijkheidsverzekering is dan ook met name van belang voor een adviserende bemiddelaar. De huidige regelgeving kent in geen enkele sector een dergelijke verplichting. Wel is er een dergelijke verplichting op grond van zelfregulering verplicht binnen branche organisaties van assurantietussenpersonen en bemiddelaars in hypothecaire kredieten. Ook NVGA leden zullen op grond van aangescherpte lidmaatschapseisen een
beroepsaansprakelijkheidsverzekering moeten hebben.

3.5.3 Bevindingen

De Wabb, Wte 1995 en de Wtk 1992 bevatten van elkaar verschillende specifieke bepalingen ten aanzien van financiële zekerheid voor respectievelijk de assurantietussenpersoon, de effectenbemiddelaar en de bemiddelaar in het aantrekken van gelden. Voor de bemiddelaars in consumenten- en hypothecair krediet en de cliëntenremisier ontbreken dergelijke bepalingen. Voor de cliëntenremisier moet dit bezien worden in het perspectief van de beperkingen die aan zijn activiteiten zijn gesteld.

Uit het voorgaande volgt dat de verschillen in regelgeving hun achtergrond vinden in de per sector verschillende rollen van de bemiddelaars. Indien bemiddelaars gelden van derden gaan beheren, zijn zij al snel niet meer als bemiddelaar aan te merken en vallen zij onder het wettelijk regime voor aanbieders.

De effectenbemiddelaar met vergunning dient over voldoende eigen vermogen te beschikken. De hoogte hiervan is afhankelijk van de activiteiten van de effectenbemiddelaar. Een cliëntenremisier mag uitsluitend cliënten aanbrengen bij een effecteninstelling, die bij de STE is geregistreerd en een vergunning heeft, of bij een beleggingsinstelling. Een verplichting tot het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering moet dan ook worden gezien in het licht van de reeds aanwezige aanzienlijke waarborgen.

Voor wat de overige sectoren betreft, bestaat in zelfregulering de verplichting om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te sluiten. Voor niet bij branche organisaties aangesloten hypotheekbemiddelaars en de assurantietussenpersonen is dit derhalve niet gewaarborgd.

Er worden diverse methoden van waarborging van financiële zekerheid gehanteerd.
Wat zijn uw ervaringen met de financiële zekerheid van bemiddelaars? Bent u van mening dat de financiële zekerheid van bemiddelaars voldoende is gewaarborgd?

3.6 Handhaving

In de voorafgaande paragrafen is beoordeeld in hoeverre wetten en zelfregulering de bemiddelaar voorzien in normen op het gebied van transparantie, deskundigheid, integriteit en financiële zekerheid. Onderstaand wordt beoordeeld in hoeverre wordt voorzien in handhaving van deze normen door toezicht of de mogelijkheid voor consumenten om bij een klachteninstituut een klacht in te dienen.

3.6.1. Toezicht

Banken, verzekeraars en effecteninstellingen (waaronder de effectenbemiddelaar) staan onder rechtstreeks toezicht. De wettelijke eisen hebben onder meer betrekking op rechtsvorm, aantal, deskundigheid en betrouwbaarheid van bestuurders en beleidsbepalers, gekwalificeerde deelnemingen, werkzaamheden en financiële waarborgen. Wanneer instellingen niet aan de vereisten voldoen, kunnen aanwijzingen worden gegeven en kan in het ultieme geval de vergunning worden ingetrokken. Daarnaast kunnen toezichthouders dwangsommen en boetes opleggen.

In dit kader heeft ook de Economische Controledienst (ECD) een rol. De ECD heeft onder meer als taak het toezien op de handhaving van de integriteit in de financiële markten. Zij ziet hierbij onder meer toe op de naleving van de Wabb, Wte 1995, Wtb (Wet toezicht beleggingsinstellingen) en de Wtk 1992. Naast controleonderzoeken is zij onder meer belast met het opsporen van strafbare feiten. Tevens verricht zij ook informatieve onderzoeken ten behoeve van De Nederlandsche Bank (DNB) en de STE zoals onderzoeken naar antecedenten van (toekomstige) bestuurders van effecteninstellingen.

De ECD werkt hierbij met andere instanties samen. In dit verband kan het Financieel Expertise Centrum (FEC) worden genoemd. Dit is een in 1999 gestart samenwerkingsverband tussen DNB, STE, de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK), de ECD, de Fiscale Inlichtingen- en opsporingsdienst, Korps Landelijke Politiediensten/directie recherche, Belastingdienst/Grote ondernemingen Amsterdam, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, Openbaar Ministerie/Arrondissementsparket Amsterdam en Politie Amsterdam-Amstelland. Het doel van het FEC is het bevorderen van integriteit in de financiële sector. Het FEC heeft hiertoe onder meer een onderzoek gedaan naar gevolmachtigd agenten en cliëntenremisiers.

Voor bemiddelaars geeft de regelgeving het volgende beeld te zien. De effectenbemiddelaar staat onder direct toezicht, uitgeoefend door de STE. De effectenbemiddelaar behoeft een vergunning. Het toezicht betreft zowel gedragstoezicht, waarmee onder meer het beschermen van de consument tegen ontoelaatbaar gedrag van de effectenbemiddelaar wordt beoogd, als - meer beperkt - bedrijfseconomisch toezicht, waarmee onder meer wordt beoogd de consument te beschermen tegen faillissement van de instelling. Daarnaast houdt het DSI een openbaar register met deskundigheids- en integriteitseisen. Uitsluitend effecteninstellingen die onder wettelijk toezicht staan, kunnen hieraan deelnemen.

Een cliëntenremisier is vrijgesteld van de vergunningsplicht, maar dient zich wel te laten inschrijven in het register bij de STE. De registerinschrijving vindt in beginsel plaats zonder toetsing op betrouwbaarheid of deskundigheid.

De assurantietussenpersoon en de gevolmachtigd agent staan niet onder direct toezicht van een specifieke toezichthouder. Er is geen vergunningseis. Wel dienen zij zich te laten inschrijven in respectievelijk het register van tussenpersonen en het register van gevolmachtigde agenten. Hierbij controleert de SER of is voldaan aan de in de Wabb gestelde vestigingseisen. Een dergelijke controle vindt vervolgens periodiek plaats. De SER heeft hierbij de bevoegdheid tot doorhaling van de registratie en kan onder voorwaarden de doorhaling uitstellen.

De PVK heeft aangegeven om in haar toezicht op verzekeraars het toezicht door de verzekeraars op de gevolmachtigd agenten actief te gaan aansturen, monitoren en te beoordelen.

De bemiddelaar in het aantrekken van gelden staan eveneens niet onder direct toezicht. Er is geen vergunningseis. In beginsel is het wel verboden te bemiddelen, tenzij er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voor de vrijstelling dient de DNB te worden geïnformeerd over de bemiddelingsovereenkomst tussen de bemiddelaar en de aanbieder/kredietinstelling, waardoor DNB met de bemiddelaar bekend is. In het kader van het reguliere toezicht van de kredietinstelling kan een onderzoek naar de bemiddelaar worden verricht. Indien niet aan de vrijstellingsvoorwaarden wordt voldaan, kan een ontheffing worden gevraagd bij het ministerie van Financiën. De bemiddelaar in consumptief krediet staat eveneens niet onder een direct toezicht. Er is geen register waarin de bemiddelaar zich moet inschrijven en er is geen vergunningsstelsel.

Door branche-organisaties worden registers bijgehouden van hun leden. Bij inschrijving wordt beoordeeld of aan de inschrijvingsvereisten is voldaan. Hiervan is geen sprake bij de bemiddelaar in het aantrekken van gelden en de cliëntenremisier.

3.6.2 Klachteninstituut/procedure
Een buitengerechtelijk klachteninstituut draagt ertoe bij dat consumenten, die van mening zijn dat de diensten van een bemiddelaar niet voldoen, op een eenvoudige wijze zelf actie kunnen ondernemen. De effectensector kent de Klachtencommissie DSI die de klachten van het beleggende publiek tegen deelnemende effecteninstellingen behandelt. Cliëntenremisiers zijn hierbij niet aangesloten. In de verzekeringssector bestaat de Stichting Klachteninstituut Verzekeringen (SKV). Deze stichting heeft de bevoegdheid om klachten te behandelen tegen bij het SKV aangesloten verzekeraars en tussenpersonen. Momenteel zijn de leden van de NVA en de NBVA bij de SKV aangesloten. De conceptrichtlijn verzekeringsbemiddeling bepaalt voorts dat de lidstaten de invoering van klachteninstituut aan moeten moedigen voor alle tussenpersonen. In de hypothekensector kunnen klachten over aangesloten bemiddelaars worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Beroepscode Erkend Hypotheekadviseurs en de Stichting Keurmerk Hypotheekbemiddeling. Klachten over leden van de Nederlandse Vereniging van Financieringsadviseurs (NVF) kunnen bij de NVF worden ingediend.

3.6.3 Bevindingen

Slechts voor de effectenbemiddelaars met vergunning is er een direct toezicht. Een registerinschrijving van de cliëntenremisier vindt in beginsel plaats zonder toetsing op betrouwbaarheid of deskundigheid door de STE. De STE heeft zoals reeds eerder vermeld over de cliëntenremisier een beleidslijn in voorbereiding. Assurantietussenpersonen vallen niet onder direct toezicht maar er wordt voor inschrijving in het SER-register beoordeeld of aan wettelijke vereisten is voldaan. Periodiek vindt een controle van gegevens plaats. Voor de overige bemiddelaars is er geen sprake van een aan het starten van de bemiddelingsactiviteiten voorafgaande wettelijke controle.

Voor bemiddelaars in het aantrekken van gelden, consumptief krediet en hypothecair krediet is het handhavingsarrengement volledig repressief van aard. Cross-sector geldt dat niet naleving van specifieke bepalingen van Wte 1995, Wabb, Wck en de Wtk 1992 die als economisch delict zijn aangemerkt, strafrechtelijk kunnen worden vervolgd.

Aan klachteninstituten en procedures bestaat een grote verscheidenheid. Niet alle sectoren hebben een klachteninstituut en binnen sommige sectoren kan alleen worden geklaagd over degene die zich vrijwillig bij het desbetreffende
klachteninstituut/branche-organisatie hebben aangesloten. De beroepsmogelijkheden variëren en de onafhankelijkheid van de klachtbehandelaar is niet in alle gevallen voldoende gewaarborgd. Voortvloeiend uit de eerdergenoemde nota Informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten zal de Raad van Financiële Toezichthouders de stroomlijning op dit terrein gaan onderzoeken.

Hierboven is beschreven in hoeverre wordt voorzien in de handhaving van de normen op het gebied van transparantie, deskundigheid, integriteit, en financiële zekerheid. Tevens is beschreven in hoeverre wordt voorzien in de mogelijkheid voor consumenten om bij een klachteninstituut een klacht in te dienen.
Wat zijn uw ervaringen met het functioneren van de huidige handhavingsarrangementen? Bent u van mening dat met de huidige setting van financiële toezichthouders, de SER, de ECD, klachteninstanties, overige handhavings- en opsporingsautoriteiten, branche-organisaties en andere maatschappelijke organisaties een adequaat kader voor handhaving is gerealiseerd dat ook in de praktijk en in de onderlinge rolverdeling naar behoren functioneert?

3.7 Internet

De huidige regelgeving en zelfregulering die ziet op de waarborging van de kwaliteitskenmerken is net zo goed op virtuele bemiddeling van toepassing als op traditionele bemiddelingsactiviteiten. Dit geldt ook voor de beoordeling van de kwaliteitskenmerken in de voorgaande paragrafen.

Een aantal bepalingen van de huidige (zelf)regulering die voor een fysiek bemiddelingskantoor in voldoende mate invulling geven aan de kwaliteitskenmerken, zijn echter niet altijd eenduidig toepasbaar op bemiddeling via internet. Zo bepaalt de Wabb dat de feitelijk leider van een assurantiekantoor een substantieel gedeelte van de openingstijden daadwerkelijk aanwezig is. Dit roept vragen op als een website continue bereikbaarheid kent, terwijl ook de controle of aan de bepaling wordt voldaan, minder eenvoudig is dan bij het traditionele intermediair. De SER geeft voor bij haar ingeschreven virtuele tussenpersonen een meer functionele invulling aan het begrip feitelijk leider, waarbij het accent ligt op de verantwoordelijkheid voor het functioneren van het kantoor.

Voor zover het op internetsites slechts gaat om het rangschikken van producten op rendement is er geen sprake van bemiddeling. De vergelijkingssite maakt dan geen deel uit van de distributiekolom en is daarmee geen direct aangrijpingspunt voor additionele waarborgen. Bij verstrekking van onjuiste of misleidende informatie aan de consument zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Gegeven de constatering dat transparantie/informatieverstrekking van belang is voor een goed functionerende bemiddelingsmarkt dient de vorm waarin de informatieverstrekking plaatsvindt in de pas te lopen met de toepassing van technologische ontwikkelingen in het intermediaire distributiekanaal. Alleen dan kunnen de vruchten van die ontwikkelingen optimaal worden geplukt. In Nederland geldt voor virtuele aanbieders nog de eis van schriftelijke informatieverstrekking. In verband met de implementatie van de Richtlijn elektronische handel en Richtlijn inzake elektronische handtekening23 zal de eis van schriftelijkheid echter aan belang inboeten.

Momenteel kunnen de waarborgen die bestaan voor de integriteit van de schriftelijke informatie en de authenticiteit van de informatie in de internetomgeving nog niet in alle gevallen worden gewaarborgd.

Van bijzonder belang is de handhavingsanalyse uit de vorige paragraaf. Laagdrempelige toegang en het ontbreken van fysieke grenzen maken dat nieuwe partijen op eenvoudige wijze tot de bemiddelingsmarkt kunnen toetreden, waarbij deze toetreding niet altijd even gemakkelijk waarneembaar hoeft te zijn als de fysieke opening van een bemiddelingskantoor. De financiële toezichthouders bestuderen in een gezamenlijke werkgroep met het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) en de Economische Controle Dienst (ECD) de mogelijkheden van het opsporen van illegale financiële dienstverleners op het internet en de vormgeving van de consumentenbescherming in een virtuele omgeving. Vanuit de verantwoordelijkheid van de toezichthouders ligt de focus daarbij in eerste instantie op dienstverlening door aanbieders.

3.8 Conclusie

Het regelgevend kader voor bemiddelaars geeft per sector een sterk wisselend beeld te zien. Zo bevat het regelgevend kader voor de effectenbemiddelaar met vergunning een uitgebreide set aan waarborgen. Cliëntenremisiers behoeven geen vergunning. Wel heeft de STE voor de cliëntenremisiers een beleidslijn in voorbereiding. Het gaat daarbij met name om cliëntenremisiers met een adviesrelatie. Voor hypotheekbemiddelaars ontbreken wettelijke waarborgen, maar bestaan er relatief veel waarborgen in zelfregulering.

De mate waarin transparantie door de bemiddelaar is gewaarborgd, wisselt per deelsector. Het gaat hier om transparantie op het gebied van de gebondenheid van de bemiddelaar waaronder de beloning, de inhoud van de bemiddelingsdienst en het verschaffen van productinformatie.

Voor bemiddelaars geldt in het algemeen dat zij zich in zekere mate een oordeel moeten kunnen vormen over de behoeften van de consument versus de mogelijkheden die de producten bieden en de mogelijkheden die de consument gezien zijn financiële positie heeft. Dit weegt zwaarder naarmate de adviesrol van de bemiddelaar groter is. Een zekere deskundigheid is daarvoor van belang. Buiten de wettelijke verplichte opleidingseisen voor de assurantietussenpersoon en de algemene deskundigheidsvereisten voor de effectenbemiddelaar wordt hierin voor verscheidene sectoren in voorzien door branche-organisaties.

Bemiddeling heeft in elke sector gemeen dat naast de kwaliteit van de bemiddelingsdienst ook de betrouwbaarheid van de bemiddelaar pas na verloop van tijd is vast te stellen. De consument is derhalve erbij gebaat als hij op eenvoudige wijze kan vaststellen of hij met een betrouwbare bemiddelaar handelt. Het regelgevend kader kent thans niet in elke sector waarborgen. Opmerking verdient wel dat een bemiddelaar veelal op meerdere terreinen actief is en derhalve vaak reeds aan een integriteitstoetsing onderworpen.

De regelgeving voorziet in waarborgen voor die bemiddelaars die gelden van de consument onder zich houden. De verschillen in sectorale regelgeving worden hier grotendeels verklaard door de verschillen in geldstromen.

Het handhavingsarrangement voor bemiddelaars is voornamelijk repressief. Dit heeft als consequentie dat incidenten veelal rechtstreeks de consument treffen. Direct toezicht op bemiddelaars ontbreekt nagenoeg.

De conclusie is dat de vanuit het verleden ontstane sectorale wetgeving en zelfregulering per te onderscheiden sector een wisselend beeld toont in de waarborging van de gewenste kwaliteitskenmerken en het toezicht daarop. Voor de effectenbemiddelaar met vergunning bevat het regelgevend kader een uitgebreide set aan kwaliteitswaarborgen en een rechtstreeks toezicht door de STE. Voor assurantietussenpersonen en gevolmachtigd agenten beoordeelt de SER of aan de gestelde vereisten wordt voldaan. Voor de overige categorieën is geen sprake van een dergelijke controle. Voor zelfregulering geldt dat alleen de bij branche-organisaties aangesloten bemiddelaars hieraan zijn gebonden.


4. Kader voor nieuw beleid

4.1 Uitgangspunten

Zowel in aanbod als in distributie van financiële diensten is in toenemende mate sprake van een aanzienlijke vervlechting. Financiële producten zijn substitueerbaar en distributiekanalen kunnen meervoudig worden ingezet.

De keuze van aanbieders en consumenten om al dan niet via het intermediaire distributiekanaal zaken te doen moet een inhoudelijke zijn en niet worden gestuurd door het regelgevend kader. Hieruit volgen distributieconsistentie en cross-sectorconsistentie als uitgangspunten voor te ontwikkelen beleid.

In het formuleren van beleid is een overdaad aan regelgeving of te hoge administratieve lasten vanzelfsprekend te vermijden, waarbij lasten en baten tegen elkaar dienen te worden afgewogen. Hieruit vloeien de uitgangspunten proportionaliteit en uitvoerbaarheid voort.

In de voorgaande hoofdstukken is een aantal kwaliteitskenmerken geschetst die voor een goed functionerende markt voor financiële bemiddeling van belang zijn. Deze kwaliteitskenmerken zijn transparantie over de inhoud van de bemiddelingsdienst en de relatie met de aanbieder (waaronder de beloningstructuur), deskundigheid, integriteit van de bemiddelaar, en financiële zekerheid.

In dit hoofdstuk worden ter consultatie de hieruit voortvloeiende aandachtsgebieden en de nadere invulling van een kader voor nieuw beleid en de uitvoering daarvan voorgelegd. Dit kader zal in principiële zin in ieder geval moeten omsluiten (de activiteiten van) de assurantietussenpersoon, de effectenbemiddelaar (in het bijzonder de cliëntenremisier), de bemiddelaar in het aantrekken van gelden, de hypotheekbemiddelaar en de bemiddelaar in consumentenkrediet. Het binnen dit kader te waarborgen niveau kan verschillen naar de aard van de rol die de bemiddelaar in het distributiekanaal speelt.

Overigens geldt voor de effectenbemiddeling dat met de Wte reeds een volledig wettelijk toezichtskader werkzaam is. Overlap dient vanzelfsprekend te worden voorkomen. Dit kader heeft dan ook mede tot doel om in principiële zin de toereikendheid en consistentie van bestaande wet- en regelgeving en zelfregulering te omvatten en daarin witte vlekken in te vullen. Zoals in de voorgaande hoofdstukken worden ook hier ter consultatie specifieke vragen gesteld.

4.2 Reikwijdte financiële bemiddeling

Distributieconsistentie brengt met zich mee dat de regelgeving zoveel mogelijk dient aan te knopen bij (de inhoud van) economische activiteiten. De door de marktpartijen gekozen vormgeving is vanuit de positie van de consument veelal een minder relevant aanknopingspunt. Het inzetten van derden in het distributiekanaal van aanbieders van financiële producten, ook als dit bijvoorbeeld supermarkten zouden betreffen, mag niet leiden tot inhoudelijk niet verdedigbare verschillen in de daarvoor geldende wettelijke vereisten. Vanzelfsprekend past daarbij wel een goed oog voor de proportionaliteit en heeft ieder distributiekanaal zo zijn eigen karakteristieken die hun eigen meerwaarde hebben.

Voor de distributie van financiële producten naar de consument via een derde zou een formele inkadering meerwaarde kunnen bieden. Dit zou kunnen reiken van enkel registratie tot een uitgebreide set aan eisen die een handvat voor overheidsingrijpen bieden. Het betekent niet dat de ruimte voor zelfregulering moet worden verlaten. In meerdere gevallen kan een formele inkadering juist de zelfregulering een maatschappelijke meerwaarde bieden.

10. Zijn er naar uw mening bijzondere algemene aandachtspunten die bij een eventuele formele inkadering een rol zouden moeten spelen?

11. Hoe ziet u de verhouding tussen regulering en zelfregulering? In welke gevallen acht u een bepaald type kwaliteit een onderscheidend kenmerk, dat in de profilering op de markt zijn meerwaarde kan hebben, en in welke gevallen en in welke mate acht u een marktbrede waarborging van kwaliteitskenmerken wenselijk.

12. Welke aanknopingspunten ziet u voor differentiatie in eisen?

4.3 Informatieverschaffing/Transparantie

Het oogmerk van transparantie is tweeledig. Enerzijds stelt dit de consument vooraf in staat een verantwoorde keuze te maken, en daarbij te kiezen tussen de verschillende distributiekanalen en de verschillende dienstverleners. Anderzijds draagt transparantie voor zowel de consument als voor de dienstverlener bij aan duidelijkheid over de rechten en plichten hetgeen achteraf een handvat kan bieden bij eventuele geschillen. Naarmate het aan te schaffen product en de dienstverlening minder complex zijn, is vanzelfsprekend minder informatie strict noodzakelijk. In dit kader kan worden verwezen naar het eerdergenoemde kernpuntendocument, dat bij complexe financiële producten zal worden verstrekt. De toegevoegde waarde van additionele informatie en de invulling van informatieverstrekking dienen dan ook te worden afgewogen tegen de daarmee samenhangende toename van administratieve lasten.

Voor de consument kan het van belang zijn kennis te verkrijgen over de status van de dienstverlener met wie hij zaken doet: is hij daadwerkelijk een derde en dus niet rechtstreeks in dienst van een aanbieder; zijn er bijvoorbeeld eigendomsbelangen, is er een relevante specifieke beloningsstructuur tussen dienstverlener en aanbieder of zijn er andere feiten die relevante aangrijpingspunten zijn voor de consument in zijn beoordeling van de status van de dienstverlener en zijn dienstverlening. Niet elke vorm van gebondenheid kan worden geopenbaard en is van even groot belang. Ook een meer op het eindresultaat gerichte mededeling van een bemiddelaar, bijvoorbeeld dat hij volledig vrij is in zijn advisering, zal voor de consument reeds relevante informatie zijn.

Voor de consument is het daarnaast van belang dat hij kennis kan verkrijgen over de inhoud van de financiële dienstverlening. Voor zowel de consument als voor de bemiddelaar geeft dit zekerheid over rechten en plichten. Ook de prijs die voor de financiële dienstverlening wordt betaald, zal voor sommige consumenten relevant kunnen zijn, terwijl voor anderen een totaalprijs voor het uiteindelijk geleverde financiële product voldoende zal zijn.

Tenslotte is het van belang dat de consument de door de aanbieder te leveren (product-)informatie ook ontvangt, indien een derde bij de distributie wordt ingeschakeld.

13. Op welke wijze dient naar uw mening informatie te worden verschaft: mondeling, schriftelijk/electronisch; actief of passief? Is het naar uw mening wenselijk de wijze van informatieverstrekking vast te leggen?

14. Welke indicaties van gebondenheid acht u relevant en praktisch werkbaar?

15. Hoe kan transparantie over de inhoud van de financiële dienstverlening praktisch vorm worden gegeven?

16. Is het naar uw mening wenselijk om additionele waarborgen te creëren voor verstrekking door de bemiddelaar van de door de aanbieder te leveren informatie?

17. Naast transparantie over de beloningsvorm van bemiddelaars kunnen ook regels ten aanzien van de beloningswijze zelf gesteld worden. Zijn dergelijke regels naar uw mening wenselijk en welk mechanisme ligt er naar uw mening in besloten?

18. Voor een vergelijking van de dienstverlening in verschillende distributiekanalen geeft enkel transparantie over de dienstverlening van bemiddelaars niet het volledige beeld. Acht u additionele informatie-eisen aan aanbieders wenselijk, en zo ja, in welke gevallen en op welk gebied?

19. Hoe ziet u ten aanzien van informatieverschaffing de verhouding tussen regulering en zelfregulering?

4.4 Deskundigheid

Eén van de overwegingen voor een consument om gebruik te maken van een bemiddelaar zal vaak zijn het ontbreken van een eigen specifieke deskundigheid. De consument zal er in voorkomende gevallen van uit willen en moeten kunnen gaan dat een op de financiële markt actieve bemiddelaar over een zekere deskundigheid beschikt en daar wellicht ook informatie over willen ontvangen.

Met de zich snel ontwikkelende financiële sector is daarbij ook de actualiteit van de deskundigheid relevant. Vanzelfsprekend is deskundigheid niet voor elke rol in het distributiekanaal en elke sector van gelijk belang.

20. Op welke wijze dient naar uw mening deskundigheid te worden gewaarborgd? Welke rol hebben overheid en marktpartijen in de toetsing van deskundigheid en in de nadere invulling van deskundigheid?

21. Acht u differentiatie in eisen wenselijk en zo ja, op welke wijze? Acht u waarborgen wenselijk ten aanzien van permanente deskundigheid, en zo ja, op welke wijze?

22. Hoe kan transparantie over deskundigheid worden vormgegeven?

4.5 Integriteit

Voor elke sector is het van belang dat niet integere personen worden geweerd. De afnemers van bemiddelingsdiensten behoren uit te kunnen gaan van de betrouwbaarheid van de bemiddelaar. Ook de organisatorische integriteit van de onderneming van de bemiddelaar en de relationele integriteit (het gedrag van de bemiddelaar) zijn relevante factoren.

23. Hoe dient naar uw mening invulling te worden gegeven aan deze waarborgen?

4.6 Financiële zekerheid

Anders dan voor aanbieders van financiële producten, behoort tot de primaire functie van bemiddelaars niet het aantrekken en transformeren van gelden van het publiek. Wel kan het voorkomen dat geldstromen zoals verzekeringspremies, aflossingen en uitkeringen via de bemiddelaar verlopen.

Daarnaast kan het bij bemiddeling gaan om grote financiële belangen. De financiële consequenties van fouten aan de zijde van de bemiddelaar kunnen zijn financiële draagkracht te boven gaan. In de markt worden hiertoe veelal beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen afgesloten.

Voor de consument kan het zekerheid geven als hij enige bescherming geniet tegen financiële problemen bij de bemiddelaar. Vanzelfsprekend geldt dit ten principale voor iedere vorm van dienstverlening, ook buiten de financiële sector, zodat bij eventuele additionele waarborgen de proportionaliteit nadrukkelijk in het oog dient te worden gehouden. In de markt zijn met name, in het verlengde van het bijzondere karakter van de financiële sector dat met zich brengt dat het publiek gelden aan financiële instellingen toevertrouwt, lichte waarborgen als derdenrekeningen, bevrijdende betaling en garantstellingen in gebruik. Ook worden in de markt veelal beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen afgesloten.

24. Op welke wijze zou naar uw mening vorm moeten worden gegeven aan het waarborgen van financiële zekerheid?

4.7 Vormgeving van een vorm van toezicht op de bemiddelaars

Bij de keuze voor een toezicht op de bemiddelaars gaat het er om tot een effectieve en efficiënte vorm te komen. Kernelement daarin is het neerleggen van een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, marktpartijen en consumenten. Bij het ingrijpen in een markt past terughoudendheid. Alleen al het transparant maken van verantwoordelijkheden kan ordenend en waar nodig reinigend werken.

Voor de invulling van een vorm van toezicht op bemiddeling in financiële diensten kan een model in drie lijnen een basisstructuur voor het denken bieden (i) indirect toezicht via de aanbieder (waarop de financiële toezichthouders toezien); (ii) registratie en direct toezicht op de bemiddelaar; (iii) transparantie en klachteninstituten voor de consument.

(i) De aanbieder van financiële producten kan, voorzover dit binnen de redelijke grenzen van zijn mogelijkheden en verantwoordelijkheid ligt, toezien op de kwaliteit van zijn distributiekanaal. De financiële toezichthouders kunnen vervolgens in hun toezicht op aanbieders betrekken de wijze waarop de aanbieder waarborgen voor de kwaliteit van zijn distributiekanaal neerlegt.

(ii) In principe kunnen alle bemiddelaars in financiële diensten worden geregistreerd. Dit zou vragen om een afstemming van eventueel te stellen eisen en voorwaarden aan de specifieke rol in het distributiekanaal.

(iii) Aanbieders noch toezichthoudende instanties zullen toezien op de kwaliteit van elke individuele bemiddelingsdienst. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor de consument. Laagdrempelige voorzieningen als een klachteninstituut kunnen een bijdrage leveren aan een goede positie van de consument.

25. Op welke wijze kan naar uw mening vorm worden gegeven aan deze drie lijnen? Op welke wijze dient eventuele sanctionering bij niet-naleving plaats te vinden? Welke rolverdeling ziet u tussen overheid en markt? Welke rol en rolverdeling ziet u voor de diverse overheidsinstellingen, en in het bijzonder voor de financiële toezichthouders?

Bijlage 1 Informatieverstrekking

Onderstaand gaat het om de op de bemiddelaar rustende informatieverplichting ter zake van de bemiddelingsdienst en het financiële product waarin wordt bemiddeld, de beloning en de mate van gebondenheid van de bemiddelaar.

Sector

Wettelijk

Zelfregulering

Algemeen

BW 6:233, 6:234: redelijke mogelijkheid geven kennisname algemene voorwaarden

6:194: verbod misleidende reclame

Verzekeringen

Wabb art.11 (tussenpersoon moet melding maken van zijn status als gevolmachtigd agent)

WTV 1993 art. 181 (gevolmachtigd agent moet verzekeraar op polis of aanhangsel vermelden)

Ontwerp richtlijn verzekeringsbemiddeling:

Art. 10: informatie verstrekken over status, bindingen met verzekeraars, productieverplichtingen, totstandkoming advies

Art. 11: informatie moet in beginsel schriftelijk

NVA: volgen regeling informatieverstrekking aan verzekeringsnemers (RIAV), transparantie over gebondenheid.

NBVA: in advies en voorlichting belang consument voorop, geen banden met verzekeraars

GIDI:inhoud dienstverlening, wijze van beloning, aangeven in hoeverre vrijheid om te adviseren bestaat

Aantrekken van gelden

Art.4 Vrijstellingsregeling 82 Wtk 1992. Bemiddelaar moet naam kredietinstelling vermelden

Krediet

Wck art.26 kosteloze prospectus kredietgever

Wck art.30 (opnemen bemiddelaar in akte)

Besluit kredietaanbiedingen Wck art.3 (aangeven van de rol van de eigen organisatie en bepalingen voor productomschrijving)

NVF: alle relevante voorwaarden moeten aan de consument worden gemeld, alle kredietmogelijkheden onderzoeken. Beschikbaarheid relevante correspondentie voor de consument.

Hypotheken

Gedragscode/Standaard Informatieblad

SKHB: onafhankelijke opstelling,volledige en juiste informatie, informatiefolder, neutrale presentatie, evaluatiemomenten, drie varianten weergeven, documentatie advies.

SEH: op verzoek beloningswijze aangeven

Effecten

Wte 1995 art.11 en Bte 1995 art.27 (informeren over garantieregeling)

Bte 1995 art.24, onderdeel c (verstrekken van gegevens en bescheiden)

Bte 1995 art.25 (schriftelijke cliëntenovereenkomst)

Bte 1995 art.28, NR. art 34.(informatie effectennota) Bte 1995 art.29 (overzicht vermogen van cliënt) NR 1999 art.27 (sluiten cliëntenovereenkomst)
NR 1999 art.33 (informatie nodig voor beoordeling diensten en producten)

NR 1999 art. 38 informatie tijdig en begrijpelijk

DSI: Informatie over beleggingsresultaat moet juist, nauwkeurig en volledig zijn, bij voorkeur volgens bestaande standaarden. Melden van feiten die met advies in conflict zijn.

Cliëntenremisier

NR 1999 art. 33

NR 1999 art. 38

Bijlage 2 Deskundigheid/vakbekwaamheid

Onderstaand volgt een inventarisatie van wettelijke voorschriften en zelfregulering ter zake van deskundigheid. Het gaat hierbij om opleidingvereisten en permanente educatie.

Sector

Wettelijk

Zelfregulering

Algemeen

BW 6:2, 6:248 (redelijkheid en billijkheid)

BW 7:401: opdrachtnemer (bemiddelaar) moet zorg van goed opdrachtnemer in acht nemen

(vergelijking met redelijk handelend en bekwaam vakgenoot)

Verzekeringen

Wabb art.4 (vakbekwaamheidseisen),

Besluit vakbekwaamheidseisen Wabb (Kenniseisen ten aanzien van o.a. verschillende typen verzekeringen, recht, sociale zekerheidstelsel en de verzekeringsbranche)

Stichting Examens Assurantiebedrijf geeft invulling aan wettelijke exameneisen.

Ontwerp richtlijn verzekeringsbemiddeling:

art. 4: adequate kennis en vaardigheid vereist

Verbond, NBVA, NVA, NVGA: permanente educatie SAR (registermakelaar)

Aantrekken van gelden

Krediet

VFN: bevordering deskundigheid

NVF: diploma financiering

Hypotheken

SEH: minimaal een jaar werkervaring, permanente educatie-eisen.

SKHB: als bij SEH + diploma Assurantiebemiddeling A of B, opleidingsplan voor alle medewerkers.

Effecten

Bte 1995 art.10 (deskundigheidsoordeel bestuurders door toezichthouder )

DSI: Minstens de helft van de werktijd aan het betreffende vakgebied besteden,
opleidings- en ervaringseisen op basis- en seniorniveau, permanente educatie.

Cliëntenremisier

Bijlage 3 Integriteit/gedrag

Onderstaand volgt een inventarisatie van wettelijke voorschriften en zelfregulering ter zake van deskundigheid. Het gaat hierbij om bepalingen ter zake van integriteitstoetsing aan de poort en een verplichting tot gedragscodes ter bestrijding van de inbreuken op de integriteit.

Sector

Wettelijk

Zelfregulering

Algemeen

BW 3:11: goede trouw: onderzoeksplicht

BW 3:13 Verbod misbruik bevoegdheid

BW 3:32 Handelingsbekwaamheid

BW 3:35: Vertrouwensbeginsel: rekening houden met deskundigheid consument bij diens uitingen/wensen

BW 6:2: gedragen overeenkomstig eisen van redelijkheid en billijkheid

6:248 aanvullende/derogerende werking redelijkheid en billijkheid

BW 7:427 Geen belangenverstrengeling bij dienen van twee opdrachtgevers

BW 7:402.1: gevolg geven aan aanwijzingen opdrachtgever

BW 7:427: dienen van twee opdrachtgevers alleen indien inhoud rechtshandeling vaststaat

Verzekeringen

Wabb art.4, Wabb art.8 (beroepscategorie niet schaden en niet in strijd handelen met belangen van verzekeraars of verzekerden)

Ontwerp richtlijn verzekeringsbemiddeling:

art. 4: betrouwbaarheid (geen strafblad, niet failliet)

Verbond van Verzekeraars: fraudeprotocol.

NVA: verbod op koppelverkoop,

NVA + NBVA: integriteitstoets bij aanmelding

NVGA: verklaring omtrent gedrag

Aantrekken van gelden

Krediet

VFN: handel met onbetrouwbare bemiddelaars wordt ontraden, geen koppelverkoop.

NVF: geen discriminatie, melden alle relevante informatie aan aanbieder, geen koppelverkoop, toezien op gedragingen medewerkers.

Hypotheken

SKHB: correct omgaan met gegevens, ondertekening beroepscode, betrouwbaarheidstoets.

Effecten

Bte 1995 art.24, NR art. 25,28,29,30,32 (transacties en handelen in belang van cliënt)
Bte 1995 art.15 (voorkomen belangenconflicten)
Bte 1995 art.11 (betrouwbaarheidstoetsing)
NR 1999 art.22 en 23 (interne gedragscode voor omgaan met koersgevoelige en vertrouwelijke marktinformatie en voor privé-transacties)

NR 1999 art.26 (derden niet zonder toestemming benaderen) NR 1999 art.41 (geen diensten verrichten voor niet geregistreerde effecteninstellingen)

NR 1999 art.42 (gedragslijn bij aannemen personeel)

DSI: Integriteitsmodule moet worden afgerond.
Men moet handelen op basis van integriteit, deskundigheid en waardigheid met alle stakeholders.
Geregistreerden moeten eerlijk marktgedrag vertonen en zich houden aan beroepsethiek,
Men dient de belangen van de cliënt voorop te stellen in de relatie met de cliënt.
Naleven van code van de werkgever ter vermijding van vermenging van zakelijk en privé belang.

Cliëntenremisier

NR 1999 art. 25, 32

Bijlage 4 Financiële waarborgen

Onderstaand volgt een inventarisatie van wettelijke voorschriften en zelfregulering ter zake van financiële waarborgen. Het gaat hierbij om waarborgen tegen financieel onvermogen van de bemiddelaar inclusief een beroepsaansprakelijkheidsverzekering.

Sector

Wettelijk

Zelfregulering

Algemeen

BW 3:15a voeren van een goede administratie

BW 2:10, leden 2-4 (nadere invulling 3:15a)

BW 6:32: Bevrijdende betaling aan een ander dan de schuldeiser, voor zover degene aan wie betaald moet worden de betaling heeft bekrachtigd of erdoor is gebaat.

Verzekeringen

Wabb art.4, Wabb art.8. (financiële eis dat bedrijf niet failliet is)

Wabb art.12 (portefeuillerecht)
Wabb art.14 (regeling van incasso premies)
Wabb art.17 (overboeken van cliënt naar andere tussenpersoon mag alleen met toestemming huidige tussenpersoon)

Ontwerp richtlijn verzekeringsbemiddeling:

art. 4 dekking tegen beroepsaansprakelijkheid

art. 4 financiële garanties (tegen insolventie)

art. 6 notificatie bij activiteiten over de grens

Verbond van Verzekeraars, NVA, NVBA, NVGA:beroepsaansprakelijkheids- verzekering

.

Aantrekken van gelden

Vrijstellingsregeling art. 4 (2)b: uit administratie moet blijken dat gelden op naam van de kredietinstelling zijn ontvangen.

Krediet

VFN: handelen conform reglementen Stichting Bureau Krediet Registratie en de Nederlandse Vereniging Van Volkskrediet, stimulering gedragscode Schuldregeling.

NVF: verplichte aantekening van alle werkzaamheden, waarborgen privacy cliënt.

Hypotheken

SEH, SKHB: beroepsaansprakelijkheidsverzekering

SKHB: waarborgen privacy cliënt, hypotheekbemiddeling als hoofdactiviteit, bereikbaarheid, klantendossiers, serviceplicht, klantenonderzoek, minimum aantal hypotheken en geldverstrekkers, accountantsverklaring.

Bijlage 4 Financiële waarborgen (vervolg)

Sector

Wettelijk

Zelfregulering

Effecten

Bte 1995 art.12, art.13, art.23 NR art. 4-7 (vermogenseisen)

NR art.8 (bewaking en beheersing grote risico's)

NR 1999 art.9-11,44 (rapportage aan STE)

Wte 1995 art. 11 (indienen jaarrekening)

Wte 1995 art. 28a, lid 1 en lid 2 (beleggerscompensatieregeling)

Bte 1995 art.14 (beleidsbepaling door meerdere personen) Bte 1995 art.16, NR 12-18 (beschermen gelden cliënten tegen misbruik) Bte 1995 art.17 (kwaliteit administratieve organisatie) Bte 1995 art.18 (locatie hoofdkantoor)
Bte 1995 art.24 (intern controle mechanisme)
Bte 1995 art.25 (schriftelijke overeenkomsten) Bte art.30 (bewaren gegevens)

DSI: verplichting zorgvuldig onderzoek naar de financiële situatie van de cliënt.

Cliëntenremisier

Bijlage 5 Registratie en/of vergunning

Onderstaand volgt een inventarisatie van wettelijke voorschriften en zelfregulering ter zake van de handhaving van de kwaliteitsnormen voor de bemiddeling. Het gaat hierbij om een verplichting tot registratie en/of het hebben van ene vergunning.

Sector

Wettelijk

Zelfregulering

Algemeen

Handelsregisterwet: onderneming moet zich inschrijven in handelsregister

Verzekeringen

Wabb art.3 (inschrijving in SER-register)

Wabb art.4 (voorwaarden voor inschrijving), Wabb art.8 (bij handelen in strijd met belang verzekeraars of verzekerden kan SER inschrijving doorhalen)

Ontwerp richtlijn verzekeringsbemiddeling

art. 3 registratieverplichting

art. 3+4 voorwaarden registratie

NVA, NBVA, NVGA: register van leden,

SAR: register van registermakelaars in assurantiën

Aantrekken van gelden

Art. 4(2)a VR 82 Wck : Er moet een overeenkomst naar Nederlands recht worden gesloten tussen aanbieder en bemiddelaar. Deze moet ter kennis van DNB worden gebracht.

Krediet

openbaar register van leden

Hypotheken

SEH: personenregister

SKHB: openbaar register van vestigingen, SER-inschrijving assurantiebemiddeling.

Effecten

Wte 1995 art.7 (verplichte vergunning)

Wte 1995 art.11-15 (voorwaarden voor vergunning)

Wte 1995 art. 21 (registratie)
Wte 1995 art.19-20 (intrekkingsbepalingen)
Vrijstellingsregeling art.12,13 (vrijstelling cliënten- en orderremisiers)

DSI: openbaar personenregister,

Alleen effecteninstellingen die onder toezicht staan.

Stimulering registratie medewerkers.

Werkgeversverklaring en verklaring omtrent gedrag zijn nodig voor registratie.

Cliëntenremisier

Wte 1995 art. 21:registratie

Bijlage 6 klachteninstituut

Onderstaand volgt een inventarisatie van wettelijke voorschriften en zelfregulering ter zake van klachteninstituten.

Sector

Wettelijk

zelfregulering

Algemeen

Verzekeringen

Ontwerp richtlijn verzekeringsbemiddeling

art. 9 stimuleren door LS van klachtenmogelijkheid

algemeen: S.K.V. (Stichting Klachteninstituut Verzekeringen)

Bankdiensten

Geen bepalingen

Krediet

geen bepalingen

NVF: consumenten kunnen klacht melden.

Hypotheken

geen bepalingen

SEH: Geschillencommissie Beroepscode Erkend Hypotheekadviseurs

SKHB: verplichte klachtenregeling, klachteninstituut SKHB.

Effecten

Wte 1995 art.29-32, Bte art.20,22,32, NR art.9-11 (informatieverstrekking aan STE)

NR art.31 (klachten van cliënten adequaat en binnen redelijke termijn afhandelen.

DSI: uitgebreide klachtenprocedure

Cliëntenremisier