Brief aan de Tweede Kamer over de impuls Onze buurt aan zet
Een parlementair stuk bij het onderwerp Grotestedenbeleid
7 juni 2001
Hierbij informeer ik u namens het kabinet over de wijze waarop
uitvoering zal worden gegeven aan de impuls van f 90 mln. voor
veiligheid en leefbaarheid voor de wijken in de grote steden die
dit het meest nodig hebben. Deze extra impuls voor de jaren 2001 -
2003 is aangekondigd in de voorjaarsnota.
In de voortgangsrapportage grotestedenbeleid d.d. 16 mei jl. is
aangegeven dat er de afgelopen jaren een kentering ingezet is in
de achterblijvende ontwikkeling bij de grote steden, op terreinen
van ondermeer economie, veiligheid en leefbaarheid. Niettemin
blijft de relatieve en absolute achterstand van de steden op een
aantal terreinen groot en bestaan er geconcentreerd in bepaalde
wijken in de grote steden nog steeds hardnekkige achterstanden en
maatschappelijke ongelijkheid op de terreinen onderwijs, werk,
veiligheid en leefbaarheid. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit
van sociale relaties in de buurt in hoge mate van invloed is op de
veiligheid en leefbaarheid. Omgekeerd is veiligheid voor huidige
en toekomstige inwoners van groot belang. Ook blijken veiligheid
en leefbaarheid steeds belangrijkere vestigingsfactoren voor
bedrijven.
Veiligheid, leefbaarheid, integratie en sociale cohesie in de wijk
moeten daarom verder verbeterd worden. Een veilige buurt is
gediend bij een goed functionerend politieoptreden en beschikbare
publieke voorzieningen. Daarom heeft het kabinet ingezet op
verlenging van de werkweek van de politie en wordt voorgenomen in
te zetten op meer politieagenten. Maar er is meer nodig: bewoners,
bedrijven en instellingen hebben baat bij verbetering van de
veiligheid, ook voorbij de eigen stoep, het eigen portiek. Daarom
worden zij gefaciliteerd om - in nauwe samenwerking met onder
andere politie en toezichthouders - hun medeverantwoordelijkheid
voor hun wijk te nemen. Voorbeelden zijn de
buurtpreventiemaatregelen zoals buurtvaders, buurtbemiddeling bij
conflicten in de wijk en buurtalarm, waarbij buren elkaar
alarmeren in geval van onraad en nood.
Ik wil de betrokkenheid van met name de bewoners, maar ook die van
bedrijven en instellingen bij de veiligheid en leefbaarheid van
hun wijk vergroten en faciliteteren. Daarom heeft het kabinet voor
de jaren 2001 tot en met 2003 extra gelden uitgetrokken om de
veiligheid en leefbaarheid in de aandachtswijken van de grote
steden nog tijdens deze convenantsperiode een extra impuls te
geven. Gedurende drie jaar wordt hiervoor jaarlijks f 30 mln.
uitgetrokken. In totaal komt er dus f 90 mln. gulden extra
beschikbaar voor de GSB-wijken die het het meest nodig hebben,
waarbij ik volledigheidshalve aanteken dat daarvan eenmalig f 2,75
mln. bestemd is voor communicatiekosten en ondersteuning op
rijksniveau. De extra gelden komen beschikbaar onder de voorwaarde
dat de extra inzet van het Rijk door de steden minimaal wordt
verdubbeld en dat de veiligheid aantoonbaar verbetert. Het is
expliciet de bedoeling dat de inwoners en diverse organisaties in
de buurt zelf bepalen op welke wijze de impuls voor hún wijk wordt
vormgegeven. Op die manier kan de burger weer meer
medeverantwoordelijkheid voor het wel en wee van zijn/haar buurt
nemen. Daarom heeft deze impuls de naam 'Onze buurt aan zet
gekregen.
Hoofdlijnen van 'Onze buurt aan zet
Het is de bedoeling dat de steden op korte termijn één
aandachtswijk uit het Meerjarig Ontwikkelings Programma (MOP)
selecteren waar deze extra impuls op het gebied van veiligheid en
leefbaarheid het meest nodig is. Een tweede wijk kan slechts
worden aangewezen op basis van een volledig onderbouwde
argumentatie die de steden aan mij voorleggen. Vervolgens zouden
de bewoners en organisaties (profit en non-profit) uit die
wijk(en) gelegenheid moeten krijgen om - in nauwe samenwerking met
onder andere politie en toezichthouders - ideeën uit te werken en
concrete voorstellen bij de stad in te dienen. Daarbij zullen de
steden in nauwe interactieve samenwerking kunnen stimuleren dat
inwoners en organisaties worden uitgedaagd en eventueel worden
ondersteund bij het uitwerken van voorstellen (vergelijk
bijvoorbeeld de zogeheten ABCD-methode). Wanneer de bewoners - na
aantoonbare inspanningen door de stad - niet in beweging komen, is
het de verantwoordelijkheid van de stad het initiatief tot
ontwikkeling van een programma te nemen.
De steden hebben daarbij tot 1 november de tijd om de voorstellen
te toetsen aan het hieronder aangegeven beleidskader en om de
relatie met de uitvoering van het Meerjarig Ontwikkelings
Programma te leggen. Het resultaat hiervan is per stad een
wijk-programma voor Onze buurt aan zet.
Voorzover dat gegeven het beleidskader mogelijk is en op
voorwaarde dat de bewoners daarmee instemmen en dat het om nieuwe,
voor buurtbewoners herkenbare, nog niet ingeplande maatregelen
gaat, kan de stad uiteraard aansluiten bij bestaande trajecten
binnen de wijk.
Extra stimulans voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Naast betrokkenheid van de bewoners is het belangrijk dat het
lokaal bedrijfsleven de gelegenheid krijgt
mede-verantwoordelijkheid te nemen voor de omgeving waarin het
opereert. Juist bij een wijkgerichte impuls is het ook mogelijk om
concrete betrokkenheid van de profit-sector te genereren. Daarom
zal een deel van de beschikbare middelen gereserveerd worden als
een bonus voor steden die er in slagen om afspraken met bedrijven
te maken. De bijdrage van het bedrijfsleven aan het wijk-programma
wordt eenmalig tot maximaal f 125. 000,- per stad verdubbeld uit
de rijksmiddelen voor Onze buurt aan zet.
Verdeling van de middelen
Het is wenselijk dat in ieder van de aan te wijzen wijken een
zichtbare impuls wordt gegeven. Omdat de gemiddelde omvang van de
wijken en de achterstanden in die wijken per groep van steden
verschilt, is er voor gekozen om het beschikbare bedrag te
verdelen over de drie groepen steden G4, G21 en 5 partiële steden.
Met betrekking tot de bijdrage waar aangewezen wijken in de steden
aanspraak op kunnen maken, geldt de volgende verdeling: de G4 elk
f 6,5 mln., voor de G21 geldt een bedrag van f 2,5 mln. per stad
en voor de 5 partiële steden gaat het om een bedrag van f 1 mln.
per stad. De stad mag maximaal 5% van dit bedrag besteden aan
proceskosten.
Beleidskader
De wijk-programma's dienen aan een aantal voorwaarden te voldoen,
de stad toetst ze daarop:
1. Inhoudelijke doelstellingen, te vertalen in meetbare prestaties
die aansluiten bij de meetbare doelstellingen in het stedelijk MOP
en die voor de aangewezen wijk tot een hoger ambitieniveau leiden
dan in het MOP is aangegeven. Hierbij gelden de objectieve en
subjectieve prestatie-indicatoren uit de Monitor Leefbaarheid en
veiligheid:
* Vergroten van de veiligheid en leefbaarheid (GSB doelstelling 5 en
8);
* Vergroten van de integratie en participatie en van de sociale
cohesie tussen de verschillende groepen wijkbewoners
(community-building) (GSB doelstelling 7);
* Vergroten van het sociaal rendement van sociale investeringen in
de steden.
2. Procedurele vereisten en vormvereisten:
* een korte beschrijving van de manier waarop verschillende
wijkbewoners (en bedrijven in de wijk) betrokken zijn geweest bij
de totstandkoming van en besluitvorming over het programma en de
manier waarop zij betrokken zullen zijn bij de uitvoering ervan;
* een opsomming van de doelstellingen en maatregelen die deel uit
zullen gaan maken van de uitvoering en van maatregelen die als
reserve kunnen dienen, voor het geval er bepaalde maatregelen
tussentijds uitvallen;
* een begroting, waarbij ook wordt aangegeven op welke wijze de
gemeente de rijksbijdrage zal verdubbelen en waaruit blijkt welke
bijdrage bedrijven leveren.
Uiterlijk 1 november 2001 verwacht ik de wijkplannen van de steden te
ontvangen. Ze dienen aan de voorwaarden in het beleidskader te
voldoen. Indien dat naar mijn oordeel niet zo is, zal ik vóór 1
december met de desbetreffende stad in overleg treden. Uiterlijk 1
december zullen de beschikkingen worden afgegeven aan de steden die
voldaan hebben aan de gestelde vereisten. In verband met de
comptabiliteitsvoorschriften, dient de uitvoering vóór 31 december
2001 gestart te zijn.
De impuls voor Onze buurt aan zet zal worden toegevoegd aan de
bijdrageregeling 'Sociale Integratie en Veiligheid'.
DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID,
R.H.L.M. van Boxtel
Relevante links:
Negentig miljoen voor leefbaarheid en veiligheid in steden