European Commission

IP/01/806

Brussel, 7 juni 2001

Commissie verzet zich niet tegen de voortzetting van de Kanaalferrydiensten van P&O Stena Line

De Europese Commissie heeft de gemeenschappelijke onderneming P&O Stena Line een zesjarige vrijstelling van de concurrentieregels van de Europese Unie verleend om de exploitatie van een Kanaalferrydienst voor passagiers en vracht voort te zetten. De gemeenschappelijke onderneming P&O Stena Line kreeg in januari 1999 een eerste korte vrijstelling. Het recente onderzoek van de Commissie heeft geen grote marktveranderingen laten zien op grond waarvan het Britse P&O en Stena Line Ltd, een dochteronderneming van het Zweedse P&O Stena Line AB, verplicht zouden kunnen worden hun alliantie te verbreken. Tijdens de vrijstellingsperiode, die tot 7 maart 2007 loopt, zal de Commissie de marktontwikkelingen van nabij volgen, in nauw contact met de consumentenorganisaties en de nationale autoriteiten.

Op 22 december 2000 verzochten P&O Stena Line en haar moedermaatschappijen, Peninsular and Oriental Staeam Navigation Co en P&O Stena Line Ltd, om een verlenging van de vrijstelling uit hoofde van artikel 81, lid 3 van het EG-Verdrag, dat de Commissie in staat stelt om op het eerste zicht concurrentiebeperkende overeenkomsten en praktijken die bijdragen tot een verbetering van de productie of het aanbod van diensten, waarbij de consumenten eerlijk mee profiteren van de voordelen, vrij te stellen. De partijen verzochten om een vrijstelling tot 2020.

Na een zorgvuldige analyse en de raadpleging van derden, concludeerde de Commissie dat er geen belangrijke veranderingen op de markt waren opgetreden op grond waarvan een verlenging, die weliswaar beperkt is, van de vrijstelling zou kunnen worden geweigerd.

P&O Stena Line heeft te kampen gehad met concurrentie van zowel Eurotunnel, Sea France, Hoverspeed als, meer recentelijk, NorfolkLine. Het onderzoek heeft er geen bewijzen van opgeleverd dat P&O Stena Line en Eurotunnel, de belangrijkste exploitanten van de route, zich parallel zouden gedragen, en de kenmerken van de markt zijn nog steeds zodanig dat de exploitanten naar verwachting elkaar veeleer zullen blijven beconcurreren dan parallelle gedragingen te ontwikkelen om de prijzen te doen stijgen.

Uit het onderzoek van de Commissie bleek ook dat de klanten voordeel hebben bij de kostenbesparingen en verbeteringen van de dienst. Door de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming konden de consumenten profijt trekken uit de verbeterde frequentie van de afvaarten. De wachttijden aan de kade werden verminderd door een systeem van permanente inscheping. De kostenbesparingen die de gemeenschappelijke onderneming heeft bereikt, heeft P&O Stena Line ook in staat gesteld meer te investeren in een hoge kwaliteitsstandaard van de diensten aan boord en in andere faciliteiten.

Prijsstijgingen

De Commissie heeft de opmerkingen onderzocht van individuele consumenten en organisaties betreffende wijzigingen in de prijsvaststellingspraktijken en algemeen hogere prijzen.

Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat die prijsontwikkelingen niet het gevolg zijn van de gemeenschappelijke onderneming, maar veeleer de aanpassing van de markt aan normalere marktvoorwaarden voor vervoerdiensten over het Kanaal weerspiegelen, wegens de afschaffing van de verkoop van belastingvrije artikelen en het absorberen van de nieuwe capaciteit die werd gecreëerd toen Eurotunnel in 1995 met zijn diensten startte. De markt heeft de voorbije jaren ook te kampen gehad met aanzienlijk hogere brandstofprijzen.

Een andere factor tenslotte die de prijsstijgingen voor de Kanaaldiensten ook gedeeltelijk verklaart is de invoering door P&O Stena Line van een rendementbeheersysteem, waarbij de prijs van een biljet wordt vastgesteld overeenkomstig de vraag, zoals in de luchtvaartsector. Volgens dit systeem veranderen de prijzen dagelijks en betalen klanten die in piekperiodes met weinig flexibiliteit reizen meestal meer.

De Commissie raadpleegde de nationale mededingingsautoriteiten, met inbegrip van het Britse Office of Fair Trading, over het verzoek van P&O Stena Line om een nieuwe vrijstelling.

In ieder geval en ongeacht de vrijstelling zal de Commissie de ontwikkelingen op het gebied van de transportdiensten over het Kanaal blijven volgen, in nauw contact met de consumentenorganisaties en de nationale autoriteiten. De Commissie kan haar standpunt wijzigingen indien blijkt dat de voorwaarden voor de toepassing van artikel 81, lid 3, niet langer zijn vervuld.

Achtergrond

Op 26 januari 1999 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de gemeenschappelijke onderneming tussen P&O en Stena Line voor de exploitatie van Kanaalferrydiensten. Die goedkeuring was echter beperkt tot drie jaar (met terugwerkende kracht vanaf 10 maart 1998) wegens de onzekerheid over de toekomstige ontwikkelingen op de markt.(1)

Nadat de partijen in december 2000 om een nieuwe vrijstelling hadden verzocht, maakte de Commissie op 8 maart van dit jaar in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een samenvatting bekend van het verzoek van de partijen om een verlenging van de vrijstelling voor de gemeenschappelijke onderneming en nodigde zij belanghebbenden uit om opmerkingen kenbaar te maken.(2)
Met de publicatie van de samenvatting ging ook de periode van 90 dagen in waarin de Commissie kan besluiten dat er ernstige twijfels bestaan indien het noodzakelijk zou zijn om het onderzoek voort te zetten.

Volgens Verordening nr. 4056/86, op grond waarvan de transactie werd aangemeld, wordt, indien de Commissie geen bezwaar maakt binnen de periode van 90 dagen, een overeenkomst automatisch vrijgesteld voor zes jaar. Aangezien de Commissie geen bezwaar heeft gemaakt, wordt de overeenkomst betreffende de gemeenschappelijke onderneming geacht vrijgesteld te zijn tot 7 maart 2007.

(1)
Zie IP/99/56.

(2)
Zie IP/01/333.