Toespraak minister Van Boxtel voor bij de presentatie van de
Hindoe Raad Nederland
Een toespraak bij het onderwerp Integratie
5 juni 2001
Inleiding
Op 5 juni presenteert de Hindoe Raad Nederland zich aan minister
Van Boxtel: de afsluiting van een heel lange voorgeschiedenis. Na
12 jaar voorbereiding is deze nieuwe Raad voor de overheid de
gesprekspartner namens de Hindoegemeenschap.
Ik ben trots. Trots op u. Ik weet nog goed dat uw bestuur mij
vorig jaar maart, met geplaatste trots, meedeelde dat het er
eindelijk in geslaagd was een Hindoeraad samen te stellen. Ik heb
nog een hele dikke map met correspondentie uit die tijd. Het was
voor u niet gemakkelijk om een Raad tot stand te brengen. Hij
moest immers werkelijk representatief zijn en dus openstaan voor
alle landelijke stromingen binnen het hindoeïsme in Nederland.
Maar uiteindelijk had ik u laten weten dat de Hindoeraad voor de
overheid de gesprekspartner namens de Hindoegemeenschap in ons
land zal zijn. Er moesten nog wel wat puntjes op de i worden
gezet, in feite nogal wat dikke punten op nogal wat is. Bovendien
stond intussen de tijd niet stil; nieuwe gegadigden meldden zich
aan. Dat alles had nog heel wat voeten in de aarde.
Maar vandaag presenteert u uw Raad zich in het openbaar. En ik
wens u heel veel succes, want de dag van vandaag is de afsluiting
van een wel heel lange voorgeschiedenis.
Die voorgeschiedenis gaat terug tot 1988. Toen bracht een
staatscommissie onder voorzitterschap van prof. Hirsch Ballin een
advies uit over de rol van de staat ten opzichte van de
levensbeschouwelijke genootschappen en organisaties. Deze
commissie onderstreepte het maatschappelijke belang van godsdienst
en levensbeschouwing voor onze samenleving. En dat is ook de
opvatting van het kabinet. De opvattingen van mensen die gestoeld
zijn in hun diepste overtuigingen, bepalen in hoge mate hun
positie in onze samenleving en het is derhalve van het grootste
belang dat religieuze organisaties een actieve en positieve rol
spelen om hun achterban te ondersteunen in het integratieproces.
De commissie bracht ook de geestelijke verzorging van moslims en
hindoes in inrichtingen ter sprake: in de krijgsmacht, in
penitentiaire inrichtingen en in zorginstellingen.
De commissie stelde terecht dat wie behoefte had aan geestelijke
verzorging, recht heeft op een voorziening volgens de richting die
hij of zij wenst. Maar, zo merkte de commissie op, dan moet er wel
een "zendende instantie" zijn die met gezag imams en pandits voor
die geestelijke verzorging kon voordragen.
Toen de regering positief reageerde op de aanbeveling over
geestelijke verzorging van hindoes en moslims, is zowel in
islamitische als in hindoeïstische kring met voortvarendheid
gewerkt aan de totstandkoming van zon "zendende instantie".
Aan moslim-zijde heeft dat nog niet tot het gewenste resultaat
geleid. Dat het geen eenvoudige klus is, heeft ook de geschiedenis
van de totstandkoming van deze Raad aangetoond. Want ook in uw
geval zijn er twaalf jaar voor nodig geweest om vandaag uw
Hindoeraad te presenteren.
Van de kant van de overheid kon u enige steun verwachten en die
hebt u ook gekregen. In het midden van de jaren 90 bracht de
commissie-Schouten een advies uit dat u enige oriëntatie gaf; in
1999 kwam er een advies-Ramlal op tafel dat het zijne bijdroeg om
weer een stapje verder te komen. Maar deze beide adviezen hebben u
misschien wat vingerwijzigingen gegeven, het bleken geen
loopplanken te zijn. Loopplanken, steeds weer nieuwe loopplanken,
moesten door u zelf worden aangesleept. Ik doe bij deze
gelegenheid niemand tekort wanneer ik de naam van uw voorzitter,
de heer Bissessur noem, die vanaf het allereerste begin gesleept
en gesjord heeft om tot eenheid in de hindoe-verscheidenheid te
komen.
Wat mij als coördinerend minister betreft bent u mijn
gesprekspartner ten aanzien van aangelegenheden van
gemeenschappelijk belang betreffende het hindoeïsme. Wanneer nodig
zal ik u uitnodigen voor overleg; maar zodra u dat van belang
vindt, neemt uw Raad zelf het initiatief voor een gesprek.
Het begon allemaal met een oproep een "zendende instantie" te
vormen. U weet, ik ben niet de minister die u kan aanwijzen als
zendende instantie. Dat zijn mijn collegas van Justitie en
Defensie, want het gaat specifiek over penitentiaire inrichtingen
en om de krijgsmacht.
Sinds 1988 is er op dat terrein ook het een en ander veranderd.
Ten aanzien van de inrichtingen op het justitiële terrein is er
een reorganisatie gaande die leidt tot meer bevoegdheden op
inrichtingsniveau.
Hetzelfde is trouwens het geval bij de zorginstellingen. Overigens
blijft er een behoefte bestaan aan geestelijke verzorging voor
Hindoes. Uw Raad kan hierbij helpen. De behoefte aan geestelijke
verzorging moet immers in kaart worden gebracht. Ook zou u pandits
kunnen voordragen.
Van uw Raad wordt flexibiliteit verlangd, zowel omdat de
omstandigheden waarin u uw rol wilt spelen veranderen, als ook
omdat binnen uw eigen kring zich steeds weer nieuwe situaties
voordoen, andere opvattingen zich manifesteren en er ook van
buitenaf een appel op u zal worden gedaan. En dat is een goede
zaak. Integratie betekent verandering in interactie en dialoog.
Dialoog die leidt tot uitwisseling van visies en opvattingen;
interactie die u partner maakt van de samenleving; verandering die
een verbetering en versterking van uw maatschappelijke positie zal
opleveren. Ik hoop dat u in actieve wisselwerking met uw achterban
èn met de samenleving als geheel er toe zult bijdragen dat ook de
mensen met een hindoe-overtuiging ten volle hun burgerlijke
rechten en verantwoordelijkheden kunnen waarmaken in onze
gemeenschappelijke samenleving.
N.B. alleen het gesproken woord geldt.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties