Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=416204



Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bureau Secretaris-Generaal Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 5 juni 2001 Auteur D.J. Nieuwenhuis

Kenmerk BSG 314/01 Telefoon 070-3485081

Blad /1 Fax 070-3484800

Bijlage(n) 3 E-mail dj.nieuwenhuis@minbuza.nl

Betreft Vragen over de Verantwoording, het Rapport van de AR en de Slotwet

Zeer geachte Voorzitter,

Mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken bied ik u hierbij de antwoorden aan op vragen van uw Commissie over de Financiële Verantwoording van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) over het jaar 2000, het Rapport van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 27 700 nr. 9 en 10) en de Slotwet (Kamerstuk 27 704 nr. 1 en 2).

de Minister van Buitenlandse Zaken

Lijst van vragen - totaal

Kamerstuknummer : 27700-9

Vragen aan : Regering

Commissie : Buitenlandse Zaken

Nr Vraag Blz van tot


1 Vorig jaar is gesproken over de stapsgewijze invoering van de sectorale benadering waardoor een evaluatie vooralsnog niet goed mogelijk was. Kan worden aangegeven in welke mate er vorderingen zijn gemaakt met betrekking tot de mogelijkheden om beter te evalueren en is er intussen een aanzet gegeven tot deze evaluatie? Antwoord: Er zijn enkele jaren van ervaring met de sectorale benadering nodig om tot een zinvolle beleidsevaluatie te komen. In de tussentijd is het van het grootste belang om een systeem van monitoring en evaluatie in te voeren, zowel op het niveau van door Nederland gefinancierde activiteiten als op sectorniveau. Een dergelijk systeem zal een grotere transparantie bieden in de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van Nederlandse activiteiten en het proces van sectorale benadering in de gekozen sectoren. Het systeem zal bovendien een beleidsevaluatie op termijn faciliteren. In de periode mei en juni 2001 is op een viertal posten geëxperimenteerd met een ontwerp-systeem voor monitoring en evaluatie. Dit vormt de basis voor gerichte training en brede invoering van het systeem in de periode 2001/2002. 0


2 In het regeerakkoord is afgesproken dat de ministeries in het jaar 2002 5% moeten hebben bezuinigd op hun personeelsvolume. Wat heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken tot nu toe gerealiseerd aan personeelsreductie? Antwoord: De volumereductie van het personeelsbestand met 5% uit het Regeerakkoord is door Buitenlandse Zaken inmiddels bereikt. Tot op heden is een inkrimping gerealiseerd van 178 fte's, hetgeen overeenkomt met ca 5,5% van het personeelsbestand in 1999. Deze inkrimping is gerealiseerd door de in 1999 op BZ in gang gezette efficiency-operatie. 0


3 In het regeerakkoord is afgesproken dat de ministeries hun inkoopbeleid dienen te verbeteren. Rijksbreed moet dit in het jaar 2002 246 mln. hebben opgeleverd. Wat heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken tot nu toe gerealiseerd van deze taakstelling? Antwoord: Bij Regeerakkoord is een efficiencytaakstelling opgelegd aan de departementen door het inkoopbeleid te verbeteren. Deze efficiencytaakstelling is naar rato taakstellend opgelegd aan de departementale begrotingen. Eerder is de Kamer in antwoord op kamervraag 18 bij de Miljoenennota 2001 (Kamerstuk 27400 nr.31) reeds gemeld dat de begrotingsramingen uit hoofde hiervan taakstellend structureel zijn verlaagd en dat er zich geen besparingsverliezen hebben voorgedaan. Voorts is door het kabinet in 1999 een actieplan Professioneel Inkopen en Aanbesteden opgesteld. Dit actieplan is er onder andere op gericht om tot een stricte naleving te komen van de Europese aanbestedingsprocedure en om meer gezamenlijk in te kopen bijvoorbeeld door te werken met raamcontracten. De precieze invulling is verder aan de departementen gelaten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een aantal maatregelen doorgevoerd om aan deze taakstelling te voldoen. Hierbij valt te denken aan: het centraal (door één dienstonderdeel) inkopen van drukwerk, het clusteren van facilitaire dienstverlening en het samenvoegen van magazijnen op het departement. Deze maatregelen dragen bij aan de noodzakelijke schaal- en synergievoordelen op het gebied van inkoop. Hiermede wordt aan de taakstelling van NLG 1,1 miljoen in 2000 voldaan. 0


4 In het regeerakkoord is afgesproken dat de uitgaven voor externe advisering zullen worden beperkt. Dit gebeurt door een korting van 5% per jaar oplopend tot 15% in het jaar 2001. Is het ministerie van Buitenlandse Zaken er in geslaagd in het jaar 2000 de uitgaven voor externe advisering met 10% te verlagen? Antwoord: Bij Regeerakkoord is een taakstelling opgenomen ter beperking van de inhuur van externen. De maatregel is naar rato toegedeeld aan de departementen. Eerder is in antwoord op kamervraag 18 bij de Miljoenennota 2001 (Kamerstuk 27400 nr.31) gemeld dat de begrotingsramingen uit hoofde hiervan taakstellend structureel zijn verlaagd en dat er zich geen besparingsverliezen hebben voorgedaan. Overigens is de beslissing over de inhuur van externen versus het zelf uitvoeren van taken door de overheid een afweging die elke keer opnieuw dient te worden gemaakt via integraal management. Daarbij dient het antwoord te worden gevonden op de vraag hoe de doelen het beste kunnen worden gerealiseerd tegen zo laag mogelijk kosten. De precieze invulling is verder aan de departementen gelaten. De aan het ministerie van Buitenlandse Zaken opgelegde taakstelling bedroeg voor 2000 NLG 0,6 miljoen. Vanwege het relatief geringe bedrag zijn geen specifieke maatregelen genomen om aan deze taakstelling te voldoen, maar is deze taakstelling in het totaalpakket van de in 1999 op BZ gestarte efficiency-operatie meegenomen. 0


5 Het kabinet zou in deze kabinetsperiode de administratieve lasten met 25% verlagen ten opzichte van 1994. In hoeverre is het ministerie van Buitenlandse Zaken hierin inmiddels geslaagd? Antwoord: De afspraken van het kabinet om de administratieve lasten te verlagen zijn niet van toepassing op het ministerie van Buitenlandse Zaken. 0


6 Wat voor mondiaal vrijhandelsstelsel doet recht aan de positie van ontwikkelingslanden? Wat is die positie? Antwoord: Bedoeld vrijhandelsstelsel is een op regels gebaseerd, wereldwijd, multilateraal stelsel waarbinnen het recht van de sterkste niet prevaleert boven dat van de zwakste. Bij de inrichting van dat stelsel dient mede rekening gehouden te worden met de verschillende economische uitgangsposities van geïndustrialiseerde landen, ontwikkelingslanden in het algemeen en minst ontwikkelde landen in het bijzonder. De kern van dit wereldhandelsstelsel wordt gevormd door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de verdragen die in WTO-verband afgesloten zijn. Deze verschillende economische uitgangsposities zijn vertaald in de bijzondere en afwijkende behandeling (Special and Differential Treatment - SDT) die aan ontwikkelingslanden wordt toegekend in de verschillende WTO-verdragen. Daarbij is te denken aan gerichte technische assistentie aan ontwikkelingslanden, langere overgangsperiodes bij de implementatie van bestaande en nieuwe WTO-verdragen en aan flexibiliteit inzake de aangegane verplichtingen en / of het gebruik van bijzondere beleidsinstrumenten. Een vrijhandelsstelsel dat recht doet aan de bijzondere positie van ontwikkelingslanden, geeft concreter en bindender invulling aan deze SDT-bepalingen. Voorts dient een dergelijk stelsel bij het maken van afspraken over verdere liberalisering van de wereldhandel bijzondere aandacht te besteden aan producten en diensten die van groot belang zijn voor de economische ontwikkeling van armere landen (bijvoorbeeld landbouw- en textielproducten of maritieme dienstverlening). Het opheffen van handelsbelemmeringen voor ontwikkelingslanden zou gepaard dienen te gaan met het beëindigen van de bevoordeling van de eigen aanbieders in het kader van hulpprogramma's. De recente overeenstemming in de DAC over de ontbinding van de hulp voor de minst ontwikkelde landen vormt een belangrijke stap in die richting. 13


7 De uitbreiding van de Unie met 13 nieuwe lidstaten is dichterbij gekomen. Betekent dit dat Turkije in 2000 dichterbij het voldoen aan de Kopenhagencriteria is gekomen? Antwoord: Sinds in december 1999 tijdens de Europese Raad van Helsinki de status van Turkije als kandidaatlidstaat werd bevestigd is aanzienlijke voortgang geboekt bij de voorbereidingen van Turkije op het lidmaatschap van de Unie. De EU heeft op 8 maart jl. het Partnerschap voor Toetreding met Turkije vastgesteld, waarin de prioriteiten voor de korte en middellange termijn worden genoemd voor de inspanningen van Turkije om te voldoen aan de Kopenhagencriteria. Turkije heeft op 19 maart jl. zijn Nationaal Programma voor de overname van het acquis bekend gemaakt. Dit document is door de EU verwelkomd als een belangrijke stap in het Turkse pre-toetredingsproces. Hoewel het programma bepaald niet op alle punten aan de eisen van de EU voldoet, toont het de bereidheid van Turkije om ook op politiek terrein te komen tot hervormingen en reflecteert het de groeiende bereidheid van Turkije om politiek gevoelige kwesties ter discussie te stellen. Zo heeft de EU, onder meer in het kader van de politieke dialoog, bij verschillende gelegenheden een open en eerlijke gedachtenwisseling met Ankara kunnen voeren over onder meer de mensenrechtensituatie in Turkije en de kwestie-Cyprus. Tijdens de Associatieraad van 11 april 2000 zijn acht subcomités ingesteld, die tot doel hebben de implementatie van het Partnerschap voor Toetreding te monitoren en het proces van acquis screening voor te bereiden. Deze comités beginnen binnenkort aan hun tweede serie bijeenkomsten. De resultaten van hun werk zullen door de Commissie worden gerapporteerd aan de Europese Raad van Laken in december van dit jaar. Op het terrein van de politieke Kopenhagencriteria heeft Turkije concreet voortgang geboekt door in 2000 een aantal wetswijzigingen door te voeren die betrekking hebben op het beter functioneren van de rechtsorde. Dat is een eerste stap in de aanpassing van de Turkse regelgeving. Minstens even belangrijk is dat deze regels ook worden uitgevoerd. Op dat punt zal de EU beslist de druk op de ketel moeten houden. Daarnaast heeft Turkije twee VN-verdragen ondertekend op het terrein van burgerlijke en politieke, economische, sociale en culturele rechten. Voorts heeft Turkije recent protocol nr. 12 van de Europese Conventie inzake de Rechten van de Mensen ondertekend. Tenslotte is belangrijke voortgang geboekt in het verbeteren van de relaties met Griekenland, hetgeen tot uitdrukking is gekomen in een toename van bilaterale contacten en de voorbereidingen voor een aantal vertrouwenwekkende maatregelen. Wat betreft de economische criteria steunt de EU het hervormingsprogramma dat Ankara recent heeft opgesteld in samenspraak met de internationale financiële instellingen. Dit plan zal tevens de voorbereidingen voor de toetreding versterken. Op een aantal terreinen is dus het afgelopen jaar belangrijke voortgang geboekt. Dat neemt niet weg dat de toetreding van Turkije tot de EU een proces is van lange adem, waarin nog veel stappen moeten worden gezet. 14


8 Wat waren de oorzaken van de vertragingen in de bestedingen in het kader van het sectorbeleid en wat is de omvang van het bedrag dat niet tot besteding is gekomen? Antwoord: De beperking van het aantal sectoren en de invoering van het beginsel van sectorale benadering hebben tot aanpassingen in de samenwerkingsrelaties met een aantal landen geleid. In sommige landen (bijv. Bangladesh en Burkina Faso) zijn deze aanpassingen tijdelijk ten koste gegaan van het uitgavenniveau. In totaal gaat het hierbij om een bedrag van ca. NLG 25 mln. 17


9 Wanneer zal de notitie van de minister van Economische Zaken over de Europese structuurfondsen naar de Kamer worden gezonden? Antwoord: De Staatssecretaris van Economische Zaken zal medio 2001 in afstemming met de overige structuurfondsministeries de bedoelde brief aan de Kamer zenden. 23


10 Wat zijn de oorzaken van de vertragingen in de programma's voor het landenprogramma economische ontwikkeling, werkgelegenheid en regionale ontwikkeling en wat is de omvang van het verdrag dat uiteindelijk niet is besteed? Antwoord: Ten opzichte van de goedgekeurde begroting 2000 is uiteindelijk een onderuitputting opgetreden van NLG 2,5 mln (0,6% van het totale budget voor deze programma's) . De vertragingen betroffen met name het landenprogramma met Bangladesh en hangen samen met de invoering van de sectorale benadering (zie ook antwoord op vraag 8). 25


11 Kan een overzicht worden verstrekt van de door Nederland gefinancierde milieuprojecten in 2000? Antwoord: Verondersteld wordt dat onder milieuprojecten bedoeld wordt; projecten die volledig ten goede komen aan het milieu en niet de projecten met een milieucomponent die slechts gedeeltelijk aan milieu worden toegerekend. Beide categorieën projecten worden namelijk (geheel of gedeeltelijk) meegerekend voor de 0.1 % doelstelling voor natuur en milieubeleid in ontwikkelingslanden. Het bijgevoegde 'Overzicht uitgaven milieuprojecten 2000' bevat alleen die projecten waaraan in 2000 een financiele bijdrage is verstrekt. Daarnaast bestaan er nog milieuprojecten die door Nederland gefinancierd zijn maar in 2000 geen beslag op financiele middelen hebben gelegd. Het betreft dan vaak projecten (in totaal meer dan 2000!) die in de laatste fase van uitvoering zijn en binnenkort afgesloten kunnen worden. Uit het overzicht blijkt dat er in totaal 560 milieuprojecten werden uitgevoerd in 2000 die een beslag kenden van NLG 346.271.000 op de OS middelen. Daarvan werden er 401 milieuprojecten in 61 landen uitgevoerd met een kasbeslag van NLG 212.009.000. Daarnaast zijn er nog 159 projecten uitgevoerd met een regionale of wereldwijde focus met een kasbeslag van NLG 134.262.000. Voor de volledigheid wil ik eraan toevoegen dat in meer dan 20 landen van het totaal van 61, het vaak een of enkele projecten betreft die zich in de eindfase bevinden en, al dan niet in de vorm van een exit-strategie, in 2001 of in 2002 aflopen. Met deze landen zullen in principe geen nieuwe milieuprojecten meer worden opgezet. 29 30


12 Bestaan vooruitzichten op committering van andere EU-lidstaten aan nieuwe projecten in het kader van EVDB? Zo ja, welke? Zo nee, welke gevolgen heeft dat voor de verder vormgeving van het EVDB en het wegwerken van militaire tekorten in Europa? Antwoord: Naast Nederland heeft een aantal landen land, lucht en maritieme moderniseringsprogramma's op stapel staan, vooral gericht op de mogelijkheid sneller, flexibeler en waar nodig krachtiger te kunnen opereren. Diverse landen hebben projecten lopen, dan wel gaan projecten in gang zetten op het vlak van strategisch luchttransport ((A400M project, met deelname van België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Italië, VK en Spanje), zeetransport (Sealift capacity, met deelname van België, Frankrijk en Luxemburg), de commandovoering en inlichtingencapaciteit (o.a. Helios 2 met deelname van o.a. Frankrijk, Italië en België). Genoemde projecten passen ook goed in de door het Defence Capabilities Initiative geformuleerde behoeftes. Ook andere Europese landen spannen zich dus in om de Europese defensiecapaciteiten te versterken. Dat gezegd zijnde, dient naar de mening van de Regering de noodzaak van versterking van de militaire capaciteiten hoog op de agenda te blijven staan. Er dient nog veel te gebeuren om het in het kader van het EVDB vastgelegde ambitieniveau te verwezenlijken om in 2003 60.000 militairen snel in het veld te kunnen brengen ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties, inclusief de daarbij behorende ondersteuning op het gebied van logistiek, commandovoering en inlichtingen. Deze operatie moet tenminste een jaar volgehouden kunnen houden. Er is bepaald geen reden tot zelfgenoegzaamheid en Nederland zal dit met woord en daad blijven benadrukken. 38


13 Welke mogelijkheden heeft de IOB tot evaluatie van multilaterale ontwikkelingssamenwerking? Antwoord: Verwezen wordt naar de notitie "Internationale activiteiten van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie" die op 15 mei aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken werd aangeboden (NDS Buza 000246). In deze notitie wordt onder meer geschetst welke mogelijkheden IOB heeft tot het ondernemen van evaluaties van multilaterale organisaties en hun programma's, alsmede bij welke multilaterale evaluaties IOB tot nu toe was betrokken. 51


14 Onder kwaliteitsverbetering wordt onder andere verbetering van de klantvriendelijkheid verstaan. Valt hieronder ook verbetering van de integriteit? Is integriteit vooral een probleem onder Nederlands of lokaal personeel? Antwoord: Kwaliteitsverbetering, klantvriendelijkheid en integriteit zijn nauw met elkaar verbonden. De noodzaak van voortdurende aandacht en zorg ten aanzien van nauwkeurige en integere uitvoering van procedures binnen het consulaire proces is evident. Dit geldt zowel de uitvoering door uitgezonden als lokaal personeel, tussen beide categorieën bestaat in principe geen verschil. 52


15 Waarom is de werving van nieuw personeel voor consulaire zaken niet afgerond en wanneer zou dit kunnen worden afgerond? Antwoord: Voor de werving van nieuw personeel voor consulaire zaken is in januari een clusteractie opgezet die in april is afgerond. 52


16 Welke aanbevelingen van het adviesbureau van KPMG worden door de regering niet onderschreven? Antwoord: Op 13 november 2000 heb ik de Kamer het KPMG-rapport alsmede de door het departement opgestelde managementreactie daarop toegezonden (Kamerstuk 27 400 V nr. 44). In deze managementreactie is per aanbeveling aangegeven of deze is overgenomen, alsmede de wijze waarop en de tijdsspanne waarbinnen de implementatie vorm zal krijgen. 53


17 Welke andere instrumenten - behalve internationaal overeengekomen indicatoren en waarderingscijfers - hanteert het ministerie om meer inzicht te krijgen in het effect van Nederlandse inspanningen en in hoeverre zal in de toekomst meer met kengetallen worden gewerkt? Antwoord: Naast internationaal overeengekomen indicatoren en waarderingscijfers hanteert het departement een scala aan instrumenten om meer inzicht te krijgen in de effecten van de Nederlandse inspanningen. Deze instrumenten zijn: Ex post evaluaties: Jaarlijks vindt een groot aantal ex-post evaluaties plaats van de beleidsterreinen van BZ alsmede de bedrijfsvoeringsonderdelen. De meerjarige evaluatieprogrammering van BZ wordt dusdanig opgesteld dat elk beleidsterrein - zoals opgenomen in de begroting - tenminste eens per 5 jaar wordt geëvalueerd. Organisatiedoorlichtingen: Jaarlijks worden diverse organisatieonderdelen van BZ doorgelicht. Deze doorlichtingen zijn primair gericht op de beoordeling van het functioneren van de dienstonderdelen. Gestreefd wordt om elke post eens in de vier jaar door te lichten. Ex ante beoordelingen: Voor elk nieuw project/programma wordt eerst een Beoordelingsmemorandum (BEMO) opgesteld met als doel om een zorgvuldige afweging te maken voordat een project of programma gestart wordt. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een checklist Organisational Capacity Assessment (COCA) op basis waarvan vooraf toetsing van de beheerscapaciteit van de wederpartij plaats vindt . Institutional Sector and Organisation Analyses (ISOA): De ISOA is een systematische analyse van een sector in een land waar Nederland zijn OS geld zou willen besteden. Op basis van deze analyse wordt van te voren inzicht verkregen in de te verwachten doelmatigheid en doeltreffendheid van de Nederlandse inzet. Monitoringsystemen: Monitoring is bij BZ een integraal onderdeel van de uitvoering van activiteiten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen interne monitoring ten behoeve van de voortgang van de activiteit en externe monitoring ten behoeve van de supervisie. Appreciaties: BZ heeft recent het instrument appreciatie gebruikt om de implementatiecapaciteit en de beheerscapaciteit van internationale organisaties te onderzoeken en te beoordelen. Het betreft de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering van het mandaat dat internationale organisaties gekregen hebben. BZ gebruikt dit instrument met name om zicht te krijgen op de doelmatigheid en doeltreffendheid van multilaterale hulp. In dit verband is het nuttig ook melding te maken van het zgn. Beoordelingskader dat is ontwikkeld om de kwaliteit van multilaterale instellingen als kanaal voor ontwikkelingssamenwerking op meer reguliere basis te beoordelen. Aan een groot aantal respondenten (ambassades, permanente vertegenwoordigingen e.d.) zal jaarlijks een mening gevraagd worden over met name de relevantie, effectiviteit en doeltreffendheid van die instellingen. De daaruit verkregen informatie zal een belangrijke input vormen voor de regulier aan het parlement te sturen appreciaties van multilaterale instellingen. Diverse type kengetallen, met name op het punt van ramingskengetallen (onderbouwing van uitgaven) en doelmatigheidskengetallen (kosten per produkt). Voor het gebruik van kengetallen in de toekomst wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4 over Kamerstuk 27700 nr. 10. 59


18 Kan precies worden aangeven welk deel van de 75 mln is besteed aan looneffecten, welk deel aan koerseffecten en welk deel aan prijseffecten, de buitenlandvergoedingen en welk deel aan materiële budgetten? Antwoord: Het bedrag van NLG 75 mln aan loon, prijs- en koerseffecten is als volgt opgebouwd: - Looneffecten van uitgezonden en lokaal personeel: NLG 25,8 miljoen - Koerseffecten lokaal personeel: NLG 10,5 miljoen. - buitenlandvergoedingen: 6,4 miljoen (waarvan NLG 3,0 miljoen prijseffecten en NLG 3,4 miljoen koerseffecten) - Materiële budgetten: 32,3 miljoen (waarvan NLG 6,0 miljoen aan prijseffecten en NLG 26,3 miljoen aan koerseffecten) 70


19 Dient het bedrag dat begroot was voor de verplichtingen en uitgaven voor het Nederlands aandeel in het Europees Ontwikkelingsfonds voor de begroting van 2000 gereserveerd te worden voor de komende begroting? Antwoord: Het bedrag, dat in 2000 begroot was maar niet is uitgegeven, zal worden toegevoegd aan de begrotingen voor komende jaren, voorzover door de EU met ACS-staten nieuwe verplichtingen worden aangegaan. Overgebleven middelen van vorige EOF's kunnen worden toegevoegd aan het vigerende EOF, momenteel het 8e EOF. De vorig jaar gesloten Cotonou-overeenkomst voorziet dat de resterende middelen van het 6e, 7e en 8e EOF bij inwerkingtreding van het 9e EOF zullen worden overgeheveld naar het 9e EOF. 79 80


20 Wat zijn de exacte oorzaken van de onderbesteding van maar liefst een derde van het budget voor het onderdeel mensenrechten, conflictbeheersing, democratisering en goed bestuur? Betreft dit bepaalde landen en/of regio's? Houdt de onderbesteding verband met de delegatie aan de ambassades? Antwoord: Van het begrotingsbedrag per 1-1-2000 is uiteindelijk 12 % niet gerealiseerd. Dit is te wijten aan het feit dat het aantal ingediende voorstellen op het departement voor de niet-gedelegeerde, met name landenoverstijgende projecten achter is gebleven bij de prognose. Het gegeven dat het hier om een programma in opbouw gaat is hier debet aan. De onderbesteding houdt geen verband met de delegatie aan ambassades; het aan ambassades gedelegeerde budget is vrijwel volledig uitgeput (97%). 83


21 Waarom is bij de verhoging van de vrijwillige bijdrage aan UNHCR en UNWRA respectievelijk gekozen voor 22,5 mln en 39,7 mln? Waarvoor zijn deze middelen bestemd? Antwoord : De verhoging van de bijdrage aan UNHCR in 2000 ad NLG 22,5 mln bestond uit een structurele verhoging van de jaarlijkse vrijwillige bijdrage van NLG 12,5 mln (verhoging van NLG 47,5 mln tot NLG 60 mln) ter financiering van het programma van UNHCR, alsmede een eenmalige ophoging van NLG 10 mln. De verhoging van de jaarlijkse vrijwillige bijdrage, laatstelijk vastgesteld in 1998, was gebaseerd op een aantal factoren, zoals het belang dat werd gehecht aan nieuwe activiteiten van UNHCR, de bestaande financieringsbehoefte van de organisatie en de positie van Nederland op de donorranglijst. De eenmalige bijdrage van NLG 10 mln was een reactie op een verzoek terzake van de organisatie, die zich geconfronteerd zag met ernstige onderfinanciering. De verhoging van de bijdrage aan UNRWA in 2000 ad NLG 39,7 mln bestond in de eerste plaats uit een structurele verhoging van de jaarlijkse vrijwillige bijdrage van NLG 5 mln (verhoging van NLG 11 mln tot NLG 16 mln) ter financiering van het programma van UNRWA, alsmede een eenmalige bijdrage van NLG 34,7 mln naar aanleiding van een "emergency appeal" van de Secretaris-Generaal van de VN. De jaarlijkse vrijwillige bijdrage aan UNRWA was de laatste jaren ongewijzigd gebleven, waarbij in 1997 en 1999 van een extra bijdrage sprake was om de ergste financiële nood van de organisatie te lenigen. 85


22 Zullen de f 15 miljoen van het vredesfonds die in 2000 nog niet zijn uitgegeven worden toegevoegd aan het vredesfonds in 2001? Zo nee, waar is het bedrag dan aan besteed? Antwoord: Het budget van 2000 zal niet worden toegevoegd aan het vredesfonds in 2001. Aangezien het fonds pas recent (eind 2000) geheel operationeel is geworden, ligt het niet in de verwachting dat toevoeging aan het fonds in 2001 zinvol is. De NLG 15 mln. wordt in 2001 ingezet voor additionele uitgaven binnen non-ODA, zoals de Nederlandse inzet bij UNMEE. 86


23 Hoe lang zal de herziening van de salarisstructuur doorwerken in de gemiddelde kosten voor de Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie en gaan de kosten voor de wachtgelden sterk toenemen? Antwoord: De herziening van de salarisstructuur in 1995 heeft een vertraagde doorwerking gekend met betrekking tot de wachtgelden. De herziening van de salarisstructuur heeft thans geen invloed meer op de gemiddelde kosten per post-actieve; wel hebben loonstijgingen na 1995 invloed op de gemiddelde kosten per post-actieve. Het aantal post-actieven is in 2000 ten opzichte van 1999 licht gedaald. Naar verwachting kan deze lijn in de komende jaren worden doorgetrokken, zodat de totale kosten niet of nauwelijks zullen toenemen. 91


24 Waarom is de bijdrage voor 2000 aan het Ontwikkelingsfonds komen te vervallen? Antwoord: De bijdrage aan het zachte loket van de Caraibische Ontwikkelingsbank (het Special Development Fund) is vervallen omdat Nederland niet heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over de middelenaanvulling van dit fonds voor de periode 2000-2002. Nederland is geen lid van de Caraibische Ontwikkelingsbank, maar droeg eerder wel bij aan het zachte loket van de Bank. Het ging om een testcase voor lidmaatschap van de Bank, waarbij het belang van de Nederlandse Antillen en Aruba centraal stond. Inmiddels is gebleken dat het lidmaatschap, ook voor de Nederlandse Antillen en Aruba, geen reële optie is, ondermeer vanwege het vereiste dat lenende regionale leden lid moeten zijn van Caricom en omdat de kosten relatief hoog zijn. 94 95


25 In welke zin en waarom is het programma voor onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking bijgesteld? Antwoord: Het programma voor onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking is voor het jaar 2000 slechts in financiële zin - enigszins naar beneden - bijgesteld. De reden was dat een aantal uitgaven die oorspronkelijk voor 2000 waren geraamd, reeds in 1999 is gedaan. Het onderzoekbeleid is in inhoudelijke zin niet gewijzigd. De doelstelling van het programma is nog steeds de ondersteuning van de opbouw en versterking van capaciteit op het terrein van onderzoek in ontwikkelingslanden, die ontwikkelingsrelevant is en dus vraag- en gebruiksgericht. 96


26 Kan worden aangegeven welk bedrag van welk artikel is overgeheveld naar het nieuwe artikel 15.10 Wederopbouw Zuidoost Europa? Antwoord: In de eerste suppletore begroting 2000 is het artikelonderdeel 15.01.04 Voorlopige reservering Kosovo/Wederopbouw Zuidoost Europa vervangen door het nieuwe begrotingsartikel 15.10 Wederopbouw Zuidoost Europa . Hierbij is een bedrag van ruim NLG 355 mln overgeheveld. 104


27 Wat was de acute noodsituatie in Joegoslavië die tot verhoging van de vrijwillige bijdrage tot 25,5 mln heeft geleid en waaraan zijn deze middelen besteed? Antwoord: Het betreft hier een bijdrage aan het VN Consolidated Appeal Zuid-Oost Europa voor 2001 waarin de FRJ één van de prioriteitslanden vormt. De bijdrage is geleverd in het licht van de voortdurende precaire humanitaire situatie, mede met het oog op de naderende winter, van grote aantallen hulp-afhankelijken in de Servië en Montenegro (ca. 800.000 vluchtelingen, ontheemden en kwetsbare ouderen). Het bedrag omvat bijdragen aan verschillende VN-hulporganisaties (o.a. UNHCR, UNICEF en WFP) voor de levering van diverse basisbehoeften voor genoemde personen (voedsel, huisvesting, onderwijs), alsmede voor eerste aanzetten tot rehabilitatie van o.a. de gezondheidszorg en de landbouwsector. 105


28 Waarom is uit het OS budget een extra bedrag van ruim 24 mln toegekend voor de eerste jaarsopvang van asielzoekers uit DAC landen, hoewel met het Ministerie van Justitie eerder een forfaitair bedrag was overeengekomen? Waaraan bestaan exact de extra kosten? Antwoord: Er is geen sprake van een extra bedrag van ruim 24 mln uit het OS-budget voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Tot 1 januari 2000 lag de verantwoordelijkheid voor de opvang van uitgenodigde vluchtelingen bij het ministerie van VWS. Per 1 januari 2000 is deze verantwoordelijkheid overgegaan naar het ministerie van Justitie en declareert Justitie jaarlijks één bedrag voor uitgenodigde vluchtelingen en (overige) asielzoekers. In lijn hiermee is bij eerste suppletore begroting 2000 (1999-2000, 27162, nr.2) artikel 16.06 (uitgenodigde vluchtelingen) met ruim NLG 24 mln verlaagd en artikel 16.08 (opvang asielzoekers) met een zelfde bedrag verhoogd. 112


29 Wat is het verschil van inzicht met PUM over de ingediende begroting? Antwoord: Het verschil van inzicht had betrekking op voorgestelde activiteiten op het terrein van telewerken en daarmee samenhangende automatiseringskosten. De Stichting PUM heeft inmiddels een adequate toelichting gegeven en het probleem is daarmee opgelost. 121

Lijst van vragen - totaal

Kamerstuknummer : 27700-10

Vragen aan : Regering

Commissie : Buitenlandse Zaken

Nr Vraag Blz van tot


1 Heeft de implementatie van de interne regelgeving van het gehele voorschottenbeheer inmiddels een aanvang genomen? Antwoord: Het voorschottenbeheer is een zeer belangrijk onderdeel van het financiële beheer bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wijzigingen in de opzet van het voorschottenbeheer vergen derhalve een gedegen voorbereiding. De opzet van het nieuwe voorschottenbeheer is inmiddels vrijwel uitgewerkt. Implementatie zal zo spoedig mogelijk daarna plaatsvinden waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met een uitgebreid opleidingentraject. Het betreft immers regelgeving met gevolgen voor een groot deel van zowel de beleids- als beheersmedewerkers op het ministerie en op ambassades. Zie ook het antwoord op vraag 5. 1


2 Het rapport van de Algemene Rekenkamer van dit jaar spreekt met betrekking tot het nieuwe personeelsbeleid en de gevolgde procedure van overplaatsing over "moeilijk verlopen" en over een "onevenwichtige afweging door de medewerkers van het organisatiebelang en het persoonlijk belang". In welke mate is er van deze 'afweging' daadwerkelijk sprake? Waarin heeft zich dit geuit? In welke mate is dit van invloed op kunnen realiseren van het beleid van de regering? En hoe denkt de regering dit te ondervangen? 2


3 Kan een toelichting worden geven op het geconstateerde moeizame verloop van het plaatsingsproces? Welke maatregelen zijn genomen om een dergelijk moeizaam verloop in de toekomst te voorkomen? Antwoord op vraag 2 en 3: In het vernieuwde personeelsbeleid hebben medewerkers meer invloed op de richting en inhoud van hun loopbaan en een grotere verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling gekregen. Net als in het voorafgaande jaar lag ook aan de overplaatsingsronde 2001 het systeem van "open resourcing" ten grondslag. Mede op grond van de resultaten van de evaluatie van de overplaatsingsronde 2000 is eind 2000 de Commissie Personeelsbeleid i.o. (CPB i.o.) ingesteld. Deze Commissie is belast met de dagelijkse begeleiding van het plaatsingsproces en heeft onder meer tot taak de Personeelsdienst te adviseren bij (over-)plaatsingen waarbij persoonlijke belangen conflicteren met het organisatiebelang. Medewerkers hebben deze overplaatsingsronde gebruikt om hun belangstelling voor hoger gekwalificeerde functies kenbaar te maken. De organisatie wordt mede daardoor geconfronteerd met een spanningsveld waarin voor meerdere medewerkers geen functies (met name in de hogere rangen) beschikbaar zijn. BZ voelt daarnaast tevens de schaarste op de arbeidsmarkt voor verschillende clusters van functies, waaronder secretaresses, ICT-medewerkers en financieel beheersmedewerkers. Om te komen tot een verantwoord resultaat van het interne plaatsingsbeleid voor de organisatie als geheel heeft de CPB de personeelsdienst geadviseerd af te wijken van verschillende matchingsresultaten ten behoeve van centrale doelstellingen. Leidraad hierbij is geweest het bevorderen van een optimale bezetting van functies en een optimale inzet van personeelsleden. Onverkort handhaven van het systeem van "open resourcing" zou hebben geleid tot het overhouden van een groep geschikte medewerkers die aan het einde van de overplaatsingsronde 2001 niet kan worden geplaatst en tegelijkertijd een groot aantal onvervulde vacatures waarvoor extern moet worden geworven. Het nieuwe personeelsbeleid (en het daarbij behorende overplaatsingbeleid) blijft in hoofdlijnen gehandhaafd maar zal in de uitvoering op onderdelen worden aangepast. Daarbij zal in het plaatsingsproces meer centrale sturing plaatsvinden met als oogmerk een zo volledig mogelijke bezetting van functies en een optimale benutting van het beschikbare personeel. Inmiddels is de evaluatie van de overplaatsingsronde 2001 in gang gezet. De resultaten van deze evaluatie worden meegenomen in de vormgeving van ronde 2002. 2


4 Kan de regering ingaan op de geconstateerde moeite met het ontwikkelen van kengetallen voor een goede prestatiemeting? Zal dit bij ingang van de VBTB-begroting zijn opgelost? Welke (enthousiasmerende, ondersteunende) maatregelen zijn inmiddels genomen of zullen binnenkort worden genomen? Antwoord: Binnen het gehele VBTB-traject dient de ontwerp-begroting 2002 als een tussenstap te worden gezien. In het traject om tot daadwerkelijke beleidsbegrotingen en - verantwoordingen te komen zullen de komende jaren onder meer op het terrein van prestatiegegevens nadere stappen worden gezet. Naast de in vraag 17 gepresenteerde instrumenten met betrekking tot monitoring en evaluatie zullen binnen Buitenlandse Zaken, met name op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en van asiel, migratie en consulaire dienstverlening, systemen van prestatiebeoordeling worden ontwikkeld. In dit kader past de opmerking dat op het beleidsterrein van Buitenlandse Zaken zuivere kwantitatieve prestatiegegevens vaak moeilijk op te stellen zijn. Redenen hiervoor zijn onder meer het feit dat Nederland bij veel beleidsterreinen op het vlak van de internationale betrekkingen slechts één van de vele actoren is en de uiteindelijke resultaten niet één op één op de Nederlandse beleidsinspanningen en ingezette middelen terug te voeren zijn. Dit kan slechts in termen van plausibiliteit worden geduid. 3


5 Deelt de regering de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat zij niet inhoudelijk ingaat op de kritiek van de Rekenkamer m.b.t. de matige kwaliteit van de uitvoering van het voorschottenbeheer ("een zwakke schakel in het financieel beheer")? En is zij bereid 'ad hoc' maatregelen te nemen in afwachting van de diverse verbeterprojecten zoals voorgesteld door de Algemene Rekenkamer? En zo ja, waar denkt zij in dit geval dan aan? Antwoord: Het voorschottenbeheer is reeds langere tijd onderwerp van zorg op het ministerie. Zowel de Rekenkamer als de Accountantsdienst concluderen over 2000 echter dat sprake is van verbeteringen. Zoals bekend is gekozen voor een structurele aanpak van de problemen omdat sprake is van structurele oorzaken. De Rekenkamer noemt in dit verband de opleiding en bezetting van voor beheer relevante functies. Via een aantal structurele verbeterprojecten zoals de Transparante Herinrichting Bedrijfvoering en de daaraan gekoppelde assessment en opleidingstrajecten voor o.a. medewerkers in financiële functies wordt getracht deze knelpunten op te lossen. Ook het belang van training van beleidsmedewerkers wordt erkend. Mede in het kader van de introductie van de nieuwe financiële informatiesystemen zal extra aandacht worden besteed aan de opleiding activiteitencyclus. Daarnaast besteedt het ministerie veel aandacht aan het "leren van gemaakte fouten" o.a. op basis van de rapportage van de ACD. Dit gebeurt zowel op individuele basis als op structurele basis via Ministeriebrede communicatie hierover en via de regionale beheersconferenties. Tenslotte wordt via een van de nieuwe structurele maatregelen, te weten de risicoanalyse voor posten en directies, ingespeeld op het tijdig onderkennen en ondervangen van situaties waar het risico op het maken van fouten het grootste is. Tijdelijke additionele ondersteuning via gerichte missies en training op basis van deze risicoanalyse beogen de gesignaleerde knelpunten van onvoldoende kennis en bezetting gericht aan te pakken. Indien nodig worden budgethouders die veel fouten maken door de leiding aangesproken. De door hen geboekte voortgang wordt vervolgens halfjaarlijks gemonitored. Al deze verbeteringen werden uitgevoerd in nauw overleg met de Rekenkamer. Zie ook het antwoord op vraag
1. 4



6 Hoe kunnen in de komende financiële verantwoording concrete doelstellingen worden geformuleerd, waardoor resultaten beter meetbaar worden? Antwoord: In het kader van de VBTB-operatie worden in de begroting en de verantwoording van Buitenlandse Zaken de zogenoemde operationele doelstellingen verder uitgewerkt. Het streven is om hierbij deze operationele doelstellingen specifieker, prestatiegerichter en meer toegespitst op het relevante begrotingsjaar te formuleren. Belangrijke richtpunt hierbij is de interactie tussen de begroting en verantwoording enerzijds, en de relatie tussen de departementale begrotingscyclus en de interne jaarplancyclus anderzijds. Een instrument om dit te bereiken is het inbedden van VBTB in de interne jaarplancyclus op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Met ingang van het jaar 2001 kennen de jaarplannen van posten en directies dezelfde indeling als de begroting van Buitenlandse Zaken. Posten en directies werken in de jaarplannen de doelstellingen uit de begroting verder uit. Naar verwachting zal dit op termijn bijdragen aan een meer duidelijke en expliciete relatie tussen de departementale begrotingscyclus en de interne jaarplancyclus, en zo ook tot verbeterde operationele doelstellingen in de begroting en een meer resultaatgerichte terugblik in de verantwoording. 9 10


7 Wanneer zal de Kamer worden geïnformeerd over de planning met betrekking tot de implementatie van de diverse ontwikkelingssystemen voor de toetsing van het consulair proces? Antwoord: Het nieuw ontwikkelde Visum Informatie Systeem (VIS) zal in de tweede helft van 2003 aan de posten ter beschikking worden gesteld. 14


8 Kan de regering ingaan op de bevindingen en conclusies over de matige kwaliteit van de uitvoering van het voorschottenbeheer? Zie antwoord op vraag 1 en 5. 27


9 Hoe denkt de regering in de volgende financiële verantwoording kengetallen te ontwikkelen die de relatie met de doelstellingen van beleid beter tot uitdrukking brengen? Zie antwoord op vraag 4. 29 30


10 Hoe kan in de toekomst een beter inzicht worden gegeven in het financieel belang van ontwikkelingshulp aan de verschillende landen? Antwoord: Zie het jaarverslag Internationale Samenwerking 2000 dat op 16 mei 2001 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstuk 27 700 nr. 43). Hierin is een bijlage opgenomen met de gerealiseerde uitgaven in 2000 per samenwerkingsland per sector. In de HGIS-nota 2002 en de MvT 2002 zullen de landenallocaties, incl. uitsplitsing per sector, voor 2002 worden weergegeven. 32


11 Kan de regering reageren op de constatering van de Algemene Rekenkamer dat de regering de Tweede Kamer weinig actueel inzicht verschaft in de kwaliteit van multilaterale kanalen? Antwoord: De Regering spant zich in om de Tweede Kamer een zo goed mogelijk inzicht te verschaffen in de kwaliteit van de multilaterale kanalen voor ontwikkelingssamenwerking. In 1999-2000 werden notities aan de Kamer gestuurd, waarin een appreciatie werd gegeven van VN-instellingen en fondsen en programma's, de EU en Internationale Financiële Instellingen als kanaal voor ontwikkelingssamenwerking (Kamerstukken 26714 nr. 1, 26536 nr. 1 en 26967 nr. 1). Deze notities werden gevold door de notitie 'Samen Werken voor Effect, op weg naar een Internationale Ontwikkelings-architectuur' (Kamerstuk 27237 nr.1). Tijdens het AO van 29 maart 2001 over ontwikkelingssamenwerking via het multilaterale kanaal is nadere informatie toegezegd over het financiële beheer door en prestatiemeting bij internationale organisaties. In dit verband werd een uitgebreide VBTB-proefrapportage m.b.t. UNDP toegezegd, alsmede informatie over de follow-up acties die werden genomen naar aanleiding van de appreciatie notities over de VN en IFI's. Deze gegevens zullen u binnenkort toegaan. Ook in het kader van de Genèvegroep, de groep van grote contribuanten aan de VN die zich in principe alleen bezighoudt met verplichte contributies, wordt aandacht besteed aan onderwerpen als het bevorderen van kosteneffectiviteit, efficiency en de invoering van resultaatgericht begroten bij VN-instellingen. In aanvulling op het bestaande toetsingsinstrumentarium (zoals bijv. door de lidstaten in commissies als de Committee on Development Effectiveness van de Raad van Bewindvoerder van de Wereldbank, door de organisaties zelf door middel van evaluaties, interne en externe accountantscontrole en eigen inspectie eenheden, door externe evaluaties) zal binnenkort ook gebruik gemaakt worden van een beoordelingskader. Het gaat hierbij om een permanente toets onder budgethouders op het departement, posten, permanente vertegenwoordigingen en vakdepartementen naar de effectiviteit, efficiency en relevantie van de betreffende multilaterale organisaties, zowel op het hoofdkantoorniveau als in het veld. 33


12 Waarom hebben de genomen maatregelen die kunnen leiden tot meer structurele en uniforme behandeling van verantwoordingsinformatie van internationale organisaties, nog niet geleid tot de relevante informatie op de vragen van de Tweede Kamer in de financiële verantwoording 2000? Antwoord: Het is niet duidelijk wat in de vraag wordt bedoeld met "de vragen van de Tweede Kamer in de financiële verantwoording 2000". Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 11 (27700-10) is tijdens het Algemeen Overleg op 29 maart jl. een nieuwe notitie toegezegd over ontwikkelingssamenwerking via het multilaterale kanaal, waarin ondermeer zal worden ingegaan op de wijze waarop zowel de interne als de externe accountantscontrole bij de afzonderlijke multilaterale organisaties is geregeld. Tevens werd een uitgebreide VBTB-proefrapportage m.b.t. UNDP toegezegd. 33


13 Wanneer zal de Kamer worden geïnformeerd over de besteding van EU- structuurfondsen met daarbij een overzicht van cofinancierings-projecten? Antwoord: De Staatssecretaris van Economische Zaken zal, als coördinerend bewindspersoon inzake de besteding van de structuurfonds-gelden, nog deze zomer de Kamer hierover berichten. 33 34


14 Kan in bovengenoemde rapportage aan de Tweede Kamer eveneens worden aangegeven in hoeverre de besteding van de EU- gelden hebben geleid tot het realiseren van gestelde doelen? Antwoord: De begroting van Buitenlandse Zaken kent geen uitgaven die betrekking hebben op co-financiering van activiteiten die betaald worden met gelden uit Europese structuurfondsen. M.b.t. de doelmatigheid van de besteding van de EU-structuurfondsgelden door de betreffende structuurfondsministeries, verwijs ik naar de rapportage door deze Ministeries. 33 34


15 De regering heeft toegezegd in de volgende financiële verantwoording het financieel belang van "Hulp aan Indonesië"op te nemen. Is zij tevens bereid informatie over het financieel belang van hulp aan andere landen of regio's op te nemen in de volgende financiële verantwoording? Zie het antwoord op vraag 10 34


16 Wordt de suggestie van de Algemene Rekenkamer om de Tweede Kamer alsnog te informeren over de actuele situatie inzake de beleidsprioriteiten alsnog overgenomen? Antwoord: Met betrekking tot de beleidsprioriteit "Hulp aan Indonesië" zal de Kamer binnenkort nader worden geïnformeerd. De overige twee beleidsprioriteiten die de AR noemt zijn de "Effectiviteit van de multilaterale hulp" en "Europese Structuurfondsen". Wat betreft de "Effectiviteit van de multilaterale hulp" wordt een permanente kwaliteitstoets van de gebruikte multilaterale kanalen nagestreefd. Reeds eerder werd toegezegd dat ten behoeve van de Tweede Kamer periodiek appreciatienotities over het multilaterale kanaal zullen worden opgesteld. Hiervoor is onder meer een beoordelingskader in ontwikkeling. Wat betreft de Europese structuurfondsen wordt medio 2001 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd. 34


17 Deelt de regering de kritiekpunten van de Algemene Rekenkamer op de gedetineerdenzorg in het buitenland en zo ja hoe kunnen verbeteringen worden bewerkstelligd? Antwoord: Na kennisneming van het Algemene Rekenkamerrapport 'Gedetineerdenzorg buitenland' heb ik in mijn brief aan de President van de Algemene Rekenkamer van 8 september 2000 mijn zienswijze uiteengezet waarbij ik gereageerd heb op de kritiekpunten. Ik heb daarbij aangegeven een Ronde Tafel Conferentie te willen beleggen over het gedetineerdenbeleid. Deze Ronde Tafel Conferentie is gepland voor oktober 2001. Op 5 oktober 2000 heb ik Uw Kamer daarover per brief geïnformeerd (Kamerstuk 27 430 nr.3). 53

Lijst van vragen - totaal

Kamerstuknummer : 27704

Vragen aan : Regering

Commissie : Buitenlandse Zaken

Nr Vraag Blz van tot


1 Op artikel 09.03 zijn meer verplichtingen aangegaan dan geraamd om het uitgavenniveau op peil te houden. Kan de regering toelichten waarom en om wat voor verplichtingen het gaat? Antwoord: Het gaat hier om een programma dat nog sterk in opbouw is. Een deel van de in 1999 en 2000 aangegane verplichtingen leidt pas in de komende jaren tot uitgaven. Teneinde in 2000 de voorgenomen activiteiten op het terrein van Vredesopbouw en Goed Bestuur te kunnen uitvoeren en het begrote uitgavenniveau te kunnen realiseren is uiteindelijk het verplichtingenbudget overschreden. 8


2 Op artikel 15.10 zijn een groot aantal meerjarige verplichtingen aangegaan. Kan de regering toelichten welke en voor welk bedrag? Antwoord: Het totaalbedrag van alle aangegane verplichtingen in 2000 bedraagt NLG 673.185.000,00. In verband met de grote hoeveelheid aangegane en veelal kleinere verplichtingen in het begrotingsjaar 2000 is in het kader van de inzichtelijkheid gekozen voor een opsomming van de grootste meerjarige verplichtingen 2000. Deze worden hieronder per land vermeldt. Indien gewenst kan een volledig overzicht van alle meerjarige verplichtingen 2000 worden geleverd. Bosnië Wereldbankprojecten 1999 NLG 20.400.000,00 Grenspolitie NLG 10.480.000,00 Minderhedenterugkeer NLG 35.129.000,00 Moldavië Structural Adjustment Credit NLG 25.547.000,00 Health Investment Fund NLG 23.800.000,00 Macedonië Cofinanciering Wereldbanklening FESALII NLG 36.160.000,00 Public Administration Reform NLG 9.764.000,00 Kosovo Begrotingssteun Kosovo Consolidated Budget NLG 25.172.000,00 Community Development Fund NLG 14.700.000,00 Stabpact Kosovo: Urgent Road Project NLG 18.200.000,00 Regionaal Europa PSO Balkan / EZ NLG 70.000.000,00 Stabpact Balkanfonds FMO NLG 29.391.000,00 UN Consolidated Inter-Agency Appeal NLG 84.075.000,00 Totaal hier vermelde activiteiten NLG 402.818.000,00 20

Kenmerk
Blad /22

===