http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=416204
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bureau Secretaris-Generaal Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 5 juni 2001 Auteur D.J. Nieuwenhuis
Kenmerk BSG 314/01 Telefoon 070-3485081
Blad /1 Fax 070-3484800
Bijlage(n) 3 E-mail dj.nieuwenhuis@minbuza.nl
Betreft Vragen over de Verantwoording, het Rapport van de AR en de Slotwet
Zeer geachte Voorzitter,
Mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken bied ik u hierbij de antwoorden aan
op vragen van uw Commissie over de Financiële Verantwoording van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) over het jaar 2000, het Rapport van de
Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 27 700 nr. 9 en 10) en de Slotwet (Kamerstuk
27 704 nr. 1 en 2).
de Minister van Buitenlandse Zaken
Lijst van vragen - totaal
Kamerstuknummer : 27700-9
Vragen aan : Regering
Commissie : Buitenlandse Zaken
Nr Vraag Blz van tot
1 Vorig jaar is gesproken over de stapsgewijze invoering van de
sectorale benadering waardoor een evaluatie vooralsnog niet goed mogelijk
was. Kan worden aangegeven in welke mate er vorderingen zijn gemaakt met
betrekking tot de mogelijkheden om beter te evalueren en is er intussen een
aanzet gegeven tot deze evaluatie? Antwoord: Er zijn enkele jaren van
ervaring met de sectorale benadering nodig om tot een zinvolle
beleidsevaluatie te komen. In de tussentijd is het van het grootste belang
om een systeem van monitoring en evaluatie in te voeren, zowel op het niveau
van door Nederland gefinancierde activiteiten als op sectorniveau. Een
dergelijk systeem zal een grotere transparantie bieden in de stand van zaken
met betrekking tot de uitvoering van Nederlandse activiteiten en het proces
van sectorale benadering in de gekozen sectoren. Het systeem zal bovendien
een beleidsevaluatie op termijn faciliteren. In de periode mei en juni 2001
is op een viertal posten geëxperimenteerd met een ontwerp-systeem voor
monitoring en evaluatie. Dit vormt de basis voor gerichte training en brede
invoering van het systeem in de periode 2001/2002. 0
2 In het regeerakkoord is afgesproken dat de ministeries in het jaar
2002 5% moeten hebben bezuinigd op hun personeelsvolume. Wat heeft het
ministerie van Buitenlandse Zaken tot nu toe gerealiseerd aan
personeelsreductie? Antwoord: De volumereductie van het personeelsbestand
met 5% uit het Regeerakkoord is door Buitenlandse Zaken inmiddels bereikt.
Tot op heden is een inkrimping gerealiseerd van 178 fte's, hetgeen
overeenkomt met ca 5,5% van het personeelsbestand in 1999. Deze inkrimping
is gerealiseerd door de in 1999 op BZ in gang gezette efficiency-operatie.
0
3 In het regeerakkoord is afgesproken dat de ministeries hun
inkoopbeleid dienen te verbeteren. Rijksbreed moet dit in het jaar 2002 246
mln. hebben opgeleverd. Wat heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken tot
nu toe gerealiseerd van deze taakstelling? Antwoord: Bij Regeerakkoord is
een efficiencytaakstelling opgelegd aan de departementen door het
inkoopbeleid te verbeteren. Deze efficiencytaakstelling is naar rato
taakstellend opgelegd aan de departementale begrotingen. Eerder is de Kamer
in antwoord op kamervraag 18 bij de Miljoenennota 2001 (Kamerstuk 27400
nr.31) reeds gemeld dat de begrotingsramingen uit hoofde hiervan
taakstellend structureel zijn verlaagd en dat er zich geen
besparingsverliezen hebben voorgedaan. Voorts is door het kabinet in 1999
een actieplan Professioneel Inkopen en Aanbesteden opgesteld. Dit actieplan
is er onder andere op gericht om tot een stricte naleving te komen van de
Europese aanbestedingsprocedure en om meer gezamenlijk in te kopen
bijvoorbeeld door te werken met raamcontracten. De precieze invulling is
verder aan de departementen gelaten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken
heeft een aantal maatregelen doorgevoerd om aan deze taakstelling te
voldoen. Hierbij valt te denken aan: het centraal (door één dienstonderdeel)
inkopen van drukwerk, het clusteren van facilitaire dienstverlening en het
samenvoegen van magazijnen op het departement. Deze maatregelen dragen bij
aan de noodzakelijke schaal- en synergievoordelen op het gebied van inkoop.
Hiermede wordt aan de taakstelling van NLG 1,1 miljoen in 2000 voldaan. 0
4 In het regeerakkoord is afgesproken dat de uitgaven voor externe
advisering zullen worden beperkt. Dit gebeurt door een korting van 5% per
jaar oplopend tot 15% in het jaar 2001. Is het ministerie van Buitenlandse
Zaken er in geslaagd in het jaar 2000 de uitgaven voor externe advisering
met 10% te verlagen? Antwoord: Bij Regeerakkoord is een taakstelling
opgenomen ter beperking van de inhuur van externen. De maatregel is naar
rato toegedeeld aan de departementen. Eerder is in antwoord op kamervraag 18
bij de Miljoenennota 2001 (Kamerstuk 27400 nr.31) gemeld dat de
begrotingsramingen uit hoofde hiervan taakstellend structureel zijn verlaagd
en dat er zich geen besparingsverliezen hebben voorgedaan. Overigens is de
beslissing over de inhuur van externen versus het zelf uitvoeren van taken
door de overheid een afweging die elke keer opnieuw dient te worden gemaakt
via integraal management. Daarbij dient het antwoord te worden gevonden op
de vraag hoe de doelen het beste kunnen worden gerealiseerd tegen zo laag
mogelijk kosten. De precieze invulling is verder aan de departementen
gelaten. De aan het ministerie van Buitenlandse Zaken opgelegde taakstelling
bedroeg voor 2000 NLG 0,6 miljoen. Vanwege het relatief geringe bedrag zijn
geen specifieke maatregelen genomen om aan deze taakstelling te voldoen,
maar is deze taakstelling in het totaalpakket van de in 1999 op BZ gestarte
efficiency-operatie meegenomen. 0
5 Het kabinet zou in deze kabinetsperiode de administratieve lasten
met 25% verlagen ten opzichte van 1994. In hoeverre is het ministerie van
Buitenlandse Zaken hierin inmiddels geslaagd? Antwoord: De afspraken van het
kabinet om de administratieve lasten te verlagen zijn niet van toepassing op
het ministerie van Buitenlandse Zaken. 0
6 Wat voor mondiaal vrijhandelsstelsel doet recht aan de positie van
ontwikkelingslanden? Wat is die positie? Antwoord: Bedoeld
vrijhandelsstelsel is een op regels gebaseerd, wereldwijd, multilateraal
stelsel waarbinnen het recht van de sterkste niet prevaleert boven dat van
de zwakste. Bij de inrichting van dat stelsel dient mede rekening gehouden
te worden met de verschillende economische uitgangsposities van
geïndustrialiseerde landen, ontwikkelingslanden in het algemeen en minst
ontwikkelde landen in het bijzonder. De kern van dit wereldhandelsstelsel
wordt gevormd door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de verdragen die in
WTO-verband afgesloten zijn. Deze verschillende economische
uitgangsposities zijn vertaald in de bijzondere en afwijkende behandeling
(Special and Differential Treatment - SDT) die aan ontwikkelingslanden wordt
toegekend in de verschillende WTO-verdragen. Daarbij is te denken aan
gerichte technische assistentie aan ontwikkelingslanden, langere
overgangsperiodes bij de implementatie van bestaande en nieuwe WTO-verdragen
en aan flexibiliteit inzake de aangegane verplichtingen en / of het gebruik
van bijzondere beleidsinstrumenten. Een vrijhandelsstelsel dat recht doet
aan de bijzondere positie van ontwikkelingslanden, geeft concreter en
bindender invulling aan deze SDT-bepalingen. Voorts dient een dergelijk
stelsel bij het maken van afspraken over verdere liberalisering van de
wereldhandel bijzondere aandacht te besteden aan producten en diensten die
van groot belang zijn voor de economische ontwikkeling van armere landen
(bijvoorbeeld landbouw- en textielproducten of maritieme dienstverlening).
Het opheffen van handelsbelemmeringen voor ontwikkelingslanden zou gepaard
dienen te gaan met het beëindigen van de bevoordeling van de eigen
aanbieders in het kader van hulpprogramma's. De recente overeenstemming in
de DAC over de ontbinding van de hulp voor de minst ontwikkelde landen vormt
een belangrijke stap in die richting. 13
7 De uitbreiding van de Unie met 13 nieuwe lidstaten is dichterbij
gekomen. Betekent dit dat Turkije in 2000 dichterbij het voldoen aan de
Kopenhagencriteria is gekomen? Antwoord: Sinds in december 1999 tijdens de
Europese Raad van Helsinki de status van Turkije als kandidaatlidstaat werd
bevestigd is aanzienlijke voortgang geboekt bij de voorbereidingen van
Turkije op het lidmaatschap van de Unie. De EU heeft op 8 maart jl. het
Partnerschap voor Toetreding met Turkije vastgesteld, waarin de prioriteiten
voor de korte en middellange termijn worden genoemd voor de inspanningen van
Turkije om te voldoen aan de Kopenhagencriteria. Turkije heeft op 19 maart
jl. zijn Nationaal Programma voor de overname van het acquis bekend gemaakt.
Dit document is door de EU verwelkomd als een belangrijke stap in het Turkse
pre-toetredingsproces. Hoewel het programma bepaald niet op alle punten aan
de eisen van de EU voldoet, toont het de bereidheid van Turkije om ook op
politiek terrein te komen tot hervormingen en reflecteert het de groeiende
bereidheid van Turkije om politiek gevoelige kwesties ter discussie te
stellen. Zo heeft de EU, onder meer in het kader van de politieke dialoog,
bij verschillende gelegenheden een open en eerlijke gedachtenwisseling met
Ankara kunnen voeren over onder meer de mensenrechtensituatie in Turkije en
de kwestie-Cyprus. Tijdens de Associatieraad van 11 april 2000 zijn acht
subcomités ingesteld, die tot doel hebben de implementatie van het
Partnerschap voor Toetreding te monitoren en het proces van acquis screening
voor te bereiden. Deze comités beginnen binnenkort aan hun tweede serie
bijeenkomsten. De resultaten van hun werk zullen door de Commissie worden
gerapporteerd aan de Europese Raad van Laken in december van dit jaar. Op
het terrein van de politieke Kopenhagencriteria heeft Turkije concreet
voortgang geboekt door in 2000 een aantal wetswijzigingen door te voeren die
betrekking hebben op het beter functioneren van de rechtsorde. Dat is een
eerste stap in de aanpassing van de Turkse regelgeving. Minstens even
belangrijk is dat deze regels ook worden uitgevoerd. Op dat punt zal de EU
beslist de druk op de ketel moeten houden. Daarnaast heeft Turkije twee
VN-verdragen ondertekend op het terrein van burgerlijke en politieke,
economische, sociale en culturele rechten. Voorts heeft Turkije recent
protocol nr. 12 van de Europese Conventie inzake de Rechten van de Mensen
ondertekend. Tenslotte is belangrijke voortgang geboekt in het verbeteren
van de relaties met Griekenland, hetgeen tot uitdrukking is gekomen in een
toename van bilaterale contacten en de voorbereidingen voor een aantal
vertrouwenwekkende maatregelen. Wat betreft de economische criteria steunt
de EU het hervormingsprogramma dat Ankara recent heeft opgesteld in
samenspraak met de internationale financiële instellingen. Dit plan zal
tevens de voorbereidingen voor de toetreding versterken. Op een aantal
terreinen is dus het afgelopen jaar belangrijke voortgang geboekt. Dat neemt
niet weg dat de toetreding van Turkije tot de EU een proces is van lange
adem, waarin nog veel stappen moeten worden gezet. 14
8 Wat waren de oorzaken van de vertragingen in de bestedingen in het
kader van het sectorbeleid en wat is de omvang van het bedrag dat niet tot
besteding is gekomen? Antwoord: De beperking van het aantal sectoren en de
invoering van het beginsel van sectorale benadering hebben tot aanpassingen
in de samenwerkingsrelaties met een aantal landen geleid. In sommige landen
(bijv. Bangladesh en Burkina Faso) zijn deze aanpassingen tijdelijk ten
koste gegaan van het uitgavenniveau. In totaal gaat het hierbij om een
bedrag van ca. NLG 25 mln. 17
9 Wanneer zal de notitie van de minister van Economische Zaken over de
Europese structuurfondsen naar de Kamer worden gezonden? Antwoord: De
Staatssecretaris van Economische Zaken zal medio 2001 in afstemming met de
overige structuurfondsministeries de bedoelde brief aan de Kamer zenden.
23
10 Wat zijn de oorzaken van de vertragingen in de programma's voor het
landenprogramma economische ontwikkeling, werkgelegenheid en regionale
ontwikkeling en wat is de omvang van het verdrag dat uiteindelijk niet is
besteed? Antwoord: Ten opzichte van de goedgekeurde begroting 2000 is
uiteindelijk een onderuitputting opgetreden van NLG 2,5 mln (0,6% van het
totale budget voor deze programma's) . De vertragingen betroffen met name
het landenprogramma met Bangladesh en hangen samen met de invoering van de
sectorale benadering (zie ook antwoord op vraag 8). 25
11 Kan een overzicht worden verstrekt van de door Nederland
gefinancierde milieuprojecten in 2000? Antwoord: Verondersteld wordt dat
onder milieuprojecten bedoeld wordt; projecten die volledig ten goede komen
aan het milieu en niet de projecten met een milieucomponent die slechts
gedeeltelijk aan milieu worden toegerekend. Beide categorieën projecten
worden namelijk (geheel of gedeeltelijk) meegerekend voor de 0.1 %
doelstelling voor natuur en milieubeleid in ontwikkelingslanden. Het
bijgevoegde 'Overzicht uitgaven milieuprojecten 2000' bevat alleen die
projecten waaraan in 2000 een financiele bijdrage is verstrekt. Daarnaast
bestaan er nog milieuprojecten die door Nederland gefinancierd zijn maar in
2000 geen beslag op financiele middelen hebben gelegd. Het betreft dan vaak
projecten (in totaal meer dan 2000!) die in de laatste fase van uitvoering
zijn en binnenkort afgesloten kunnen worden. Uit het overzicht blijkt dat
er in totaal 560 milieuprojecten werden uitgevoerd in 2000 die een beslag
kenden van NLG 346.271.000 op de OS middelen. Daarvan werden er 401
milieuprojecten in 61 landen uitgevoerd met een kasbeslag van NLG
212.009.000. Daarnaast zijn er nog 159 projecten uitgevoerd met een
regionale of wereldwijde focus met een kasbeslag van NLG 134.262.000. Voor
de volledigheid wil ik eraan toevoegen dat in meer dan 20 landen van het
totaal van 61, het vaak een of enkele projecten betreft die zich in de
eindfase bevinden en, al dan niet in de vorm van een exit-strategie, in 2001
of in 2002 aflopen. Met deze landen zullen in principe geen nieuwe
milieuprojecten meer worden opgezet. 29 30
12 Bestaan vooruitzichten op committering van andere EU-lidstaten aan
nieuwe projecten in het kader van EVDB? Zo ja, welke? Zo nee, welke gevolgen
heeft dat voor de verder vormgeving van het EVDB en het wegwerken van
militaire tekorten in Europa? Antwoord: Naast Nederland heeft een aantal
landen land, lucht en maritieme moderniseringsprogramma's op stapel staan,
vooral gericht op de mogelijkheid sneller, flexibeler en waar nodig
krachtiger te kunnen opereren. Diverse landen hebben projecten lopen, dan
wel gaan projecten in gang zetten op het vlak van strategisch luchttransport
((A400M project, met deelname van België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg,
Italië, VK en Spanje), zeetransport (Sealift capacity, met deelname van
België, Frankrijk en Luxemburg), de commandovoering en
inlichtingencapaciteit (o.a. Helios 2 met deelname van o.a. Frankrijk,
Italië en België). Genoemde projecten passen ook goed in de door het Defence
Capabilities Initiative geformuleerde behoeftes. Ook andere Europese landen
spannen zich dus in om de Europese defensiecapaciteiten te versterken. Dat
gezegd zijnde, dient naar de mening van de Regering de noodzaak van
versterking van de militaire capaciteiten hoog op de agenda te blijven
staan. Er dient nog veel te gebeuren om het in het kader van het EVDB
vastgelegde ambitieniveau te verwezenlijken om in 2003 60.000 militairen
snel in het veld te kunnen brengen ten behoeve van
crisisbeheersingsoperaties, inclusief de daarbij behorende ondersteuning op
het gebied van logistiek, commandovoering en inlichtingen. Deze operatie
moet tenminste een jaar volgehouden kunnen houden. Er is bepaald geen reden
tot zelfgenoegzaamheid en Nederland zal dit met woord en daad blijven
benadrukken. 38
13 Welke mogelijkheden heeft de IOB tot evaluatie van multilaterale
ontwikkelingssamenwerking? Antwoord: Verwezen wordt naar de notitie
"Internationale activiteiten van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en
Beleidsevaluatie" die op 15 mei aan de Voorzitter van de Vaste Commissie
voor Buitenlandse Zaken werd aangeboden (NDS Buza 000246). In deze notitie
wordt onder meer geschetst welke mogelijkheden IOB heeft tot het ondernemen
van evaluaties van multilaterale organisaties en hun programma's, alsmede
bij welke multilaterale evaluaties IOB tot nu toe was betrokken. 51
14 Onder kwaliteitsverbetering wordt onder andere verbetering van de
klantvriendelijkheid verstaan. Valt hieronder ook verbetering van de
integriteit? Is integriteit vooral een probleem onder Nederlands of lokaal
personeel? Antwoord: Kwaliteitsverbetering, klantvriendelijkheid en
integriteit zijn nauw met elkaar verbonden. De noodzaak van voortdurende
aandacht en zorg ten aanzien van nauwkeurige en integere uitvoering van
procedures binnen het consulaire proces is evident. Dit geldt zowel de
uitvoering door uitgezonden als lokaal personeel, tussen beide categorieën
bestaat in principe geen verschil. 52
15 Waarom is de werving van nieuw personeel voor consulaire zaken niet
afgerond en wanneer zou dit kunnen worden afgerond? Antwoord: Voor de
werving van nieuw personeel voor consulaire zaken is in januari een
clusteractie opgezet die in april is afgerond. 52
16 Welke aanbevelingen van het adviesbureau van KPMG worden door de
regering niet onderschreven? Antwoord: Op 13 november 2000 heb ik de Kamer
het KPMG-rapport alsmede de door het departement opgestelde
managementreactie daarop toegezonden (Kamerstuk 27 400 V nr. 44). In deze
managementreactie is per aanbeveling aangegeven of deze is overgenomen,
alsmede de wijze waarop en de tijdsspanne waarbinnen de implementatie vorm
zal krijgen. 53
17 Welke andere instrumenten - behalve internationaal overeengekomen
indicatoren en waarderingscijfers - hanteert het ministerie om meer inzicht
te krijgen in het effect van Nederlandse inspanningen en in hoeverre zal in
de toekomst meer met kengetallen worden gewerkt? Antwoord: Naast
internationaal overeengekomen indicatoren en waarderingscijfers hanteert het
departement een scala aan instrumenten om meer inzicht te krijgen in de
effecten van de Nederlandse inspanningen. Deze instrumenten zijn: Ex post
evaluaties: Jaarlijks vindt een groot aantal ex-post evaluaties plaats van
de beleidsterreinen van BZ alsmede de bedrijfsvoeringsonderdelen. De
meerjarige evaluatieprogrammering van BZ wordt dusdanig opgesteld dat elk
beleidsterrein - zoals opgenomen in de begroting - tenminste eens per 5 jaar
wordt geëvalueerd. Organisatiedoorlichtingen: Jaarlijks worden diverse
organisatieonderdelen van BZ doorgelicht. Deze doorlichtingen zijn primair
gericht op de beoordeling van het functioneren van de dienstonderdelen.
Gestreefd wordt om elke post eens in de vier jaar door te lichten. Ex ante
beoordelingen: Voor elk nieuw project/programma wordt eerst een
Beoordelingsmemorandum (BEMO) opgesteld met als doel om een zorgvuldige
afweging te maken voordat een project of programma gestart wordt. Daarnaast
wordt gebruik gemaakt van een checklist Organisational Capacity Assessment
(COCA) op basis waarvan vooraf toetsing van de beheerscapaciteit van de
wederpartij plaats vindt . Institutional Sector and Organisation Analyses
(ISOA): De ISOA is een systematische analyse van een sector in een land waar
Nederland zijn OS geld zou willen besteden. Op basis van deze analyse wordt
van te voren inzicht verkregen in de te verwachten doelmatigheid en
doeltreffendheid van de Nederlandse inzet. Monitoringsystemen: Monitoring is
bij BZ een integraal onderdeel van de uitvoering van activiteiten. Daarbij
wordt onderscheid gemaakt tussen interne monitoring ten behoeve van de
voortgang van de activiteit en externe monitoring ten behoeve van de
supervisie. Appreciaties: BZ heeft recent het instrument appreciatie
gebruikt om de implementatiecapaciteit en de beheerscapaciteit van
internationale organisaties te onderzoeken en te beoordelen. Het betreft de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering van het mandaat dat
internationale organisaties gekregen hebben. BZ gebruikt dit instrument met
name om zicht te krijgen op de doelmatigheid en doeltreffendheid van
multilaterale hulp. In dit verband is het nuttig ook melding te maken van
het zgn. Beoordelingskader dat is ontwikkeld om de kwaliteit van
multilaterale instellingen als kanaal voor ontwikkelingssamenwerking op meer
reguliere basis te beoordelen. Aan een groot aantal respondenten
(ambassades, permanente vertegenwoordigingen e.d.) zal jaarlijks een mening
gevraagd worden over met name de relevantie, effectiviteit en
doeltreffendheid van die instellingen. De daaruit verkregen informatie zal
een belangrijke input vormen voor de regulier aan het parlement te sturen
appreciaties van multilaterale instellingen. Diverse type kengetallen, met
name op het punt van ramingskengetallen (onderbouwing van uitgaven) en
doelmatigheidskengetallen (kosten per produkt). Voor het gebruik van
kengetallen in de toekomst wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4 over
Kamerstuk 27700 nr. 10. 59
18 Kan precies worden aangeven welk deel van de 75 mln is besteed aan
looneffecten, welk deel aan koerseffecten en welk deel aan prijseffecten, de
buitenlandvergoedingen en welk deel aan materiële budgetten? Antwoord: Het
bedrag van NLG 75 mln aan loon, prijs- en koerseffecten is als volgt
opgebouwd: - Looneffecten van uitgezonden en lokaal personeel: NLG 25,8
miljoen - Koerseffecten lokaal personeel: NLG 10,5 miljoen. -
buitenlandvergoedingen: 6,4 miljoen (waarvan NLG 3,0 miljoen prijseffecten
en NLG 3,4 miljoen koerseffecten) - Materiële budgetten: 32,3 miljoen
(waarvan NLG 6,0 miljoen aan prijseffecten en NLG 26,3 miljoen aan
koerseffecten) 70
19 Dient het bedrag dat begroot was voor de verplichtingen en uitgaven
voor het Nederlands aandeel in het Europees Ontwikkelingsfonds voor de
begroting van 2000 gereserveerd te worden voor de komende begroting?
Antwoord: Het bedrag, dat in 2000 begroot was maar niet is uitgegeven, zal
worden toegevoegd aan de begrotingen voor komende jaren, voorzover door de
EU met ACS-staten nieuwe verplichtingen worden aangegaan. Overgebleven
middelen van vorige EOF's kunnen worden toegevoegd aan het vigerende EOF,
momenteel het 8e EOF. De vorig jaar gesloten Cotonou-overeenkomst voorziet
dat de resterende middelen van het 6e, 7e en 8e EOF bij inwerkingtreding van
het 9e EOF zullen worden overgeheveld naar het 9e EOF. 79 80
20 Wat zijn de exacte oorzaken van de onderbesteding van maar liefst
een derde van het budget voor het onderdeel mensenrechten,
conflictbeheersing, democratisering en goed bestuur? Betreft dit bepaalde
landen en/of regio's? Houdt de onderbesteding verband met de delegatie aan
de ambassades? Antwoord: Van het begrotingsbedrag per 1-1-2000 is
uiteindelijk 12 % niet gerealiseerd. Dit is te wijten aan het feit dat het
aantal ingediende voorstellen op het departement voor de niet-gedelegeerde,
met name landenoverstijgende projecten achter is gebleven bij de prognose.
Het gegeven dat het hier om een programma in opbouw gaat is hier debet aan.
De onderbesteding houdt geen verband met de delegatie aan ambassades; het
aan ambassades gedelegeerde budget is vrijwel volledig uitgeput (97%). 83
21 Waarom is bij de verhoging van de vrijwillige bijdrage aan UNHCR en
UNWRA respectievelijk gekozen voor 22,5 mln en 39,7 mln? Waarvoor zijn deze
middelen bestemd? Antwoord : De verhoging van de bijdrage aan UNHCR in 2000
ad NLG 22,5 mln bestond uit een structurele verhoging van de jaarlijkse
vrijwillige bijdrage van NLG 12,5 mln (verhoging van NLG 47,5 mln tot NLG 60
mln) ter financiering van het programma van UNHCR, alsmede een eenmalige
ophoging van NLG 10 mln. De verhoging van de jaarlijkse vrijwillige
bijdrage, laatstelijk vastgesteld in 1998, was gebaseerd op een aantal
factoren, zoals het belang dat werd gehecht aan nieuwe activiteiten van
UNHCR, de bestaande financieringsbehoefte van de organisatie en de positie
van Nederland op de donorranglijst. De eenmalige bijdrage van NLG 10 mln
was een reactie op een verzoek terzake van de organisatie, die zich
geconfronteerd zag met ernstige onderfinanciering. De verhoging van de
bijdrage aan UNRWA in 2000 ad NLG 39,7 mln bestond in de eerste plaats uit
een structurele verhoging van de jaarlijkse vrijwillige bijdrage van NLG 5
mln (verhoging van NLG 11 mln tot NLG 16 mln) ter financiering van het
programma van UNRWA, alsmede een eenmalige bijdrage van NLG 34,7 mln naar
aanleiding van een "emergency appeal" van de Secretaris-Generaal van de VN.
De jaarlijkse vrijwillige bijdrage aan UNRWA was de laatste jaren
ongewijzigd gebleven, waarbij in 1997 en 1999 van een extra bijdrage sprake
was om de ergste financiële nood van de organisatie te lenigen. 85
22 Zullen de f 15 miljoen van het vredesfonds die in 2000 nog niet zijn
uitgegeven worden toegevoegd aan het vredesfonds in 2001? Zo nee, waar is
het bedrag dan aan besteed? Antwoord: Het budget van 2000 zal niet worden
toegevoegd aan het vredesfonds in 2001. Aangezien het fonds pas recent (eind
2000) geheel operationeel is geworden, ligt het niet in de verwachting dat
toevoeging aan het fonds in 2001 zinvol is. De NLG 15 mln. wordt in 2001
ingezet voor additionele uitgaven binnen non-ODA, zoals de Nederlandse inzet
bij UNMEE. 86
23 Hoe lang zal de herziening van de salarisstructuur doorwerken in de
gemiddelde kosten voor de Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie en gaan de
kosten voor de wachtgelden sterk toenemen? Antwoord: De herziening van de
salarisstructuur in 1995 heeft een vertraagde doorwerking gekend met
betrekking tot de wachtgelden. De herziening van de salarisstructuur heeft
thans geen invloed meer op de gemiddelde kosten per post-actieve; wel hebben
loonstijgingen na 1995 invloed op de gemiddelde kosten per post-actieve. Het
aantal post-actieven is in 2000 ten opzichte van 1999 licht gedaald. Naar
verwachting kan deze lijn in de komende jaren worden doorgetrokken, zodat de
totale kosten niet of nauwelijks zullen toenemen. 91
24 Waarom is de bijdrage voor 2000 aan het Ontwikkelingsfonds komen te
vervallen? Antwoord: De bijdrage aan het zachte loket van de Caraibische
Ontwikkelingsbank (het Special Development Fund) is vervallen omdat
Nederland niet heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over de
middelenaanvulling van dit fonds voor de periode 2000-2002. Nederland is
geen lid van de Caraibische Ontwikkelingsbank, maar droeg eerder wel bij aan
het zachte loket van de Bank. Het ging om een testcase voor lidmaatschap van
de Bank, waarbij het belang van de Nederlandse Antillen en Aruba centraal
stond. Inmiddels is gebleken dat het lidmaatschap, ook voor de Nederlandse
Antillen en Aruba, geen reële optie is, ondermeer vanwege het vereiste dat
lenende regionale leden lid moeten zijn van Caricom en omdat de kosten
relatief hoog zijn. 94 95
25 In welke zin en waarom is het programma voor onderzoek in het kader
van ontwikkelingssamenwerking bijgesteld? Antwoord: Het programma voor
onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking is voor het jaar 2000
slechts in financiële zin - enigszins naar beneden - bijgesteld. De reden
was dat een aantal uitgaven die oorspronkelijk voor 2000 waren geraamd,
reeds in 1999 is gedaan. Het onderzoekbeleid is in inhoudelijke zin niet
gewijzigd. De doelstelling van het programma is nog steeds de ondersteuning
van de opbouw en versterking van capaciteit op het terrein van onderzoek in
ontwikkelingslanden, die ontwikkelingsrelevant is en dus vraag- en
gebruiksgericht. 96
26 Kan worden aangegeven welk bedrag van welk artikel is overgeheveld
naar het nieuwe artikel 15.10 Wederopbouw Zuidoost Europa? Antwoord: In de
eerste suppletore begroting 2000 is het artikelonderdeel 15.01.04 Voorlopige
reservering Kosovo/Wederopbouw Zuidoost Europa vervangen door het nieuwe
begrotingsartikel 15.10 Wederopbouw Zuidoost Europa . Hierbij is een bedrag
van ruim NLG 355 mln overgeheveld. 104
27 Wat was de acute noodsituatie in Joegoslavië die tot verhoging van
de vrijwillige bijdrage tot 25,5 mln heeft geleid en waaraan zijn deze
middelen besteed? Antwoord: Het betreft hier een bijdrage aan het VN
Consolidated Appeal Zuid-Oost Europa voor 2001 waarin de FRJ één van de
prioriteitslanden vormt. De bijdrage is geleverd in het licht van de
voortdurende precaire humanitaire situatie, mede met het oog op de naderende
winter, van grote aantallen hulp-afhankelijken in de Servië en Montenegro
(ca. 800.000 vluchtelingen, ontheemden en kwetsbare ouderen). Het bedrag
omvat bijdragen aan verschillende VN-hulporganisaties (o.a. UNHCR, UNICEF en
WFP) voor de levering van diverse basisbehoeften voor genoemde personen
(voedsel, huisvesting, onderwijs), alsmede voor eerste aanzetten tot
rehabilitatie van o.a. de gezondheidszorg en de landbouwsector. 105
28 Waarom is uit het OS budget een extra bedrag van ruim 24 mln
toegekend voor de eerste jaarsopvang van asielzoekers uit DAC landen, hoewel
met het Ministerie van Justitie eerder een forfaitair bedrag was
overeengekomen? Waaraan bestaan exact de extra kosten? Antwoord: Er is geen
sprake van een extra bedrag van ruim 24 mln uit het OS-budget voor de
eerstejaarsopvang van asielzoekers. Tot 1 januari 2000 lag de
verantwoordelijkheid voor de opvang van uitgenodigde vluchtelingen bij het
ministerie van VWS. Per 1 januari 2000 is deze verantwoordelijkheid
overgegaan naar het ministerie van Justitie en declareert Justitie jaarlijks
één bedrag voor uitgenodigde vluchtelingen en (overige) asielzoekers. In
lijn hiermee is bij eerste suppletore begroting 2000 (1999-2000, 27162,
nr.2) artikel 16.06 (uitgenodigde vluchtelingen) met ruim NLG 24 mln
verlaagd en artikel 16.08 (opvang asielzoekers) met een zelfde bedrag
verhoogd. 112
29 Wat is het verschil van inzicht met PUM over de ingediende
begroting? Antwoord: Het verschil van inzicht had betrekking op
voorgestelde activiteiten op het terrein van telewerken en daarmee
samenhangende automatiseringskosten. De Stichting PUM heeft inmiddels een
adequate toelichting gegeven en het probleem is daarmee opgelost. 121
Lijst van vragen - totaal
Kamerstuknummer : 27700-10
Vragen aan : Regering
Commissie : Buitenlandse Zaken
Nr Vraag Blz van tot
1 Heeft de implementatie van de interne regelgeving van het gehele
voorschottenbeheer inmiddels een aanvang genomen? Antwoord: Het
voorschottenbeheer is een zeer belangrijk onderdeel van het financiële
beheer bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wijzigingen in de opzet
van het voorschottenbeheer vergen derhalve een gedegen voorbereiding. De
opzet van het nieuwe voorschottenbeheer is inmiddels vrijwel uitgewerkt.
Implementatie zal zo spoedig mogelijk daarna plaatsvinden waarbij evenwel
rekening moet worden gehouden met een uitgebreid opleidingentraject. Het
betreft immers regelgeving met gevolgen voor een groot deel van zowel de
beleids- als beheersmedewerkers op het ministerie en op ambassades. Zie ook
het antwoord op vraag 5. 1
2 Het rapport van de Algemene Rekenkamer van dit jaar spreekt met
betrekking tot het nieuwe personeelsbeleid en de gevolgde procedure van
overplaatsing over "moeilijk verlopen" en over een "onevenwichtige afweging
door de medewerkers van het organisatiebelang en het persoonlijk belang". In
welke mate is er van deze 'afweging' daadwerkelijk sprake? Waarin heeft zich
dit geuit? In welke mate is dit van invloed op kunnen realiseren van het
beleid van de regering? En hoe denkt de regering dit te ondervangen? 2
3 Kan een toelichting worden geven op het geconstateerde moeizame
verloop van het plaatsingsproces? Welke maatregelen zijn genomen om een
dergelijk moeizaam verloop in de toekomst te voorkomen? Antwoord op vraag 2
en 3: In het vernieuwde personeelsbeleid hebben medewerkers meer invloed op
de richting en inhoud van hun loopbaan en een grotere verantwoordelijkheid
voor de eigen ontwikkeling gekregen. Net als in het voorafgaande jaar lag
ook aan de overplaatsingsronde 2001 het systeem van "open resourcing" ten
grondslag. Mede op grond van de resultaten van de evaluatie van de
overplaatsingsronde 2000 is eind 2000 de Commissie Personeelsbeleid i.o.
(CPB i.o.) ingesteld. Deze Commissie is belast met de dagelijkse begeleiding
van het plaatsingsproces en heeft onder meer tot taak de Personeelsdienst te
adviseren bij (over-)plaatsingen waarbij persoonlijke belangen conflicteren
met het organisatiebelang. Medewerkers hebben deze overplaatsingsronde
gebruikt om hun belangstelling voor hoger gekwalificeerde functies kenbaar
te maken. De organisatie wordt mede daardoor geconfronteerd met een
spanningsveld waarin voor meerdere medewerkers geen functies (met name in de
hogere rangen) beschikbaar zijn. BZ voelt daarnaast tevens de schaarste op
de arbeidsmarkt voor verschillende clusters van functies, waaronder
secretaresses, ICT-medewerkers en financieel beheersmedewerkers. Om te komen
tot een verantwoord resultaat van het interne plaatsingsbeleid voor de
organisatie als geheel heeft de CPB de personeelsdienst geadviseerd af te
wijken van verschillende matchingsresultaten ten behoeve van centrale
doelstellingen. Leidraad hierbij is geweest het bevorderen van een optimale
bezetting van functies en een optimale inzet van personeelsleden. Onverkort
handhaven van het systeem van "open resourcing" zou hebben geleid tot het
overhouden van een groep geschikte medewerkers die aan het einde van de
overplaatsingsronde 2001 niet kan worden geplaatst en tegelijkertijd een
groot aantal onvervulde vacatures waarvoor extern moet worden geworven. Het
nieuwe personeelsbeleid (en het daarbij behorende overplaatsingbeleid)
blijft in hoofdlijnen gehandhaafd maar zal in de uitvoering op onderdelen
worden aangepast. Daarbij zal in het plaatsingsproces meer centrale sturing
plaatsvinden met als oogmerk een zo volledig mogelijke bezetting van
functies en een optimale benutting van het beschikbare personeel. Inmiddels
is de evaluatie van de overplaatsingsronde 2001 in gang gezet. De resultaten
van deze evaluatie worden meegenomen in de vormgeving van ronde 2002. 2
4 Kan de regering ingaan op de geconstateerde moeite met het
ontwikkelen van kengetallen voor een goede prestatiemeting? Zal dit bij
ingang van de VBTB-begroting zijn opgelost? Welke (enthousiasmerende,
ondersteunende) maatregelen zijn inmiddels genomen of zullen binnenkort
worden genomen? Antwoord: Binnen het gehele VBTB-traject dient de
ontwerp-begroting 2002 als een tussenstap te worden gezien. In het traject
om tot daadwerkelijke beleidsbegrotingen en - verantwoordingen te komen
zullen de komende jaren onder meer op het terrein van prestatiegegevens
nadere stappen worden gezet. Naast de in vraag 17 gepresenteerde
instrumenten met betrekking tot monitoring en evaluatie zullen binnen
Buitenlandse Zaken, met name op het terrein van ontwikkelingssamenwerking
en van asiel, migratie en consulaire dienstverlening, systemen van
prestatiebeoordeling worden ontwikkeld. In dit kader past de opmerking dat
op het beleidsterrein van Buitenlandse Zaken zuivere kwantitatieve
prestatiegegevens vaak moeilijk op te stellen zijn. Redenen hiervoor zijn
onder meer het feit dat Nederland bij veel beleidsterreinen op het vlak van
de internationale betrekkingen slechts één van de vele actoren is en de
uiteindelijke resultaten niet één op één op de Nederlandse
beleidsinspanningen en ingezette middelen terug te voeren zijn. Dit kan
slechts in termen van plausibiliteit worden geduid. 3
5 Deelt de regering de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat zij
niet inhoudelijk ingaat op de kritiek van de Rekenkamer m.b.t. de matige
kwaliteit van de uitvoering van het voorschottenbeheer ("een zwakke schakel
in het financieel beheer")? En is zij bereid 'ad hoc' maatregelen te nemen
in afwachting van de diverse verbeterprojecten zoals voorgesteld door de
Algemene Rekenkamer? En zo ja, waar denkt zij in dit geval dan aan?
Antwoord: Het voorschottenbeheer is reeds langere tijd onderwerp van zorg op
het ministerie. Zowel de Rekenkamer als de Accountantsdienst concluderen
over 2000 echter dat sprake is van verbeteringen. Zoals bekend is gekozen
voor een structurele aanpak van de problemen omdat sprake is van structurele
oorzaken. De Rekenkamer noemt in dit verband de opleiding en bezetting van
voor beheer relevante functies. Via een aantal structurele verbeterprojecten
zoals de Transparante Herinrichting Bedrijfvoering en de daaraan gekoppelde
assessment en opleidingstrajecten voor o.a. medewerkers in financiële
functies wordt getracht deze knelpunten op te lossen. Ook het belang van
training van beleidsmedewerkers wordt erkend. Mede in het kader van de
introductie van de nieuwe financiële informatiesystemen zal extra aandacht
worden besteed aan de opleiding activiteitencyclus. Daarnaast besteedt het
ministerie veel aandacht aan het "leren van gemaakte fouten" o.a. op basis
van de rapportage van de ACD. Dit gebeurt zowel op individuele basis als op
structurele basis via Ministeriebrede communicatie hierover en via de
regionale beheersconferenties. Tenslotte wordt via een van de nieuwe
structurele maatregelen, te weten de risicoanalyse voor posten en directies,
ingespeeld op het tijdig onderkennen en ondervangen van situaties waar het
risico op het maken van fouten het grootste is. Tijdelijke additionele
ondersteuning via gerichte missies en training op basis van deze
risicoanalyse beogen de gesignaleerde knelpunten van onvoldoende kennis en
bezetting gericht aan te pakken. Indien nodig worden budgethouders die veel
fouten maken door de leiding aangesproken. De door hen geboekte voortgang
wordt vervolgens halfjaarlijks gemonitored. Al deze verbeteringen werden
uitgevoerd in nauw overleg met de Rekenkamer. Zie ook het antwoord op vraag
1. 4
6 Hoe kunnen in de komende financiële verantwoording concrete
doelstellingen worden geformuleerd, waardoor resultaten beter meetbaar
worden? Antwoord: In het kader van de VBTB-operatie worden in de begroting
en de verantwoording van Buitenlandse Zaken de zogenoemde operationele
doelstellingen verder uitgewerkt. Het streven is om hierbij deze
operationele doelstellingen specifieker, prestatiegerichter en meer
toegespitst op het relevante begrotingsjaar te formuleren. Belangrijke
richtpunt hierbij is de interactie tussen de begroting en verantwoording
enerzijds, en de relatie tussen de departementale begrotingscyclus en de
interne jaarplancyclus anderzijds. Een instrument om dit te bereiken is het
inbedden van VBTB in de interne jaarplancyclus op het Ministerie van
Buitenlandse Zaken. Met ingang van het jaar 2001 kennen de jaarplannen van
posten en directies dezelfde indeling als de begroting van Buitenlandse
Zaken. Posten en directies werken in de jaarplannen de doelstellingen uit de
begroting verder uit. Naar verwachting zal dit op termijn bijdragen aan een
meer duidelijke en expliciete relatie tussen de departementale
begrotingscyclus en de interne jaarplancyclus, en zo ook tot verbeterde
operationele doelstellingen in de begroting en een meer resultaatgerichte
terugblik in de verantwoording. 9 10
7 Wanneer zal de Kamer worden geïnformeerd over de planning met
betrekking tot de implementatie van de diverse ontwikkelingssystemen voor de
toetsing van het consulair proces? Antwoord: Het nieuw ontwikkelde Visum
Informatie Systeem (VIS) zal in de tweede helft van 2003 aan de posten ter
beschikking worden gesteld. 14
8 Kan de regering ingaan op de bevindingen en conclusies over de
matige kwaliteit van de uitvoering van het voorschottenbeheer? Zie antwoord
op vraag 1 en 5. 27
9 Hoe denkt de regering in de volgende financiële verantwoording
kengetallen te ontwikkelen die de relatie met de doelstellingen van beleid
beter tot uitdrukking brengen? Zie antwoord op vraag 4. 29 30
10 Hoe kan in de toekomst een beter inzicht worden gegeven in het
financieel belang van ontwikkelingshulp aan de verschillende landen?
Antwoord: Zie het jaarverslag Internationale Samenwerking 2000 dat op 16 mei
2001 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstuk 27 700 nr. 43). Hierin is
een bijlage opgenomen met de gerealiseerde uitgaven in 2000 per
samenwerkingsland per sector. In de HGIS-nota 2002 en de MvT 2002 zullen de
landenallocaties, incl. uitsplitsing per sector, voor 2002 worden
weergegeven. 32
11 Kan de regering reageren op de constatering van de Algemene
Rekenkamer dat de regering de Tweede Kamer weinig actueel inzicht verschaft
in de kwaliteit van multilaterale kanalen? Antwoord: De Regering spant zich
in om de Tweede Kamer een zo goed mogelijk inzicht te verschaffen in de
kwaliteit van de multilaterale kanalen voor ontwikkelingssamenwerking. In
1999-2000 werden notities aan de Kamer gestuurd, waarin een appreciatie werd
gegeven van VN-instellingen en fondsen en programma's, de EU en
Internationale Financiële Instellingen als kanaal voor
ontwikkelingssamenwerking (Kamerstukken 26714 nr. 1, 26536 nr. 1 en 26967
nr. 1). Deze notities werden gevold door de notitie 'Samen Werken voor
Effect, op weg naar een Internationale Ontwikkelings-architectuur'
(Kamerstuk 27237 nr.1). Tijdens het AO van 29 maart 2001 over
ontwikkelingssamenwerking via het multilaterale kanaal is nadere informatie
toegezegd over het financiële beheer door en prestatiemeting bij
internationale organisaties. In dit verband werd een uitgebreide
VBTB-proefrapportage m.b.t. UNDP toegezegd, alsmede informatie over de
follow-up acties die werden genomen naar aanleiding van de appreciatie
notities over de VN en IFI's. Deze gegevens zullen u binnenkort toegaan.
Ook in het kader van de Genèvegroep, de groep van grote contribuanten aan de
VN die zich in principe alleen bezighoudt met verplichte contributies, wordt
aandacht besteed aan onderwerpen als het bevorderen van kosteneffectiviteit,
efficiency en de invoering van resultaatgericht begroten bij
VN-instellingen. In aanvulling op het bestaande toetsingsinstrumentarium
(zoals bijv. door de lidstaten in commissies als de Committee on Development
Effectiveness van de Raad van Bewindvoerder van de Wereldbank, door de
organisaties zelf door middel van evaluaties, interne en externe
accountantscontrole en eigen inspectie eenheden, door externe evaluaties)
zal binnenkort ook gebruik gemaakt worden van een beoordelingskader. Het
gaat hierbij om een permanente toets onder budgethouders op het departement,
posten, permanente vertegenwoordigingen en vakdepartementen naar de
effectiviteit, efficiency en relevantie van de betreffende multilaterale
organisaties, zowel op het hoofdkantoorniveau als in het veld. 33
12 Waarom hebben de genomen maatregelen die kunnen leiden tot meer
structurele en uniforme behandeling van verantwoordingsinformatie van
internationale organisaties, nog niet geleid tot de relevante informatie op
de vragen van de Tweede Kamer in de financiële verantwoording 2000?
Antwoord: Het is niet duidelijk wat in de vraag wordt bedoeld met "de vragen
van de Tweede Kamer in de financiële verantwoording 2000". Zoals ook vermeld
in het antwoord op vraag 11 (27700-10) is tijdens het Algemeen Overleg op 29
maart jl. een nieuwe notitie toegezegd over ontwikkelingssamenwerking via
het multilaterale kanaal, waarin ondermeer zal worden ingegaan op de wijze
waarop zowel de interne als de externe accountantscontrole bij de
afzonderlijke multilaterale organisaties is geregeld. Tevens werd een
uitgebreide VBTB-proefrapportage m.b.t. UNDP toegezegd. 33
13 Wanneer zal de Kamer worden geïnformeerd over de besteding van EU-
structuurfondsen met daarbij een overzicht van cofinancierings-projecten?
Antwoord: De Staatssecretaris van Economische Zaken zal, als coördinerend
bewindspersoon inzake de besteding van de structuurfonds-gelden, nog deze
zomer de Kamer hierover berichten. 33 34
14 Kan in bovengenoemde rapportage aan de Tweede Kamer eveneens worden
aangegeven in hoeverre de besteding van de EU- gelden hebben geleid tot het
realiseren van gestelde doelen? Antwoord: De begroting van Buitenlandse
Zaken kent geen uitgaven die betrekking hebben op co-financiering van
activiteiten die betaald worden met gelden uit Europese structuurfondsen.
M.b.t. de doelmatigheid van de besteding van de EU-structuurfondsgelden door
de betreffende structuurfondsministeries, verwijs ik naar de rapportage door
deze Ministeries. 33 34
15 De regering heeft toegezegd in de volgende financiële verantwoording
het financieel belang van "Hulp aan Indonesië"op te nemen. Is zij tevens
bereid informatie over het financieel belang van hulp aan andere landen of
regio's op te nemen in de volgende financiële verantwoording? Zie het
antwoord op vraag 10 34
16 Wordt de suggestie van de Algemene Rekenkamer om de Tweede Kamer
alsnog te informeren over de actuele situatie inzake de beleidsprioriteiten
alsnog overgenomen? Antwoord: Met betrekking tot de beleidsprioriteit "Hulp
aan Indonesië" zal de Kamer binnenkort nader worden geïnformeerd. De overige
twee beleidsprioriteiten die de AR noemt zijn de "Effectiviteit van de
multilaterale hulp" en "Europese Structuurfondsen". Wat betreft de
"Effectiviteit van de multilaterale hulp" wordt een permanente
kwaliteitstoets van de gebruikte multilaterale kanalen nagestreefd. Reeds
eerder werd toegezegd dat ten behoeve van de Tweede Kamer periodiek
appreciatienotities over het multilaterale kanaal zullen worden opgesteld.
Hiervoor is onder meer een beoordelingskader in ontwikkeling. Wat betreft de
Europese structuurfondsen wordt medio 2001 een brief aan de Tweede Kamer
gestuurd. 34
17 Deelt de regering de kritiekpunten van de Algemene Rekenkamer op de
gedetineerdenzorg in het buitenland en zo ja hoe kunnen verbeteringen worden
bewerkstelligd? Antwoord: Na kennisneming van het Algemene Rekenkamerrapport
'Gedetineerdenzorg buitenland' heb ik in mijn brief aan de President van de
Algemene Rekenkamer van 8 september 2000 mijn zienswijze uiteengezet waarbij
ik gereageerd heb op de kritiekpunten. Ik heb daarbij aangegeven een Ronde
Tafel Conferentie te willen beleggen over het gedetineerdenbeleid. Deze
Ronde Tafel Conferentie is gepland voor oktober 2001. Op 5 oktober 2000 heb
ik Uw Kamer daarover per brief geïnformeerd (Kamerstuk 27 430 nr.3). 53
Lijst van vragen - totaal
Kamerstuknummer : 27704
Vragen aan : Regering
Commissie : Buitenlandse Zaken
Nr Vraag Blz van tot
1 Op artikel 09.03 zijn meer verplichtingen aangegaan dan geraamd om
het uitgavenniveau op peil te houden. Kan de regering toelichten waarom en
om wat voor verplichtingen het gaat? Antwoord: Het gaat hier om een
programma dat nog sterk in opbouw is. Een deel van de in 1999 en 2000
aangegane verplichtingen leidt pas in de komende jaren tot uitgaven.
Teneinde in 2000 de voorgenomen activiteiten op het terrein van Vredesopbouw
en Goed Bestuur te kunnen uitvoeren en het begrote uitgavenniveau te kunnen
realiseren is uiteindelijk het verplichtingenbudget overschreden. 8
2 Op artikel 15.10 zijn een groot aantal meerjarige verplichtingen
aangegaan. Kan de regering toelichten welke en voor welk bedrag? Antwoord:
Het totaalbedrag van alle aangegane verplichtingen in 2000 bedraagt NLG
673.185.000,00. In verband met de grote hoeveelheid aangegane en veelal
kleinere verplichtingen in het begrotingsjaar 2000 is in het kader van de
inzichtelijkheid gekozen voor een opsomming van de grootste meerjarige
verplichtingen 2000. Deze worden hieronder per land vermeldt. Indien
gewenst kan een volledig overzicht van alle meerjarige verplichtingen 2000
worden geleverd. Bosnië Wereldbankprojecten 1999 NLG 20.400.000,00
Grenspolitie NLG 10.480.000,00 Minderhedenterugkeer NLG
35.129.000,00 Moldavië Structural Adjustment Credit NLG 25.547.000,00
Health Investment Fund NLG 23.800.000,00 Macedonië Cofinanciering
Wereldbanklening FESALII NLG 36.160.000,00 Public Administration Reform
NLG 9.764.000,00 Kosovo Begrotingssteun Kosovo Consolidated Budget NLG
25.172.000,00 Community Development Fund NLG 14.700.000,00 Stabpact
Kosovo: Urgent Road Project NLG 18.200.000,00 Regionaal Europa PSO Balkan
/ EZ NLG 70.000.000,00 Stabpact Balkanfonds FMO NLG 29.391.000,00 UN
Consolidated Inter-Agency Appeal NLG 84.075.000,00 Totaal hier vermelde
activiteiten NLG 402.818.000,00 20
Kenmerk
Blad /22
===