Titel: Toezending geannoteerde agenda voor de Ecofin Raad van 5 juni
De Voorzitter van de Algemene Commissie
voor Europese Zaken
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
28 mei 2001
BFB 2001-00417 M
Onderwerp
Toezending geannoteerde agenda voor de Ecofin Raad van 5 juni 2001
te Luxemburg.
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris, de geannoteerde
agenda voor de Ecofin Raad van 5 juni 2001 te Luxemburg.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat
bepaalde onderwerpen worden afgevoerd of worden uitgesteld tot in de
volgende vergadering.
Deze ontwerp-agenda wordt toegezonden aan de Voorzitters van de Eerste
en de Tweede Kamer alsmede de Voorzitters van de Algemene Commissie
voor Europese Zaken en de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede
Kamer.
DE MINISTER VAN FINANCIEN,
MINISTERIE VAN FINANCIEN
Afdeling Europese Unie
Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofin Raad van 4 en 5 juni 2001
Eurogroep
Tour dhorizon
Zoals gebruikelijk zal tijdens de Eurogroep worden gesproken over de
economische situatie in het eurogebied.
Tot nog toe zijn de gevolgen van de Amerikaanse groeivertraging op de
economie van het eurogebied als geheel beperkt. De
producentenvertrouwensindicator van de Commissie daalde van -1 in
maart naar -4 in april, maar blijft nog steeds boven zijn historisch
gemiddelde van 8 (1990-2000). Voor de EU-lidstaten heeft de
Amerikaanse groeivertraging echter verschillende gevolgen. Vooral in
Duitsland en Italië lijkt sprake te zijn van een groeivertraging,
terwijl bijvoorbeeld in Frankrijk de groei slechts in beperkte mate
afzwakt. Volgens recente ramingen van de Commissie, de OESO en het IMF
zal de BBP-groei in het eurogebied in 2001 liggen tussen 2,4% en 2,8%.
Duitsland zal met een geraamde groei van tussen 1,9% en 2,3% één van
de hekkensluiters van het eurogebied zijn.
De inflatie in de eurozone steeg in april tot 2,9% jaar op jaar.
Factoren voor deze prijsstijging zijn nog steeds de lage eurokoers en
de opnieuw gestegen energieprijzen, maar ook de invloed van de BSE- en
MKZ-crisis op de voedselprijzen. De ECB heeft donderdag 10 mei de
herfinancieringsrente met 0,25 procentpunt verlaagd tot 4,5%. De ECB
gaat ervan uit dat de inflatie in het eurogebied begin 2002 weer onder
2% zal liggen.
Globale richtsnoeren voor het economische beleid 2001
Dit onderwerp is ook geagendeerd voor de Ecofin Raad. Zie de
desbetreffende toelichting. Ter voorbereiding op de Ecofin-discussie
over de globale richtsnoeren zal de Eurogroep informatie uitwisselen
over de eerste contouren van de nationale begrotingsvoornemens voor
2002.
Internationale rol van de euro
Dit onderwerp heeft al eerder op de Eurogroep-agenda gestaan, maar is
toen niet besproken. Sinds de introductie neemt de euro in termen van
het internationale gebruik de tweede plaats in na de dollar. Dit
blijkt bijvoorbeeld uit gegevens van de Bank voor Internationale
Betalingen (BIS) over de markt voor internationale schuldtitels, waar
de euro in 2000 na de dollar de meest gebruikte valuta voor het
uitgeven van dergelijke titels was. In 1999 was de euro zelfs de meest
gehanteerde valuta op deze markt. Ook wat betreft het aandeel in de
officiële valuta-reserves neemt de euro de tweede plaats in. De ECB
acht de internationale rol van de euro geen beleidsdoelstelling, maar
wil de ontwikkelingen wel nadrukkelijk blijven volgen.
Praktische aspecten euro-introductie
In elke vergadering van de Eurogroep in 2001 wordt dit onderwerp
geagendeerd. Aan de hand van een maandelijks door de Commissie op te
stellen rapportage over de voortgang van de Euro-introductie kunnen
eventuele aandachtspunten in de Eurogroep worden besproken.
Ecofin Raad
Voorbereiding van de Europese Raad te Gothenburg d.d. 15/16 juni 2001
- Globale richtsnoeren voor het economisch beleid 2001
document: Commissie-aanbeveling voor de globale richtsnoeren voor het
economisch beleid 2001 (reeds aan Kamer toegegaan)
aard van de bespreking: vaststellen ontwerp-globale richtsnoeren
Op 7 mei jl. heeft de Ecofin een oriënterend debat gehouden over de Commissie-aanbeveling voor de globale richtsnoeren voor het economisch beleid 2001. De Commissie-aanbeveling is sterk gebaseerd op het Key Issues Paper van de Ecofin Raad, dat is verwelkomd door de Europese Raad van Stockholm. De Ecofin beschouwde de aanbeveling van de Commissie als een goede basis voor verder werk.
De Ecofin vergadering van 5 juni zal het ontwerp van de globale
richtsnoeren vaststellen en vervolgens voorleggen aan de Europese Raad
van 15/16 juni in Gothenburg. Aan de hand van de conclusies van de
Europese Raad zal de Ecofin vervolgens een aanbeveling over de
richtsnoeren aannemen.
Het Nederlandse standpunt wordt verwoord in het door de Ministerraad
geaccordeerde CEC-advies (bijgevoegd).
- Strategie voor duurzame ontwikkeling
document: Commissiemededeling Een duurzaam Europa voor een betere
wereld: een Europese
strategie voor duurzame ontwikkeling COM(2001)264 (bijgevoegd)
aard van de bespreking: bespreking van de Commissiemededeling
De Europese Raad van Gothenburg zal een duurzaamheidsstrategie aannemen op basis van de Commissiemededeling Een duurzaam Europa voor een betere wereld: een Europese strategie voor duurzame ontwikkeling. De mededeling voorziet in een strategie die berust op drie pijlers: sociaal, economisch, en mileubeleid. De strategie richt zich op de volgende zes themas: klimaatverandering en schone energie; gezondheidsrisicos; armoede en sociale uitsluiting; vergrijzing; natuurlijke hulpbronnen; en congestie. De themas armoede/sociale uitsluiting en vergrijzing worden in de mededeling niet verder uitgewerkt onder verwijzing naar de Lissabonstrategie en de Europese Raad van Stockholm. Het is de bedoeling dat in een later stadium indicatoren worden vastgesteld, op basis waarvan voortgang en implementatie van de duurzaamheidstrategie kan worden vastgesteld.
De duurzaamheidsstrategie zal jaarlijks tijdens de voorjaars-ER worden
geëvalueerd. In voorbereiding op Gothenburg zal de strategie in de
drie betreffende vakraden aan de orde komen, te weten de Ecofin Raad,
de Raad Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Milieuraad, alsook
tijdens de Algemene Raad van 11 juni a.s.
Onderdeel van de strategie vormt de integratie van
duurzaamheidsaspecten in het beleid van de vakraden, waaronder de
Ecofin Raad (het zgn. Cardiff proces). De Ecofin heeft terzake in
november 2000 een rapport aangenomen, dat is aangeboden aan de
Europese Raad van Nice. Een van de conclusies van het rapport luidt
dat de globale richtsnoeren voor het economische beleid goed kunnen
worden gebruikt voor een samenhangend, transparant en geloofwaardig
raamwerk voor integratie van milieu/duurzame ontwikkeling en
economisch beleid. De globale richtsnoeren dienen uiteindelijk
concrete doelstellingen te bevatten, evenals een tijdschema en
effectieve mechanismen voor het monitoren van de voortgang op dit
terrein. Verder dienen marktconforme instrumenten veelvuldiger te
worden ingezet voor het realiseren van milieudoelstellingen.
- Belastingvraagstukken: belastingpakket (spaartegoeden richtlijn en
gedragscode)
aard van de bespreking: presentatie voortgangsverslagen
Het belastingpakket dat op 1 december 1997 is overeengekomen bestaat
uit drie onderdelen: de richtlijn voor spaartegoeden, de richtlijn
voor interest en royalties en de gedragscode. Afgesproken is dat voor
31 december 2002 overeenstemming wordt bereikt op het gehele
belastingpakket.
Spaartegoeden
Tijdens de komende Ecofin zal voor de richtlijn voor spaartegoeden een
tweetal rapportages behandeld worden. Een rapportage van de Commissie
en het Voorzitterschap over de besprekingen met derde landen inzake
het invoeren van gelijkwaardige maatregelen en een rapportage van
betreffende lidstaten over de besprekingen met geassocieerde gebieden
inzake het invoeren van dezelfde maatregelen. Uit de rapportages moet
blijken of onder andere derde landen zoals de VS, Zwitserland,
Liechtenstein, Monaco, Andorra en San Marino bereid zijn om een
bronheffing in te voeren dan wel informatie uit te wisselen over
spaartegoeden van EU ingezetenen.
Gedragscode
De gedragscodegroep heeft zich in overeenstemming met de opdracht van
de Ecofin Raad gebogen over de volgende onderwerpen: transparantie en
uitwisseling van informatie inzake verrekenprijzen, standstill: een
aantal nieuwe maatregelen zijn ter beoordeling beschreven, de
opstelling van verzoeken tot verlenging van de overgangstermijnen van
schadelijke maatregelen zijn overeengekomen en een rapportage is
opgesteld over de voornemens van lidstaten om schadelijke maatregelen
terug te draaien (rollback). Tijdens de komende Ecofin wordt besloten
of de ingediende verzoeken voor een verlenging van de overgangstermijn
gehonoreerd worden.
Indirecte belastingen
- BTW-heffing elektronische handel
aard van de bespreking: presentatie voortgangsverslag
Het Voorzitterschap heeft voor de vergadering van 5 juni 2001 een
voortgangsrapport aan de Ecofin Raad uitgebracht over de
onderhandelingen in de Groep Financiële Vraagstukken met betrekking
tot het richtlijnvoorstel voor een communautaire regeling voor de
BTW-heffing op elektronische diensten
(e-commercediensten) en radio-omroep en televisiediensten.
Het belangrijkste doel van dit richtlijnvoorstel is het wegnemen van het concurrentienadeel van ondernemers in Europese Unie ten opzichte van hun concurrenten buiten de Europese Unie. Dit concurrentienadeel bestaat hieruit dat aanbieders van e-commercediensten in de Europese Unie voor hun omzet in de Europese Unie BTW moeten betalen, terwijl hun concurrenten van buiten de Europese Unie dat niet hoeven. In het voorstel wordt geregeld dat aanbieders van buiten de Europese Unie BTW in de Europese Unie moeten gaan betalen voor hun e-commercediensten aan particuliere consumenten in de Europese Unie. In het voorstel is ook geregeld dat e-commercediensten aan consumenten buiten de Europese Unie niet met BTW belast zijn. Nederland steunt dit richtlijnvoorstel. Nederland vindt het belangrijk dat een einde wordt gemaakt aan de huidige verstoring van de concurrentieverhoudingen.
In het voortgangsverslag van de Voorzitter is vermeld dat de 15
lidstaten van de Europese Unie er in de Groep Financiële Vraagstukken
helaas niet in geslaagd zijn om een akkoord te bereiken over de
voorgestelde aanpassing van Europese BTW-wetgeving op het gebied van
e-commercediensten en radio-omroep en televisiediensten. Het akkoord
is niet bereikt omdat één lidstaat bezwaren heeft tegen het
richtlijnvoorstel. Dit bezwaar komt er in hoofdzaak op neer dat de
verwachte BTW-compliance van e-commerce aanbieders van buiten de
Europese Unie laag zal zijn. De Voorzitter heeft voorgesteld om in een
volgend overleg van de Ecofin Raad overeenstemming te bereiken over de
BTW-regels voor e-commercediensten.
- Energiebelasting
aard van de bespreking: presentatie voortgangsverslag
Zoals bekend heeft het Zweedse Voorzitterschap het richtlijnvoorstel voor een Europese energiebelasting weer op de agenda gezet. Inmiddels is de werkgroep belastingvraagstukken drie keer bijeen geweest om over de structuur van de energiebelasting richtlijn te praten. De uitkomst van deze bijeenkomsten zullen aan de Ecofin Raad gepresenteerd worden.
De volgende onderwerpen zijn besproken:
* Vrijstellingsregime voor de energie-intensieve industrie. De
lidstaten zijn het er over eens dat er een gemeenschappelijke
afspraak over een dergelijk vrijstellingsregime moet komen. Over
de invulling van deze complexe materie wordt nog onderhandeld.
* Belasting op elektriciteit. Een meerderheid van de lidstaten is
voor het principe van een output (consumptie) belasting op
elektriciteit.
* Warme Kracht Koppeling. Belasting van de warmte die vrij komt bij
deze wijze van elektriciteitsopwekking zal buiten het bereik van
de energiebelastingrichtlijn vallen.
* Er zullen simpele administratieve regelingen getroffen worden voor
de belastingheffing op elektriciteit, kolen en aardgas.
Op dit moment willen de lidstaten eerst overeenstemming over de structuur van de richtlijn zien te bereiken, vervolgens zullen de tarieven besproken worden als onderdeel van de totale overeenkomst.
Financiële diensten
- Actieplan financiële diensten
aard bespreking: presentatie voortgangsrapportage (zal op internet
worden geplaatst)
De concept 4e voortgangsrapportage van het Financial Services Action
Plan (FSAP) werd nog niet ontvangen. Wel is informeel vernomen dat de
grote lijn van de 4e voortgangsrapportage niet heel veel zal
verschillen van een eerder concept dat op 24 april besproken is in de
Financial Services Policy Group (FSPG). Er zijn nog geen (concept)
Raadsconclusies ontvangen.
Het eerdere concept 4e voortgangsrapportage dat tijdens de FSPG
bijeenkomst van 24 april is besproken, is beknopter dan de 3e zeer
gedetailleerde voortgangsrapportage. In het stuk zijn de Stockholm
prioriteiten (overgenomen uit het Lamfalussy rapport) opgenomen. De
concept voortgangsrapportage zal verder van een aantal prioritaire
richtlijnen de stand van zaken beschrijven: pension funds, e-commerce
en distance marketing, money laundering.
Nederland waardeert de mate van transparantie (waar zit de
bottleneck). Als de grote lijn van het nieuwe concept inderdaad niet
veel blijkt te verschillen van de versie die in de FSPG van 24 april
is besproken en van wat Nederland informeel heeft vernomen, dan kan
Nederland met de voortgangsrapportage instemmen.
- (evt.) Witwassen van geld
aard bespreking: beoordeling van amendementen van het Europees
Parlement (EP)
besluitvormingsprocedure: aanvaarding van alle amendementen of start
conciliatieprocedure (codecisie-procedure: artikel 251 EG-verdrag)
Het richtlijnvoorstel zoals in Gemeenschappelijk Standpunt vastgesteld
voorziet in een uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn
witwassen van 10 juni 1990 op de volgende punten: a. de definitie van
witwassen wordt uitgebreid tot meer dan de huidige drugscriminaliteit;
b. beroepsgroepen als makelaars in onroerend goed, belastingadviseurs,
advocaten, notarissen, accountants en handelaren in goederen van grote
waarde worden onder de richtlijn gebracht; c. een uitwerking van de
voorwaarden waaronder identificatie op afstand (d.i. identificatie
zonder lijfelijke aanwezigheid van de klant) mogelijk is.
Op 5 april heeft het EP in de tweede lezing van de witwasrichtlijn 15
amendementen aangenomen. Door het EP worden bij de handelaren in
goederen van grote waarden nu meer categorieën expliciet genoemd:
handelaren in edelstenen, edele metalen en in kunst, personen die luxe
goederen boven @ 50.000 verkopen, veilingmeesters indien de opbrengst
van het geveilde meer is dan @ 15.000 en geldtransporteurs. Ook de
douane- en belastingdienst worden door het EP onder de meldplicht
gebracht.
Verder worden de toezichthouders op wissel-, aandelen- en
derivatenmarkten als financiële instellingen beschouwd. Door deze
wijziging zullen de bedoelde toezichthouders ook hun eigen
ongebruikelijke transacties moeten melden wanneer zij positie innemen
op deze markten en transacties van hun cliënten.
Het Zweedse voorzitterschap wil bekijken in hoeverre conciliatie
voorkomen kan worden of wil in ieder geval het aantal amendementen
waarover conciliatie komt beperken. Met een conciliatieprocedure zal
de richtlijn pas in september of oktober worden aangenomen. Overigens
zal unanimiteit vereist zijn, gezien de afwijzende houding van de
Commissie op alle amendementen. De lidstaten zijn flexibeler. Een
aantal amendementen vonden de lidstaten onduidelijk ten aanzien van
doelstelling en impact, of werden overbodig of strijdig met andere
artikelen bevonden.
Nederland is overwegend positief over de amendementen. Bij een aantal
amendementen heeft Nederland aangegeven voorkeur te hebben voor de
tekst van het Gemeenschappelijk Standpunt. Het betreft hier
amendementen over informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de
Commissie (het EP wil dat de lidstaten inlichtingen over verdachte
transacties aan de Commissie/OLAF verstrekken), beperking van het
gebruik van verkregen informatie (het EP stelt voor de bepaling te
schrappen dat gemelde informatie voor andere doeleinden dan de
bestrijding van witwassen kan worden gebruikt), en ontheffing van de
geheimhoudingsplicht over meldingen wordt mogelijk indien
beroepsregels dat bepalen (in de huidige situatie mogen cliënten niet
geïnformeerd worden over meldingen; door het amendement wordt dat
mogelijk indien beroepsregels daartoe verplichten).
Financieel reglement
document: Voorstel voor een verordening (EG, EGKS, Euratom) van de
Raad houdende het
Financieel Reglement van toepassing op de algemene
begroting van de Europese
Gemeenschappen COM(2000)461 (bijgevoegd)
aard bespreking/besluitvormingsprocedure: vaststelling Raadsconclusies
over herziening
Financieel
Reglement
Op 17-10-2000 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening van
de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de
algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ingediend. Aan het
voorstel dat de Commissie heeft ingediend ligt enerzijds het witboek
ten grondslag dat de Commissie op 1-3-2000 presenteerde over
hervormingen binnen de Commissie en anderzijds dat het huidige
Financieel Reglement, na ruim 20 jaar, aan modernisering en
vereenvoudiging toe is.
De herziening van het Financieel Reglement kent twee
hoofdoelstellingen. Ten eerste is het nieuwe Financieel Reglement
gericht op een verbetering en stroomlijning van de financiële
planningcyclus en van het financiële beheer en de controle. Ten tweede
wordt gepoogd om een stroomlijning en vereenvoudiging van de regels te
bewerkstelligen, hetgeen moet leiden tot een transparanter geheel.
Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste aspecten van het voorstel
voor een herzien Financieel Reglement.
Financiële planningcyclus
De nieuwe financiële planningcyclus moet leiden tot een betere
afstemming tussen beschikbare middelen en beleidsdoelstellingen.
Hiertoe zal de Commissie overgaan op een systeem van activity based
management. Beslissingen over beleidsdoelstellingen, activiteiten en
allocatie van personele en financiële middelen zullen worden
geïntegreerd. Nederland alsmede de andere lidstaten steunen deze
overgang en zijn tevens voorstanders van bestemmingsgerichte
budgettering.
Extern beleid
De mogelijkheden voor programmafinanciering door middel van
internationale organisaties waaronder met name de VN-instellingen, de
Wereldbank en het IMF worden uitgebreid. Ook wordt een verdere
decentralisatie van uitvoering en beheer door de ontvangende landen
mogelijk. Nederland juicht deze ontwikkeling toe, aangezien deze in
lijn is met de doelstelling van een effectiever en meer vraaggestuurd
extern beleid van de Commissie.
Tevens is bepaald dat de termijn voor het committeren van contracten
waarbij de toegewezen kredieten vastgelegd en besteed worden moet
worden beperkt. Deze zogenaamde avondroodclausule moet in de toekomst
leiden tot het versneld wegwerken van achterstallige vastleggingen en
een prikkel geven aan de Commissie om alleen haalbare en uitvoerbare
programmas in behandeling te nemen. De geloofwaardigheid van het
externe optreden van de Unie zal hiermee in belangrijke mate worden
verbeterd.
Externalisatie
Het voorstel van de Commissie definieert de verschillende wijzen van
gebruik van de communautaire kredieten, zowel op het gebied van het
interne beleid als het externe beleid (gecentraliseerd beheer, gedeeld
beheer en gedecentraliseerd beheer). De Commissie blijft, conform het
Verdrag, de eindverantwoordelijke. De gedelegeerde
verantwoordelijkheden aan de verschillende actoren dienen nader te
worden omschreven. De Raad vult in zijn conclusies de Commissie aan
door te stellen dat het delegeren van taken op het gebied van de
uitvoering van de begroting aan privaatrechtelijke organisaties
uitdrukkelijk verboden zou moeten worden.
Regels van de boekhouding
Ter gelegenheid van de herziening van het Financieel Reglement wil de
Commissie de boekhoudregels verbeteren. Zij wil de doorzichtigheid van
de economische en financiële gegevens verbeteren om te bewerkstelligen
dat alle informatie over het gebruik van de middelen en de
vermogenspositie van de Instellingen duidelijk en begrijpelijk wordt.
De financiële staten dienen samengesteld te worden volgens
internationaal erkende boekhoudmethoden. Bovendien moeten alle
boekhoudnormen volgens de Commissie gebaseerd zijn op de
internationaal erkende boekhoudbeginselen. Nederland kan toejuichen
dat de Raad aanvullend in de Raadconclusies expliciet de
vermogensboekhouding (baten-lastenstelsel) en boekhouding op kasbasis
noemt.
Financieel beheer en controle
De Commissie is reeds begonnen met de geleidelijke invoering van de
nieuwe financiële beheer- en controlestructuur. In 2002 zou dit proces
voltooid moeten zijn. De integrale herziening van het Financieel
Reglement zal de nodige tijd in beslag nemen (waarschijnlijk 18 tot 24
maanden). Teneinde de invoering van de nieuwe financiële beheer- en
controlestructuur niet onnodig te vertragen, had de Commissie een
voorstel ingediend om enkele bepalingen van het Financieel Reglement
alvast door een spoedprocedure (fast-track procedure) te wijzigen. Dit
voorstel is door de Raad goedgekeurd. Deze inmiddels afgeronde
spoedprocedure had met name betrekking op de organisatorische
scheiding van de ex-post systeemcontroles en de ex-ante controles.
Bescherming van financiële belangen en fraudebestrijding
documenten: - jaarverslag 2000 inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de fraudebestrijding (volgt z.s.m.)
- actieplan 2001-2003 inzake de bescherming van de
financiële belangen van de Gemeenschappen en de fraudebestrijding
(volgt z.s.m.)
aard bespreking: presentatie door de Commissie van het jaarverslag en
het actieplan
besluitvormingsprocedure: vaststelling Raadsconclusies over het
jaarverslag en het actieplan
Het jaarverslag 2000 is het eerste volledige jaarverslag van OLAF (dat
per 1 juni 1999 werd opgericht). Het jaarverslag geeft, naast een
overzicht van de werkzaamheden van de Commissie/OLAF, tevens als
uitvloeisel van het art. 280 van het Verdrag van Amsterdam een
overzicht van de inspanningen van de lidstaten op het vlak van de
bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de
fraudebestijding (opgesteld op basis van door hen in reactie op een
vragenlijst bij de Commissie aangeleverde nationale bijdrage). Het
derde deel van het jaarverslag bevat gegevens over de gesignaleerde
onregelmatigheden en gevallen van fraude, mede op basis van door de
lidstaten bij de Commissie ter zake gemelde gegevens.
In het actieplan 2001-2003 zet de Commissie de hoofdlijnen uiteen van
de maatregelen die zij de komende jaren mede op grond van de in juni
2000 vastgestelde strategienota fraudebestrijding [doc. COM (2000) 358
(final)] wil implementeren. Daarbij gaat het onder meer om preventie
van fraude, vergemakkelijking van informatie-uitwisseling en
bevordering van de samenwerking tussen de diverse bij de
fraudebestrijding betrokken partijen binnen de Commissie en de
lidstaten. Ook komt in het actieplan de versterking van de
strafrechtelijke dimensie aan de orde.
In de concept-Raadsconclusies onderstreept de Raad het belang van een
goede bescherming van de financiële belangen, zowel op het niveau van
de Commissie als binnen de lidstaten. De Raad constateert dat daartoe
belangrijk werk is verricht, onder meer op het terrein van de
samenwerking. De Raad roept OLAF op om meer prioriteit te geven aan
onderzoek binnen de instellingen, organen en diensten van de
Gemeenschappen zelf. De Raad onderstreept het belang van een spoedige
herziening van het Financieel Reglement, waarmee immers onder meer
versterking van fraudepreventie en -bestraffing wordt beoogd. De Raad
vraagt de Commissie in de toekomst in het jaarverslag de balans op te
maken van de bereikte resultaten bij de tenuitvoerlegging van het
actieplan.
-o-
Bijlagen:
- Nederlands standpunt t.a.v. de globale richtsnoeren voor het
economisch beleid 2001 (CEC-advies)
- Commissiemededeling Een duurzaam Europa voor een betere wereld: een
Europese strategie voor
duurzame ontwikkeling COM(2001)264
- Voorstel voor een verordening (EG, EGKS, Euratom) van de Raad
houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen
COM(2000)461
CEC-advies over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van
de lidstaten en de gemeenschap 2001
Inleiding
Het economisch coördinatie-raamwerk van de Europese Unie heeft in de
afgelopen tijd verder vorm gekregen. De eerste voorjaarsbijeenkomst
van de Europese Raad gericht op economische en sociale vraagstukken
kwam op 23 en 24 maart in Stockholm bijeen. Doel van de
voorjaarsbijeenkomsten van de Europese Raad is politieke sturing en
een nieuwe impuls te geven aan het beleid gericht op de strategische
doelen van de EU1 zoals vastgesteld in Lissabon (maart 2000).
Daarnaast dient de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad om de
algehele samenhang van de verschillende coördinatie procedures te
waarborgen en effectief toe te zien op de vorderingen in de richting
van de in Lissabon geformuleerde strategische doelen.
De globale richtsnoeren voor het economisch beleid2 vormen de kern van de beleidscoördinatie op economisch terrein en het kader voor de sturing van het economisch beleid in het algemeen. De voorjaars ER is ingepast binnen de bestaande jaarcyclus voor de opstelling van de globale richtsnoeren. De richtsnoeren geven invulling aan de prioriteiten zoals vastgesteld tijdens de voorjaars ER. De globale richtsnoeren 2001 zijn conform de conclusies van de ER van Stockholm gericht op de middellange- en langetermijngevolgen van structurele beleidsmaatregelen en op hervormingen ter bevordering van het economisch groeipotentieel, de werkgelegenheid en de sociale samenhang, alsmede de overgang naar een kenniseconomie. Daarnaast geven de richtsnoeren aanbevelingen om op de korte termijn een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid te handhaven.
De richtsnoeren vormen geen blauwdruk voor het economisch en sociaal
beleid, maar geven richting en aanbevelingen voor het beleid van
Lidstaten en zijn gebaseerd op en geven invulling aan peer review
en/of peer pressure. Wanneer het beleid in de Lidstaten niet
overeenkomt met de globale richtsnoeren of de goede werking van de EMU
in gevaar dreigt te brengen, kan de Ecofin Raad besluiten een
aanbeveling te richten aan een lidstaat. De Ecofin Raad kan besluiten
die aanbeveling openbaar te maken3.
Na een korte uiteenzetting over de procedure in par. 2 volgt in par. 3
een algemene beoordeling van de Commissie aanbeveling voor de globale
richtsnoeren 2001. Vervolgens wordt in par. 4 de inhoud van het
algemene gedeelte van de globale richtsnoeren weergegeven. Ten slotte
worden in par. 5.1 en par. 5.2 de specifieke richtsnoeren voor de
Lidstaten respectievelijk voor Nederland behandeld. De Nederlandse
inzet en beoordeling wordt telkens in een kader aangegeven.
Procedure globale richtsnoeren
Met ingang van 2000 gelden nieuwe afspraken bij de totstandkoming van
de globale richtsnoeren. Doel is de Europese Raad in staat te stellen
tijdig op zijn jaarlijkse voorjaarsbijeenkomst effectieve politieke
sturing te geven en om ervoor te zorgen dat de Ecofin gebruik kan
maken van de werkzaamheden van andere Raadsformaties. Na de
definitieve vaststelling van de globale richtsnoeren 2000 in juni
verleden jaar heeft de Ecofin Raad de richtsnoeren naar de relevante
raden verzonden met het verzoek de uitvoering van de respectievelijke
onderdelen te monitoren. Op basis hiervan is de betrokken raden
gevraagd suggesties te doen voor de opstelling van de richtsnoeren
2001. De Raad voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Interne
Markt Raad hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en bijdragen
naar de Ecofin Raad gestuurd. Op basis van deze bijdragen en een
voorlopige beoordeling van de implementatie van de richtsnoeren 2000
heeft een oriënterend debat in de Ecofin Raad van 12 februari 2001
plaatsgevonden. De Ecofin heeft naar aanleiding van dit debat een key
issues paper opgesteld ten behoeve van een oriënterende discussie over
de richtsnoeren tijdens de Europese Raad in Stockholm op 23 en 24
maart. De ER Stockholm heeft de belangrijkste noties van het key
issues paper, namelijk een ambitieuze agenda voor structurele
hervormingen en het opnemen van vergrijzing in de
stabiliteitsprogrammas, bevestigd.
Op basis van de prioriteitenstelling van de Europese Raad heeft de
Europese Commissie op 25 april j.l. de aanbeveling voor de globale
richtsnoeren gepresenteerd. Op 7 mei zal de Ecofin Raad een
oriënterend debat houden over de aanbeveling. Ook Raden in andere
samenstelling hebben de mogelijkheid hun visie te geven op de
aanbeveling. De Raad voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal begin
juni een opinie bespreken over de aanbeveling op basis van
voorbereidend werk van de EMCO. Verder zullen het EFC en het EPC zich
buigen over de details van de richtsnoeren. Het Europees Parlement zal
naar verwachting eveneens een opinie uitbrengen over de globale
richtsnoeren. Op 5 juni zal tijdens de Ecofin Raad het ontwerp voor de
richtsnoeren worden opgesteld, waarbij de visie van andere Raden zal
worden betrokken. Dit ontwerp wordt vervolgens voorgelegd aan de
Europese Raad van Gotenborg van 15 en 16 juni, waarna de Ecofin Raad
de richtsnoeren zal aannemen. De sociale partners in Nederland hebben
de globale richtsnoeren ontvangen en de mogelijkheid hun visie te
geven. Op Europees niveau kunnen de sociale partners via de
macro-economische dialoog op 7 mei reageren op de richtsnoeren.
Algemene beoordeling van de globale richtsnoeren 2001
Conform de conclusies van de ER van Stockholm heeft de Commissie haar
voorstel voor de globale richtsnoeren dit jaar evenals vorig jaar
gericht op de doelstellingen van Lissabon. De richtsnoeren behandelen
het thema duurzame ontwikkeling. In de richtsnoeren zijn zoveel
mogelijk concrete tijdschemas en tussentijdse doelstellingen
vastgelegd. Tenslotte wordt conform de conclusies van de ER van
Stockholm bij het formuleren van doelstellingen en het beoordelen van
de bereikte vooruitgang zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de
structurele indicatoren zoals gepresenteerd in het Synthese rapport
van de Commissie4.
Nederland kan het merendeel van de richtsnoeren onderschrijven.
Nederland hecht sterk aan het gestructureerd en gedisciplineerd
toewerken naar realisatie van de Lissabon doelstellingen. De impuls
die in Stockholm hieraan is gegeven is op een voor Nederland
bevredigende manier in de richtsnoeren verwerkt. Nederland ondersteunt
de sterke continuïteit in zowel de landenspecifieke als de algemene
aanbevelingen, omdat structurele hervormingen een lange termijn
committering van Lidstaten vergen.
De richtsnoeren bevelen de Lidstaten aan om, conform de conclusies van
de ER van Stockholm, een strategie te ontwikkelingen voor het opvangen
van de kosten van de vergrijzing en deze op te nemen in de
stabiliteits- en convergentieprogrammas. De beoordeling van de
strategie is onderdeel van de multilaterale toezichtsprocedures.
Nederland is tevreden met de manier waarop de themas macro-economie,
structurele hervormingen en de transitie naar de kenniseconomie met
elkaar in verband worden gebracht.
Gegeven het grote belang van het meten en analyseren van vooruitgang
in de gekozen open coördinatiemethode is Nederland van mening dat het
Implementatierapport van de aanbevelingen van de richtsnoeren 2000 van
de Commissie te weinig aandacht heeft gekregen. Het meten van
vooruitgang en het beoordelen van de prestaties van Lidstaten op het
gebied van structurele hervormingen en de overgang naar de
kenniseconomie dient verder te worden geoperationaliseerd. Bij de
verdere behandeling in de diverse comités is het zaak verwatering van
de landenspecifieke aanbevelingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
4. Het algemene gedeelte van de globale richtsnoeren
4.1 Economische verwachtingen en beleidsagenda
Hoewel de groeivooruitzichten in de eerste helft van 2001 wat zijn
verslechterd ten opzichte van de verwachtingen in het najaar van 2000,
zijn de economische grondslagen in de EU nog steeds gezond. De
Europese Commissie gaat in haar jongste voorjaarsramingen uit van een
groei van 2,8% in 2001 en 2,9% in 2002 voor zowel de EU als het
Eurogebied. De richtsnoeren verdelen de Europese strategie in
beleidsprioriteiten voor de korte, middellange en lange termijn. Op de
korte termijn dient de economische groei, ondanks de minder gunstige
externe omstandigheden, in stand gehouden te worden door een op groei
en stabiliteit gericht macro-economisch beleid. Hoewel de potentiële
groei in de Unie toegenomen zou kunnen zijn door een verbeterde
marktwerking en een toegenomen gebruik van ICT acht de Commissie voor
de komende jaren een jaarlijkse potentiële groei van 3% nog niet
realistisch. Op de middellange termijn is daarom een versterking van
het groeipotentieel van de economie en werkgelegenheid nodig via een
versnelde uitvoering van economische hervormingen (bevordering
ondernemerschap en innovatie), het activeren van het nog onbenutte
arbeidspotentieel en het faciliteren van de overgang naar de
kenniseconomie (o.a. scholing). De lidstaten dienen via een drieledige
strategie voorbereidingen te treffen om de effecten van de vergrijzing
op de langere termijn op te vangen: het verhogen van de
arbeidsparticipatie; het versneld terugdringen van de staatschuld; en
hervorming van pensioenstelsels. Een hogere arbeidsparticipatie, in
het bijzonder voor groepen, die nu nog zijn ondervertegenwoordigd op
de arbeidsmarkt (vrouwen, ouderen, allochtonen en laagopgeleiden)
biedt een ruimer draagvlak voor collectieve voorzieningen en is tevens
van belang voor de sociale samenhang. De vergrijzing van de
(beroeps)bevolking beïnvloedt daarnaast de potentiële groei op de
lange termijn. Om de economische groei op langere termijn te
waarborgen is tevens een toename van de arbeidsproductiviteit nodig.
De richtsnoeren dringen ten slotte aan op een versterkte coördinatie
van het economisch beleid in de Eurogroep.
Nederland deelt in grote lijnen de economische analyse van de
Commissie, hoewel rekening moet worden gehouden met een meer
tegenvallende economische ontwikkeling. Nederland verwelkomt de grote
nadruk op structurele hervormingen die de veerkracht van de Unie in
het licht van een tegenvallende ontwikkeling van de wereldeconomie kan
vergroten.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
4.2. Een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid
Hoewel de economische groei terugloopt is de verwachting dat de groei
in de meeste lidstaten boven de potentiële groei blijft liggen. Daarom
blijft er voor de meeste Lidstaten voldoende ruimte om het budgettair
beleid te richten op verdere consolidatie. Concreet dienen de
Lidstaten, overeenkomstig de richtsnoeren van vorig jaar, als algemene
regel, reeds in 2001 hun begroting dicht bij evenwicht te brengen of
een overschot te behalen. Bij de opstelling van de begroting voor 2002
dienen de Lidstaten volgens de Commissie een pro-cyclisch
begrotingsbeleid te vermijden en de begrotingssituatie verder te
verbeteren met het oog op de lange termijn houdbaarheid. Tevens dient
in geval van oververhitting het budgettair beleid te worden verkrapt.
De beoordeling van het pro-cyclisch karakter van het begrotingsbeleid
van een lidstaat geschiedt aan de hand van het structurele saldo. Het
geaggregeerde begrotingssaldo van het eurogebied is naar verwachting
in 2003 in evenwicht (EU in 2002). In tegenstelling tot voorgaande
richtsnoeren is er dit jaar voor gekozen geen afzonderlijke paragraaf
op te nemen met richtsnoeren die oproepen tot een verantwoordelijk
loongedrag van de sociale partners. Er wordt volstaan met de oproep
tot een verantwoordelijk loongedrag.
Nederland kan in grote lijnen de aanbevelingen van de Commissie en de
inzet op ambitie in de begrotingsconsolidatie ondersteunen. De oproep
om in geval van oververhitting het begrotingsbeleid te verkrappen
verdient enige nuancering. Nederland is van mening dat een stabiel, op
de middellange termijn georiënteerd, budgettair beleid een grote
bijdrage levert aan een gelijkmatige macro-economische ontwikkeling;
door de lange leads and lags is het budgettair beleid minder geschikt
om op de wisselende stand van de conjunctuur te reageren.
Conjuncturele schokken kunnen afdoende worden opgevangen met behulp
van de automatische stabilisatoren in Lidstaten waar sprake is van een
begrotingspositie nabij evenwicht of in overschot. Structurele saldi
kunnen worden gebruikt als één van de indicatoren bij het beoordelen
van de budgettaire ontwikkelingen, maar sturing op een dergelijke
variabele is niet wenselijk, mede met het oog op de onzekerheden bij
de berekening van deze saldi. Terecht wordt opgeroepen het evenwicht
in de economische ontwikkeling te bewaken middels een gezonde
loonontwikkeling en een gezond begrotingsbeleid. Hiervan zal een
gunstige invloed uitgaan op de rentevoeten, particuliere investeringen
en de ruimte voor het doorvoeren van structurele hervormingen in het
algemeen.
Nederland vindt het echter onterecht dat niet langer expliciet
aanbevelingen zijn opgenomen aan Lidstaten om de loonontwikkeling in
de EU in overeenstemming te laten zijn met prijs- en
productiviteitsontwikkeling. Deze aanbevelingen zijn gegeven de
huidige stand van de conjunctuur voor verschillende lidstaten actueel.
Nederland pleit dan ook voor het opnieuw opnemen van de aanbevelingen
over loonontwikkeling uit de globale richtsnoeren van vorig jaar.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
4.3 Verbetering van de kwaliteit en houdbaarheid van de
overheidsfinanciën
De Commissie roept lidstaten op om een gezonde budgettaire situatie te
bereiken terwijl tegelijkertijd de kwaliteit en houdbaarheid van de
overheidsfinanciën moet worden verbeterd. Er dient een juiste balans
te worden gevonden tussen schuldreductie, lastenverlichting en
belangrijke publieke investeringen. Deze oproep is in lijn met het
rapport over dit onderwerp dat is bekrachtigd door de Europese Raad in
Stockholm. Op deze wijze moet worden bereikt dat de openbare financiën
van lidstaten maximaal bijdragen aan het bereiken van groei en
werkgelegenheid en de doelstellingen van Lissabon.
Op basis van de algemene doelstellingen doet de Commissie de volgende
aanbevelingen.
* doorgaan met inspanningen om belasting- en uitkeringstelsels
zodanig te hervormen dat deze de arbeidsdeelname bevorderen (o.a.
vermindering van de lastendruk op arbeid, in het bijzonder op
laagbetaalde arbeid en een verbeterde efficiëntie van
belastingsystemen);
* een grotere nadruk op uitgaven op investeringen in fysiek en
menselijk kapitaal binnen het totaal aan overheidsuitgaven;
* verbeteren van de efficiëntie van de overheidsuitgaven door
institutionele en structurele hervormingen en het verbeteren van
in het bijzonder mechanismes ten behoeve van uitgavenbeheersing;
* verbeteren de lange-termijn houdbaarheid door een drieledige
strategie, te weten: vergroting van de arbeidsparticipatie; een
snelle reductie van de overheidsschuld; en verdere hervormingen
van pensioenstelsels (m.n. meer fondsvorming);
nastreven van verdere belastingcoördinatie om schadelijke
belastingconcurrentie tegen te gaan en gelijktijdig een effectieve
implementatie van de (Ecofin) Raadsovereenkomst over belastingen
van 27 november 2000.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
Nederland is het eens met de algemene Commissie-aanbevelingen inzake
het budgettaire beleid van lidstaten. De oproep voor een
beleidsstrategie van schuldreductie, lastenverlichting en
investeringen wordt door Nederland ondersteund. Deze oproep laat
voldoende ruimte om, afhankelijk van de staat van de
overheidsfinanciën en de conjunctuur nationale accenten te leggen.
Verder ondersteunt Nederland de oproep tot verdere hervormingen van
pensioenstelsels waarbij vooral meer fondsvorming noodzakelijk is.
Pensioenhervormingen zijn een belangrijke voorwaarde voor het
garanderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op
(middel)lange termijn. Nederland is van mening dat institutionele en
structurele hervormingen noodzakelijk zijn om tot een kwalitatieve
verbetering en grotere beleidseffectiviteit te komen in de EU. Verder
ondersteunt Nederland de oproep om hervormingen door te voeren die
moeten leiden tot uitgavenbeheersing. Een adequate uitgavenbeheersing
levert immers een belangrijke bijdrage aan budgettaire doelstellingen
voor schuld en saldo. Nederland staat op zich welwillend tegenover
initiatieven om door betere coördinatie schadelijke
belastingconcurrentie tegen te gaan. Dit mag echter geen afbreuk doen
aan het subsidiariteitsbeginsel: belastingbeleid is primair een
aangelegenheid van de lidstaten zelf.
4.4 Actieve arbeidsmarktmaatregelen
De Commissie concludeert dat de werkgelegenheid in de afgelopen jaren
aanzienlijk is gestegen en de werkloosheid gedaald door de gunstige
economische omstandigheden, gematigde loonontwikkeling en de
verbeterde werking van de arbeidsmarkten. Niettemin blijft er veel
ruimte voor verbetering en verschillen de onderlinge prestaties sterk.
De aanbevelingen zijn gericht op een goede werking van de arbeidsmarkt
en het verminderen van de structurele werkloosheid. De lidstaten
moeten eind 2002 de doelstellingen zoals afgesproken in de
werkgelegenheidsrichtsnoeren bereiken. Acht richtsnoeren dienen bij te
dragen aan een betere werking van de arbeidsmarkt: (i) bevorderen van
de arbeidsparticipatie (van in het bijzonder vrouwen en ouderen); (ii)
hervormen van belasting- en uitkeringstelsels om werk lonend te maken;
(iii) aanmoedigen van loonvormingsprocessen die verschillen in
productiviteit en plaatselijke arbeidsmarktsituatie op een adequate
manier in aanmerking nemen; (iv) opheffen van regelingen die de
mobiliteit van werknemers belemmeren; (v) faciliteren van tijdelijk
werk; (vi) verzekeren van de doeltreffendheid van actieve
arbeidsmarktmaatregelen; (vii) bevorderen van flexibele werkvormen
(part-time werk); (viii) opheffen van verschillen in beloning tussen
seksen.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
Nederland kan de aanbevelingen ondersteunen. Nadere invulling van de
aanbevelingen vindt plaats in de werkgelegenheidsrichtsnoeren en dient
aan te sluiten op de specifieke omstandigheden van een lidstaat.
Nederland acht het wenselijk dat hervorming van de arbeidsmarkt in
veel Lidstaten een hogere prioriteit krijgt, omdat de EU nog steeds
een veel te hoge structurele inactiviteit kent die het groeipotentieel
beperkt. Daarbij is het van groot belang om het beleid te richten op
vergroting van het arbeidsaanbod.
Nederland ondersteunt in het bijzonder de aanbeveling om een goede
balans te vinden tussen flexibiliteit en zekerheid. In veel Lidstaten
bestaat nog een strenge arbeidsbeschermingswetgeving die een flexibele
werking van de arbeidsmarkt verhindert. Hierbij is nadrukkelijk een
rol weggelegd voor de sociale partners die een goede betrokkenheid bij
de uitvoering van de richtsnoeren rechtvaardigen.
4.5 Efficiënt werkende product markten
De Commissie geeft aan dat de creatie van de interne markt en de
invoering van de euro geleid hebben tot meer concurrentie, een dempend
effect op de inflatie en een rationalisatie van productie. Ook de
openstelling van de Europese markt voor de wereldhandel draagt bij aan
het bereiken van deze doelstellingen.
De interne markt voor diensten wordt thans nog gehinderd door
verschillende soorten barrières, o.a. op het gebied van
administratieve richtlijnen. Hoewel enige vooruitgang is geboekt,
bijvoorbeeld bij de liberalisatie van de telecommarkt, schiet de
werking van de interne markt voor diensten tekort. De commissie roept
daarom op om:
* de interne markt volledig te implementeren (inclusief wegnemen van
technische en administratieve belemmeringen);
* maatregelen te nemen om de marktwerking te verbeteren en er
tegelijkertijd voor te zorgen dat consumenten hiervan voordeel
ondervinden (m.n. versnelde liberalisatie van netwerkindustrieën
en afbouw van nog bestaande staatssteun).
Evaluatie en Nederlandse inzet:
Nederland is doordrongen van het belang van een goed functionerende
interne markt en is het eens met de aanbevelingen die de Commissie
doet. Voor een kleine, open economie met relatief veel grensregios is
een goede werking van de interne markt en verdere stappen op weg naar
liberalisering van de wereldhandel van extra groot belang.
Nederland is voorstander van een snelle liberalisatie van de netwerkindustrieën. Hierbij hecht Nederland er waarde aan dat dit plaatsvindt onder duidelijke randvoorwaarden, o.a. op het gebied van serviceniveau. Dit is door de Commissie adequaat verwoord.
4.6 Bevordering van de efficiëntie en de integratie van de EU-markt
voor financiële diensten
De Commissie constateert dat de financiële systemen van de lidstaten
door de invloed van globalisering, deregulering, technologische
ontwikkelingen en de invoering van de euro in een snel tempo
integreren. Dit leidt tot een verbeterde allocatie van middelen en een
daling van de kosten van kapitaal, hetgeen gunstig is voor de
economische ontwikkeling.
De Commissie constateert echter eveneens dat door nog bestaande
obstakels de potentiële voordelen niet geheel worden gerealiseerd. Het
ontbreekt met name aan een geharmoniseerd Europees raamwerk voor wet-
en regelgeving. Er is enige vooruitgang geboekt, onder andere door
middel van het Financial Services Action Plan en implementatie van het
Risk Capital Action Plan. De vooruitgang richting een daadwerkelijk
geïntegreerde markt verloopt echter te langzaam. Derhalve formuleert
de Commissie de volgende aanbevelingen:
* opvolgen van de aanbevelingen van het Comité van Wijzen uiterlijk
begin 2002;
* alle betrokkenen moeten ernaar streven om het Financial Services
Action Plan uiterlijk in 2005 te implementeren;
* vergroten van de inspanningen om uiterlijk 2003 één markt te
realiseren voor risicokapitaal;
* verbeteren van de samenwerking op het gebied van toezicht.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
Nederland is zich bewust van de huidige belemmeringen die integratie
van de markt voor financiële diensten nu nog in de weg staan en
ondersteunt de Commissie-voorstellen om deze belemmeringen weg te
nemen.
4.7 Bevordering van ondernemerschap
Het bevorderen van ondernemerschap is een belangrijke pijler voor de
overgang naar een kenniseconomie. De overheid dient voor bedrijven en
burgers een helder regelgevings- en fiscaal kader te ontwikkelen en in
stand te houden.
Nederland is met de Commissie van mening dat de beste manier om een
ondernemersvriendelijk klimaat te creëren het verminderen van
administratieve lasten en het efficiënter maken van openbare diensten
is. Nederland is daarom voor een inventarisatie van de belemmeringen
in belastingwetgeving en collectieve regelingen (pensioenen) voor
overgang van werknemer- naar ondernemerschap in Europa en toetsing van
nieuwe en bestaande Europese wet- en regelgeving op de gevolgen voor
ondernemers.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
4.8 Bevordering van de kenniseconomie
Volgens de globale richtsnoeren is de overgang van de Europese Unie
naar een kenniseconomie van cruciaal belang om de strategische
doelstellingen van Lissabon te halen. Om de overgang naar de
kenniseconomie te vergemakkelijken, moeten R&D en innovatie worden
gestimuleerd, de toegang tot en het gebruik van ICT worden bevorderd
en onderwijs en opleiding energieker worden aangepakt.
Nederland onderkent het belang van innovatie, onderzoek, onderwijs en
het gebruik van ICT om het groeipotentieel van de EU te vergroten.
Nederland heeft hiertoe een drietal doelstellingen gesteld:
i. het tot stand brengen van adequate voorwaarden voor de informatie
samenleving (hoogwaardig en toegankelijk elektronische
infrastructuur, algemene wet- en regelgeving; bv. elektronische
handtekening en harmonisatie van technische voorwaarden);
ii. het creëren van een excellente onderzoeksinfrastructuur en
innovatieklimaat;
iii. een goed opgeleide en breed inzetbare beroepsbevolking.
Bij het realiseren van deze doelstellingen dringt Nederland in
Europees verband aan op de volgende beleidsacties:
* het opnemen van e-commerce in de 6e BTW-richtlijn;
* het binnen de werkgelegenheidsstrategie met kwantitatieve
indicatoren monitoren van het opleidingsniveau van de
beroepsbevolking;
* het gebruiken van de open coördinatie methode voor Europese
onderwijsprestaties;
* het versnellen van de totstandkoming van een Europese
onderzoeksruimte;
* het wegnemen van nationale belemmeringen voor het aantrekken van
internationaal talent;
* het afronden van de besluitvorming over het gemeenschapsoctrooi.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
4.9 Duurzame ontwikkeling
De Europese Raad van Stockholm heeft verzocht om de bevordering van
duurzame ontwikkeling te integreren in de globale richtsnoeren.
Duurzame ontwikkeling is een begrip dat verder reikt dan een
beoordeling van economische ontwikkelingen en dat betrekking heeft op
de welvaart van zowel de huidige als toekomstige generaties. De
Commissie doet de volgende aanbevelingen:
* introduceren en versterken marktgeoriënteerd milieubeleid
(bijvoorbeeld via belastingheffing);
* reduceren van subsidies en belastinguitgaven die een negatief
effect hebben op het milieu;
* gebruiken van economische instrumenten voor het klimaatbeleid;
* ontwikkelen van een adequaat raamwerk voor energiebelasting op
Europees niveau.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
Nederland is het eens met de aanbevelingen die de Commissie doet op
het terrein van een duurzame ontwikkeling. Nederland is sterk
voorstander van een Europese belasting op energie. Uitgangspunt
hierbij is het creëren van een level playing field in Europa door het afspreken van een minimum belasting. Nederland wenst hierover nog onder het Zweedse voorzitterschap afspraken te maken.
5.1 Landenspecifieke richtsnoeren
Voor alle Lidstaten zijn landenspecifieke richtsnoeren opgenomen die
betrekking hebben op het begrotingsbeleid, de product-, kapitaal-, en
arbeidsmarkten en de overgang naar een kenniseconomie. Bij de
aanbevelingen voor Duitsland ligt het zwaartepunt dit jaar bij het
realiseren van de doelstellingen voor het begrotingssaldo uit het
stabiliteitsprogramma voor 2001 en 2002 en de hervorming van de
sociale zekerheid en het pensioenstelsel. Frankrijk dient in het
bijzonder de arbeidsbeschermingwetgeving te versoepelen. Ten slotte
dient Italië de budgettaire doelstellingen uit zijn
stabiliteitsprogramma te realiseren en haast te maken met de verdere
hervormingen van de arbeidsmarkt, het pensioenstelsel en de sociale
zekerheid. De Lidstaten worden afzonderlijk en individueel opgeroepen
rekening te houden met de gevolgen van de vergrijzing.
Nederland ondersteunt de in het algemeen sterke ambitie van de
landspecifieke aanbevelingen waarbij de grote Lidstaten zeker niet
gespaard worden. Belangrijkste inzet van Nederland kan dan ook zijn
dat het specifieke karakter van de aanbevelingen behouden moet
blijven, waarbij de aanbevelingen niet worden afgezwakt. In de
verschillende coördinatieprocedures dient uitvoerig aandacht te worden
besteed aan de implementatie van de aanbevelingen uit de globale
richtsnoeren via de multilaterale surveillance door de verschillende
Raden op hun vakgebieden.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
5.2 Landenspecifieke richtsnoeren Nederland
In de richtsnoeren merkt de Commissie op dat de groei in Nederland
door externe ontwikkelingen in 2001 en 2002 afzwakt. Desalniettemin
verwacht de Commissie nog steeds een groei van boven de 3% in beide
jaren. De inflatie is toegenomen onder invloed van gestegen
invoerprijzen, de verhoging van de indirecte belastingen en endogene
factoren en komt daardoor, volgens de Commissie, in 2001 uit boven de
4% en in 2002 rond de 3%. Daarbij wordt gesteld dat substantiële
loonstijgingen sinds 1997 de 15-jarige periode van loonmatiging tot
een einde hebben gebracht. Nadat de concurrentiepositie tijdens deze
periode sterk was verbeterd, is deze sinds 1997 weer teruggevallen tot
het niveau van begin jaren 90. De Commissie dringt aan op hernieuwde
loonmatiging. Daarnaast dient de druk op de arbeidsmarkt te worden
verlicht door het vergroten van het arbeidsaanbod en de
arbeidsproductiviteit. Beide factoren zijn tevens belangrijk op de
langere termijn om de kosten van de vergrijzing op te vangen.
Op budgettair gebied beoordeelt de Commissie de belastinghervorming
als structuurversterkend, maar stelt tevens dat vanuit
stabilisatie-oogpunt de budgettaire impuls zorgen baart gegeven de
toename van de inflatoire druk. De Commissie beveelt daarom ten eerste
aan de overheidsgaven strikt in de hand te houden, ondanks de lagere
dan verwachte economische groei, om de teruggang in het overschot in
2001 te beperken en op deze wijze de inflatoire druk te beheersen. Op
de tweede plaats wordt voor 2002 aanbevolen inkomstenmeevallers, in
het licht van de conjuncturele situatie, voornamelijk te gebruiken
voor een duidelijke verbetering van het saldo. In een derde
aanbeveling voegt de Commissie hieraan toe om ook na 2002 de
beschikbare ruimte aan te wenden voor versnelde schuldreductie om de
houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het licht van de vergrijzing
te verzekeren.
Wat betreft de arbeidsmarkt heeft Nederland in de afgelopen jaren een
duidelijke groei in de arbeidsmarktparticipatie laten zien en
Nederland behoort met een werkloosheid van 2,7% tot de best
presterende Lidstaten in de EU. De Commissie stelt dat Nederland in
lijn met de aanbeveling in de richtsnoeren 2000 een aantal maatregelen
heeft genomen ten gunste van de deelname van vrouwen en ouderen in de
arbeidsmarkt. De richtsnoeren signaleren tegelijkertijd dat de
inactiviteit nog steeds hoog en de werkgelegenheid gemeten in
arbeidsjaren nog steeds relatief laag is. Gegeven deze, nog steeds,
hoge inactiviteit beveelt de Commissie aan door te gaan met het
aanpassen van belasting- en uitkeringstelsels teneinde prikkels in te
bouwen ten gunste van werk. Daarbij dienen hervormingen in het
bijzonder gericht te worden op de nog steeds hoge marginale
belastingdruk in het bijzonder aan de onderkant van het loongebouw en
de relatief lage drempel voor het ontvangen van een uitkering.
De richtsnoeren zijn overwegend positief over de werking van de
productmarkten in Nederland. Wel signaleert de Commissie
hervormingsmoeheid met betrekking tot verdergaande liberaliseringen in
de energie- en transportsector en de gezondheidszorg. Evenals vorig
jaar onderstreept de Commissie de geringe naleving van de richtlijnen
inzake openbare aanbestedingen. De overgang naar de kenniseconomie
wordt gehinderd door een tekort aan gekwalificeerd personeel in de ICT
sector. Het tekort aan personeel is volgens de Commissie tevens de
oorzaak voor de teleurstellende groei van de arbeidsproductiviteit. De
aanbevelingen richten zich derhalve op maatregelen die het klimaat
voor innovatie en ICT-penetratie verbeteren en daarnaast meer
marktwerking in de electriciteits-, gas-, en kabelmarkt en bij het
openbaar vervoer toelaten.
Ten slotte geeft de Commissie een positieve beoordeling van de
ontwikkeling van de Nederlandse kapitaalmarkt. De Commissie wijst
daarbij op de grote beschikbaarheid van risicokapitaal, de sterke
internationale integratie van de aandelenmarkt en de concurrerende
bancaire sector. Niettegenstaande deze positieve beoordeling beveelt
de Commissie aan de markt voor risicokapitaal verder te stimuleren via
fiscale prikkels en daarnaast het financieel toezicht op een voldoende
niveau te houden om de snelle ontwikkelingen in de financiële sector
bij te houden.
Hoewel de specifieke richtsnoeren door Nederland in grote lijnen
worden onderschreven kunnen een aantal nuanceringen en
verduidelijkingen worden gemaakt.
Recente groeiprojecties van het CPB (economische groei van 31/4% in
2001 en 23/4% in 2002) schetsen een wat gematigder beeld dan de
Commissie. Oorzaak van het verschil is vooral te vinden in de
gematigder veronderstellingen die het CPB hanteert voor de externe
omgeving.
Evaluatie en Nederlandse inzet:
De inflatie zal dit jaar in Nederland, mede door enkele incidentele
factoren, inderdaad waarschijnlijk uitkomen op 4%. De verhoging van
het algemene BTW-tarief van 171/2% naar 19%, de verhoging van de
eco-tax en een naijleffect van de afschaffing van de omroepbijdrage in
2000 zijn verantwoordelijk voor een ongeveer 1%-punt hogere inflatie
in 2001 dan in 2000. Daarnaast heeft de sterke stijging van de
invoerprijzen (door de hoge energieprijzen en dollarkoers) in de loop
van 2000 nog een duidelijk opwaarts effect op de prijzen in 2001. De
verhoging van de indirecte belastingen zal in 2002 uit de
inflatiecijfers verdwijnen. Het effect van de oploop van de
invoerprijzen zal in de projecties van de Commissie en het CPB in de
loop van 2001 geleidelijk uit de inflatiecijfers lopen. Al met al zal
de inflatie in 2001 eenmalig zeer hoog uitkomen en in 2002 weer
terugkeren naar een niveau van ongeveer 2%. Deze raming is met een
opwaarts risico omgeven, zoals o.a. een loonvariant uit het CEP laat
zien 4. De laatste maanden is een oploop van de onderliggende inflatie
waar te nemen. Dit zou kunnen duiden op een opwaartse druk op de
prijzen vanuit de arbeidskosten. Hoewel de hoge inflatie dus voor een
groot gedeelte kan worden toegeschreven aan incidentele factoren
onderschrijft Nederland de noodzaak om de inflatieontwikkeling
nauwkeurig in het oog te houden. Hierbij is in het bijzonder een
gematigde loonontwikkeling een punt van aandacht.
De aanbeveling om strikt toezicht te houden op het verloop van de
overheidsuitgaven om een verslechtering van de begrotingspositie in
2001 en 2002 te voorkomen is in lijn met de door Nederland gevolgde
begrotingssystematiek. Het begrotingssaldo is in Nederland geen
doelvariabele, maar een resultante van genormeerde uitgaven en deels
met de conjunctuur meebewegende ontvangsten. Nederland zal tevens
betogen dat gerichte lastenverlichting bijdraagt aan een versterking
van de economische structuur en een goede werking van de arbeidsmarkt.
Hiervan kan via een gematigder loonontwikkeling een drukkend effect op
de inflatie uitgaan. Nederland erkent de noodzaak de budgettaire
ruimte zoveel mogelijk te gebruiken voor het versneld terugdringen van
de overheidsschuld vanaf 2002 om de budgettaire kosten van vergrijzing
op te vangen.
4 De Commissie en DNB komen voor 2002 op een hoger inflatiecijfer uit.
Wat betreft de arbeidsmarkt is de positieve beoordeling van de belastingherziening 2001 voor het bevorderen van groei en werkgelegenheid een steun in de rug. Nederland onderschrijft de opvatting dat verdere voortgang met het aanpakken van de hoge inactiviteit en de armoedeval nodig is en heeft de problematiek, mede met het oog op de vergrijzing, hoog op de politieke agenda staan. Het vergroten van het arbeidsaanbod is daarnaast van belang om knelpunten op de arbeidsmarkt, in het bijzonder in de ICT sector, op te vangen.
Bij de aanbevelingen voor de overgang naar de kenniseconomie kan naar
reeds bestaande beleidsdoelstellingen en -initiatieven worden
verwezen, waaronder: (i) het versneld uitvoeren van het e-Europe
Actieplan, waarin het vergroten van ICT-vaardigheden van de
(beroeps-)bevolking en het verbeteren van de publieke dienstverlening
aan burgers via internet een belangrijke plaats inneemt; (ii) het
openstellen van nationale onderzoeksprogrammas voor
onderzoeksinstellingen uit andere Lidstaten; en (iii) het inspelen op
de toenemende variëteit in de onderwijsbehoefte door
onderwijsinstellingen.
Wat betreft de hervormingen van productmarkten streeft Nederland naar
het uiterlijk in 2004 volledig liberaliseren van de energiemarkt.
Nederland plaats een kanttekening bij het gebruik van het percentage
gepubliceerde aanbestedingen als indicator voor de
aanbestedingspraktijk in een Lidstaat. Het publiceren an sich zegt
namelijk nauwelijks iets over het goed toepassen van
aanbestedingsprocedures en het daadwerkelijk openstellen van de markt,
door opdrachten te gunnen aan ondernemers uit andere lidstaten.
Desalniettemin wenst Nederland de huidige situatie te verbeteren en
geeft hiertoe uitwerking aan het eigen actieplan Professioneel Inkopen
en Aanbesteden (PIA).
De aanbeveling voor het verder ontwikkelen van de markt voor
risicokapitaal lijkt wat overbodig aangezien Nederland de afgelopen
jaren een stormachtige ontwikkeling van deze markt heeft gekend.
Volgens het syntheserapport van de Commissie heeft Nederland de
grootste omvang van het risicokapitaal als percentage van het BBP in
de Unie. Nederland onderschrijft de algemene notie van een adequaat
toezichtsysteem in de snel veranderende financiële sector. De
aanbeveling op dit punt lijkt echter van belang voor iedere lidstaat
en niet slechts voor een aantal lidstaten. Nederland kent een systeem
waarin de toezichthouders op sectoroverstijgend terrein tot
gelijkgerichte regelgeving komen, alsmede tot samenwerking en
taakverdeling bij de uitvoering van het toezicht in de Raad van
Financiële Toezichthouders (RFT).