5 juni 2001
Wetsvoorstel basisvorming overbodig
Ursie Lambrechts
Er is een groot probleem. Dat probleem heet basisvorming. Wat de
basisvorming mankeert weten we al twee jaar heel precies. De Inspectie
heeft een overtuigende diagnose gesteld: de basisvorming is overladen,
heeft te veel vakken, geen samenhang, en te weinig differentiatie naar
niveau waardoor het voor de ene leerling te moeilijk en voor de ander
te makkelijk is. De kwaliteit van het onderwijs is er zeker niet door
toegenomen. Wie hoopt dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan het oplossen
van die problemen komt helaas bedrogen uit. Want, de problemen zoals
ze eerder uit de evaluatie naar voren kwamen worden niet aangepakt,
maar integendeel juist verankerd. Het totale aanbod van vijftien
vakken blijft bestaan, met een rigide indeling van twee uur per vak,
rechtvaardig verdeeld over 15 vakken zonder zwaarte of inhoud van het
vak mee te laten wegen.
Waar D66 ruimte zou willen geven wordt geen ruimte geboden. Een paar
uurtjes extra Nederlands op die scholen en voor die leerlingen waar
dat nodig is omdat ze met achterstand in de taalbeheersing van het
basisonderwijs komen. De leerlingen die daaraan behoefte hebben zitten
echt niet alleen in het speciaal onderwijs of in de
basisberoepsgerichte leerweg. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de
leerlingen en leraren die vooruit lopen op de eindexamenprogramma's.
D66 wil ruimte voor scholen en leraren om in te kunnen spelen op
talenten of lancunes van leerlingen. Die ruimte wordt niet geboden.
D66 gelooft oprecht - inmiddels een aantal vernieuwingen in het
onderwijs meegemaakt hebbende - dat er gedurende die veranderingen
voor gewaakt moet worden dat er voldoende stabiele/ vaste factoren
overeind blijven. De weg van de evolutie is te prefereren boven die
van de revolutie. Maar wie bewaakt dat?
Waar beperkingen goed zouden zijn, namelijk van het veel te grote
aantal verplichte vakken, wordt niets ingeperkt. Waar differentiatie
naar schooltype wenselijk zou zijn, zou dit wetsvoorstel juist
gemakkelijk kunnen gaan leiden tot differentiatie en niveauverschillen
bínnen een schooltype. Overstappen van de ene Havo naar de andere zou
dan wel eens heel lastig kunnen gaan worden. Stel dat school a de ene
helft van de kerndoelen uitkiest en school b de andere helft. Daar
bewijzen we leerlingen en ons onderwijs geen dienst mee.
Timing
Waar D66 in deze regeerperiode wil inzetten op structurele en houdbare
verbeteringen van de onderbouw van het voortgezet onderwijs met minder
verplichte vakken, meer speelruimte voor de school, en de leraar en
meer differentiatie naar schooltype en het niveau van de opleiding,
wordt nu ingezet op een wetsvoorstel dat die structurele en houdbare
oplossingen in de weg zal staan. En, en passant, worden de afspraken
over het tijdspad voor een echte aanpak van die structurele
verbeteringen, verder opgerekt. We zouden toch deze zomer al het
advies van onderwijsraad en de reactie van de regering krijgen? We
zouden toch in september met de regering over de structurele
verbeteringen debatteren en niet pas na de onderwijsbegroting? We
zouden deze regeerperiode het debat proberen af te ronden om eerder
dan 2004 structurele verbeteringen voor de basisvorming te realiseren?
Als pas in oktober de reactie van de regering maakt dat de kans dat we
in deze regeerperiode het debat zullen afronden uiterst klein.
Ik vraag de staatssecretaris of zij zich kan voorstellen dat D66 dat
uiterst teleurstellend zou vinden? Bovendien, wie gaat de scholen en
de leraren uitleggen dat we nu dit wetsvoorstel aannemen en deze zomer
al, als u tenminste uw belofte nakomt, een debat zullen gaan voeren
over hoe we het zo snel mogelijk weer anders zullen gaan regelen? Dat
is toch niet geloofwaardig?
Voorzitter, overbodig is een ding. Maar het wetsvoorstel is niet
alleen overbodig het rammelt ook aan alle kanten. Dat moet de
staatssecretaris toch ook opgevallen zijn? Al gieten we er een liter
smeerolie over heen het blijft rammelen. Het rammelt omdat dit
wetsvoorstel niet doet wat het zegt te doen, namelijk de problemen
oplossen. Het is het ultieme bewijs dat niet met droge ogen beweerd
kan worden dat de overladenheid met dit voorstel wordt opgelost.
Aan diegenen van de collega's die de regering vragen of niet te veel
vrijheid en onduidelijkheid gaat ontstaan over welke kerndoelen
uitgevoerd zullen worden antwoordt de staatssecretaris (vrij
vertaald): maak je geen zorgen, docenten werken helemaal niet met
kerndoelen maar met methodes. Aan diegenen die vragen of scholen wel
voldoende vrijheid krijgen bij de selectie van kerndoelen antwoordt
zij: scholen en docenten mogen zelf kiezen uit kerndoelen, dat moeten
ze verantwoorden in de schoolgids en het schoolplan en dat wordt dan
ter goedkeuring voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. Nog afgezien
van het feit dat dit wetgevingsproces voor augustus 2001 volstrekt
onmogelijk zo doorlopen kan worden. Probeer je voor te stellen: Tweede
Kamer, Eerste Kamer, staatsblad, voorlichting naar scholen, selecteren
kerndoelen, voorleggen aan de medezeggenschapsraad. Nog afgezien
daarvan geeft het aan waar het rammelt.
Twee gedachten, geen richting
Het wetsvoorstel hinkt te veel op twee gedachten. Hoe denkt de
staatssecretaris het onverenigbare te verenigen? Hoe denkt zij de
overladenheid op te lossen door de huidige basisvorming nu juist in
wet en regelgeving stevig te verankeren, hoe denkt zij de vrijheid van
scholen toe te laten nemen door die tegelijkertijd zo absoluut te
begrenzen? Lijkt het er niet heel erg op dat deze staatssecretaris nog
steeds niet echt een keuze wil maken, durft te maken, voor de richting
waarin de basisvorming zich zal moeten ontwikkelen? De Onderwijsraad
heeft eerder al de vinger precies op de zere plek gelegd. "Het is óf
de route van een brede, algemene en uniforme basisvorming voor alle
leerlingen, met maar heel weinig ruimte voor de school en voor
variaties in opleiding (zoals ook in dit wetsvoorstel nu wordt
verankerd), óf het is een smaller pakket van verplichte algemene
vorming met meer ruimte voor school en variaties in opleidingen",
zoals ook D66 bepleit. Het is of het een of het ander. Is de
staatssecretaris niet bang dat de tweeslachtigheid in haar benadering
veel onduidelijkheid en onrust in het onderwijs zal veroorzaken? Zijn
dat nu juist niet de dingen die het onderwijs kan missen als kiespijn?
Voorzitter, ook de reactie van de Raad van State liegt er niet om. Ik
citeer: "de kans dat voorgestelde wijzigingen zullen bijdragen aan
kwaliteitsverhoging is niet groot". Bovendien vraagt de Raad van State
aan te geven "hoe voorkomen kan worden dat het bijdraagt aan
kwaliteitsverlaging". Wat zegt de Raad van State daar eigenlijk? Is
dit niet een beschaafde manier om te zeggen "op zijn best vinden we
dit wetsvoorstel overbodig, maar mogelijk zelfs schadelijk voor de
kwaliteit van het onderwijs?".
Voorzitter, ik kom tot een afronding. In de ogen van D66 is dit
wetsvoorstel overbodig. Zo overbodig als een zonnehemel in de Sahara.
En net zo overbodig als het regelen van een leerplicht voor
vierjarigen waar bijna ruim 98% nu al met vier jaar naar school gaat.
Het is erger dan symboolwetgeving, het is camouflagewetgeving. Als ik
dan tot slot nog een vraag mag stellen dan is het de vraag aan de
staatssecretaris of zij op haar schreden terug wil keren en wil afzien
van dit wetsvoorstel. Nog is het niet te laat Niet te laat om in te
zetten op een voorvarende en structurele aanpak van de werkelijke
knelpunten van de basisvorming en geen genoegen te nemen met een
doekje voor het bloeden.
E-mail:U.Lambrechts@tk.parlement.nl