Conjunctuurbericht
Centraal Bureau voor de Statistiek mei 2001
l Algemeen: minder gunstige ontwikkelingen
l Economische groei: 2,0% in eerste kwartaal
l Producentenvertrouwen: voor de zevende keer op rij gedaald
Algemeen Bruto binnenlands product (volume) Een aantal belangrijke in dit Conjunctuurbericht opgenomen indicatoren Procentuele groeimutaties laat een minder gunstige ontwikkeling zien dan een maand geleden. De economische groei in het eerste kwartaal van 2001 is de laagste van de 6 1,6 afgelopen vijf jaar. Zowel bij de bestedingen als bij de productie vertraagt 1,4
het stijgingstempo. Het lagere producentenvertrouwen wijst erop dat in 1,2 de industrie de productie en de export in een lagere versnelling blijft 4 1,0 draaien. De inflatie is verder opgelopen richting vijf procent en de weer 3 0,8 opgelopen stijging van de producentenprijzen duidt op een aanhouden- de inflatiedruk. De dollar is in mei ongeveer een dubbeltje duurder 0,6
geworden en bereikte op 28 mei de waarde van 2,57. Lichtpuntjes in het 0,4 conjunctuurbeeld zijn het verder gedaalde werkloosheidscijfer en het 1 0,2 vertrouwen van consumenten dat niet verder is afgenomen. Positief is 0 0 ook het feit dat er sinds 22 april in ons land geen nieuwe gevallen van I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV Mond- en klauwzeer zijn geconstateerd. In navolging van de rentever- 1997 1998 1999 2000 lagingen in de Verenigde Staten heeft in mei ook de Europese Centrale Zelfde kwartaal Voorgaande kwartaal Bank de rente met een 1/ vorig jaar (linkeras) seizoengecorrigeerd (rechteras) 4%-punt verlaagd.
Economische groei Middelen en bestedingen (volume) Volgens de eerste, voorlopige raming valt de economische groei in het Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar eerste kwartaal van 2001 terug. De volumeontwikkeling van het bruto binnenlands product (BBP) bedraagt 2,0 % ten opzichte van een jaar eer- 10
der. Dit cijfer is beduidend lager dan de gemiddelde groei van 3,9% in 8 2000. Bij alle drie bestedingscategorieën van de economie vertraagt het 7 stijgingstempo. De volumestijging van de uitvoer neemt af van 9,1% in 6 2000 naar 6,6% in het eerste kwartaal 2001. Verder loopt aan de beste- 5 dingenkant vooral de consumptiegroei van huishoudens terug, van 4 gemiddeld 3,9% in 2000 tot 2,0% in het eerste kwartaal. Aan duurzame 3 goederen is in de eerste drie maanden van 2001 voor het eerst sinds jaren 2 minder besteed dan in een jaar eerder. Ook het stijgingstempo van de 1 bruto investeringen in vaste activa is teruggevallen. Bij de bouwnijver- 0 Bruto binnen- Invoer Consump- Bruto inves- Uitvoer heid, een belangrijke producent van investeringsgoederen, stagneert de lands product goederen tieve be- teringen in goederen productie in het eerste kwartaal van dit jaar. De prijsstijging van het BBP (marktprijzen) en diensten stedingen vaste activa en diensten Middelen Bestedingen is in het eerste kwartaal van 2001 verder opgelopen tot 5,2%. Prijsstijging- 2000 2001-1 en van meer dan 5% hebben zich voor het laatst voorgedaan in het begin van de jaren tachtig. De prijsontwikkeling van het BBP omvat naast de prijsverandering van de consumptie en investeringen ook het verschil in ontwikkeling tussen de uitvoer- en de invoerprijzen. Producentenvertrouwen en productievolume industrie
Producentenvertrouwen 10 5 De stemmingsindicator van de ondernemers in de industrie is in april opnieuw gedaald en uitgekomen op 0,5. Hiermee heeft het producen- 8 4 tenvertrouwen voor het eerst sinds het begin van 1999 een negatieve waarde bereikt. De afname in april betekent de zevende achtereen- 6 3 volgende daling van de stemmingsindicator. Uit onderzoek is gebleken 4 2 dat het producentenvertrouwen doorgaans enige maanden voorloopt op de ontwikkeling van de industriële productie. Uit de Conjunctuurtest 2 1 blijkt verder dat de ondernemers in de industrie in april minder orders hebben ontvangen dan in maart. Met name de vraag vanuit het buiten- 0 0 land neemt af. Hierdoor is de werkvoorraad in april kleiner geworden. Het indexcijfer van de orderpositie is in april met één indexpunt gedaald -2 -1 j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f m a en uitgekomen op 98,0 (juni 2000=100). De orderpositie van de Neder- 1999 2000 2001 landse industrie is sinds januari van dit jaar onafgebroken verslechterd. Producenten- Industrie % mutatie voortschr. vertrouwen (linkeras) 12 maandsgemid. (rechteras)
Inlichtingen: (045) 570 70 70 Fax: (045) 570 62 68 E-mail: Infoservice@cbs.nl l ISSN 0920-9743 l © Bronvermelding is verplicht l Verveelvoudiging voor eigen of intern
gebruik is toegestaan l Actuele CBS-informatie wordt ook geboden via: NOS-teletekst, conjunctuurpagina 506, nieuwspagina 507 en internet: http://www.cbs.nl l
Afsluitdatum gegevensverwerking 29 mei 2001
Kerngegevens recente ontwikkelingen
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1994/98 1999 2000 2000 2001 2001 gemidd. 2e kw. 3e kw 4e kw 1e kw. jan. febr. maart april
Economische kernvariabelen (volume)
Bruto binnenlands product 3,3 3,9 3,9 4,3 3,5 2,8 2,0
Invoer goederen en diensten 7,2 6,3 9,1 10,5 8,2 8,8 6,4
Consumptie 2,7 3,8 3,7 3,3 3,0 3,9 2,2
Overheid 1,5 2,5 3,1 3,1 3,1 3,0 2,6
Gezinnen 3,1 4,4 3,9 3,5 2,9 4,3 2,0
w.o.Individuele consumptie binnenland 3,8 3,8 3,5 3,4 3,9 1,9 2,3 1,1 2,2
w.v.Voedings- en genotmiddelen 1,6 1,0 0,9 2,0 0,8 0,5 1,4 3,7 1,5 2,1
Duurzame consumptiegoederen 4,2 7,4 4,5 1,8 3,6 5,9 3,3 3,2 6,4 0,6
Overige goederen 3,1 2,8 2,7 3,4 1,5 2,6 4,2 1,3 2,3
Diensten 3,5 4,4 4,5 4,2 4,7 3,4 3,5 3,7 3,1
Bruto investeringen in vaste activa 4,8 6,5 4,0 7,1 2,5 1,1 0,5
Bedrijven 5,0 7,0 3,7 7,0 2,7 0,8 0,2
Overheid 3,9 3,4 5,9 7,7 1,7 3,3 2,9
Uitvoer goederen en diensten 6,8 5,6 9,1 9,7 9,5 8,3 6,6
Productie (volume)
Delfstoffenwinning 0,6 6,4 2,1 1,3 2,9 4,9 0,9 4,0 2,3 0,4
Industrie 3,2 3,1 3,9 5,4 2,4 2,0 1,5 0,9 2,4 2,0
Openbare nutsbedrijven 0,7 5,1 1,8 2,2 2,1 1,0 0,9 2,1 5,1 0,9
Bouwnijverheid 1,0 5,5 3,8 5,5 0,8 1,0 1,0
Prijzen
Consumentenprijsindex 2,2 2,2 2,6 2,4 2,7 3,0 4,4 4,2 4,5 4,6 4,9
Producentenprijzen industrie afzet 1,1 0,2 11,6 12,3 12,0 11,3 6,0 7,0 6,1 5,1 6,0
Producentenprijzen industrie verbruik 1,1 1,9 19,4 19,5 18,3 17,7 6,4 7,1 6,0 6,1 7,7
Aardolie, North Sea Brent (in $ per barrel) 17,17 17,99 28,53 26,76 30,59 30,07 26,42 25,97 27,63 25,66 26,50
Amerikaanse dollar (in gld) 1,81 2,07 2,39 2,36 2,44 2,54 2,39 2,35 2,39 2,42 2,47
Goud (in gld per 1 gram fijn) 20,92 18,94 21,88 21,70 22,13 22,36 20,84 20,57 20,62 21,33 21,18
Cao-lonen
Particuliere bedrijven 2,0 2,8 3,1 3,4 3,3 3,1 3,2 3,3 3,3 3,1 4,0
Overheid 1,5 3,2 2,8 2,0 2,8 2,9 4,1 3,7 3,7 4,8 4,8
Gepremieerde en gesubsidieerde sector 1,1 3,0 2,9 3,7 4,0 2,6 2,8 2,6 2,9 2,9 3,5
Stemming 1) (in %)
Orderpositie zakelijke dienstverlening 7,0 1,0 6,0 4,0 1,0
Producentenvertrouwen industrie 3,2 3,0 6,7 6,9 7,8 5,8 1,8 3,5 2,0 0,0 0,5
Consumentenvertrouwen 6,0 14,0 24,0 27,7 24,8 19,6 10,5 15,2 10,7 5,3 0,4
Economisch klimaat 4,6 5,2 24,1 29,1 23,9 16,1 1,3 10,3 1,0 13,4 26,2
Koopbereidheid 7,0 19,9 23,9 26,8 25,3 21,9 18,3 18,5 18,5 17,8 16,7
Arbeidsmarkt
Aantal banen van werknemers (x 1 000) 7 132 7 340 7 337 7 380 7 397
Arbeidsvolume werknemers 3,5 2,9 3,0 2,8 2,8
Aantal vacatures (x 1 000) 74 158 188 202 169 189
Geregistreerde werklozen 2) (x 1 000) 410 221 188 173 176 186 176 184 176 155
Aantal uren uitzendkrachten 18 13 14 12
Uitgesproken faillissementen 3) 6 6 13 1 27 33 51
Geld en krediet
CBS-herbeleggingsindex 4) 25,9 30,6 2,1 1,2 0,6 4,9 10,8 0,9 6,0 6,0 5,8
Europese liquiditeitenmassa (M3) 7,6 6,3 8,1 7,5 6,8 8,7 8,6 8,5 9,0
Spaartegoeden 4,4 7,4 3,9 4,4 3,6 3,3 7,7 6,3 5) 7,7 9,1
Verstrekt consumptief krediet 9,5 9,1 3,0 3,9 0,0 0,5
Rente (in %)
Depositorente ECB 1,71 3,08 2,92 3,33 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
Daggeldrente 3,7 2,7 4,1 4,0 4,4 4,8 4,8 4,8 5,0 4,8 5,1
Rendement op staatsobligaties 5,7 4,4 5,3 5,3 5,4 5,2 4,8 4,9 4,9 4,8 4,9
Hypotheekrente 6,4 5,1 5,9 5,7 6,0 6,2 6,0 6,2 6,0 5,9
1) Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal. 4) Mutaties t.o.v. voorgaande periode. 2) Driemaandsgemiddelden opgenomen onder de middelste maand. 5) Reeksbreuk. 3) Bedrijven en instellingen exclusief eenmanszaken. = Gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.
Werkelijke individuele consumptie van huishoudens
Procentuele volumemutaties t.o.v. voorgaand jaar
Aandelen 1999 2000 1999 2000 2001
2000 (%) 2e kw. 3e kw 4e kw 1e kw. 2e kw. 3e kw 4e kw 1e kw.
Voedings- en genotmiddelen 11,4 w.o. aardappelen,groente en fruit 1,3 0,5 1,4 0,4 3,8 1,8 7,4 1,4 1,8 0,3 2,9 vlees en vleeswaren 1,9 0,7 1,1 1,5 1,7 2,0 2,7 0,7 0,6 0,5 0,2 vis 0,3 2,8 2,5 2,4 3,5 3,0 4,3 5,4 0,2 0,9 4,6 zuivelproducten 1,4 0,2 0,1 0,5 2,6 0,6 3,1 0,1 2,6 0,4 1,8 brood, beschuit en broodproducten 0,7 0,9 1,9 2,1 1,7 0,2 3,4 2,2 1,3 0,8 1,4 zoetwaren 1,0 0,4 1,3 1,5 0,6 1,9 4,3 2,9 1,8 3,1 1,5 dranken 1,9 2,9 0,6 0,6 4,0 5,8 1,1 4,9 1,5 1,6 3,0 tabak 1,3 0,6 1,1 2,0 1,3 0,7 0,1 0,1 4,1 0,3 2,3 Duurzame consumptiegoederen 18,2 w.o. textiel en kleding 3,9 3,2 5,1 5,1 4,4 4,0 4,8 2,9 11,1 2,1 6,8 woninginrichting 2,8 5,4 1,6 4,8 2,2 4,4 3,3 0,6 1,3 1,0 2,0 huishoudelijke apparaten 2,0 7,8 13,5 2,3 0,6 3,8 18,1 12,2 11,5 12,6 5,5 voertuigen 4,1 11,6 0,8 14,3 11,6 2,9 6,3 5,3 8,8 13,1 19,7 Overige goederen 12,4 w.o. motorbrandstoffen 3,0 2,5 0,0 2,6 3,7 1,8 2,1 2,1 3,1 1,2 1,5 energie 3,3 0,2 1,1 0,6 0,0 4,0 0,2 1,3 3,1 0,9 4,0 Diensten 58,0 w.o. huisvesting 13,2 2,2 1,9 1,4 2,8 2,6 2,1 2,0 1,8 1,8 1,9 horeca-diensten 4,6 3,2 2,4 3,5 3,2 2,4 3,6 3,0 1,0 2,0 1,1 diensten m.b.t. recreatie en cultuur 2,8 3,5 3,1 4,3 4,0 3,0 3,0 3,2 2,7 3,8 2,5 diensten m.b.t. vervoer en communicatie 5,3 14,0 14,7 14,0 12,9 13,1 14,3 15,8 13,8 15,1 10,6 medische diensten en welzijnszorg 13,7 1,1 2,4 1,1 1,0 1,1 2,2 2,3 2,7 2,5 2,9 financiële en zakelijke diensten 6,5 4,4 10,7 4,0 4,2 4,4 10,4 10,6 9,1 12,8 7,4
Werkelijke individuele consumptie (binnenlands) 100,0 3,8 3,8 3,9 3,6 3,5 4,7 3,5 3,4 3,9 1,9
Landbouw: mond- en klauwzeer in Nederland april komt uit op 4,9%, dit is 0,3%-punt hoger dan in maart. Het inflatie- Op 21 maart werd het eerste geval van Mond- en klauwzeer (MKZ) in cijfer in april is de hoogste sinds oktober 1982. Ongeveer 1%-punt van de ons land ontdekt. Op de voorlopige uitkomsten van de economische inflatie is toe te schrijven aan de verhoging afgelopen januari van de groei van het eerste kwartaal (2,0%) heeft de MKZ-epidemie dan ook nog BTW en de ecotaks. Echter ook de zogenaamde afgeleide reeks, waarin geen invloed van betekenis gehad. Deze effecten zullen pas bij de bereke- voor deze belastingmaatregelen is gecorrigeerd, laat de hoogste uitkomst ning van het tweede kwartaal tot uitdrukking komen. Sinds 22 april zijn zien sinds oktober 1982. Binnen de Eurozone is Nederland nu het land er in ons land geen nieuwe gevallen van MKZ geconstateerd. Het met veruit de hoogste inflatie. Voor ons land ligt het geharmoniseerde Centraal Planbureau (CPB) heeft de schatting van de economische prijsindexcijfer in april dit jaar 5,3% hoger dan een jaar geleden, op de schade door MKZ geactualiseerd. Deze ruwe schatting heeft een voor- tweede plaats gevolgd door Portugal met 4,6%. De inflatie komt voor de lopig karakter. Naar actuele inzichten bedraagt de totale schade door de Eurozone in zijn geheel gemiddeld uit op 2,9%. De grootste prijsstijging- MKZ-epidemie ongeveer 2,8 miljard gulden. Als gevolg hiervan zal de en zijn ook hier gemeten voor energie (+7,8%) en voedingsmiddelen CPB-prognose van de economische groei voor dit jaar (3 1/4%), ongeveer (+4,8%). Deze zijn echter bijlange na niet zo groot als in ons land. 0,3% naar beneden worden bijgesteld. De landbouwsector lijdt de meeste schade, in totaal ongeveer 1,2 miljard gulden. Er zijn ongeveer 280 dui- Producentenprijzen: afzetprijzen industrie gestegen zend dieren vernietigd. Een aantal veehouderijbedrijven heeft te maken De prijzen van Nederlandse industrieproducten zijn in april 2001 verge- met leegstand en bijna alle veehouderijbedrijven hebben extra kosten leken met maart 0,9% gestegen. Met name de prijzen van rundvlees en moeten maken in verband met de maatregelen die met de crisis benzine zijn fors hoger. De binnenlandse afzetprijzen stijgen met 0,3%, de samenhingen. In het verlengde van de schade in de veehouderij hebben exportpijzen met 1,3%. In vergelijking met april 2000 liggen de prijzen in ook toeleverende en verwerkende bedrijven schade ondervonden. Hier- de industrie in april gemiddeld 6,0% hoger. Iets meer dan in maart, toen bij moet niet alleen worden gedacht aan de vee- en vleesverwerkende de toename op 5,1% lag. In de periode oktober 2000maart 2001 waren bedrijven en de zuivelsector, maar ook aan transportondernemingen, de prijsstijgingen juist iedere maand afgenomen. bedrijven die investeringsgoederen aan de landbouw leveren, bouwers en inrichters van stallen enz. Ook bedrijven die op hun beurt weer aan Werkloosheid: verder gedaald deze verwerkende en toeleverende bedrijven leveren, vallen hieronder. De werkloosheid is in de periode februari-april van dit jaar verder gedaald. De schade voor al deze bedrijven wordt voorlopig op ongeveer 1,1 mil- Het aantal geregistreerde werklozen komt in die periode uit op 155 duizend, jard gulden geschat. Tot slot is er een derde categorie bedrijven die een daling ten opzichte van de hieraan voorafgaande periode met 21 dui- schade heeft ondervonden. Deze bedrijven staan economisch los van de zend. Nu is een daling in deze tijd van het jaar gebruikelijk. Echter ook na landbouw. Te denken valt aan bedrijven in de toeristische en recreatieve correctie voor seizoeninvloeden resteert een daling, met 11 duizend. Ver- sfeer, winkels en de bouw. De schade voor deze bedrijven wordt door geleken met een jaar geleden is het aantal werklozen nu 46 duizend lager. het CPB geschat op ruim 0,5 miljard gulden. Dit betekent een daling met gemiddeld vierduizend per maand.
Consumentenvertrouwen: stabilisatie in mei Hypotheken: minder oversluitingen en tweede hypotheken Na vier maanden van dalingen is het consumentenvertrouwen in mei niet In het eerste kwartaal van dit jaar zijn 100 duizend woninghypotheken af- verder afgenomen. De lichte toename, van -0,4 in april naar 2,6 in mei, is gesloten. Dit is laagste aantal sedert het derde kwartaal van 1995. Vooral vrijwel geheel toe te schrijven aan een minder pessimistisch oordeel over het aantal oversluitingen en tweede hypotheken is sterk afgenomen. In het het economisch klimaat in het algemeen (april: 26,2 tegen mei: 19,7). Het eerste kwartaal van dit jaar lag het aantal oversluitingen en tweede hypo- economische klimaat is één van de twee onderdelen waarmee het consu- theken 19% lager dan in het eerste kwartaal van 2000. Dit is een voortzet- mentenvertrouwen gemeten wordt. Vooral de verwachtingen voor de ting van de trend die sinds eind 1999 is ingezet. In 1999 steeg het aantal komende twaalf maanden zijn minder negatief dan in april. Iets minder oversluitingen en tweede hypotheken nog met gemiddeld 26%. Overslui- dan veertig procent van de ondervraagden verwacht een verdere verslech- tingen worden gestimuleerd door een lage hypotheekrente, een overwaar- tering. In april was dat nog bijna de helft. Net als vorige maand voorziet de op de woning en de hypotheekrenteaftrek. Een oorzaak voor de huidi- slechts één op de tien een verbetering in de komende tijd. Ondanks de ver- ge sterke afname van oversluitingen is dus zeer waarschijnlijk gelegen in anderingen in het oordeel over het economisch klimaat is de koopbereid- de gestegen hypotheekrente. Na de historisch lage rente van gemiddeld heid in de eerste vijf maanden van 2001 nagenoeg stabiel. In mei lag het 5,0% in het tweede kwartaal van 1999 is deze namelijk geleidelijk gestegen saldo van positieve en negatieve antwoorden op 17,4%. De koopbereid- naar het huidige niveau van ongeveer 6%. Een andere reden zou kunnen heid ligt wel op een lager niveau dan in 2000. Dit onderdeel van het consu- zijn dat de mensen die van plan waren hun hypotheek over te sluiten dit mentenvertrouwen wordt gebaseerd op de mening van huishoudens over voor een groot deel inmiddels ook gedaan hebben. Sedert begin 2000 daalt hun eigen financiën en over het doen van grote uitgaven. Ten opzichte van ook het aantal nieuw ingeschreven woninghypotheken op basis van april vinden huishoudens de tijd iets gunstiger voor het doen van grote woningtransacties. Dit kan behalve door de gestegen rente ook veroor- aankopen, zoals televisies, koelkasten en computers. De mening van de zaakt worden door de alsmaar stijgende huizenprijzen. De gemiddelde consument over zijn eigen financiële situatie is in mei vrijwel ongewijzigd. verkoopprijs van een woning was in het eerste kwartaal van dit jaar 397 duizend gulden. In het eerste kwartaal van vorig jaar was dit nog Consumentenprijzen: inflatie in april verder opgelopen 351 duizend gulden. Het is bovendien niet ondenkbaar dat de afname van Tussen maart en april van dit jaar zijn de consumentenprijzen gemiddeld het aantal nieuw ingeschreven woninghypotheken ook voor een deel ver- met 0,6% gestegen. De belangrijkste oorzaak van deze stijging is de prijs- klaard kan worden door de invoering van het nieuwe belastingstelsel ontwikkeling van vlees en autobrandstoffen. Doordat de energieleveran- begin dit jaar. Daarin is een verlaging van de belastingtarieven opgeno- ciers hun inkoopprijzen van elektriciteit zagen dalen, gingen de elektrici- men. Dit kan betekenen dat de hypotheekrente tegen een lager percentage teitstarieven voor de consument in deze periode omlaag. De inflatie in aftrekbaar wordt en daardoor de netto maandlasten kunnen stijgen.
Geharmoniseerde consumentenprijsindex, april 2001 Aantal woninghypotheken en hypotheekrente Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar %
6 60 8
5 40 7
4 20 6
3
0 5
2
-20 4
1
-40 3
0 I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I
Ned Por Ier Spa Gri Zwe Ita Dui Bel Fin Den Oos Fra VK Euro- Eu- 1995 1996 1997 1998 1999 2000 '01
zone 15 Woninghypotheken % mutaties Hypotheekrente (rechteras)
t.o.v. voorgaand jaar (linkeras)
FOCUS Werkelijke binnenlandse individuele consumptie (volume) Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar G Incidentele en structurele factoren consumptiegroei 5,0 14 De binnenlandse individuele consumptie kent in het eerste kwartaal een 4,5 12 bescheiden volumegroei (1,9%). Dit is de laagste toename op kwartaalba- 4,0 10 sis van de afgelopen jaren. Een deel van de terugval kan verklaard wor- 3,5 8 den uit incidentele factoren. Zo ging de invoering van het nieuwe belas- 3,0 6 tingstelsel op 1 januari jongstleden gepaard met een verhoging van het 2,5 4 hoge btw-tarief. Hierop vooruitlopend haalde een aantal consumenten 2,0 2 de aankoop van met name duurzame goederen naar voren. De fiscale 1,5 0 maatregelen stimuleerden eind vorig jaar bovendien de uitgaven aan fi- 1,0 -2 nanciële en zakelijke diensten. Deze anticipatie-aankopen betekenden 0,5 -4 een extra impuls voor de consumptiegroei in het vierde kwartaal van 0 -6 I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I 2000. 1997 1998 1999 2000 '01 De keerzijde hiervan is een verlagend effect op de groei begin 2001, voor- Binnenlandse individuele Duurzame al bij duurzame goederen. Het volume van de bestedingen aan duurza- consumptie (linkeras) goederen (rechteras) me goederen in het eerste kwartaal is 3,3% kleiner dan een jaar eerder. Na 1995 heeft zich bij deze consumptiecategorie geen afname meer voor- gedaan. In de eerste maanden van dit jaar valt vooral de aankoop van Aantal verkochte personenauto's nieuwe personenauto's zwaar tegen. Ook als de bestedingen aan ver- Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar voermiddelen buiten beschouwing worden gelaten, valt de consumptie- groei in het eerste kwartaal terug. 80 Dit beeld van een wat lagere consumptiegroei wordt bevestigd door ge- 60 gevens over spaargelden, hypotheken en de koopbereidheid. In het eer- ste kwartaal hebben Nederlandse huishoudens meer gespaard dan in ge- 40 heel 2000. In januari hing de stijging voor een deel samen met het omzetten van beleggingsrekeningen in spaarrekeningen als gevolg van 20 het nieuwe belastingstelsel. Ook in februari en maart is echter meer ge- 0 spaard. Bij de afgesloten hypotheken is in het eerste kwartaal vooral het aantal oversluitingen en tweede hypotheken opnieuw gedaald. Van deze -20 categorie hypotheken werd de afgelopen jaren aangenomen dat een deel van het geld voor consumptieve doeleinden werd gebruikt. Tot slot ligt -40 j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f m a de koopbereidheid, een onderdeel van de indicator van het consumen- tenvertrouwen, begin 2001 op een wat lager niveau dan vorig jaar. 1999 2000 2001 Naast de bovengenoemde incidentele effecten kan ook gekeken worden Bron: RAI naar de meer structurele factoren die de consumptiegroei op lange ter- mijn bepalen. Van alle consumptieve bestedingen komt bijna zeventig procent voor rekening van de huishoudens zelf. Het resterende deel vormt de consumptie door de overheid.
Bij de ontwikkeling van de consumptie door huishoudens draait het al- Consumptiestijging en som banengroei en stijging CAO-lonen (%) lereerst om de stijging van het totale besteedbare inkomen. Dat hangt weer sterk af van de groei van de werkgelegenheid èn van de loonstij- gingen. De werkgelegenheid kan worden afgemeten aan de banengroei, 9 voor de ontwikkeling van het gemiddelde loon kan de CAO-loonstijging 8 gebruikt worden als snel beschikbare indicator. Via onder andere belas- 7 tingen, premies en uitkeringen wordt een deel van het looninkomen 6 verder tussen huishoudens verdeeld. Per saldo is het effect hiervan op de 5 stijging van het inkomen van alle huishoudens samen op langere termijn 4 vrij klein. De waardestijging van de consumptie van huishoudens laat 3 dan ook de laatste jaren een sterke samenhang zien met de groei van de 2 loonsom, zoals afgemeten aan banen en CAO-lonen. 1 In hoeverre de waardestijging van het inkomen leidt tot een volumegroei 0 van de consumptie hangt tot slot af van de prijsontwikkeling. Zolang er I III I III I III I III I III I III I III I III I III I III I sprake is van een regelmatig tempo van prijsstijgingen, geven de waar- 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 '01 de- en de volumeontwikkeling van de consumptie een vergelijkbaar ver- Waardestijging consumptie Banengroei plus CAO-loonstijging loop te zien. In 1998 is de prijsstijging echter wat lager geweest, zodat de volumegroei relatief hoog was. Dit hing vooral samen met de toenemen- de populariteit van internet en mobiele communicatie op de consumen- tenmarkt. Door sterke concurrentie op deze markt daalden de prijzen Consumptieve bestedingen van deze diensten voortdurend. Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar Aan het begin van 2001 is de prijsstijging sterk opgelopen. De inflatie nam toe van 2,9% eind 2000 tot 4,9% in april. Over de banengroei van het 10 eerste kwartaal zijn nog geen cijfers bekend. De voorgaande kwartalen 8 was de groei van de werkgelegenheid echter stabiel op ongeveer 3%. De CAO-loonstijging loopt licht op tot 3,3%. Voor het op peil houden van de 6 consumptiegroei lijkt het nu dan ook van belang dat de belasting- en pre- miedruk daalt, zodat het besteedbaar inkomen niet terugloopt. Dit is ook 4 voorzien bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel. Een eerste indi- 2 catie van de daadwerkelijke ontwikkelingen wordt geboden door de kas- ontvangsten van de loonbelasting in het eerste kwartaal van 2001. Deze 0 cijfers hebben overigens voor een deel betrekking op belastingheffing in december en bieden slechts een ruwe indicatie van de ontwikkeling van -2 I III I III I III I III I III I III I III I III I III I III I de belastingdruk in het eerste kwartaal. Ze laten een stijging zien van 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 '01 2,2% in vergelijking met een jaar eerder. Dit wijst erop dat er inderdaad een verlaging van de belastingdruk plaatsvindt. Volumegroei consumptie Waardestijging consumptie