Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=422172


---

Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Binnenhof 4 DEN HAAG Directie Azië en Oceanië Afdeling Zuid-Azië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Datum 1 juni 2001 Auteur Louise Huijbens
Kenmerk DAO-0568-01 Telefoon 070 - 348 52 60
Blad /3 Fax 070 - 348 53 23
Bijlage(n) E-mail louise.huijbens@minbuza.nl
Betreft Communicatie en ondersteuning van OS voor project in aardbevingsgebied Kutch, Gujarat, India

Zeer geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van het verzoek van de griffier van uw commissie d.d. 27 april jl., kenmerk BuZa 2001-45, om reactie op de aan u gerichte brief van de heer Van de Klundert van de Indian Dutch Education Agency (I.D.E.A.) d.d. 10 april jl. over een project in het aardbevingsgebied Kutch, Gujarat, India informeer ik u als volgt.

Het projectvoorstel van I.D.E.A. heb ik voor advies voorgelegd aan HM Ambassade New Delhi, die zoals bekend verantwoordelijk is voor het gedelegeerde ontwikkelings-samenwerkingsprogramma met Gujarat. De post heeft aangegeven dat het projectvoorstel vanuit
ontwikkelingssamenwerkingsperspectief negatief beoordeeld moet worden. Het voorstel betreft een commerciële, aanbodgerichte, activiteit, die op gespannen voet staat met de uitgangspunten van de sectorale benadering in het algemeen en met de sectorkeuze in Gujarat in het bijzonder. Hiernaast is het projectvoorstel onvoldoende uitgewerkt. Ontbrekende elementen zijn: een duidelijke probleemanalyse; een omschrijving van de doelgroep; informatie over de sector/marktperspectieven; een ontwikkelings-doelstelling met bijbehorende indicatoren; informatie over de betrokken lokale organisaties, hun capaciteit en betrokkenheid bij projectformulering en een begroting. Ik onderschrijf deze analyse.

Hieronder volgen mijn antwoorden op de door de heer Van de Klundert gestelde vragen.

Antwoord op vraag 1.

De vraag waarom er geen communicatie is zowel vanuit het Ministerie als vanuit de Ontwikkelingssamenwerkingsafdeling van HM Ambassade New Delhi met I.D.E.A., kan als volgt worden beantwoord.

Direct na de aardbeving van 26 januari jl. stuurde I.D.E.A. een kort bericht naar de Ambassade. Op 29 januari jl. reageerde het Bureau van de Landbouwraad van de Ambassade met een ontvangstbevestiging aan I.D.E.A., waarin tevens werd aangegeven dat het bericht van de heer Van de Klundert was doorgezonden aan de Ontwikkelingssamenwerkingsafdeling van de Ambassade. De Gujarat-sectie van deze afdeling was op dat moment volledig in beslag genomen door de nasleep van de aardbeving en was genoodzaakt prioriteiten te stellen. Onder deze prioriteiten viel de programmering van noodhulp- en wederopbouw-activiteiten samen met de Gujarati counterparts en de behandeling van talloze direct aan de aardbeving gerelateerde projectaanvragen en verzoeken om informatie uit Gujarat. Het voorstel van I.D.E.A. valt niet in deze categorieën en behoorde derhalve niet tot de prioriteiten.

De brief die I.D.E.A. d.d. 26 maart jl. aan mij richtte, is in het ongerede geraakt. Ik betreur dit ten zeerste.

Antwoord op vraag 2.

De vraag of er na de introductie van de sectorale benadering ruimte is voor samenwerking met individuele NGO's kan ik bevestigend beantwoorden. De ruimte voor samenwerking met NGO's is mogelijk in de sectoren waarop Nederland zich, op verzoek van de deelstaatoverheid van Gujarat, richt (basisonderwijs, gezondheidszorg en rurale ontwikkeling/waterbeheer). Het voorstel van I.D.E.A. past niet in deze sectoren.

Antwoord op vraag 3.

Internationale profilering van Nederlandse Onderwijsinstituten valt onder het mandaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Hoofddoelstelling van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is armoedebestrijding. Om dit doel te bereiken wordt binnen het Nederlandse beleid terzake nadruk gelegd op een coherente, vraaggerichte sectorale aanpak waarbij ruimte is voor kennisoverdracht. In beginsel wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van de lokaal beschikbare capaciteit. Indien zich de noodzaak voordoet om een beroep te doen op Nederlandse deskundigheid, kan de overheid van het ontvangende land hierom verzoeken.

Antwoord op vraag 4.

Het is mij niet duidelijk op welke politieke keuzes de vraagsteller doelt. Middelen voor ontwikkelingssamenwerking kunnen worden aangewend voor Human Resource Development in ontwikkelingslanden, voor zover het activiteiten betreft die passen binnen de beleidskaders, zoals die zijn vastgesteld tussen Nederland en het ontvangende land. Het voorstel van I.D.E.A. voldoet hier in verschillende opzichten niet aan. Gaarne verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 en 6.

Antwoord op vraag 5.

Ik twijfel er niet aan dat het om organisatorische en klimatologische redenen voor I.D.E.A. nu de tijd is om beslissingen te nemen voor een goede voorbereiding van haar project.

Antwoord op vraag 6.

"Kennisexport" kan een belangrijke bijdrage leveren aan ontwikkelingsprocessen, maar is een middel en geen doel op zich in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Het doel van kennisexport, zoals geformuleerd in het projectvoorstel van I.D.E.A., heeft betrekking op een zeer specifieke sub-sector, die - enerzijds - niet past binnen de tussen Nederland en de deelstaat Gujarat overeengekomen sectoren voor samenwerking en waarvan - anderzijds - niet overtuigend is aangetoond dat het tegemoet komt aan prioritaire ontwikkelingsproblemen in Gujarat.

Antwoord op vraag 7.

Gezien het bovenstaande zie ik helaas geen mogelijkheden om I.D.E.A. en de bij het projectvoorstel betrokken Nederlandse Onderzoeks- en Onderwijsinstituten en Indiase NGO's in het aardbevingsgebied, die om "Exchange of Knowledge" hebben gevraagd, financieel tegemoet te komen.

Ik ga ervan uit hiermee de vragen van I.D.E.A. voldoende te hebben beantwoord.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

Kenmerk DAO-0568-01
Blad /1

===