Ministerie van Financien

Titel: AANPASSING REGIME FISCALE EENHEID



Persberichtnr.


01/162


Den Haag


1 juni 2001




AANPASSING REGIME FISCALE EENHEID

Vandaag heeft Staatssecretaris Bos de nota naar aanleiding van het verslag en de bijbehorende nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 c.a. (herziening regime fiscale eenheid) aan de Tweede Kamer gezonden.

Ondernemingen die tot een fiscale eenheid behoren, hoeven niet ieder afzonderlijk hun winst te bepalen en aangifte te doen, maar kunnen volstaan met één aangifte voor alle ondernemingen binnen de fiscale eenheid. De voordelen van een fiscale eenheid zijn onder meer gelegen in de mogelijkheid om verliezen onderling te verrekenen en in het feit dat over transacties tussen ondernemingen die deel uitmaken van de fiscale eenheid, geen vennootschapsbelasting wordt geheven.

Het wetsvoorstel heeft ten doel het oplossen van een aantal in de praktijk gebleken knelpunten en te komen tot uniformering en codificatie van de eisen die gesteld worden voor het kunnen vormen van een fiscale eenheid.

Uitgangspunt van het bestaande regime was dat de dochtermaatschappij opgaat in de moedermaatschappij. Dit leidt tot onduidelijkheid over de vraag of een dochtermaatschappij binnen de fiscale eenheid zelfstandig belastingplichtig is. Om die reden was het uitgangspunt van opgaan in het wetsvoorstel vervangen door dat van consolidatie.

Op deze wijziging is in de literatuur en vanuit de praktijk veel kritiek gekomen. Dit is aanleiding geweest te bezien of het mogelijk is om de voordelen van de opgaan in benadering te behouden, terwijl de subjectieve belastingplicht van de gevoegde dochtermaatschappijen buiten twijfel wordt gesteld.

In de nota van wijziging is het wetsvoorstel op dit punt aangepast.

Daarnaast is nog een aantal andere wijzigingen aangebracht. Er zijn enkele versoepelingen aangebracht in de regels die gelden bij verbreking van een fiscale eenheid. Tevens zijn enkele aanpassingen aangebracht om onbedoeld gebruik tegen te gaan.

Woordvoerder: Remco Dolstra