Ministerie van Financiën
Persbericht Ministerraad
1 juni 2001
KABINET PRESENTEERT STANDPUNT SUCCESSIEWETGEVING
De ministerraad heeft staatssecretaris Bos van Financiën gemachtigd het kabinetsstandpunt over het
rapport van de werkgroep `modernisering successiewetgeving' (werkgroep Moltmaker) naar de
Tweede Kamer te sturen. Deze werkgroep concludeerde vorig jaar maart dat de bestaande
Successiewet 1956 op een groot aantal punten moet worden aangepast. Het kabinet steunt deze
conclusies op hoofdlijnen, zij het dat tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de voorstellen
van de werkgroep, in tegenstelling tot de taakstelling, niet budgettair neutraal kunnen worden
gerealiseerd.
Herziening van de successiewet is om een aantal redenen noodzakelijk. De wet sluit niet meer aan
bij de huidige maatschappelijke opvattingen met betrekking tot onder meer de relatievormen en de
algemeen nut beogende instellingen. Door constructies worden successierechten meer en meer
ontgaan. Verder is het wenselijk de bestaande regeling met betrekking tot de bedrijfsopvolging te
herzien.
Het kabinet overweegt enkele aanpassingen van de successiewetgeving op te nemen in het
belastingplan 2002. Een volledige herziening van de successiewetgeving acht het kabinet voor 2002
om met name budgettaire redenen niet haalbaar. Daarnaast deelt het kabinet op een aantal punten
niet bij voorbaat de analyse en voorstellen van de werkgroep en wordt het raadzaam geacht e.e.a.
nader te bestuderen en uit te werken.
Het kabinet wil dit jaar met concrete wetsvoorstellen komen waardoor voor partners een algehele
vrijstelling van successiebelasting gaat gelden. Verder wordt het partnerbegrip voor ongehuwd
samenwonenden verruimd. Het kabinet stelt als voorwaarde dat sprake is van een
samenlevingsvorm die, wat duurzaamheid en onderlinge zorgplicht betreft naar maatschappelijke
opvattingen gelijkwaardig is met een huwelijk of een geregistreerd partnerschap.
In het kader van de bedrijfsopvolging overweegt het kabinet te komen tot een reëlere waardering van ondernemingsvermogen. Het kabinet zal zoeken naar budgettaire middelen om de faciliteit voor bedrijfsopvolging te verruimen. Verder zal de regeling technisch worden verbeterd en worden verplaatst van de invorderingswet naar de successiewet. Voor de inkomstenbelasting die verschuldigd is bij het staken van een onderneming bij het overlijden van de ondernemer zal een renteloze betalingsregeling worden voorgesteld. Dit in verband met het vervallen van het bijzonder tarief bij overlijden in de inkomstenbelasting 2001.
Een van de voorstellen van de werkgroep die in 2002 nog niet in wetgeving kan worden omgezet betreft de algemeen nut beogende instellingen. Het kabinet onderschrijft de mening van de werkgroep dat de huidige regeling een onoverzichtelijke lappendeken is. Ook kan zij zich goed vinden in de argumentatie van de werkgroep Moltmaker om een algemene vrijstelling in te voeren voor de algemeen nut beogende instellingen. De eisen die in dat kader aan die instellingen worden gesteld, moeten echter nog nader worden uitgewerkt. Er dient een goed evenwicht gevonden te worden tussen een duidelijke regeling met helder aangegeven faciliteiten en adequate controle daarop. Het kabinet denkt in dit kader aan de mogelijkheid van certificering. Het kabinet is voornemens om in de loop van 2002 met een nadere analyse te komen over een dergelijk stelsel.
RVD, 01.06.2001