De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2001/1703
datum
01-06-2001
onderwerp
Herstructurering Glastuinbouw
TRC 2001/3315 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u mijn reactie op de volgende punten:
* De besluitvorming van de provincie Zuid-Holland over de
ontwikkelingen in de glastuinbouw. Tijdens het algemeen overleg
Glastuinbouw d.d. 20 februari heb ik toegezegd de Kamer op de
hoogte te stellen van de ontwikkelingen rondom transformatie en
herstructurering van het glastuinbouwcomplex in Zuid-Holland nadat
de provincie Zuid-Holland een Plan van Aanpak zou hebben
opgesteld.
* De vraag van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij waarin mij verzocht is te reageren op een brief van de
gemeente Naaldwijk d.d. 5 maart 2001 inzake herstructurering
glastuinbouw, alsook de motie Waalkens c.s. (27 400 XIV, nr. 81)
inzake de locatie van het proefstation voor de glastuinbouw.
* De besluitvorming met betrekking tot de toezegging van subsidie in
het kader van de Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame
Glastuinbouwgebieden (STIDUG).
up
datum
01-06-2001
kenmerk
DL. 2001/1703
bijlage
Ontwikkelingen in de glastuinbouw in de provincie Zuid-Holland
Inmiddels is het plan van aanpak van de provincie Zuid-Holland
beschikbaar. Naar aanleiding hiervan heb ik op 7 mei jl. een gesprek
gevoerd met Commissaris van de Koningin Franssen en gedeputeerde Van
der Sar. Tijdens dit gesprek zijn de volgende twee punten besproken:
1. Herstructurering Westland in relatie tot de financiële
problematiek.
2. Ontwikkeling projectlocatie glastuinbouw in de Zuidplaspolder.
1. Herstructurering Westland in relatie tot de financiële
problematiek
De provincie Zuid-Holland laat in het Plan van Aanpak zien dat zij
sterk in gaat zetten op de glas-as die loopt over Westland,
B-driehoek en Zuidplaspolder. Deze glas-as dient daarbij als één
samenhangend ontwikkelingsgebied gezien te worden, waarbij naast
de ruimtelijke relaties ook tal van andere verbanden, zowel op
bestuurlijk als op sectorniveau, van belang zijn. Het plan van
aanpak richt zich op het stimuleren en faciliteren van de
glasontwikkeling in de verschillende deelgebieden van de glas-as
en tegelijkertijd op voldoende sturing op de samenhang en de
relaties teneinde de glastuinbouw in Zuid-Holland in de gehele as
op een economisch en kwalitatief hoger plan te brengen.
Vanzelfsprekend is daarbij dat er voldoende samenhang en synergie
in het zogenoemde glastuinbouwcomplex blijft bestaan, c.q. dat
deze versterkt wordt.
De herstructurering van het Westland is een belangrijk item voor
de provincie. De inzet van de provincie Zuid-Holland richt zich
dan ook mede op de participatie van de provincie in een regionale
ontwikkelingsmaatschappij die in het kader van het Integraal
Ontwikkelingsplan Westland (IOPW) in voorbereiding is. Om de
herstructurering van de glastuinbouw in Zuid-Holland te stimuleren
zet de provincie 10 miljoen gulden in. Dit geld wordt besteed aan
activiteiten die aansluiten bij een duurzame en integrale
herstructurering van het Westland. Het gaat hierbij met name om de
financiering in leefkwaliteit en groen.
Ik zet in aanvulling op de eerder beschikbaar gestelde NLG 4 mln,
een bedrag van NLG 30 mln uit de brandstofcompensatiegelden in
voor de InfrastructuurRegeling Glastuinbouw (IRG), welke zich
richt op de gebieden Westland en Aalsmeer. De provincie zal de
programmering van deze middelen en daarmee de prioritering ter
hand nemen. De provincie zal voorts samen met LNV op zoek gaan
naar de nog ontbrekende financiële middelen voor de
Infrastructuurregeling.
2. Ontwikkeling projectlocatie glastuinbouw in de Zuidplaspolder
Ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de glastuinbouw
heeft de provincie aangegeven dat zij zowel in het kader van de
verkenningen ten behoeve van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening
als in het kader van de streekplanherzieningen, de noodzakelijke
stappen zal nemen om 200 ha netto glas in de Zuidplaspolder te
reserveren voor glastuinbouw en tegelijkertijd de verspreide
vestiging van glastuinbouw in de provincie Zuid-Holland tegen te
gaan. Bij de herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost zal
de aanduiding 'reservering glastuinbouw streekplanuitwerking'
opgenomen worden.
Aan die streekplanuitwerking worden randvoorwaarden gesteld. Eén
daarvan zal luiden dat de uitwerking gereed moet zijn op het
moment dat de bestemde ruimte in de
B-driehoek en de Zuidplaspolder zover is gerealiseerd dat
duidelijk is dat de gereserveerde ruimte beschikbaar moet komen.
In 2003 zal de streekplanprocedure afgerond zijn. Om er voor te
zorgen dat er geen vertraging optreedt bij de realisatie van een
duurzame glastuinbouwlocatie in de Zuidplaspolder, is afgesproken
dat het vollopen van de beschikbare ruimte voor glastuinbouw in de
B-driehoek halfjaarlijks zal worden gemonitored.
Reactie op de brief van de gemeente Naaldwijk en de motie Waalkens
c.s.
Zowel in mijn brief van 14 februari jongstleden aan de vaste commissie
voor LNV (lnv0000197) als in het algemeen overleg van 15 februari ben
ik uitvoerig ingegaan op de overwegingen die bij mij hebben geleid tot
de keuze voor Bleiswijk e.o. als locatie voor een nieuw te bouwen
proefstation voor de glastuinbouw. Op enkele van die overwegingen zal
ik nog nader ingaan.
Centraal staat voor mij dat het praktijkonderzoek een goede
infrastructuur nodig heeft die krachtig en gebundeld is. Ook om
bedrijfseconomische redenen is het noodzakelijk het praktijkonderzoek
voor de glastuinbouw te concentreren.
In de motie wordt geconstateerd dat nieuwbouw in Bleiswijk
substantieel duurder is dan uitbreiding van de bestaande locatie in
Naaldwijk. Qua investeringsbedrag is dit juist, maar bezien over een
langere periode zal nieuwbouw niet tot hogere exploitatiekosten leiden
dan vernieuwing van Naaldwijk, met analoge gevolgen voor de
onderzoektarieven. De sector heeft zich uitdrukkelijk uitgesproken
vóór nieuwbouw in plaats van vernieuwbouw vanwege de innovatieve
uitstraling ervan naar de sector.
In de brief van de gemeente Naaldwijk wordt gesteld dat ik mij tijdens
het algemeen overleg van 15 februari jl. zou hebben beroepen op de
verkregen instemming van het provinciaal bestuur van Zuid-Holland. In
het overleg heb ik aangegeven dat de keuze voor Bleiswijk de steun
heeft van het college van GS van Zuid-Holland. Provinciale Staten
hebben op 21 februari daaraanvolgend een motie aanvaard voor
handhaving van de onderzoekslocatie in Naaldwijk.
Ook spreken uit de brief van de gemeente Naaldwijk twijfels over mijn
overweging dat er brede instemming zou zijn van de gemeenschappelijke
ondernemingsraad en van de sector over mijn keuze voor Bleiswijk. Deze
constatering is in strijd met hetgeen ik zowel schriftelijk als
mondeling meerdere malen aan de Kamer heb gemeld. Inmiddels ontving ik
brieven van de ondernemingsraad en van de sector waarin zij hun steun
aan de keuze voor Bleiswijk nogmaals bevestigen (bijlage). De
personele aspecten en de opvatting van het bedrijfsleven wegen voor
mij zwaar.
Alles overwegend blijf ik bij mijn keuze voor nieuwbouw van het
proefstation in Bleiswijk e.o. Deze keuze maakt onderdeel uit van de
strategische visie over de ontwikkeling van de glastuinbouw in
Zuid-Holland.
Besluitvorming STIDUG
Inmiddels heeft er door de Dienst Landelijk gebied (DLG) een
beoordeling plaatsgevonden van de aanvragen voor subsidie onder de
STIDUG. Zes van de tien voorkeurslocaties uit het bestuurlijk
afsprakenkader herstructurering glastuinbouw (d.d. 06-01-2000) hebben
in het kader van de STIDUG een aanvraag ingediend. Het betreft hier de
locaties Koekoekspolder (IJsselmuiden), Grootslag, 'Het Rundedal'
(Emmen), Californië, Bergerden en Berlikum. De eerste drie genoemde
locaties werden door DLG naar hun duurzaamheidsaspecten het beste
beoordeeld. Ik heb op basis van deze beoordeling besloten de
subsidieaanvragen van deze drie locaties toe te wijzen. Daartoe heb ik
het vooraf vastgestelde subsidieplafond verhoogd naar NLG 55 mln,
zodat het beschikbare bedrag van NLG 45 mln uit de ICES-middelen
ruimschoots is aangewend. De extra NLG 10 mln die nodig is voor de
verhoging van het subsidieplafond zal beschikbaar komen door een
gedeelte van de ICES-middelen naar voren te halen. Toekenning van nog
meer projecten stijgt ver boven het subsidieplafond uit en past niet
bij de opzet van een tenderregeling, waarbij de naar duurzaamheid best
beoordeelde projecten worden gehonoreerd.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst