Toespraak minister Van Boxtel op de NMI-Remigratieconferentie
Een toespraak bij het onderwerp Remigratie
31 mei 2001
Inleiding
Remigratie is rechtstreeks verbonden met het verlangen naar de
eigen oorsprong en een eigen sociaal-culturele omgeving. Het
Nederlands Migratie Instituut heeft een bijzondere plaats in het
veld van organisaties voor etnische minderheden in Nederland; het
is te omschrijven als een pluriform instituut met een
multiculturele basis. Ik dank u hartelijk voor de enthousiaste en
geëngageerde manier, waarop u de voorlichting over de
remigratievoorzieningen de afgelopen tien jaar heeft verzorgd. U
levert een belangrijke bijdrage aan het beslissingproces van
duizenden mensen om al dan niet te remigreren.
Dames en heren,
We zijn hier vandaag bijeen op een toepasselijke plaats. Het
Museon verricht een belangrijke functie: hier wordt aan jonge
mensen historisch besef en begrip voor culturele diversiteit
bijgebracht. We zien daarin duidelijk de link met onze
aanwezigheid. Remigratie is rechtstreeks verbonden met het
verlangen naar de eigen oorsprong en naar een eigen
sociaal-culturele omgeving.
Het Nederlands Migratie Instituut heeft een bijzondere plaats in
het veld van organisaties voor etnische minderheden in Nederland.
We kunnen het NMI omschrijven als een pluriform instituut met een
multiculturele basis.
Het personeel is samengesteld uit de verschillende doelgroepen van
het integratiebeleid. Op die manier kunnen de medewerkers de
cliënten uit de verschillende culturen goed voorlichten over de
remigratievoorzieningen, desgewenst vanuit hun eigen culturele
beleving en zonodig in de eigen taal.
Het NMI is ook een multifunctioneel instituut. Het vervult een
landelijke functie voor etnische minderheden en bovendien een
ondersteunende functie voor andere instellingen. Tevens biedt het
via lokale spreekuren een laagdrempelige, gemakkelijk
toegankelijke dienstverlening aan individuele cliënten in het
gehele land. We zien hoe de eerste, tweede en derde lijnsfunctie
geïntegreerd zijn in één instituut.
Ik wil mijn grote waardering uitspreken voor de wijze, waarop het
NMI in de afgelopen tien jaar zijn taak heeft vervuld. Tevens dank
ik u hartelijk voor de enthousiaste en geëngageerde manier, waarop
u de voorlichting over de remigratievoorzieningen heeft verzorgd.
Ik denk dat ik met een gerust hart ook kan spreken namens de
duizenden personen die het NMI in de afgelopen jaren heeft
geholpen.
U licht uw cliënten zo objectief mogelijk voor, zonder dat de
vrijwilligheid van het individuele besluit tot remigratie in
gevaar komt. Ik meen dat u daarin goed bent geslaagd. Daarmee
voldoet uw instituut aan een van de belangrijkste uitgangspunten
van het remigratiebeleid. Dat beleid mag immers geen wervend of
stimulerend karakter hebben. Het staat de mensen vrij om hier te
blijven of voor een vertrek naar elders te kiezen. Op grond van de
Remigratiewet biedt de Nederlandse overheid slechts faciliteiten
voor het geval dat de cliënt besluit te remigreren. Men kan op
vrijwillige basis gebruik maken van die faciliteiten. Ook
personen, die na de voorlichting door het NMI niet gebruikmaken
van deze wet, hebben profijt van deze voorlichting; zij hebben een
helder inzicht in de eigen positie verkregen.
Voor diegenen die er wel gebruik van maken, bieden de
voorzieningen van de Remigratiewet een financiële tegemoetkoming.
Die is beschikbaar voor meerderjarigen uit de doelgroepen van het
integratiebeleid, die in hun herkomstland of elders buiten
Nederland hun toekomst willen zoeken. Voor mensen van 45 jaar en
ouder biedt deze wet extra faciliteiten. De reden daarvoor is het
idee dat zij buiten Nederland niet meer zelfstandig een
bestaansinkomen kunnen verwerven. Over aard en reikwijdte van deze
voorzieningen heeft u vanochtend gediscussieerd.
De maandelijkse uitkering, die de wet aan deze oudere remigranten
biedt, is een internationaal unicum en daarmee een belangrijke
verworvenheid voor etnische minderheden.
Om misverstanden weg te nemen wil ik graag het volgende
benadrukken. Men vraagt mij regelmatig om aanvullende faciliteiten
voor jongere remigranten, in de sfeer van ondersteuning voor een
beroepsopleiding of voor het starten van een eigen bedrijf in het
bestemmingsland. Ik moet die mensen teleurstellen, want daar ga ik
niet over. Als minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid kan
ik geen verantwoordelijkheid dragen voor projecten in het
buitenland. Uiteraard ben ik wél bereid tot interdepartementaal
overleg om dwarsverbanden te leggen, als daartoe aanleiding
bestaat en het in mijn vermogen ligt.
Overigens geldt dit ook voor eventuele aanvullende voorzieningen
voor de oudere remigranten.
Sinds de Remigratiewet op 1 april 2000 in werking trad, zijn zon
440 aanvragers feitelijk vertrokken. Het aantal aanvragen per
maand schommelt thans tussen de vijftig en zeventig per maand,
zoals blijkt uit gegevens van de Sociale Verzekeringsbank, die met
de uitvoering van deze wet is belast. De praktijk zal moeten
uitwijzen of deze wet echt aan de behoefte voldoet. Dat zal ook
blijken uit de evaluatie van deze wet, die plaatsvindt vóór 1
april 2004. Aan de voorbereiding van deze evaluatie wordt nu al op
ambtelijk niveau gewerkt. Daarna kunnen we zien of de wet voldoet.
Behoefte aan de wet is er wel: een recent ITS-onderzoek -
uitgevoerd in opdracht van het departement - wijst uit dat bij de
vijf verwachte grootste doelgroepen een behoorlijke belangstelling
bestaat om van deze wet gebruik te maken. U heeft er vanochtend al
van alles over gehoord.
Ik wil u nog graag het volgende in overweging geven. Het is niet
alleen de Rijksoverheid, die een nuttige bijdrage kan leveren aan
de faciliteiten voor een samenhangend pakket van voorzieningen
voor remigranten. Ik zie ook interessante mogelijkheden voor
andere maatschappelijke partijen. Denkt u aan lagere overheden,
het bedrijfsleven en organisaties die internationaal actief zijn.
Daarbij kan een maatschappelijk platform voor overleg en
samenwerking nuttig zijn. Voor de oprichting daarvan zou
bijvoorkeur van particuliere zijde het initiatief moeten komen om
het maatschappelijk draagvlak voor remigratie te vergroten. Ik
denk dat de tijd hiervoor rijp is.
Ik ben buitengewoon benieuwd naar de ervaringen en inzichten die
uit uw werkgroepen van vanochtend zijn gekomen. Daarover zal ik
straks graag van gedachten wisselen met professor Penninx.
Tot slot wens ik het NMI veel succes in de komende jaren.
Ik zei al dat het Museon een geschikte locatie is om stil te staan
bij het verleden. Vandaag doet het NMI dat zelf. Daarom heb ik nu
het genoegen om het bestuur als aandenken een schaal te
overhandigen. U treft daarop de leeuw met de wapperende manen aan
uit het vignet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties; mede namens het ministerie wens ik u veel
succes voor de toekomst!
N.B. alleen het gesproken woord geldt.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties