Den Haag, 31 mei 2001
BIJDRAGE VAN ROB OUDKERK (PVDA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER DE WIJZIGING VAN
DE TABAKSWET (26 472)
Roken in Nederland
In Nederland sterven jaarlijks 24000 mensen als gevolg van (zelf) roken. Nog
eens 3000 mensen sterven als gevolg van meeroken. Bij getallen van deze
omvang raakt het bevattingsvermogen blijkbaar verlamd. 14 of 15 doden bij
een cafébrand spreekt het voorstellingsvermogen veel meer aan. Die beperkte
omvang geeft het gevoel dat 'het je zelf ook kan overkomen'. Zowat 27.000
per jaar lijkt een getal uit het ongerijmde en de-individualiseert het
probleem. De getallen kunnen ook op andere wijze worden neergezet.
* Eén op de vier Nederlanders rookt.
* Eén op de vijf Nederlanders sterft als gevolg van roken.
* Eén op de vijf rokers krijgt longemfyseem (kapotte longen)
* Eén op de drie kankergevallen is het gevolg van roken.
* Eén op de drie sterfgevallen aan hart- en vaatziekten is het gevolg
van roken.
* Twee op de drie CARA (astma)-doden is het gevolg van roken.
* Eén op de drie sterfgevallen door een beroerte is het gevolg van
roken.
Iedere 20 minuten sterft er in Nederland iemand als gevolg van roken en in
de helft van de gevallen is die persoon tussen de 35 en de 65 jaar.
Er zijn maar 4 landen in Europa waar meer gerookt wordt dan in Nederland. In
het aantal doden is dit terug te zien. Met name in het aantal doden onder
vrouwelijke rokers is Nederland de trieste koploper. Dit cijfer is zelfs zo
hoog dat de Nederlandse vrouw de laagste levensverwachting heeft binnen
Europa.
Verslaving
De WHO heeft roken benoemd als verslavingsziekte. Verslaving betekent dat er
van vrijwilligheid bij gebruik geen sprake is. De lichamelijke en
geestelijke behoefte aan nicotine (van rokers) en de
ontwenningsverschijnselen bij onthouding, zorgen ervoor dat de vrije keus en
de eigen wil grotendeels buiten spel zijn gezet. Het voornemen of de wens te
stoppen met roken kan dan ook in veel gevallen niet of slechts met zeer veel
moeite uitgevoerd worden.
Van de 4 miljoen rokers die Nederland telt geeft 2/3, of wel 2,6 miljoen,
aan liever te willen stoppen. Jaarlijks proberen 1 miljoen rokers te
stoppen; slechts 100.000 slagen er echt in dit te doen.
Wet- en regelgeving
Eigen verantwoordelijkheid? Jazeker. Natuurlijk. Ouders die blijven
doorpaffen in het bijzijn van hun astmatische kinderen is meer dan idioot.
Maar het is niet alleen eigen verantwoordelijkheid. De overheid heeft een
wettelijke preventieve taak. Bovendien is de overheid verantwoordelijk voor
'public health'. Bij alle discussies over welke taken de overheid moet
houden is dit er in ieder geval een! En uitbreiden zelfs m.i. Bovendien -
zie het rapport van de Commissie Sociaal Economische Gezondheidsverschillen
(SEGV) d.d. 24 april 2001 - is een anti-rookbeleid alleen al nodig om de
toename van SEGV tegen te gaan.
De zin van wet- en regelgeving ligt in
- de ondersteuning van de adspirant stopper;
- in het ontmoedigen van de aanstaande roker en
- in de bescherming van de niet-roker.
Wat nu is het effect van de verschillende maatregelen in de beoogde
wetgeving? In de Gezondheidseffectrapportage van 1998 inzake
tabaksontmoediging geeft de Netherlands School of Public Health een
overzicht van de gezondheidseffecten van maatregelen. Daar hebben wij het
wetsvoorstel dan ook aan getoetst. Want wettelijke regelingen moeten wel
effect hebben, anders moet je er niet aan beginnen.
1. Maatregelen die het aantal plaatsen waar gerookt mag worden beperken
- dragen bij aan de ontmoediging van de roker;
- versterken het idee dat niet roken de norm is;
- beperken de schadelijkheid voor niet rokers.
Als er ook op de werkplek niet gerookt mag worden, daalt de consumptie met 5
à 6%.
2. Verkoopverboden voor jongeren
- werken remmend op de tabaksconsumptie bij de jongste leeftijdsgroepen.
3. Maatregelen die gericht zijn op verkoopbeperkingen
- werken drempelverhogend;
- dragen bij aan het handhaven van het verkoopverbod voor jongeren.
4. Verbod op 'kiddypacks'
- werkt drempelverhogend voor de jongste leeftijdsgroep.
5. Boetes bij overtreding
- werken stimulerend op handhaving van de wet.
6. Reclameverbod/terugdringen (marketing, reclame, promotie, sponsoring)
- vermindert de aantrekkingskracht voor jongeren;
- verhoogt de geloofwaardigheid van de gezondheidsboodschap;
- veroorzaakt een normverschuiving met betrekking tot roken;
- zorgt voor een daling in de consumptie van 6% (met een range van 2% tot
16%).
Van alle voorgestelde maatregelen is het verbod op reclame het meest
effectief, gevolgd door maatregelen die de plekken waar gerookt mag worden
beperken. Dat heeft dus prioriteit voor ons.
Er komen bij een reclameverbod twee vragen op: kan reclame voor een legaal
product verboden worden en is het niet beter te wachten op Europese
regelgeving?
Een verbod op reclame van legale artikelen is niet ongekend in ons stelsel,
bijvoorbeeld als de reclame voor een bepaald artikel niet strookt met het
belang van de consument, of als promotie van de handel in een bepaald
artikel niet strookt met het beleid tot ontmoediging en beperking van de
overheid. Zo mag er geen reclame worden gemaakt voor geneesmiddelen, voor
softdrugs, voor vuurwapens, voor babyvoeding.
Een verregaande Europese richtlijn met betrekking tot reclame zal nog
geruime tijd op zich laten wachten. Het Europees Hof van Justitie heeft een
eerdere richtlijn eind vorig jaar nietig verklaard omdat, volgens het Hof,
voldoende rechtsbasis ontbrak in het kader van mededinging en vrij goederen
en dienstenverkeer. Wel zag het Hof voldoende mogelijkheden voor
andersoortige reclamebeperkende richtlijnen: die worden nu (traag)
uitgewerkt.
Die Europese richtlijn zou - conform regeerakkoord - in nationale wetgeving
worden omgezet zodra de code die met de industrie was afgesproken zou
aflopen (18 mei 1999). Nu die richtlijn nietig verklaard is, is het
wetsvoorstel dat betrekking had op die richtlijn natuurlijk niet ingediend.
In plaats daarvan dient de minister nu een nota van wijziging in waarbij de
minister de afspraak uit het regeerakkoord in materiële zin zo spoedig
mogelijk wil realiseren. Inmiddels is een groot aantal landen in Europa
Nederland voor gegaan bij het nemen van nationale wettelijke maatregelen
tegen tabaksreclame. Met de voorliggende wet is Nederland zelfs een van de
laatsten: het 10de land.
Als de nieuwe Europese richtlijn er komt, zal deze alleen betrekking hebben
op de reclame-uitingen die grensoverschrijdend zijn. Dat betekent dat er een
stuk regelgeving, die alleen betrekking heeft op het eigen land, oningevuld
blijft.
Economie
De economische effecten van roken (of niet roken) zijn op drie plaatsen
merkbaar:
- in de werkgelegenheid;
- in de accijnsopbrengst;
- in de gezondheidszorg.
Er zijn zo'n 5000 mensen werkzaam in de tabaksindustrie waarvan minder dan
2000 voor de Nederlandse markt (de overigen werken voor de export) en zo'n
2000 in de groothandel, en zo'n 12.000 in de verkoop van tabakswaar (65.000
verkooppunten waarvan 28.000 automaten). Er wordt 250 miljoen per jaar
uitgegeven aan reclame/sponsoring/promotie.
Beperkende maatregelen voor tabaksgebruik zullen invloed hebben op de
werkgelegenheid. Als het aantal rokers daalt zal ook het beroep dat op de
gezondheidszorg wordt gedaan kleiner wordt, hetgeen invloed zal hebben op
het aantal benodigde arbeidsplaatsen in de zorg. Het arbeidsverzuim zal
minder worden en de kosten hiervoor zullen afnemen (de kosten als gevolg van
arbeidsverzuim en arbeidsongeschiktheid door roken bedragen geschat ruim 3
miljard gulden).
De overheid incasseert circa 3,5 miljard aan accijns per jaar. Daling van
het aantal rokers zal een terugloop in accijnsopbrengst tot gevolg hebben.
Rokers doen een groot beroep op de gezondheidszorg (de kosten hiervoor bedragen circa 100 miljoen per dag ); dit zal bij vermindering van het aantal rokers teruglopen. Maar het is natuurlijk ook zo dat langer leven weer andere kosten op volksgezondheidsgebied genereert.
Nederland - gidsland
Zowel binnen Europa als wereldwijd loopt Nederland bepaald niet voorop bij
het nemen van maatregelen om het roken te beperken. Zo is de voorliggende
wetgeving al vijf jaar 'in de maak'. Het kabinet is immers in juni en
november 1995 door de Kamer gevraagd om met een krachtiger beleid te komen
tegen het roken. Hoofdpunten daarbij: aanpak reclame en het implementeren
van een Europese richtlijn om die reclame aan banden te leggen, hogere
accijnzen en ontmoedigen van roken, met name bij de jeugd. In 1996 zijn daar
van onze zijde een aantal moties op ingediend (en aangenomen), allen met de
strekking om het beleid fors aan te scherpen. Uiteindelijk zijn de
kabinetsplannen gepresenteerd in de Tabaksnota in 1996, die nu dus waar het
kan en wenselijk is van wetgeving wordt voorzien door de tabakswet (conform
de door de Kamer geaccordeerde Tabaksnota) te wijzigen.
Wat behelst de voorliggende wetgeving?
Politieke beoordeling
Inzet van de PvdA is vooral het beginnen met roken te ontmoedigen.
* Leeftijdsgrens
Er wordt een leeftijdsgrens gesteld aan het kopen van tabak. Overeenkomstig
de bepaling uit de Wijziging Drank- en Horecawet wordt verkopen aan jongeren
onder de 18 verboden. De gestelde leeftijdsgrens vindt aansluiting bij
regelgeving op het gebied van drank, kansspelen en de regels voor
coffeeshops.
De sector heeft getracht een verbod te voorkomen door zelf de regel in te
stellen niet te verkopen aan personen onder de 16 jaar. Blijkens onderzoek
is deze zelfregulering geen onverdeeld succes. Naar het oordeel van de
minister is een grens van 18 jaar een goede. Dan wordt immers de
zelfstandige beslissingsverantwoordelijkheid en meerderjarigheid bereikt,
wat bij andere, aanverwante zaken ook een rol speelt. Daarbij is de groep 16
en 17 jaar met name een kwetsbare groep.
Symboolpolitiek heb ik e.e.a. bij de schriftelijke inbreng genoemd, maar de
mogelijkheid opengehouden dat we het steunen indien er meer gehandhaafd kan
worden.
Nu is het zo dat er voor de automaten een pasje is ontwikkeld dat op
leeftijd kan discrimineren. Welnu, waarom dit betaalmiddel dan niet overal
bij verkoop ingezet?
D66 wil de leeftijdsgrens naar 16 brengen middels een amendement, en volgt
daarbij de winkeliers, supermarkten, tankstations. Die "gaan" daarvoor
(cursussen aan cassières etc). De PvdA wil graag nog eens zowel van de
minister (D66) als de D66-fractie horen waarom zij voor het ene of het
andere zijn. Voor ons geldt: een leeftijdsgrens moet handhaafbaar zijn. Dat
is het criterium. Anders is het echt symboolpolitiek.
*Verkoopbeperkingen
In het onderhavige wetsvoorstel wordt de grondslag gelegd voor een algemene
maatregel van bestuur (AMvB), die het mogelijk maakt het aantal
verkooppunten terug te dringen. In de wet wordt verkoop in overheidsgebouwen
wel direct verboden. Lijkt me een goede eerste stap. De PvdA is een
voorstander van het terugdringen van verkooppunten. Een AMvB lijkt ons
daarbij een goed en flexibel middel.
Overal hangen automaten (28.000) en iedereen kan er sigaretten uit trekken.
Wij hebben in 1996 voor een verbod gepleit (aangehouden motie) en de
minister wil dat nu per wet regelen TENZIJ de industrie een leeftijdstruc
kan toepassen met die automaten. En verdomd, dat lijkt nu adequaat
ontwikkeld te zijn. Als dat laatste goed werkt, ben ik daar een voorstander
van i.p.v. verbodswetgeving: zo niet, dan automaten weg. Met als ijkdatum 1
januari 2003.
Op dit moment zijn de pakjes met 5 en 10 sigaretten nog steeds bijzonder
populair onder jonge beginnende rokers, die ze vaak kopen van hun zakgeld
nadat ze als reclame op festivals etc. fors gratis zijn uitgedeeld. Zij zijn
vrijwel de enigen die deze pakjes kopen. Deze verpakkingen moeten uit de
handel verdwijnen, hebben wij in 1996 gezegd. Dat verbod komt nu in de Wet.
Daar zijn we dus voor.
Tevens wordt het gratis aanbieden van sigaretten verboden. Ook een goede
zaak.
* Reclamebeperking
In het regeerakkoord was afgesproken de Europese richtlijn ter beperking van
reclame snel te implementeren. Voorbereidingen waren reeds getroffen toen
het Europees Hof de richtlijn nietig verklaarde.
Daarom komt de minister nu eerst met eigen wetgeving. Tabaksmarketing,
-reclame, -promotie en -sponsoring wordt vergaand beperkt. Overigens is dit
standpunt reeds in 1999 kenbaar gemaakt, toen nog sprake was van invoering
van de richtlijn waardoor industrie en bijvoorbeeld organisatoren van
evenementen er rekening mee hebben kunnen houden.
In vorige debatten heb ik gezegd dat een tabaksontmoedigingsbeleid zonder de
reclame echt effectief aan te pakken is als een anti AIDS-beleid zonder
condooms te promoten. De reclamecode van de branche zelve die tot 1999 zijn
werk heeft gedaan (en nu dus nog) reikt niet ver (genoeg). In 1996 al is een
motie van Oudkerk cs aangenomen waarin de regering is gevraagd alle
buitenreclame te verbieden na afloop van voornoemde code.
Iedereen is het er wel over eens geraakt dat e.e.a. met wetgeving moet:
strenge wetgeving die veel verbiedt. De nota van wijziging die nu voorligt
is een strenge. De regering stelt gemotiveerd overgangstermijnen voor t.a.v.
de geschreven pers, sponsoring en bestaande op mondiaal niveau
georganiseerde activiteiten i.v.m. bedrijfseffecten, waarop dan
geanticipeerd kan worden.
De regering geeft ook goed gemotiveerd aan dat in Europees-rechtelijke
context de wetgeving niet gebeten wordt (de nietigverklaring van het
Europees Hof heeft de Hollandse ambtenaren vrij creatief gemaakt). De met de
nota van wijziging opgeworpen handelsbelemmering (aanleiding voor de
nietigverklaring) is 'overruled' door allerlei argumenten en een notificatie
en de daaruit voortvloeiende verwachting dat geen bezwaren tegen de
voorgestelde maatregel zullen volgen in Europees verband.
Conform onze eerdere uitspraken en moties kunnen wij hiermee instemmen.
*Rookverboden
Niet roken wordt de sociale norm. Gekozen is om in de wet de grondslag voor
AMvB's vast te leggen. De AMvB is geschikt om uitzonderingen te bepalen,
waar nodig. Dit hoeft niet bij formele wet.
Middels AMvB's worden maatregelen getroffen om regels te kunnen op leggen
aan werkgevers, exploitanten van personenvervoer, Nederlandse
luchtvaartmaatschappijen, beheerders van publiek toegankelijke gebouwen.
Middels een systeem van bestuurlijke boetes kunnen overtreders worden
aangepakt. Dat kan wat ons betreft met spoed. Schoolpleinen, treinen,
perrons hebben prioriteit.
De zelfregulering binnen het bedrijfsleven over het recht op een rookvrije
werkplek vlot niet echt. Ook de rechter heeft inmiddels dit recht bevestigd.
De STAR probeert e.e.a. nu vorm te geven, maar graag koppelen wij ook hier
een deadline aan:1 september 2001.De minister kondigt ook al aan dat een
AMvB van die strekking er komt zodra deze wet is aangenomen.
De minister stelt veel AMvB's zonder voorhangprocedure voor. Moet de voorhang bij de AMvB er niet juist in? Dat lijkt meer democratisch, als het maar niet ook ingegeven is om puur en alleen vanwege industriebelang procedures te vertragen. Voor de goede orde: wij zijn in het algemeen voor voorhangprocedures, maar politieke partijen die hier wel erg happig op zijn vraag ik of de redenen wel echt helemaal en volledig zuiver zijn.
*
De PvdA vraagt het kabinet de mogelijkheid te willen onderzoeken van het
instellen van doelheffingen. Dubbeltje er bij aan accijns in de grote
Zalmpot werkt niet erg, maar dubbeltje erbij om verslaving te bestrijden of
voorlichting te versterken ligt wel in de rede.
De PvdA vraagt het kabinet tevens of zij mogelijkheden ziet om het
ondersteunen van het stoppen wat meer vorm te geven. Hoe zit het met de
toezegging dat anti-rookmiddelen in experimentele zin zouden worden vergoed
om meer inzicht te krijgen in de kosten en baten daarvan?
En hoe kan bijvoorbeeld in revalidatieprogramma's na open hartoperaties degene die wil stoppen worden ondersteund? Verdient het overigens geen aanbeveling om dat verplicht te stellen? En is dat niet juist de discussie die we moeten voeren, namelijk dat tegenover rechten ook plichten staan?
De PvdA ziet veel in belonen en weinig in straffen. Is door scholen of
buurthuizen of sportclubs niet een beloningsysteem te ontwikkelen (met hulp
van de overheid) die contractueel een beloning vastlegt voor zus en zoveel
jaar niet roken? Daar is immers net een zeer fraai voorbeeld van afgesloten
wat veel meer navolging verdient.
Tot slot
Het gaat bij deze wet wat ons betreft niet om verboden. De primaire insteek
is: bescherming, geen betutteling, van mensen die roken of ongewild mee
moeten roken. Vanuit die beschermingswens volgt soms een verbod. Dat kan
niet anders.
Dat is ook niet erg, als je weet waarom dat verbod wordt geïntroduceerd.
In die zin heb ik nog een zeer belangrijke vraag. Kan het kabinet
onderzoeken of en zo ja hoe kinderen met chronische luchtwegaandoeningen
bescherming kunnen krijgen tegen hun rokende omgeving (plusminus 100.000
kinderen)? Het gaat hier om de meest ernstige vorm van meeroken van de meest
kwetsbare groep, die wij in de samenleving kennen, en er zou mij veel aan
gelegen zijn daar een oplossing voor te vinden.