Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=415389



Aan de Voorzitters van de Algemene Commissie
voor Europese Zaken en van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Integratie Europa Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 18 mei 2001 Auteur Guusje Korthals Altes

Kenmerk DIE/298/01 Telefoon 070-3484182

Blad 1/11 Fax 070-3486381

Bijlage(n) - E-mail die@minbuza.nl

Betreft Geannoteerde agenda Ontwikkelingsraad van 31 mei 2001

Zeer geachte Voorzitter,

Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij de geannoteerde agenda van de Ontwikkelingsraad van 31 mei 2001 aan te bieden.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

GEANNOTEERDE AGENDA VOOR DE RAAD VAN MINISTERS VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING van 31 mei 2001

Ten behoeve van het Algemeen Overleg op 23 mei.

I Verbeteren van de effectiviteit van EG Ontwikkelingssamenwerking: implementatie van het Ontwikkelingsbeleid

De Raad van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking van 31 mei 2001 is door het Zweeds Voorzitterschap in twee delen gesplitst. De ochtend zal gewijd worden aan het onderwerp "
verbetering van de effectiviteit van de Europese ontwikkelingssamenwerking: implementatie van het ontwikkelingsbeleid",
terwijl in de middag het thema
" conflict en ontwikkeling"
op de agenda staat.

Beide dagdelen zijn gesplitst in een algemeen deel met een brede discussie en een specifiek deel, waarin concrete agendaonderwerpen zijn aangegeven.

Voor wat betreft het algemene deel van de ochtendzitting zal gesproken worden aan de hand van een discussiedocument van het Voorzitterschap. Hierin staat beschreven wat de stand van zaken is met betrekking tot de beleidsformulering van het Europees ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Geconstateerd wordt dat met name tijdens de laatste Ontwikkelingsraad van 10 november 2000 een belangrijke stap gezet is naar een verdere definiëring van de uitgangspunten van het beleid. Dit vertaalt zich onder meer in de erkenning dat armoedebestrijding de hoofddoelstelling is van het beleid, alsmede in het vastleggen van een zestal beleidsterreinen, waar de Commissie zich op zal gaan concentreren. Het betreft hier de integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie, regionale integratie, macro-economische steun met name in de sociale sectoren (onderwijs en gezondheidszorg), infrastructuur, plattelandsontwikkeling en voedselzekerheid en institutionele capaciteitsopbouw. Tevens zijn een aantal horizontale aspecten geidentificeerd (mensenrechten, gender en milieu) en is het belang van complementariteit, coherentie en operationele coordinatie benadrukt. Ten slotte werd het belang van aansluiting bij de beleidsprioriteiten van het partnerland onderstreept.

Nederland heeft zich ingezet voor de vormgeving van het beleid langs deze lijnen en kan zich vinden in de gekozen benadering.

Waar het nu om gaat is het papieren beleid om te zetten in concrete activiteiten. Daarvoor is een efficiënt en effectief Commissieapparaat een noodzakelijke voorwaarde. Met de aanname van de Mededeling over managementhervormingen van de externe hulp (16 mei 2000) werden vier terreinen geïdentificeerd waarop de reorganisatie zich zou gaan richten, te weten:

radicale veranderingen op het gebied van de programmering van de hulp;

(her)bundeling van de projectcyclus;

oprichting van het Europe Aid-Co-operation Office (AidCo)

delegatie van bevoegdheden naar de EU-delegaties.

De reorganisatie van de Commissie is nog in volle gang. Het is derhalve te vroeg om een oordeel te vellen over het slagen van de reorganisatie-operatie.

Nederland zal zich in deze discussie kritisch-constructief opstellen, waarbij aan de ene kant begrip bestaat voor het feit dat reorganisaties de nodige tijd kosten, maar aan de andere kant op slagvaardig optreden aangedrongen zal worden. De toenemende financiële omvang van de Commissiehulp onderstreept deze noodzaak eens te meer.

In de ochtendzitting zullen eveneens de specifieke agendaonderwerpen worden besproken die betrekking hebben op de punten I.1 tot en met I.8 van deze geannoteerde agenda.

I.1 Actieplan: het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Gemeenschap (staff working document)

Het Actieplan van de Commissie, dat slechts nog in concept vorm is verschenen, biedt inzage in de voortgang van de implementatie van het beleid. Het uiteindelijke Actieplan dat vermoedelijk pas tijdens de Raad gepresenteerd zal worden beslaat niet slechts de reorganisatie van de Commissie , maar zal op verzoek van de Raad ook op het gebied van het ontwikkelingsbeleid een breed overzicht van alle activiteiten bieden.

Tot nog toe is een eerste versie in de Raadswerkgroep besproken. De Commissie is echter verzocht een concretere versie te produceren, waarin met name meetbare criteria voor de uitvoering van beleid zijn opgenomen.

Nederland vindt het in dit verband van belang dat de kwaliteit en de verdeling van de EU-hulp verder dient te verbeteren in die zin, dat er meer hulp naar de Minst Ontwikkelde Landen (Mol's) dient te gaan. Het Actieplan (en het daaruit voortvloeiende Jaarverslag) zal derhalve duidelijke gegevens terzake dienen te bevatten.

I.2 Aanbevelingen inzake Rapport van de Europese Rekenkamer

Conclusies

Eind 2000 is van de hand van de Europese Rekenkamer een Rapport verschenen over het management van de externe hulp programma's van de Commissie, met name gericht op landenprogrammering, project voorbereiding en de rol van de delegaties. De aanbevelingen zijn deels achterhaald gezien het proces van reorganisatie dat de Commissie heeft ingezet.

Kern van de aanbevelingen is dat een vergroting van de effectiviteit van hulp gepaard dient te gaan met verandering naar een flexibele en meer resultaat georiënteerde management cultuur.

De belangrijkste aanbevelingen die de Raad aan de Commissie doet in haar Conclusies betreffen een precieze definiëring van de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de posten en Brussel, zorg dragen voor de aanwezigheid van de juiste competenties op de posten en het implementeren van een zorgvuldige planning en monitoring gedurende de gehele projectcyclus met name door het verhelderen van doelen, instrumenten en 'performance indicators'.

Op aandringen van Nederland verzoekt de Raad de Commissie de aanbevelingen die de Rekenkamer in haar rapport doet te vertalen in concrete acties die terugkomen in het Actieprogramma van de Commissie (zie 1.1).

I.3 Evaluatie van de EG Ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten en Programma's: Follow-up van de Raadsconclusies van 2 mei 1999 en 10 november 2000

Conclusies

De Raadsconclusies van mei 1999 inzake de resultaten van de evaluatie op het gebied van de effectiviteit van de ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten en
- programma's van de EG vormden een beginpunt van het streven naar een verbetering van de effectiviteit van de EG ontwikkelingssamenwerking. Sindsdien heeft de Commissie in samenwerking met de Raad verdere voortgang geboekt:

In november 2000 is een nieuwe algemene beleidsstrategie voor Europese Ontwikkelingssamenwerking aangenomen door de Raad. Deze strategie biedt een coherent raamwerk voor EG programma's in alle ontwikkelingslanden.

Tevens is in november 2000 besloten een standaard raamwerk voor Landenbeleidsdocumenten te hanteren en zijn richtlijnen voor een betere operationele coördinatie aangenomen. Dit zijn belangrijke stappen voor de vereenvoudiging en versterking van procedures voor samenwerking tussen de EG en de partnerlanden.

De management hervormingen binnen de Commissie (de creatie van EuropeAid, decentralisatie van bevoegdheden naar het veld en het oprichten van een onafhankelijke evaluatie unit) worden thans gerealiseerd. Nederland blijft de implementatie kritisch volgen.

Onder andere door herziening van het financieel reglement worden financiële procedures voor programma's vereenvoudigd, geharmoniseerd en gestroomlijnd. De ECOFIN Raad van 7 juni as. zal hierover nadere Conclusies vaststellen. In de standpuntbepaling is de herziening nadrukkelijk ook geplaatst in het perspectief van ontwikkelingssamenwerking.

Belangrijke uitgangspunten zijn de mogelijkheid tot programmafinanciering van internationale organisaties (Verenigde Naties, Bretton Woods instellingen) en de toepassing van de 'avondrood clausule', waarbij niet gecommitteerde bedragen na twee tot drie jaar komen te vervallen.

De Raad heeft de Commissie in haar Conclusies van mei 1999 ook verzocht een Actieplan en een Jaarverslag te publiceren. In de Conclusies die op 31 mei door de Raad worden aangenomen staan doel, vorm en inhoud van bovengenoemde documenten centraal. Beide documenten zullen concrete doelstellingen en resultaten van het ontwikkelingsbeleid moeten weergeven. Bovendien zal het Actieplan recente gegevens moeten bevatten op basis waarvan de Raad haar monitor functie goed zal kunnen vervullen.

I.4 Coherentie

De samenhang tussen beleid voor ontwikkelingssamenwerking en andere beleidsterreinen is regelmatig onderwerp van overleg in diverse nationale en internationale fora. Tijdens de Raad van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking van 10 november jl. is het Nederlands initiatief om het onderwerp coherentie als vast punt op de agenda van de Ontwikkelingsraad aangenomen.

Nederland ziet als het als één van de belangrijkste taken van de Ontwikkelingsraad om coherentiedossiers onder de aandacht van de Lidstaten en de Commissie te brengen, teneinde ook in andere Europese hoofdsteden coherente besluitvorming te bevorderen.

Geconstateerd kan worden dat ook binnen de Commissie het belang van een coherente benadering wordt erkend. In dat licht kan onder meer de Mededeling inzake bestrijding van HIV/Aids, Malaria en Tuberculose worden genoemd, alsmede de thans voorliggende Mededelingen inzake de samenwerking tussen de EU en de VN. Op deze Raad zal Nederland specifieke aandacht vragen voor coherentie op het gebied van Visserij en Armoedebestrijding aan de hand van de Mededeling van de Commissie over dit onderwerp. Kern van de Nederlandse interventie is dat de Mededeling waardering verdient, omdat het coherentieprobleem scherp gedefinieerd wordt en er een balans is tussen de economische belangen van de ontwikkelingslanden en de mondiale belangen van duurzaamheid enerzijds en de commerciële en sociale belangen van Europese consumenten en vissers anderzijds.

Nederland zal de Raad aansporen het dossier op coherente wijze te behandelen en het Belgisch voorzitterschap verzoeken deze zowel te agenderen voor de Ontwikkelingsraad als voor de Visserijraad.

Van belang bij de Mededeling is echter de uitwerking van de coherentieprincipes. Zo blijft het onduidelijk of de EU, indien derde landen dat onvoldoende doen, zelf regels moet opstellen (bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid van de visbestanden of ten aanzien van de lokale visserijvloot) voor de eigen vloot die in wateren van derde landen vist.

Daarnaast wordt in de Mededeling aangegeven dat de implicaties voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid zullen worden geconcretiseerd in het inmiddels verschenen Groenboek, dat moet leiden tot een review van het GVB in 2002. In dat verband kan de meer principiële vraag gesteld worden stellen naar de mate waarin de EU de visserijakkoorden als sturingsinstrument voor de eigen visserijsector en voor milieu- en ontwikkelingsdoelstellingen wil behouden. Daarbij zou ook naar de prijs en de effectiviteit van het instrument moeten worden gekeken in vergelijking met alternatieven en de hoogte van de subsidie aan de reders ter discussie moeten worden gesteld.

Nederland zal er op aandringen dat in de uitwerking van het Groenboek deze fundamentele beleidselementen adequaat zullen worden behandeld.

Aan de hand van de casus over de onderhandelingen betreffende het Visserijakkoord tussen de EU en Mauritanië, die medio mei zijn begonnen, zal aandacht worden gevraagd voor bovengenoemde aspecten.

I.5 Transport en duurzame ontwikkeling

Resolutie

De Resolutie betreffende de bevordering van duurzaam vervoer in ontwikkelingslanden zal door de Raad worden aangenomen. Transport is een van de zes beleidsterreinen waar de Commissie een duidelijke toegevoegde waarde heeft. Wanneer Transport in overleg met het partnerland als sector voor Commissiehulp is gekozen, geeft de Mededeling het kader aan waarbinnen deze steun kan worden gegeven.

Voornaamste streven van Nederland was dat, in het kader steun aan de allerarmsten, het belang van niet-gemotoriseerd vervoer werd benadrukt in de Resolutie. De meerwaarde van de Commissie dient duidelijk naar voren te komen bij de handelsgerelateerde infrastructuur in deze sector, waarvan met name de armste landen moeten kunnen profiteren.

Voorts roept de Raad de Commissie op de steun aan de transport sector in het kader van armoedebestrijding te plaatsten en coherent te laten zijn met de nationale plannen voor armoedebestrijding. Gezien de nadruk die in de Resolutie is geplaatst op de door Nederland gewenste aspecten, zal ik deze Resolutie ondersteunen.

I.6 Strategie voor de integratie van milieu in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid

Conclusies

Tijdens de Europese Raad van Cardiff (juni 1998) zijn alle vakraden uitgenodigd een strategie op te stellen m.b.t. de integratie van milieudoelstellingen in de hen betreffende beleidsterreinen. Dit was het begin van het zogenaamde externe integratie proces, ook wel het Cardiff-proces genoemd. Inmiddels is aan negen vakraden gevraagd om tijdens de Europese Raad in Gotenburg (juni 2001) de bedoelde strategieën te presenteren en over de voortgang te rapporteren. Het Zweeds Voorzitterschap hecht belang aan het externe integratie proces. Het onderwerp zal hoog op de agenda van Gotenborg staan.

Het Commissie-document zet een strategie uit voor de Ontwikkelingsraad, waarbij milieu overwegingen systematisch worden opgenomen in de voorbereidingen van alle strategische plannen en programma's voor het EU- ontwikkelingsbeleid, in het bijzonder de landenbeleidsprogramma's en de indicatieve programma's.

Binnen de Raad is Nederland altijd één van de voorvechters om milieu en duurzame ontwikkeling te laten doorklinken in het EU-instrumentarium voor het externe beleid, zoals de Regionale Verordeningen, de Stabilisatie en Associatie Overeenkomsten en de handelspolitiek.

Daarnaast is milieu bij uitstek een terrein waar coherent beleid geboden blijft.

De Raad is tevreden met het voorliggende document en benadrukt in de Conclusies het belang van de verantwoordelijkheid van de partnerlanden. Wanneer ownership ontbreekt, hebben goede beleidsintenties geen zin. In dat verband kan het van belang zijn de bestuurlijke en institutionele capaciteit van de partnerlanden te versterken, teneinde op effectieve wijze zorg te dragen voor het milieu en voor duurzame ontwikkeling. Daarnaast roept de Raad de Commissie op aan haar internationale verplichtingen te voldoen en samen te werken met de internationale milieu-instellingen.

I.7 Rio +10

Procedurele Conclusies

Tien jaar na de United Nations Conference on Environment and Development (UNCED, Rio de Janeiro, 1992) en vijf jaar na Rio+5 (New York, 1997) zal in 2002 de vervolgconferentie World Summit on Sustainable Development, ook wel genoemd Rio+10, worden gehouden. De conferentie vindt plaats in Zuid-Afrika (Johannesburg, september 2002). De Raad zal 'Procedurele Conclusies' aannemen, waarin het voorbereidingstraject wordt vastgelegd. In deze Conclusies geeft zij aan het proces van voorbereidingen te volgen en de voortgang op te merken. Het onderwerp van duurzame ontwikkeling vergt een actieve rol van de Ontwikkelingsraad.

I.8 Bouwen aan een effectieve samenwerking met de VN op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp

Resolutie

Over de samenwerking tussen de EU en de VN zijn onlangs twee Mededelingen verschenen: de Mededeling inzake samenwerking met de VN op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp en de Mededeling over het verband tussen Noodhulp, Rehabilitatie en Ontwikkeling (zie II.I).

Beiden zullen in de Raadswerkgroep voor Ontwikkelingssamenwerking worden besproken. Een derde Mededeling inzake samenwerking tussen de EU en de VN op het gebied van conflictpreventie wordt later dit jaar verwacht.

De Mededeling over de samenwerking met de VN op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp is gebaseerd op drie principes:

Selectiviteit
: De Commissie wenst de samenwerking te versterken met de agentschappen van de VN die werkzaam zijn op gebieden waar de Commissie een toegevoegde waarde heeft;

Voorspelbaarheid
: Wanneer prioriteitsgebieden geïdentificeerd kunnen worden, beschikken de Commissie en de Raad over een meer inzichtelijke stroom van financiële contributies.

Actieve aanwezigheid:
De Unie moet nieuwe mogelijkheden verkennen om op effectieve wijze deel te nemen aan besluitvorming in de belangrijkste agentschappen van de VN.

De Commissie wenst van de VN bij implementatie van deze samenwerking meer inzage in en informatie over het beleid en de administratie om een juiste besteding van gelden te kunnen waarborgen.

Nederland streeft al jaren naar een betere en effectieve samenwerking tussen de EU en de VN. Ik heb het belang van de VN als organisatie met speciale mandaten en met een coördinerende rol steeds benadrukt. Het is voor de EU dan ook zaak zich in situaties waar de VN duidelijk een coördinerende rol heeft aan te sluiten bij de VN en zich niet te mengen in deze taak van de VN. Ook sluit een nauwere samenwerking met de VN aan bij het brede, door het ontvangende land geleide, donoroverleg dat Nederland steeds bepleit.

Nederland ziet niets in een sterkere rol van de Commissie of de EU als geheel bij de besluitvorming binnen de VN, maar zal in dit verband met gelijkgezinde, veelal niet-EU donoren blijven optrekken.

Nederland steunt de Commissie in haar Mededeling. Nederland acht het van groot belang dat deze samenwerking zo snel mogelijk wordt uitgewerkt. De inzet zal zijn dit in een resolutie vast te leggen en de Commissie op te roepen door te gaan met de benodigde aanpassingen (van onder meer het financieel reglement en het kaderakkoord).

II Conflictpreventie en Ontwikkeling

Voor wat betreft het algemene deel van de middagzitting zal gesproken worden over conflictpreventie en ontwikkeling aan de hand van een discussiedocument van het Voorzitterschap. Het Voorzitterschap heeft het onderwerp mede geagendeerd met het oog op de Europese Raad in Gotenborg. Nederland zal in deze discussie de volgende zaken aan de orde brengen. Conflictpreventie zou een integraal onderdeel moeten zijn van het extern optreden van de Europese Unie. Dit vereist derhalve een coherente aanpak, die Nederland ook tijdens het oriëntatiedebat van de Algemene Raad in januari 2001 heeft uitgedragen. Ontwikkelingssamenwerking, EVDB / GBVB en handelspolitiek zijn alle drie instrumenten voor conflictpreventie. Nederland zal tevens opnieuw inzetten op het opvoeren van early action en early warning. Concreet betekent dit het opnemen van indicatoren in Landenbeleidsdocumenten en regelmatige agendering van aankomende /dreigende conflicten op de Algemene Raad.

In het middagdeel zullen eveneens de specifieke agendaonderwerpen worden besproken die betrekking hebben op de punten II.1 tot en met II.3 van deze agenda.

II.1 Verband tussen Noodhulp, Rehabilitatie en Ontwikkeling

Conclusies

Zoals aangekondigd tijdens de Ontwikkelingsraad van november 2000 is de Commissie met een Mededeling gekomen die in gaat in op de problematiek rondom het grijze gebied dat bestaat tussen noodhulp, rehabilitatie en het opgang komen van structurele hulp. Deze Mededeling is de tweede die zich uitspreekt over de relatie EU - VN (zie I.8). In deze Mededeling maakt de Commissie onderscheid tussen soorten rampen: natuurrampen, gewelddadige conflicten en structurele crises (o.a. economische crisis, afwezigheid van 'rule of law'). Gezien het verschillende karakter van dergelijke rampen is het bieden van een blauwdruk onmogelijk. De Mededeling beschrijft de knelpunten, geeft de grenzen van de aanpak aan en identificeert maatregelen die de bijdrage van de Commissie zouden kunnen verbeteren. Beleidsinstrumenten die de kloof tussen Noodhulp, Rehabilitatie en Ontwikkeling zouden kunnen overbruggen zijn betere operationele coördinatie, het uitwisselen van informatie, het creëren van betere werkmethodes en aansluiting bij reeds bestaande overlegstructuren en programma's. Nederland onderschrijft de belangrijke rol die de VN op dit terrein kan vervullen als gemandateerde organisatie met een erkende taak.

De Raad vraagt in haar Conclusies om herziening van bestaande verordeningen op het gebied van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling. Nederland steunt de Raadsconclusies.

II.2 Verkiezingsbijstand van de EU.

Conclusies

De Mededeling inzake verkiezingssteun schept een kader voor verkiezingsbijstand. De Mededeling is tot stand gekomen op verzoek van het Europees Parlement, waarin gevraagd werd om een analyse van de participatie van de EU in verkiezingswaarnemingsmissies gedurende de afgelopen jaren.

De Commissie doet een aantal voorstellen die zouden moeten leiden tot betere afstemming binnen de EU ten aanzien van verkiezingswaarneming, zoals:

toekomstige EU-verkiezingssteun en verkiezingswaarneming dienen uitsluitend onder de eerste pijler te vallen;

binnen het Commissie-apparaat zou een Afdeling Verkiezingen opgericht kunnen worden;

een betere jaarlijkse planning;

verkiezingssteun en verkiezingswaarneming in de toekomst zullen worden gefinancierd uit de eerste pijler middelen (o.a. B7-70).

Nederland verwelkomt een coherente aanpak van verkiezingswaarneming. Daarbij moet echter ook uitdrukkelijk worden aangesloten bij internationale organisaties die op dit terrein actief zijn. Dit is in de Mededeling opgenomen.

Bovendien dient er voor afzonderlijke lidstaten voldoende ruimte te blijven om invulling te geven aan het beleid. De lidstaten hebben hun bezwaar uitgesproken tegen exclusieve bevoegdheid van de Commissie op dit terrein. De discussie tussen de Raad en de Commissie over de bevoegdheid op het gebied van verkiezingswaarneming heeft overeenstemming lang opgehouden.

Wanneer de definitieve Raadsconclusies uiteindelijk zowel aan de Raad als aan de Commissie mogelijkheid laten acties op het gebied van verkiezingswaarneming te initiëren, kan Nederland met de Conclusies instemmen. Een en ander dient te gebeuren in nauwe samenwerking en coördinatie.

II.3 Anti-personeel mijnen

Verordening

In november 2000 is de Raad akkoord gegaan met het voorstel van de Commissie twee gelijke Verordeningen uit te brengen op grond waarvan actie tegen anti-personeel mijnen kan worden ondernomen, zowel in ontwikkelingslanden als in derde landen. Momenteel liggen de uitgewerkte Verordeningen ter goedkeuring voor aan de Raad. De Commissie wil met deze Verordening bijdragen aan het oplossen van humanitaire problemen die ontstaan bijvoorbeeld als gevolg van mijnenvelden. Ook draagt de Commissie op deze manier bij aan het realiseren van de doelstellingen van het Ottawa verdrag. De Verordening maakt het niet alleen mogelijk mijnen in het veld te ruimen, ook de mijnen in voorraad kunnen op basis van deze Verordening vernietigd worden. Ik ben een groot voorstander van deze ruime interpretatie van mogelijkheden onder deze Verordening.

Voor de periode 2001 tot 2009 is een bedrag van 240 Meuro beschikbaar. Dit bedrag behelst geen verhoging van de financiële plafonds zoals deze in Berlijn zijn afgesproken.

III Diversen

Evenals in november 2000 is, deze keer op verzoek van de Denen en met steun van de Fransen, het onderwerp Co-développement geagendeerd.

III.1 Co-développement

'Co-développement', of wel 'mede-ontwikkeling', is een Frans initiatief dat een geïntegreerde, alomvattende benadering van de migratieproblematiek voorstaat. Door migratiefactoren op te nemen in het ontwikkelingsbeleid, zou de migratiedruk kunnen worden verminderd. Het principe van co-développement gaat ervan uit dat de migrant een centrale rol kan spelen in de ontwikkeling van zijn land. Door middel van opleiding, het opdoen van werkervaring in de EU-lidstaten, ontwikkelingsprojecten en spaarregelingen kan de migrant bijdragen aan de ontwikkeling van zijn land. Hiermee wordt economische ontwikkeling en stabiliteit in landen van herkomst bevorderd en kunnen migratiestromen beter worden beheerst.

Tijdens een oriënterend debat in de Raad van november 2000 heeft de Commissie toegezegd dit onderwerp verder uit te werken. Tot op heden is echter geen document verschenen. In het debat is duidelijk geworden dat de Raad het onderwerp plaatst in het kader van de reeds bestaande actieplannen van de High Level Working Group on Asylum and Migration (HLWG). De HLWG heeft sinds haar oprichting in 1998 gewerkt aan een gemeenschappelijke, pijleroverstijgende en geïntegreerde benadering van asiel en migratie, gericht op landen van herkomst. Ook in de conclusies van de Europese Raad van Tampere wordt co-développement in verband gebracht met de activiteiten van de HLWG. Nederland blijft van mening dat co-développement in relatie bezien moet worden met de HLWG. Nederland ziet tevens met belangstelling uit naar de uitwerking van de Commissie van het thema co-développement.

Kenmerk
Blad /11

===