http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=415389
Aan de Voorzitters van de Algemene Commissie
voor Europese Zaken en van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Integratie Europa Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 18 mei 2001 Auteur Guusje Korthals Altes
Kenmerk DIE/298/01 Telefoon 070-3484182
Blad 1/11 Fax 070-3486381
Bijlage(n) - E-mail die@minbuza.nl
Betreft Geannoteerde agenda Ontwikkelingsraad van 31 mei 2001
Zeer geachte Voorzitter,
Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij de geannoteerde
agenda van de Ontwikkelingsraad van 31 mei 2001 aan te bieden.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
GEANNOTEERDE AGENDA VOOR DE RAAD VAN MINISTERS VOOR
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING van 31 mei 2001
Ten behoeve van het Algemeen Overleg op 23 mei.
I Verbeteren van de effectiviteit van EG Ontwikkelingssamenwerking:
implementatie van het Ontwikkelingsbeleid
De Raad van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking van 31 mei 2001 is door
het Zweeds Voorzitterschap in twee delen gesplitst. De ochtend zal gewijd
worden aan het onderwerp "
verbetering van de effectiviteit van de Europese ontwikkelingssamenwerking:
implementatie van het ontwikkelingsbeleid",
terwijl in de middag het thema
" conflict en ontwikkeling"
op de agenda staat.
Beide dagdelen zijn gesplitst in een algemeen deel met een brede discussie
en een specifiek deel, waarin concrete agendaonderwerpen zijn aangegeven.
Voor wat betreft het algemene deel van de ochtendzitting zal gesproken worden aan de hand van een discussiedocument van het Voorzitterschap. Hierin staat beschreven wat de stand van zaken is met betrekking tot de beleidsformulering van het Europees ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Geconstateerd wordt dat met name tijdens de laatste Ontwikkelingsraad van 10 november 2000 een belangrijke stap gezet is naar een verdere definiëring van de uitgangspunten van het beleid. Dit vertaalt zich onder meer in de erkenning dat armoedebestrijding de hoofddoelstelling is van het beleid, alsmede in het vastleggen van een zestal beleidsterreinen, waar de Commissie zich op zal gaan concentreren. Het betreft hier de integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie, regionale integratie, macro-economische steun met name in de sociale sectoren (onderwijs en gezondheidszorg), infrastructuur, plattelandsontwikkeling en voedselzekerheid en institutionele capaciteitsopbouw. Tevens zijn een aantal horizontale aspecten geidentificeerd (mensenrechten, gender en milieu) en is het belang van complementariteit, coherentie en operationele coordinatie benadrukt. Ten slotte werd het belang van aansluiting bij de beleidsprioriteiten van het partnerland onderstreept.
Nederland heeft zich ingezet voor de vormgeving van het beleid langs deze lijnen en kan zich vinden in de gekozen benadering.
Waar het nu om gaat is het papieren beleid om te zetten in concrete
activiteiten. Daarvoor is een efficiënt en effectief Commissieapparaat een
noodzakelijke voorwaarde. Met de aanname van de Mededeling over
managementhervormingen van de externe hulp (16 mei 2000) werden vier
terreinen geïdentificeerd waarop de reorganisatie zich zou gaan richten, te
weten:
radicale veranderingen op het gebied van de programmering van de hulp;
(her)bundeling van de projectcyclus;
oprichting van het Europe Aid-Co-operation Office (AidCo)
delegatie van bevoegdheden naar de EU-delegaties.
De reorganisatie van de Commissie is nog in volle gang. Het is derhalve te
vroeg om een oordeel te vellen over het slagen van de
reorganisatie-operatie.
Nederland zal zich in deze discussie kritisch-constructief opstellen,
waarbij aan de ene kant begrip bestaat voor het feit dat reorganisaties de
nodige tijd kosten, maar aan de andere kant op slagvaardig optreden
aangedrongen zal worden. De toenemende financiële omvang van de
Commissiehulp onderstreept deze noodzaak eens te meer.
In de ochtendzitting zullen eveneens de specifieke agendaonderwerpen worden
besproken die betrekking hebben op de punten I.1 tot en met I.8 van deze
geannoteerde agenda.
I.1 Actieplan: het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Gemeenschap
(staff working document)
Het Actieplan van de Commissie, dat slechts nog in concept vorm is
verschenen, biedt inzage in de voortgang van de implementatie van het
beleid. Het uiteindelijke Actieplan dat vermoedelijk pas tijdens de Raad
gepresenteerd zal worden beslaat niet slechts de reorganisatie van de
Commissie , maar zal op verzoek van de Raad ook op het gebied van het
ontwikkelingsbeleid een breed overzicht van alle activiteiten bieden.
Tot nog toe is een eerste versie in de Raadswerkgroep besproken. De Commissie is echter verzocht een concretere versie te produceren, waarin met name meetbare criteria voor de uitvoering van beleid zijn opgenomen.
Nederland vindt het in dit verband van belang dat de kwaliteit en de
verdeling van de EU-hulp verder dient te verbeteren in die zin, dat er meer
hulp naar de Minst Ontwikkelde Landen (Mol's) dient te gaan. Het Actieplan
(en het daaruit voortvloeiende Jaarverslag) zal derhalve duidelijke gegevens
terzake dienen te bevatten.
I.2 Aanbevelingen inzake Rapport van de Europese Rekenkamer
Conclusies
Eind 2000 is van de hand van de Europese Rekenkamer een Rapport verschenen
over het management van de externe hulp programma's van de Commissie, met
name gericht op landenprogrammering, project voorbereiding en de rol van de
delegaties. De aanbevelingen zijn deels achterhaald gezien het proces van
reorganisatie dat de Commissie heeft ingezet.
Kern van de aanbevelingen is dat een vergroting van de effectiviteit van
hulp gepaard dient te gaan met verandering naar een flexibele en meer
resultaat georiënteerde management cultuur.
De belangrijkste aanbevelingen die de Raad aan de Commissie doet in haar
Conclusies betreffen een precieze definiëring van de verdeling van de
verantwoordelijkheden tussen de posten en Brussel, zorg dragen voor de
aanwezigheid van de juiste competenties op de posten en het implementeren
van een zorgvuldige planning en monitoring gedurende de gehele projectcyclus
met name door het verhelderen van doelen, instrumenten en 'performance
indicators'.
Op aandringen van Nederland verzoekt de Raad de Commissie de aanbevelingen
die de Rekenkamer in haar rapport doet te vertalen in concrete acties die
terugkomen in het Actieprogramma van de Commissie (zie 1.1).
I.3 Evaluatie van de EG Ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten en
Programma's: Follow-up van de Raadsconclusies van 2 mei 1999 en 10 november
2000
Conclusies
De Raadsconclusies van mei 1999 inzake de resultaten van de evaluatie op het
gebied van de effectiviteit van de ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten en
- programma's van de EG vormden een beginpunt van het streven naar een
verbetering van de effectiviteit van de EG ontwikkelingssamenwerking.
Sindsdien heeft de Commissie in samenwerking met de Raad verdere voortgang
geboekt:
In november 2000 is een nieuwe algemene beleidsstrategie voor Europese
Ontwikkelingssamenwerking aangenomen door de Raad. Deze strategie biedt een
coherent raamwerk voor EG programma's in alle ontwikkelingslanden.
Tevens is in november 2000 besloten een standaard raamwerk voor
Landenbeleidsdocumenten te hanteren en zijn richtlijnen voor een betere
operationele coördinatie aangenomen. Dit zijn belangrijke stappen voor de
vereenvoudiging en versterking van procedures voor samenwerking tussen de EG
en de partnerlanden.
De management hervormingen binnen de Commissie (de creatie van EuropeAid,
decentralisatie van bevoegdheden naar het veld en het oprichten van een
onafhankelijke evaluatie unit) worden thans gerealiseerd. Nederland blijft
de implementatie kritisch volgen.
Onder andere door herziening van het financieel reglement worden financiële
procedures voor programma's vereenvoudigd, geharmoniseerd en gestroomlijnd.
De ECOFIN Raad van 7 juni as. zal hierover nadere Conclusies vaststellen. In
de standpuntbepaling is de herziening nadrukkelijk ook geplaatst in het
perspectief van ontwikkelingssamenwerking.
Belangrijke uitgangspunten zijn de mogelijkheid tot programmafinanciering
van internationale organisaties (Verenigde Naties, Bretton Woods
instellingen) en de toepassing van de 'avondrood clausule', waarbij niet
gecommitteerde bedragen na twee tot drie jaar komen te vervallen.
De Raad heeft de Commissie in haar Conclusies van mei 1999 ook verzocht een
Actieplan en een Jaarverslag te publiceren. In de Conclusies die op 31 mei
door de Raad worden aangenomen staan doel, vorm en inhoud van bovengenoemde
documenten centraal. Beide documenten zullen concrete doelstellingen en
resultaten van het ontwikkelingsbeleid moeten weergeven. Bovendien zal het
Actieplan recente gegevens moeten bevatten op basis waarvan de Raad haar
monitor functie goed zal kunnen vervullen.
I.4 Coherentie
De samenhang tussen beleid voor ontwikkelingssamenwerking en andere
beleidsterreinen is regelmatig onderwerp van overleg in diverse nationale en
internationale fora. Tijdens de Raad van Ministers voor
Ontwikkelingssamenwerking van 10 november jl. is het Nederlands initiatief
om het onderwerp coherentie als vast punt op de agenda van de
Ontwikkelingsraad aangenomen.
Nederland ziet als het als één van de belangrijkste taken van de
Ontwikkelingsraad om coherentiedossiers onder de aandacht van de Lidstaten
en de Commissie te brengen, teneinde ook in andere Europese hoofdsteden
coherente besluitvorming te bevorderen.
Geconstateerd kan worden dat ook binnen de Commissie het belang van een
coherente benadering wordt erkend. In dat licht kan onder meer de Mededeling
inzake bestrijding van HIV/Aids, Malaria en Tuberculose worden genoemd,
alsmede de thans voorliggende Mededelingen inzake de samenwerking tussen de
EU en de VN. Op deze Raad zal Nederland specifieke aandacht vragen voor
coherentie op het gebied van Visserij en Armoedebestrijding aan de hand van
de Mededeling van de Commissie over dit onderwerp. Kern van de Nederlandse
interventie is dat de Mededeling waardering verdient, omdat het
coherentieprobleem scherp gedefinieerd wordt en er een balans is tussen de
economische belangen van de ontwikkelingslanden en de mondiale belangen van
duurzaamheid enerzijds en de commerciële en sociale belangen van Europese
consumenten en vissers anderzijds.
Nederland zal de Raad aansporen het dossier op coherente wijze te behandelen
en het Belgisch voorzitterschap verzoeken deze zowel te agenderen voor de
Ontwikkelingsraad als voor de Visserijraad.
Van belang bij de Mededeling is echter de uitwerking van de
coherentieprincipes. Zo blijft het onduidelijk of de EU, indien derde
landen dat onvoldoende doen, zelf regels moet opstellen (bijvoorbeeld op het
gebied van duurzaamheid van de visbestanden of ten aanzien van de lokale
visserijvloot) voor de eigen vloot die in wateren van derde landen vist.
Daarnaast wordt in de Mededeling aangegeven dat de implicaties voor het
Gemeenschappelijk Visserijbeleid zullen worden geconcretiseerd in het
inmiddels verschenen Groenboek, dat moet leiden tot een review van het GVB
in 2002. In dat verband kan de meer principiële vraag gesteld worden
stellen naar de mate waarin de EU de visserijakkoorden als
sturingsinstrument voor de eigen visserijsector en voor milieu- en
ontwikkelingsdoelstellingen wil behouden. Daarbij zou ook naar de prijs en
de effectiviteit van het instrument moeten worden gekeken in vergelijking
met alternatieven en de hoogte van de subsidie aan de reders ter discussie
moeten worden gesteld.
Nederland zal er op aandringen dat in de uitwerking van het Groenboek deze
fundamentele beleidselementen adequaat zullen worden behandeld.
Aan de hand van de casus over de onderhandelingen betreffende het Visserijakkoord tussen de EU en Mauritanië, die medio mei zijn begonnen, zal aandacht worden gevraagd voor bovengenoemde aspecten.
I.5 Transport en duurzame ontwikkeling
Resolutie
De Resolutie betreffende de bevordering van duurzaam vervoer in
ontwikkelingslanden zal door de Raad worden aangenomen. Transport is een van
de zes beleidsterreinen waar de Commissie een duidelijke toegevoegde waarde
heeft. Wanneer Transport in overleg met het partnerland als sector voor
Commissiehulp is gekozen, geeft de Mededeling het kader aan waarbinnen deze
steun kan worden gegeven.
Voornaamste streven van Nederland was dat, in het kader steun aan de
allerarmsten, het belang van niet-gemotoriseerd vervoer werd benadrukt in de
Resolutie. De meerwaarde van de Commissie dient duidelijk naar voren te
komen bij de handelsgerelateerde infrastructuur in deze sector, waarvan met
name de armste landen moeten kunnen profiteren.
Voorts roept de Raad de Commissie op de steun aan de transport sector in het
kader van armoedebestrijding te plaatsten en coherent te laten zijn met de
nationale plannen voor armoedebestrijding. Gezien de nadruk die in de
Resolutie is geplaatst op de door Nederland gewenste aspecten, zal ik deze
Resolutie ondersteunen.
I.6 Strategie voor de integratie van milieu in het
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid
Conclusies
Tijdens de Europese Raad van Cardiff (juni 1998) zijn alle vakraden
uitgenodigd een strategie op te stellen m.b.t. de integratie van
milieudoelstellingen in de hen betreffende beleidsterreinen. Dit was het
begin van het zogenaamde externe integratie proces, ook wel het
Cardiff-proces genoemd. Inmiddels is aan negen vakraden gevraagd om tijdens
de Europese Raad in Gotenburg (juni 2001) de bedoelde strategieën te
presenteren en over de voortgang te rapporteren. Het Zweeds Voorzitterschap
hecht belang aan het externe integratie proces. Het onderwerp zal hoog op de
agenda van Gotenborg staan.
Het Commissie-document zet een strategie uit voor de Ontwikkelingsraad,
waarbij milieu overwegingen systematisch worden opgenomen in de
voorbereidingen van alle strategische plannen en programma's voor het EU-
ontwikkelingsbeleid, in het bijzonder de landenbeleidsprogramma's en de
indicatieve programma's.
Binnen de Raad is Nederland altijd één van de voorvechters om milieu en
duurzame ontwikkeling te laten doorklinken in het EU-instrumentarium voor
het externe beleid, zoals de Regionale Verordeningen, de Stabilisatie en
Associatie Overeenkomsten en de handelspolitiek.
Daarnaast is milieu bij uitstek een terrein waar coherent beleid geboden
blijft.
De Raad is tevreden met het voorliggende document en benadrukt in de
Conclusies het belang van de verantwoordelijkheid van de partnerlanden.
Wanneer ownership ontbreekt, hebben goede beleidsintenties geen zin. In dat
verband kan het van belang zijn de bestuurlijke en institutionele capaciteit
van de partnerlanden te versterken, teneinde op effectieve wijze zorg te
dragen voor het milieu en voor duurzame ontwikkeling. Daarnaast roept de
Raad de Commissie op aan haar internationale verplichtingen te voldoen en
samen te werken met de internationale milieu-instellingen.
I.7 Rio +10
Procedurele Conclusies
Tien jaar na de United Nations Conference on Environment and Development
(UNCED, Rio de Janeiro, 1992) en vijf jaar na Rio+5 (New York, 1997) zal in
2002 de vervolgconferentie World Summit on Sustainable Development, ook wel
genoemd Rio+10, worden gehouden. De conferentie vindt plaats in Zuid-Afrika
(Johannesburg, september 2002). De Raad zal 'Procedurele Conclusies'
aannemen, waarin het voorbereidingstraject wordt vastgelegd. In deze
Conclusies geeft zij aan het proces van voorbereidingen te volgen en de
voortgang op te merken. Het onderwerp van duurzame ontwikkeling vergt een
actieve rol van de Ontwikkelingsraad.
I.8 Bouwen aan een effectieve samenwerking met de VN op het gebied van
Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp
Resolutie
Over de samenwerking tussen de EU en de VN zijn onlangs twee Mededelingen
verschenen: de Mededeling inzake samenwerking met de VN op het gebied van
Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp en de Mededeling over het
verband tussen Noodhulp, Rehabilitatie en Ontwikkeling (zie II.I).
Beiden zullen in de Raadswerkgroep voor Ontwikkelingssamenwerking worden besproken. Een derde Mededeling inzake samenwerking tussen de EU en de VN op het gebied van conflictpreventie wordt later dit jaar verwacht.
De Mededeling over de samenwerking met de VN op het gebied van
Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp is gebaseerd op drie
principes:
Selectiviteit
: De Commissie wenst de samenwerking te versterken met de agentschappen van
de VN die werkzaam zijn op gebieden waar de Commissie een toegevoegde waarde
heeft;
Voorspelbaarheid
: Wanneer prioriteitsgebieden geïdentificeerd kunnen worden, beschikken de
Commissie en de Raad over een meer inzichtelijke stroom van financiële
contributies.
Actieve aanwezigheid:
De Unie moet nieuwe mogelijkheden verkennen om op effectieve wijze deel te
nemen aan besluitvorming in de belangrijkste agentschappen van de VN.
De Commissie wenst van de VN bij implementatie van deze samenwerking meer
inzage in en informatie over het beleid en de administratie om een juiste
besteding van gelden te kunnen waarborgen.
Nederland streeft al jaren naar een betere en effectieve samenwerking tussen
de EU en de VN. Ik heb het belang van de VN als organisatie met speciale
mandaten en met een coördinerende rol steeds benadrukt. Het is voor de EU
dan ook zaak zich in situaties waar de VN duidelijk een coördinerende rol
heeft aan te sluiten bij de VN en zich niet te mengen in deze taak van de
VN. Ook sluit een nauwere samenwerking met de VN aan bij het brede, door het
ontvangende land geleide, donoroverleg dat Nederland steeds bepleit.
Nederland ziet niets in een sterkere rol van de Commissie of de EU als geheel bij de besluitvorming binnen de VN, maar zal in dit verband met gelijkgezinde, veelal niet-EU donoren blijven optrekken.
Nederland steunt de Commissie in haar Mededeling. Nederland acht het van
groot belang dat deze samenwerking zo snel mogelijk wordt uitgewerkt. De
inzet zal zijn dit in een resolutie vast te leggen en de Commissie op te
roepen door te gaan met de benodigde aanpassingen (van onder meer het
financieel reglement en het kaderakkoord).
II Conflictpreventie en Ontwikkeling
Voor wat betreft het algemene deel van de middagzitting zal gesproken worden
over conflictpreventie en ontwikkeling aan de hand van een discussiedocument
van het Voorzitterschap. Het Voorzitterschap heeft het onderwerp mede
geagendeerd met het oog op de Europese Raad in Gotenborg. Nederland zal in
deze discussie de volgende zaken aan de orde brengen. Conflictpreventie zou
een integraal onderdeel moeten zijn van het extern optreden van de Europese
Unie. Dit vereist derhalve een coherente aanpak, die Nederland ook tijdens
het oriëntatiedebat van de Algemene Raad in januari 2001 heeft uitgedragen.
Ontwikkelingssamenwerking, EVDB / GBVB en handelspolitiek zijn alle drie
instrumenten voor conflictpreventie. Nederland zal tevens opnieuw inzetten
op het opvoeren van early action en early warning. Concreet betekent dit het
opnemen van indicatoren in Landenbeleidsdocumenten en regelmatige agendering
van aankomende /dreigende conflicten op de Algemene Raad.
In het middagdeel zullen eveneens de specifieke agendaonderwerpen worden
besproken die betrekking hebben op de punten II.1 tot en met II.3 van deze
agenda.
II.1 Verband tussen Noodhulp, Rehabilitatie en Ontwikkeling
Conclusies
Zoals aangekondigd tijdens de Ontwikkelingsraad van november 2000 is de
Commissie met een Mededeling gekomen die in gaat in op de problematiek
rondom het grijze gebied dat bestaat tussen noodhulp, rehabilitatie en het
opgang komen van structurele hulp. Deze Mededeling is de tweede die zich
uitspreekt over de relatie EU - VN (zie I.8). In deze Mededeling maakt de
Commissie onderscheid tussen soorten rampen: natuurrampen, gewelddadige
conflicten en structurele crises (o.a. economische crisis, afwezigheid van
'rule of law'). Gezien het verschillende karakter van dergelijke rampen is
het bieden van een blauwdruk onmogelijk. De Mededeling beschrijft de
knelpunten, geeft de grenzen van de aanpak aan en identificeert maatregelen
die de bijdrage van de Commissie zouden kunnen verbeteren.
Beleidsinstrumenten die de kloof tussen Noodhulp, Rehabilitatie en
Ontwikkeling zouden kunnen overbruggen zijn betere operationele coördinatie,
het uitwisselen van informatie, het creëren van betere werkmethodes en
aansluiting bij reeds bestaande overlegstructuren en programma's. Nederland
onderschrijft de belangrijke rol die de VN op dit terrein kan vervullen als
gemandateerde organisatie met een erkende taak.
De Raad vraagt in haar Conclusies om herziening van bestaande verordeningen
op het gebied van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling. Nederland steunt
de Raadsconclusies.
II.2 Verkiezingsbijstand van de EU.
Conclusies
De Mededeling inzake verkiezingssteun schept een kader voor
verkiezingsbijstand. De Mededeling is tot stand gekomen op verzoek van het
Europees Parlement, waarin gevraagd werd om een analyse van de participatie
van de EU in verkiezingswaarnemingsmissies gedurende de afgelopen jaren.
De Commissie doet een aantal voorstellen die zouden moeten leiden tot betere afstemming binnen de EU ten aanzien van verkiezingswaarneming, zoals:
toekomstige EU-verkiezingssteun en verkiezingswaarneming dienen uitsluitend
onder de eerste pijler te vallen;
binnen het Commissie-apparaat zou een Afdeling Verkiezingen opgericht kunnen
worden;
een betere jaarlijkse planning;
verkiezingssteun en verkiezingswaarneming in de toekomst zullen worden
gefinancierd uit de eerste pijler middelen (o.a. B7-70).
Nederland verwelkomt een coherente aanpak van verkiezingswaarneming. Daarbij
moet echter ook uitdrukkelijk worden aangesloten bij internationale
organisaties die op dit terrein actief zijn. Dit is in de Mededeling
opgenomen.
Bovendien dient er voor afzonderlijke lidstaten voldoende ruimte te blijven
om invulling te geven aan het beleid. De lidstaten hebben hun bezwaar
uitgesproken tegen exclusieve bevoegdheid van de Commissie op dit terrein.
De discussie tussen de Raad en de Commissie over de bevoegdheid op het
gebied van verkiezingswaarneming heeft overeenstemming lang opgehouden.
Wanneer de definitieve Raadsconclusies uiteindelijk zowel aan de Raad als
aan de Commissie mogelijkheid laten acties op het gebied van
verkiezingswaarneming te initiëren, kan Nederland met de Conclusies
instemmen. Een en ander dient te gebeuren in nauwe samenwerking en
coördinatie.
II.3 Anti-personeel mijnen
Verordening
In november 2000 is de Raad akkoord gegaan met het voorstel van de Commissie
twee gelijke Verordeningen uit te brengen op grond waarvan actie tegen
anti-personeel mijnen kan worden ondernomen, zowel in ontwikkelingslanden
als in derde landen. Momenteel liggen de uitgewerkte Verordeningen ter
goedkeuring voor aan de Raad. De Commissie wil met deze Verordening
bijdragen aan het oplossen van humanitaire problemen die ontstaan
bijvoorbeeld als gevolg van mijnenvelden. Ook draagt de Commissie op deze
manier bij aan het realiseren van de doelstellingen van het Ottawa verdrag.
De Verordening maakt het niet alleen mogelijk mijnen in het veld te ruimen,
ook de mijnen in voorraad kunnen op basis van deze Verordening vernietigd
worden. Ik ben een groot voorstander van deze ruime interpretatie van
mogelijkheden onder deze Verordening.
Voor de periode 2001 tot 2009 is een bedrag van 240 Meuro beschikbaar. Dit
bedrag behelst geen verhoging van de financiële plafonds zoals deze in
Berlijn zijn afgesproken.
III Diversen
Evenals in november 2000 is, deze keer op verzoek van de Denen en met steun
van de Fransen, het onderwerp Co-développement geagendeerd.
III.1 Co-développement
'Co-développement', of wel 'mede-ontwikkeling', is een Frans initiatief dat
een geïntegreerde, alomvattende benadering van de migratieproblematiek
voorstaat. Door migratiefactoren op te nemen in het ontwikkelingsbeleid, zou
de migratiedruk kunnen worden verminderd. Het principe van co-développement
gaat ervan uit dat de migrant een centrale rol kan spelen in de ontwikkeling
van zijn land. Door middel van opleiding, het opdoen van werkervaring in de
EU-lidstaten, ontwikkelingsprojecten en spaarregelingen kan de migrant
bijdragen aan de ontwikkeling van zijn land. Hiermee wordt economische
ontwikkeling en stabiliteit in landen van herkomst bevorderd en kunnen
migratiestromen beter worden beheerst.
Tijdens een oriënterend debat in de Raad van november 2000 heeft de
Commissie toegezegd dit onderwerp verder uit te werken. Tot op heden is
echter geen document verschenen. In het debat is duidelijk geworden dat de
Raad het onderwerp plaatst in het kader van de reeds bestaande actieplannen
van de High Level Working Group on Asylum and Migration (HLWG). De HLWG
heeft sinds haar oprichting in 1998 gewerkt aan een gemeenschappelijke,
pijleroverstijgende en geïntegreerde benadering van asiel en migratie,
gericht op landen van herkomst. Ook in de conclusies van de Europese Raad
van Tampere wordt co-développement in verband gebracht met de activiteiten
van de HLWG. Nederland blijft van mening dat co-développement in relatie
bezien moet worden met de HLWG. Nederland ziet tevens met belangstelling uit
naar de uitwerking van de Commissie van het thema co-développement.
Kenmerk
Blad /11
===