http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=415301
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van De Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den Haag i.a.a. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal Directie Integratie Europa DIE/IN Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 17 mei 2001 Auteur Drs. G.J.L. Tielman
Kenmerk DIE-285/01 Telefoon 070-3484861
Blad / Fax 070-3484086
Bijlage(n) E-mail gjl.tielman@minbuza.nl
Betreft Geannoteerde agenda van de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad d.d. 30-31 mei as.
C.c. PV EU
Zeer geachte Voorzitter,
Hierbij gaat u de geannoteerde agenda toe van de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad van 30 - 31 mei aanstaande.
De Minister van Economische Zaken De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten
- politiek akkoord
De Raad zal streven naar een politiek akkoord. Tijdens de IMC&T Raad van 12
maart jl. constateerde het Zweedse Voorzitterschap een grote bereidheid
onder de Lidstaten om tijdens de aanstaande IMC&T Raad tot een politiek
akkoord te komen. De richtlijn beoogt harmonisatie van de nationale regels
voor de verkoop van financiële diensten (verzekeringen, bancaire diensten,
hypotheken, etc.) op afstand (via internet, per post, fax of telefoon).
De belangrijkste knelpunten zijn het niveau van harmonisering, mede in het
licht van de in 1999 aangenomen richtlijn elektronische handel. In de
richtlijn is een aantal basisvereisten neergelegd ten aanzien van de
informatieverstrekking van de aanbieder aan de consument. De vraag is welke
regels (die land van herkomst of land van bestemming) bepalend zijn voor het
stellen van aanvullende eisen aan de verkoop op afstand van financiële
diensten.
Nederland wil meewerken aan het bereiken van een politiek akkoord en kan
instemmen met het nu voorliggende compromis van het Voorzitterschap dat is
gebaseerd op minimumharmonisatie. Ten aanzien van een aantal andere
aspecten, zoals het voor Nederland belangrijke herroepingrecht, gaat het
voorliggende compromis uit van maximale harmonisatie. Nederland is
voorstander van een geleidelijk toegroeien naar een situatie waarin de
controle op de naleving van de richtlijnbepalingen geschiedt door de
toezichthouder van het land van herkomst ('oorsprongsbeginsel').
Informele bijeenkomst over consumentenzaken van de ministers voor de Interne Markt en Consumentenzaken in Lund, 26-28 april 2001
- verslag van het Voorzitterschap
Het Voorzitterschap zal verslag doen van deze Informele bijeenkomst. Het
verslag van de Informele bijeenkomst is de Tweede Kamer aangeboden bij brief
van 9 mei 2001 door Staatssecretaris Ybema en Staatssecretaris Benschop.
Nieuwe vormen van marktregelgeving en administratieve samenwerking
- gedachtewisseling
Het Voorzitterschap zal aan de Raad een notitie voorleggen met de titel:
"Nieuwe vormen van regelgeving en administratieve samenwerking", waarin
tevens wordt verwezen naar het nog te verschijnen Witboek "European
governance". Het onderwerp "nieuwe vormen van regelgeving" is ook aan de
orde geweest tijdens de informele Raad te Lund. Commissaris Byrne heeft
tijdens deze bijeenkomst zijn ideeën over nieuwe vormen van regelgeving voor
consumentenbeleid gepresenteerd. Hij stelt voor om een algemeen regelgevend
kader inzake (on)behoorlijke handelspraktijken te ontwikkelen; kern van dit
kader zou een algemene bepaling zijn die de ondernemer verplicht slechts
"eerlijke" handelspraktijken te gebruiken in zijn relatie met de consument.
Daarnaast dient volgens Byrne dit regelgevend kader te worden aangevuld met
co-regulering (bijv. een brancheorganisatie stelt samen met een
consumentenorganisatie de algemene leverings- en betalingsvoorwaarden op) en
zelfregulering (bijv. een branche stelt een gedragscode op). De
administratieve samenwerking tussen de handhavende instanties in de
Lidstaten zou eveneens (wettelijk) geregeld moeten worden. Commissaris Byrne
kondigde aan dat voor de zomer een Groenboek zal worden gepubliceerd waarin
de ideeën over nieuwe vormen van regelgeving en alternatieven (zoals
zelfregulering) verder zullen worden uitgewerkt.
Tijdens de gedachtewisseling zal Nederland aangeven dat het voorstander is
van zelfregulering ter aanvulling of waar mogelijk vervanging van bestaande
regelgeving. Nederland is op voorhand geen voorstander van een algemene
regeling inzake (on)behoorlijke handelspraktijken. Nederland is van mening
dat voorkomen moet worden dat als gevolg van een dergelijke algemene
regeling de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven verder wordt
verzwaard terwijl de inspanningen in Europees en nationaal verband er nu
juist op gericht zijn regelgeving te vereenvoudigen en te verlichten.
Consumentenkrediet
- voortgangsverslag van de Commissie
Tijdens de Raad zal de Commissie rapporteren over de voortgang van de
herziening van de Richtlijn consumentenkrediet. De inhoud van de
voortgangsrapportage is nog niet bekend. De Commissie is tot nog toe niet
met een herzieningsvoorstel gekomen. De herziening van de Richtlijn
consumentenkrediet maakt onderdeel uit van het Actieplan voor financiële
diensten, dat in 2005 moet zijn afgerond. Nederland zal met belangstelling
kennisnemen van het voortgangsverslag van de Commissie.
Het voorbereiden van consumenten op de Euro
- gedachtewisseling / uitwisseling van informatie
Er zal een oriënterend debat in de Raad plaatsvinden over de voorbereiding
van consumenten op de komst van de euro. Aan de hand van een viertal vragen
van het Zweedse voorzitterschap zal van gedachten worden gewisseld over de
inspanningen van de verschillende lidstaten om hun burgers op de euro voor
te bereiden. Er zal worden gesproken over (i) de mate van voorbereiding van
burgers op de euro; (ii) het belang van (door de Commissie) gecoördineerde
voorlichtingsactiviteiten; (iii) de voorlichting aan kwetsbare groepen en;
(iv) maatregelen ter voorkoming van prijsverhogingen als gevolg van de
euro-invoering.
Nederland is één van de meest actieve landen wat betreft voorlichting over
de euro aan burgers. Naast een uitgebreide massamediale
voorlichtingscampagne is ook veel aandacht ingeruimd voor kwetsbare groepen.
Nederland is van mening dat de voorlichting in hoofdzaak de
verantwoordelijkheid blijft van de nationale overheden. Voor het publiek
blijft het effect van de euro-conversie op de prijzen een belangrijke
kwestie. In Nederland monitort de Consumentenbond de prijsontwikkeling bij
ondernemers die hun prijzen van gulden naar euro omprijzen. Vooralsnog houdt
het merendeel zich redelijk netjes aan de omrekenregels. Onlangs is ook een
Euro Meldpunt geopend door de Consumentenbond waar men terecht kan met
klachten en pluimen voor ondernemers. Pas na correctie door de ondernemer
wordt deze van de "name-and-shame-list" op de Consumentenbond-site
afgehaald. Nederland zal tijdens de Raadsbijeenkomst een toelichting geven
op de Nederlandse situatie en kennisnemen van de inspanningen van de andere
lidstaten.
Europese Levensmiddelenwet / oprichting Europese Voedselautoriteit (EVA)
- gemeenschappelijke aanpak
Het Zweedse Voorzitterschap streeft naar een "gezamenlijke aanpak" -- een
de facto
politiek akkoord dat geformaliseerd zal worden nadat het EP zijn eerste
lezing (12 juni as.) zal hebben afgerond. Reden dat de Raad spoed zet achter
de behandeling van de ontwerpverordening is de oproep van de Europese Raad
van Nice dat de Europese Voedsel Autoriteit (EVA) begin 2002 operationeel
moet zijn.
Hoewel de Raad zich zal buigen over de ontwerpverordening als geheel, zal de
discussie zich naar verwachting toespitsen op de Europese Voedsel
Autoriteit. Vragen waarover de Raad zich zal uitspreken betreffen:
de reikwijdte van het mandaat van de EVA;
de institutionele ophanging van het Rapid Alert System (RAS);
de organisatorische vormgeving van de EVA (Raad van Bestuur, adviesforum,
wetenschappelijke panels);
recht van adviesaanvraag.
Nederland heeft zijn positie uiteengezet in een brief die zeer spoedig door
de ministers van LNV en VWS aan de Tweede Kamer zal worden verzonden. Op de
belangrijkste onderwerpen is de Nederlandse positie dat:
Nederland de principes onderschrijft voor voedselveiligheid zoals in het
voorstel vastgelegd. De voorgestane ketenbenadering is van essentieel
belang;
Nederland van mening is dat de EVA zich in eerste instantie zal moeten
richten op zaken die direct of indirect met voedselveiligheid te maken
hebben. Later zou een uitbreiding van het takenpakket tot de mogelijkheden
kunnen behoren (milieubescherming, dierenwelzijn, fytosanitair beleid) en
dat;
ten aanzien van de positionering van het Rapid Alert System (RAS) Nederland
zich laat leiden door de uitgangspunten van enerzijds een sterke,
onafhankelijke EVA en anderzijds democratische controle op
beleidsbeslissingen.
Voedingssupplementen
- evt. politiek akkoord
Het betreft een voorstel voor een richtlijn over de onderlinge aanpassing
van de wetgeving van lidstaten inzake voedingssupplementen. Het Europees
Parlement heeft op woensdag 14 februari jl. in eerste lezing over het
voorstel gestemd en een aantal amendementen ingediend.
Het voorstel beoogt de harmonisatie van de nationale voorschriften voor eet-
of drinkwaren die in de diverse lidstaten in de handel zijn onder de naam
"voedingssupplement". Het gaat hier om geconcentreerde bronnen van
nutriënten en andere ingrediënten, alleen of gecombineerd, die als dosis
(zoals capsules, tabletten, druppelflacons enz.) op de markt worden
gebracht. Deze ingrediënten omvatten onder andere vitamines, mineralen,
aminozuren, vezels en allerlei planten- en kruidenextracten. In het voorstel
wordt een lijst vastgesteld van nutriënten (onderscheiden in vitamines en
mineralen) die voor de vervaardiging van supplementen mogen worden gebruikt.
Daarnaast worden maximum- en minimumgehalten aan vitamines en mineralen voor
de dagelijkse consumptie bepaald. In de richtlijn is voorzien in de
mogelijkheid om op een later moment lijsten toe te voegen voor andere
nutriënten.
Voedselsupplementen kunnen een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van
tekorten in bepaalde voedingsstoffen. Deze productcategorie is sterk in
ontwikkeling. Van belang is echter een veilig gebruik van dergelijke
producten door de consument. Ook is het van belang een goede afstemming met
het geneesmiddelenbeleid te waarborgen.
Op dit moment zijn de belangrijkste nog openstaande discussiepunten: (1) de
maximum toelaatbare hoeveelheden nutriënten; (2) de reikwijdte van de
richtlijn en; (3) de lijst van bijlagen waarin de producten staan vermeld
die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen. Het
Voorzitterschapscompromis is voor Nederland in grote lijnen aanvaardbaar.
Wel blijft Nederland problemen houden met de wijze waarop daarin de
grenswaarden voor veilige dagelijkse inname voor bepaalde producten worden
vastgesteld. Vooralsnog kunnen met name Frankrijk, België, Denemarken en
Spanje niet instemmen met Voorzitterschapscompromis. Een politiek akkoord --
dat Nederland wenselijk acht -- zal mede afhankelijk zijn van de
flexibiliteit van deze Lidstaten op de voor Nederland belangrijke punten.
Gemeenschapsoctrooi
- gemeenschappelijke aanpak
De Raad zal trachten te komen tot een gemeenschappelijke aanpak met
betrekking het Gemeenschapsoctrooi. In Stockholm hebben de regeringsleiders
de Lissabondoelstelling herhaald dat de verordening betreffende het
Gemeenschapsoctrooi voor het einde van dit jaar moet worden afgerond.
Belangrijkste inhoudelijke thema's waarover tijdens de Raad zal worden
gesproken, zijn:
toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Europees Octrooi Verdrag;
verlening van het Gemeenschapsoctrooi door het Europees Octrooi Bureau en daarmee samenhangend, de toekomstige rol nationale octrooibureaus;
talenregime;
financiële aspecten (kosten/vergoedingen);
rechtspleging .
Op het gebied van de rechtspleging lijkt zich consensus af te tekenen. Voor
rechtspraak in eerste aanleg gaat de tendens naar regionale kamers van een
communautaire instantie in de lidstaten. Ten aanzien van de
beroepsmogelijkheid lijken de meeste lidstaten voorstander te zijn van een
gecentraliseerde instantie, bijvoorbeeld het Gerecht van Eerste aanleg te
Luxemburg. Nederland kan zich in beide elementen vinden.
Ten aanzien van de overige punten liggen de standpunten van de Lidstaten nog uiteen. Het is dan ook twijfelachtig of een gemeenschappelijke aanpak zoals voorzien door het Voorzitterschap tot stand zal komen. Niettemin zal Nederland, indachtig de Lissabondoelstelling, zich inzetten voor voortgang op dit dossier. Complicerende factor is dat de onderhandelingen over het Gemeenschapsoctrooi worden vertraagd door het voorstel van Spanje en Portugal het Gemeenschapsoctrooi-dossier te koppelen aan het zogenaamde Gebruiksmodel. Deze landen voeren hiervoor aan dat de Europese Raad van Lissabon tevens heeft opgeroepen een Gebruiksmodel voor eind 2001 tot stand te brengen. Het Gebruiksmodel is een octrooi voor kleine, eenvoudige (veelal mechanische) uitvindingen waarvoor een minder zware administratieve procedure geldt dan voor een regulier octrooi. Werkzaamheden voor een richtlijn ter harmonisatie van nationale wetgeving voor het Gebruiksmodel zijn in maart 1999 in Coreper gestrand. Nederland is vooralsnog niet overtuigd is van het nut van een communautair gebruiksmodel en vindt de door Spanje en andere gelegde koppeling dan ook niet terecht.
(evt.) Verordening inzake Gemeenschapsmodellen
- eventueel: aanneming
Het is nog niet bekend of deze verordening daadwerkelijk zal worden
geagendeerd. Tijdens de Interne Markt Raad van 30 november 2000 is reeds een
gedeeltelijk politiek akkoord bereikt. Over de materiële punten die nog
openstonden, is overeenstemming bereikt. Het enige punt dat nu nog
openstaat, is het talenregime. Dit is door België aan de orde gesteld;
België wil voor de Gemeenschapsmodellen het Nederlands als officiële taal
van het Merkenbureau in Alicante erkend zien, naast de huidige vijf
officiële talen van het Merkenbureau (Engels, Frans, Duits, Italiaans,
Spaans).
Nederland is voorstander van een praktische benadering van het talenregime
in deze voor het bedrijfsleven belangrijke verordening. Nederland heeft
sympathie voor het Belgische standpunt, maar hecht op dit moment meer waarde
aan de toepasselijkheid van het Alicante-talenregime dat bewezen heeft in de
praktijk goed te functioneren. Het wijzigen ervan zou in termen van
efficiëntie en kosten contraproductief zijn. Indien het probleem met België
vóór de Raad van 30-31 mei is opgelost, wordt beoogd het voorstel voor een
verordening betreffende Gemeenschapsmodellen aan te nemen.
Lunchonderwerp: Parallelimport / Uitputting van het merkenrecht
- informatie van het Voorzitterschap
Dit onderwerp zal tijdens de lunch worden behandeld. Het Zweedse
Voorzitterschap zal waarschijnlijk een prijsstudie presenteren die het samen
met het Verenigd Koninkrijk heeft uitgevoerd. In deze prijsstudie worden de
prijzen van 130 luxe goederen in Frankrijk, Duitsland, Zweden, het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten met elkaar vergeleken. Uit de studie
blijkt dat er tussen de EU-landen onderling en ook in vergelijking met de VS
aanzienlijke prijsverschillen bestaan. In Zweden en het Verenigd Koninkrijk
betaalt de consument het meest voor luxe goederen.
Het Zweedse Voorzitterschap is voorstander van wijziging van het huidige
Europese regime voor het merkenrecht. Het zal naar aanleiding van deze
studie opnieuw pleiten voor invoering van het beginsel van internationale
uitputting van het merkenrecht, teneinde parallelimport van merkproducten
uit landen buiten de EU mogelijk te maken. Voorstanders van internationale
uitputting gaan er vanuit dat parallelimport zal leiden tot verlaging van
consumentenprijzen, met name voor merkproducten. Het Voorzitterschap wordt
hierbij ondersteund door een meerderheid van de lidstaten, waaronder
Nederland. Nederland zal samen met Zweden een werkgroep oprichten die de
voordelen van internationale versus communautaire uitputting onder de loep
zal nemen. Vermeld zij dat wijziging van het uitputtingsregime alleen bij
unanimiteit door de Raad kan worden aangenomen. Gezien het verzet van met
name een aantal zuidelijke Lidstaten (Frankrijk, Italië) zal dit een
moeilijke aangelegenheid worden.
Scoreboard voor de Interne Markt
- presentatie van de Commissie
De Commissie zal tijdens de Raad de achtste versie van het "Scoreboard voor
de Interne Markt" presenteren. Het Commissiedocument is thans nog niet voor
handen. Vandaar dat nog onbekend is waar Nederland staat ten opzichte van de
andere lidstaten voor wat betreft de omzetting van Europese richtlijnen voor
de interne markt naar nationale wetgeving. In de vorige versie van het
scoreboard (november 2001) maakte Nederland nog deel uit van een kopgroep
van 5 landen die het verst zijn gevorderd met de implementatie van
richtlijnen. Het Nederlandse omzettingsdeficit bedroeg toen 2,5%. In
Stockholm hebben de Europese regeringsleiders de Lidstaten opgeroepen hun
interim-omzettingsdeficiet ultimo 2001 terug te brengen tot 1,5%. Nederland
zal een extra inspanning moeten leveren, onder andere door intensievere
monitoring, om deze doelstelling te kunnen realiseren.
Mededeling van de Commissie over de bijstelling van de strategie voor de
interne markt - 2001
- conclusies van de Raad
De Raad zal conclusies trekken over de nieuwe versie van de Strategie voor
de Interne Markt van de Europese Commissie.
Onder verwijzing naar de doelstelling om Europa de meest dynamische en
concurrerende economie van de wereld te maken (Europese Raad van Lissabon) ,
ondersteunt Nederland dat er gerichte acties worden geformuleerd die de
werking van de interne markt meetbaar moeten begunstigen. De strategie vormt
daarmee een belangrijk instrument om alle betrokkenen bij de les te houden.
De strategie is gericht op vier strategische doelstellingen:
Verbetering van de efficiëntie van de producten- en kapitaalmarkten
("Markten");
Verbetering van het ondernemingsklimaat ("Ondernemingen");
Verbetering van de levenskwaliteit van de burgers ("Burgers");
Gebruik maken van de interne markt in een veranderende wereld ("Extern").
Deze vier strategische doelstellingen op langere termijn zijn gecombineerd met operationele doelstellingen en gerichte acties op kortere termijn (18 maanden), die ieder jaar worden herzien en bijgewerkt.
Nederland is van mening dat de vier doelstellingen, in combinatie met de 82 gerichte acties, een evenwichtige indruk maken. De keuze van de prioritaire gerichte acties in de nieuwe strategie voor 2001 is mede gebaseerd op de conclusies van de Europese Raad van Stockholm die het belang van liberalisatie en een goed functionerende interne markt bevestigen. Nederland onderschrijft dit. Ook acht Nederland het positief dat de Commissie in de Strategie voor de Interne Markt naast de werking van markten ook de belangen van ondernemingen, consumenten en werknemers helder in beeld brengt.
Gezamenlijk programma van de drie Voorzitterschappen
- voortgangsverslag / gedachtewisseling
De Raad zal van gedachten wisselen over het gezamenlijke programma van het
huidige Zweedse en de twee aanstaande Voorzitterschappen, respectievelijk
het Belgische en Spaanse. Doel van de gedachtewisseling is de Raad te
informeren over de algemene prioriteiten en richting van de agenda van de
Raad voor het komende jaar. Er is geen besluitvorming voorzien. Gebruikelijk
is dat het Voorzitterschap ten behoeve van de Raadsdiscussie een notitie
voorbereidt. Deze is thans nog niet beschikbaar.
Strategie voor de integratie van milieubescherming en duurzame ontwikkeling
in het interne markt beleid
- verslag aan de Europese Raad
De Raad zal ten behoeve van de Europese Raad van Göteborg in juni 2001 een
rapportage vaststellen over de strategie voor de integratie van
milieubescherming en duurzame ontwikkeling in het Interne Markt beleid. Deze
strategie is één van de negen sectorale rapportages waar de Europese Raad
van Helsinki in december 1999 om heeft gevraagd.
Nederland ondersteunt de strategie. De voorliggende strategie is een
evenwichtig stuk waarin op gedegen wijze wordt aangegeven hoe het streven
naar verdere vervolmaking van de interne markt gecombineerd kan worden met
milieubescherming en duurzame ontwikkeling. Dat per onderwerp de
doelstelling, actie en indicator worden aangegeven, geeft de strategie een
concreter karakter.
In de strategie worden 13 interne-marktonderwerpen behandeld waarvoor de
verdere ontwikkeling van de interne markt heel goed kan samengaan met
milieubescherming en duurzame ontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn een
geïntegreerd productbeleid, een geïntegreerd chemicaliënbeleid,
eco-labelling, vrijwillige milieu-overeenkomsten met de industrie en
jaarverslagen over milieuzorg in bedrijven.
De Europese Raad van Göteborg zal een overkoepelende duurzame
ontwikkelingsstrategie voor de Gemeenschap en de Lidstaten vaststellen.
Strategie voor de douane-unie.
- aanneming Raadsresolutie
De Raad zal een ontwerpresolutie behandelen over de Commissiemededeling
inzake een strategie voor de douane-unie. Deze mededeling is eerder op de
IMC&T Raad van 12 maart jl. door de Commissie gepresenteerd (voor een
samenvatting van de Commissiemededeling wordt verwezen naar de geannoteerde
agenda van de IMC&T Raad d.d. 12 maart jl.). In de ontwerpresolutie is de
strategie voor de douane-unie in een ruimer kader geplaatst dan in de
Mededeling van de Commissie. Zo is rekening gehouden met zowel de eerste als
de derde pijler-aspecten van het douanebeleid. Voorbeelden van eerste
pijler-aspecten zijn consumentenveiligheid en de bescherming van de
financiële belangen van de Gemeenschap en de Lidstaten. Voorbeelden van
derde pijler-aspecten zijn bestrijding van smokkel, namaak, fraude en andere
illegale activiteiten die samenhangen met het vervoer van goederen over de
grens.
Nederland onderschrijft het belang van de nieuwe douanestrategie voor de
Unie en kan instemmen met de inhoud van de ontwerpresolutie. Van Franse
zijde zal waarschijnlijk bijzondere aandacht worden gevraagd voor de
instelling van een Europese Douane-Academie. Een studie hiertoe is inmiddels
afgerond met een positieve uitkomst. Nederland is voorstander van de
instelling van deze Academie. Nederland acht het van belang dat de
kandidaat-lidstaten ten volle bij de nog op te richten academie worden
betrokken. Verwacht wordt dat de andere lidstaten de ontwerpwetsolutie
eveneens zullen onderschrijven en aanvaarden.
Aanbestedingen
- voortgangsverslag van het Voorzitterschap
Tijdens de Raad zal het Voorzitterschap verslag doen van de stand van de
onderhandelingen over het nieuwe regelgevend kader voor
overheidsaanbestedingen. Het betreft een tweetal ontwerprichtlijnen
respectievelijk voor leveringen, diensten en werken (de zgn. "klassieke"
aanbestedingen) en voor het plaatsen van opdrachten in de nutssector (water,
energie vervoer). Hoewel geleidelijke voortgang wordt geboekt op de
voorliggende richtlijnvoorstellen, is een politiek akkoord tijdens het
Zweedse Voorzitterschap niet meer mogelijk. Onder het Belgische
Voorzitterschap zal de Raad dan ook een zware inspanning moeten leveren om
te voldoen aan de termijn gesteld door de ER van Lissabon als onderdeel van
de Lissabonstrategie (afronding voor einde 2001 af).
Over een aantal deelonderwerpen lijkt zich in de Raad een zekere mate van consensus af te tekenen: bevordering elektronisch aanbesteden, het opnemen van milieucriteria als gunningcriterium, keuzevrijheid bij de aanbestedende dienst inzake het formuleren van technische specificaties, verwijdering van de telecommunicatiesector als aanbestedende dienst uit de richtlijn i.v.m. liberalisering , etc. Ook Nederland kan zich goeddeels in de bereikte compromissen ten aanzien van deze elementen vinden.
Consensusvorming over een aantal deelonderwerpen is nog gaande: met name in het geval van de zogenaamde raamovereenkomsten en de competitieve dialoog bij zeer complexe opdrachten lijken de besprekingen zich ten goede te ontwikkelen. Nederland zal kennisnemen van het voortgangsverslag van het Voorzitterschap en bevestigt zijn committment aan afronding van dit dossier voor eind 2001. Er moet dan wel een voor alle partijen bevredigend compromis worden gevonden (besluitvorming: gekwalificeerde meerderheid).
Richtlijnvoorstel inzake toepassing van een "fair value" waardering voor
financiële instrumenten.
- aanneming
Het richtlijnvoorstel beoogt toepassing van een internationale
jaarrekeningstandaard voor ondernemingen mogelijk te maken. Het betreft de
zogenaamde International Accountancy Standard 39 (IAS-39).
De private mondiale organisatie van accountants, het "International Accounting Standards Committee" (IASC), vaardigt standaarden uit voor het opstellen en inrichten van de jaarrekening. Deze standaarden (IAS) zijn vooral bedoeld voor grote internationaal opererende ondernemingen. Veel multinationals willen hun jaarrekening opstellen volgens die IAS omdat ze dan in verschillende landen gebruik kunnen maken van één jaarrekening. De Europese Commissie wil toepassing van de standaarden vanaf 2005 verplicht maken voor beursgenoteerde ondernemingen in de EU. Daartoe is in maart van dit jaar een voorstel voor een verordening ingediend.
De richtlijnwijziging die thans in de Raad wordt behandeld, maakt deel uit
van een voortraject om het lidstaten mogelijk te maken nu al gebruik van
IAS-39, één van de standaarden uitgevaardigd door het IASC, toe te staan
voor grote ondernemingen. Nederlandse ondernemingen hebben aangegeven nu al
volgens IAS te willen rapporteren en niet te wachten tot 2005. Ook voor
beleggers en andere belanghebbenden bij een onderneming is IAS interessant.
IAS-39 schrijft voor dat ondernemingen hun financiële instrumenten --
aandelen, obligaties, opties, swaps, warrants -- op hun balans moeten
waarderen tegen de waarde die het instrument heeft in het economisch
verkeer. Met andere woorden: het netto bedrag dat het bedrijf krijgt als het
instrument wordt verkocht. Dit is het zogenaamde fair value principe. Bij
inwerkingtreding van de richtlijn mogen Lidstaten toepassing van IAS-39
voorschrijven.
Het Europees Parlement heeft in eerste lezing ingestemd met het
Commissievoorstel. Omdat ook tussen de Lidstaten consensus lijkt te bestaan,
gaat Nederland er van uit dat de IMC&T Raad het voorstel zal kunnen
aannemen.
Richtlijn levensverzekering
- politiek akkoord
De Raad zal waarschijnlijk over dit richtlijnvoorstel een politiek akkoord
kunnen bereiken.
Het voorstel consolideert in één richtlijn een drietal bestaande
basisrichtlijnen op levensverzekeringsgebied. Deze bestaande richtlijnen
bevatten bepalingen ten aanzien van het toezicht van Lidstaten op
levensverzekeraars, onder meer door instelling van een
één-vergunningen-stelsel op basis waarvan een levensverzekeraar die een
vergunning heeft gekregen in de lidstaat van herkomst, tevens op andere
EU-markten mag opereren. Hierdoor zijn de markten van de lidstaten thans
grotendeels opengesteld voor activiteiten van levensverzekeraars uit andere
lidstaten. Naast de consolidatie van de bestaande richtlijnen bevat het
Commissievoorstel ook een zestal louter technische wijzigingen ter
verduidelijking en versimpeling van de tekst. Door de richtlijn wordt de
Europese regelgeving op levensverzekeringsgebied transparanter.
Nederland is akkoord met de wijzigingsvoorstellen en voorstander van een
politiek akkoord. Er bestaat vrijwel overeenstemming tussen de Lidstaten
over de definitieve tekst. Het EP heeft het voorstel in eerste lezing
aangenomen zonder amendering. De verwachting is dat tijdens de IMC&T Raad
een politiek akkoord zal worden bereikt.
Solvabiliteitsvereisten voor leven- en schadeverzekeraars
- voortgangsverslag
Kern van de interne verzekeringsmarkt is dat verzekeraars een Europees
paspoort hebben, waarmee zij in heel Europa verzekeringsdiensten mogen
aanbieden; er is sprake van wederzijdse erkenning van de nationale stelsels
van bedrijfseconomisch toezicht. Het toezicht wordt door het land van
herkomst van de verzekeraar uitgeoefend. Ten behoeve van de bescherming van
de verzekeringnemer is het noodzakelijk om op gemeenschappelijk niveau
minimumvereisten vast te stellen voor de vereiste solvabiliteit. Aangezien
het minimumharmonisatie betreft, mogen Lidstaten additionele regels
opleggen.
Met de voorliggende Commissievoorstellen inzake solvabiliteitseisen voor
verzekeraars, één voor schade- en één voor leven, wordt beoogd de bestaande
Europese solvabiliteitseisen te actualiseren die gebaseerd zijn op
richtlijnen uit respectievelijk 1973 en 1979. De voorgestelde herzieningen
brengen verbeteringen aan in de bestaande voorschriften teneinde de
verzekeringnemer een (nog) betere bescherming te bieden.
Kernelementen van de Commissievoorstellen zijn:
actualisering van de solvabiliteitsvereisten; de minimum eisen (minimaal
verplicht aan te houden eigen vermogen om in Europa verzekeringen te mogen
verkopen) worden aan inflatieverloop aangepast en;
toezichthouders krijgen grotere bevoegdheden om preventief op te kunnen
treden.
De bestaande systematiek waarbij er een relatie is tussen de omvang van de
onderneming en de hoeveelheid verplicht aan te houden eigen vermogen
(solvabiliteitsvereisten) blijft in de nieuwe richtlijnen gehandhaafd. Het
is overigens de bedoeling om op langere termijn de solvabiliteitseisen
grondiger te herzien.
Nederland heeft zich vanaf het begin ingezet voor zo snel mogelijke
inwerkingtreding van de richtlijnen. Hoewel het Voorzitterschap het
agendapunt heeft geagendeerd als "voortgangsverslag" is wat Nederland
betreft de inzet een politiek akkoord. Nederland kan tevens instemmen met
het voorstel van het Voorzitterschap om de amendementen van het Europees
Parlement in eerste lezing over te nemen. Dit zou een tweede lezing van het
EP voorkomen.
Actieplan e-Europa voor 2002: veiligheid van de netwerken
- verslag van het Voorzitterschap
Het Voorzitterschap zal met een verslag komen van de acties die op EU-niveau
zijn ondernomen op dit terrein. De Raad wordt waarschijnlijk verzocht in te
stemmen met de ontwerp-Raadsresolutie over de Commissiemededeling inzake
veiligheid van elektronische communicatienetwerken. De Raadsconclusies
zullen aan de Europese Raad van Göteborg (15/16 juni 2001) worden
voorgelegd, zoals verzocht door de Europese Raad van Stockholm.
In de ontwerp-Raadsresolutie wordt een oproep aan de Commissie gedaan tot de
ontwikkeling van een strategie voor de beveiliging van elektronische
netwerken inclusief een implementatieplan. Het betreft hier met name de
bestrijding van de kwetsbaarheid van het internet voor virussen, "hacking",
en strafbare handelingen op het internet (" cybercrime"). Ook beoogt de
Raadsresolutie bevordering van afstemming van beleidslijnen uit de eerste
pijler met beleidslijnen uit de derde pijler waarin belangrijke thema's van
misdaadbestrijding zitten.
Nederland steunt de ontwerp-Raadsresolutie. Wel zal Nederland aantekenen dat
het niet overtuigd is van de noodzaak om een nieuwe onafhankelijke Europese
organisatie op te zetten voor de bevordering van netwerkveiligheid.
Bestaande structuren en organisaties, zoals de zogenaamde "Computer
Emergency Response Teams" (CERT's), volstaan vooralsnog. Tevens zal
Nederland aandringen op een betere beleidsmatige en politieke afstemming ten
aanzien van eerste en derde pijler aspecten van de bestrijding van criminele
activiteiten via het internet. Dit in het licht van het feit dat
besluitvorming over op preventie gericht beleid voor netwerkbeveiliging
plaatsvindt in de eerste pijler, i.c. de IMC&T Raad, en besluitvorming over
bestrijding van "cybercrime" in het kader van de derde pijler, i.c. de JBZ
Raad.
Kortketenige gechloreerde paraffines (20
wijziging van Richtlijn 76/769/EG)
- politiek akkoord
Het Zweedse Voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord op dit
dossier. Dit is naar Nederlandse mening in het huidige stadium een brug te
ver. Nederland heeft een aantal zwaarwegende bezwaren die verband houden met
verplichtingen die Nederland in (ander) internationaal verband is aangegaan.
Kortketenige gechloreerde paraffines (short chain chlorinated paraffins --
SCCP's) worden toegepast in de metaalbewerking- en leersector
(leerafwerking), als plastificeermiddel in verven, coatings en "kits"
(dichtingen) en als vlamvertrager in rubber, kunststoffen en textiel. SCCP's
zijn zeer toxisch, persistent en bio-accumulerend. Toepassing van SCCP's in
de metaalindustrie is verantwoordelijk voor 95% van de emissies naar het
(aquatisch) milieu.
Het voorliggende Commissievoorstel strekt tot een verbod op toepassing van
SCCP's in de metaal- en leerindustrie. Echter, Nederland heeft onder het
OSPAR-Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het
noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan verdergaande
verbodsverplichtingen op zich genomen. Bovenop het verbod op toepassing van
SCCP's in de metaal- en leersector zoals neergelegd in het Commissievoorstel
stipuleert het OSPAR-Verdrag tevens een verbod op het gebruik van SCCP's in
de textiel-, rubber- en kunstofindustrie alsook in toepassingen als verf,
coatings en lijm. Nederland heeft deze verdragsverplichtingen reeds ten
uitvoer gelegd (Besluit gechloreerde paraffines Wms, Stb. 478, 3 november
1999). Overigens voorziet het Commissievoorstel wel in de mogelijkheid dat
voor de genoemde terreinen waar thans geen overlap bestaat met het
OSPAR-Verdrag, drie jaar na inwerkingtreding van de richtlijn bekeken zal
worden of de desbetreffende verbodsbepalingen alsnog aan de richtlijn dienen
te worden toegevoegd.
Ten uitvoerlegging van het Commissievoorstel zou tot de ambivalente situatie
leiden dat de verboden toepassingen uit het OSPAR-Verdrag door de
voorliggende richtlijn weer mogelijk lijken te worden gemaakt. Vandaar dat
Nederland een verzoek om een juridische opinie heeft neergelegd bij de
juridische dienst van de Raad en de Commissie met betrekking tot de vraag in
hoevere internationale verdragsrechtelijke verplichtingen (i.c. het
OSPAR-Verdrag) voorrang hebben op communautaire wetgeving (i.c. het
Commissievoorstel) of vice versa. Voordat hierover uitsluitsel is gegeven,
kan Nederland niet instemmen met een politiek akkoord. Naast Nederland zijn
elf andere EU-lidstaten en de Gemeenschap partij bij het OSPAR-verdrag. Geen
verdragspartij zijn Oostenrijk, Griekenland en Italië. Het VK is wel
verdragspartij maar heeft de verbodsbepalingen ten aanzien van SCCP's uit
het OSPAR-Verdrag niet geratificeerd.
Azokleurstoffen
- politiek akkoord
Het betreft hier een voorstel van de Commissie inzake de negentiende
aanpassing van Raadsrichtlijn 76/769/EG betreffende beperkingen van het in
de handel brengen en gebruik van gevaarlijke stoffen en preparaten. Met deze
voorgestelde aanpassing beoogt de Commissie een verbod op het gebruik van
azokleurstoffen in kleding en textiel. Deze kleurstoffen bevatten chemische
stoffen met stikstofverbindingen (Azo). Er bestaat een risico op splitsing
van deze verbindingen, waarbij aromatische stoffen ontstaan die
kankerverwekkend kunnen zijn.
Onder Zweeds voorzitterschap wordt gewerkt aan een gezamenlijk standpunt van
de Raad. Het voorliggende voorstel gaat uit van een verbod op
azokleurstoffen voor textiel en leer, waarbij het artikel niet meer dan 30
ppm (
part per million
) aan aromatische stoffen mag bevatten. Gesproken wordt nog over mogelijke
uitbreiding van het voorstel met materialen die worden gebruikt voor
speelgoed. Ook ligt er een voorstel voor uitzonderingen op het verbod voor
kleding bestaande uit gerecycleerde vezels. Deze kleding zou moeten worden
uitgezonderd tot een limiet van 90 ppm.
Het Europees Parlement heeft zijn eerste lezing van het voorstel afgerond en
een aantal amendementen ingediend. Mede op basis van de EP-amendementen zal
het Zweedse Voorzitterschap een compromisvoorstel aan de Raad voorleggen,
dat door Nederland wordt ondersteund. Een door enkele Lidstaten voorgestelde
uitzondering voor kleding bestaande uit gerecycleerd materiaal is voor
Nederland echter niet aanvaardbaar. De daarbij genoemde limiet van 90 ppm
wordt door Nederland te hoog geacht. Dit zou inhouden dat Azokleurstoffen in
gerecyclede kleding weer in grotere hoeveelheden dan 30 ppm worden
toegestaan, hetgeen Nederland niet wenselijk acht gezien de schadelijke
gevolgen voor de gezondheid.
Cosmetica Richtlijn
- evt. politiek akkoord
In de bestaande cosmeticarichtlijn uit 1993 is een verbod opgenomen inzake
het verhandelen in de EU van cosmetische producten die ingrediënten bevatten
die op dieren zijn getest. De Commissie heeft de ten uitvoerlegging echter
steeds uitgesteld omdat onvoldoende voortgang is geboekt bij de ontwikkeling
van alternatieve testmethodes in plaats van dierproeven alsook vanwege
waarschijnlijke strijdigheid van een dergelijk verbod met WTO- regels. Deze
mening wordt gedeeld door een aantal Lidstaten, waaronder Nederland.
Om toekomstige strijdigheid met WTO-regels te voorkomen, heeft de Commissie een nieuw voorstel ingediend op basis waarvan het handelsverbod voor cosmetica waarvoor dierproeven zijn verricht, wordt vervangen door een definitief verbod op het uitvoeren van dierproeven in de EU
In Nederland bestaat reeds sinds 1996 een verbod op dierproeven met
ingrediënten, mengsels en eindproducten van cosmetica. Door Nederland is in
een eerdere fase aangedrongen op het nu voorliggende Commissievoorstel. Om
een gemeenschappelijk standpunt in de Raad te kunnen bereiken heeft het
Zweedse voorzitterschap een compromisvoorstel gedaan. Dit gaat uit van een
verbod op het uitvoeren van dierproeven met de mogelijkheid van uitzondering
op deze verbodsbepaling in een aantal nader gespecificeerde gevallen (m.n.
vervanging door een andere stof waarvoor geen dierproeven nodig zijn is niet
mogelijk en risico's voor de volksgezondheid).
Nederland kan zich in hoofdlijnen vinden in het compromisvoorstel van het
Voorzitterschap als het best haalbare. Dit voorstel volgt het
Commissievoorstel (verbod op uitvoering dierenproeven) met daaraan
toegevoegd de beperkte uitzonderingsmogelijkheid daarop. De Nederlandse wet
Dierproeven wordt hierdoor niet doorkruist. De standpunten van de Lidstaten
in de Raad lijken echter nog dusdanig ver uit elkaar te liggen dat het nog
onzeker is of er een politiek akkoord zal worden bereikt. Besluitvorming in
de Raad is bij gekwalificeerde meerderheid.
Kenmerk
Blad /15
===