CDA

Dölle: geen bezwaar tegen verdrag nationale minderheden, wel tegen uitleg ervan

De Eerste Kamerfractie heeft geen bezwaar tegen het Kaderverdrag nationale minderheden - fractiewoordvoerder Alfons Dölle noemt het "goed en zinnig", maar wel tegen de uitleg ervan door de regering, zo bleek tijdens het plenaire debat over de goedkeuring van dit verdrag, op dinsdag 29 mei jl.

De Nederlandse regering vat het begrip "nationale minderheden" namelijk as wide as possible op en dat is in verhouding tot andere (West-)Europese regeringen "vrij uitzonderlijk" aldus Dölle. Dit is mogelijk, omdat in het verdrag geen definitie van het begrip "nationale minderheid" staat. Het is dus niet duidelijk wie of wat - welke
bevolkingsgroepen - een "nationale minderheid" is.

Wat is een nationale minderheid?
Volgens Alfons Dölle beschouwen de meeste regeringen bepaalde etnische groepen als nationale minderheden, wanneer deze "reeds zeer lange historische wortels bezitten binnen het staatsgebied en die vaak in een historisch antagonistische verhouding stonden tot de nationale staat. Die spanningen waren soms vrij licht en vooral cultureel van aard (dikwijls rond de taal) en soms zeer intens, vaak uitmondend in geweld en dreiging van burgeroorlog. Het verdrag gaat over deze groepen." De Nederlandse regering beschouwt echter ook vluchtelingen en asielgerechtigden als nationale minderheden. Dit zijn groepen hebben geen lange historische wortels Nederland, en kunnen dus, volgens Dölle, niet als nationale minderheden zouden moeten worden aangemerkt.

Spanning tussen verdrag en integratiebeleid
Dölle heeft ook bezwaar tegen de nauwe koppeling tussen dit verdrag en het integratiebeleid. De doelen hiervan verschillen namelijk. Het verdrag "legt een verdedigingslinie rond groepen die historisch in een min of meer gespannen verhouding staan tot de overheid en verschaft de leden van deze minderheden aanspraken tegenover die overheid. Aanspraken op taal, schrift, tolken, subsidiëring, culturele en andere voorzieningen, handhaving bestuurlijke grenzen, eigen onderwijs, media enz.
Het integratiebeleid is van een andere aard. Het is dan ook terecht dat de Raad van State, de regering deelt dat inzicht kennenlijk niet, opmerkt dat "spanning en conflict tussen een beleid gericht op integratie van minderheden en respect voor hun eigenheid als algemeen rechtsbeginsel niet kunnen uitblijven. Integratiebeleid moet ervoor zorgen dat burgers zo snel mogelijk - binnen één generatie - als vrije burgers voluit deel kunnen nemen aan onze rechtsorde, waaronder de grondrechten en dus ook de rechten op culturele en levensbeschouwelijke ontplooiing."

Vreemde vruchten
De uitleg van de regering werpt, volgens Alfons Dölle ook "vreemde vruchten" af, want de regering maakt onderscheid tussen de Friezen, waarvoor het verdrag in zijn geheel geldt, en recent geïmmigreerde nieuwe doelgroepen van het Nederlandse integratiebeleid slechts gedeeltelijk geldt. Daarnaast geldt de verdragsrechtelijke bescherming alleen voor mensen die genoemd worden in de integratienota. "Dus Joden, Amerikanen, Limburgers, Spanjaarden of Chinezen vormen geen nationale minderheid. Turken en woonwagenbewoners weer wel. Tot nader order, namelijk totdat de minister de ene groep schrapt en een andere opvoert. Volstrekt uniek ook in Europees verband. Dit leidt tot malle gevolgen."

De praktische gevolgen van dit verdrag zijn nu niet zo groot, maar de specifieke uitleg ervan dreunt politiek wel door. Wij verklaren hiermee tegenover Europa en de wereld dat een groot aantal etnische groepen beschouwd moet worden als nationale minderheid. Hun positie wordt bovennationaal gewaarborgd en erkend en de leden daarvan ontvangen aparte rechten en aanspraken. De groep krijgt een bijzonder juridische status, en dat is wat anders dan een bijzondere beleidsmatige, status. De Hoge Commissaris van de Minderheden komt in beeld en de etnische subcultuur zou, zoals ook in een aantal landen gebeurt, grondwettelijke erkenning kunnen claimen. Noties over bijv. Surinaamse of Antilliaanse of Turkse etniciteit moeten daarbij overigens nog wel worden geëxpliciteerd. Bovendien is het de vraag of vanuit al die groepen de status van nationale minderheid voor deze en komende generaties wordt gewenst. Dat debat moet niet in verband met dit verdrag, dat van geheel andere aard is, worden gevoerd, aldus Dölle.

De behandeling van dit wetsvoorstel is uiteindelijk tot nader order geschorst.

De hele bijdrage van Alfons Dölle kunt u downloaden door in de rechtermarge op het diskette-icoon te klikken.