Gemeente Utrecht

TIJDELIJKE NOODVOORZIENINGEN VOOR UITGEPROCEDEERDE ASIELZOEKERS

Het college van burgemeester en wethouders heeft vandaag in meerderheid besloten tijdelijke noodvoorzieningen te treffen voor uitgeprocedeerde asielzoekers die zich in de stad Utrecht bevinden en wel wìllen maar niet kùnnen meewerken aan terugkeer naar hun vaderland. Onderzoek door de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Utrecht wijst uit dat het dit jaar om een groep van ongeveer 125 uitgeprocedeerden gaat. Hoewel het college van mening is dat het hier gaat om landelijk beleid, waarvoor de rijksoverheid verantwoordelijk is, is het van mening dat de gemeente een zorgplicht heeft voor degenen die zich op Utrechts grondgebied bevinden. De wethouders R. Verhulst (CDA) en J van Zanen (VVD) zijn van mening dat het niet de taak van de gemeente is om aanvullende hulp te bieden aan deze groep. Zij hebben tegen dit voorstel gestemd.

Het gaat in Utrecht om minimaal 50 opvangplaatsen. Daarmee is een bedrag gemoeid van NLG 301.125. Wanneer en waar de tijdelijke noodvoorzieningen in gebruik kunnen worden genomen, is nog niet bekend.

Voor de tijdelijke noodvoorzieningen komen alleen uitgeprocedeerden in aanmerking die meewerken aan hun terugkeer. Het gaat om:


* legaal verblijvende vreemdelingen: Dublin-claimanten en indieners van een tweede asielverzoek op andere (namelijk asiel-, humanitaire of medische -)gronden; ca. 25 mensen per jaar.


* vreemdelingen die voorheen regulier zijn opgevangen in de gemeente Utrecht en die wel meewerken aan hun terugkeer, maar door technische - of buiten henzelf gelegen redenen niet uit te zetten zijn: ca. 100 mensen per jaar.

Ervaring in andere gemeenten leert dat een uitgeprocedeerde asielzoeker gemiddeld 4 tot 5 maanden in de noodvoorziening verblijft.

Als gevolg van het landelijke terugkeerbeleid en door de inwerkingtreding van de herziene Vreemdelingenwet per 1 april 2001 ziet de gemeente zich voor een dilemma gesteld: het vervullen van de gemeentelijke zorgtaak voor diegenen die zich als gevolg van de herziene wet in een humanitaire noodsituatie bevinden zonder het landelijk terugkeerbeleid te doorkruisen.

Met de nu voorgestelde noodvoorzieningen onderkent de gemeente dat toelating, opvang en verwijdering primair de verantwoordelijkheid is van het rijk maar dat de gemeente een zorgtaak heeft voor haar bewoners op het gebied van volksgezondheid, openbare orde en veiligheid. In de vervolggesprekken met staatssecretaris Kalsbeek van Justitie zal Utrecht blijven benadrukken dat het rijk primair verantwoordelijk is voor de opvang van legaal in Nederland verblijvende asielzoekers.

In overleg met maatschappelijke organisaties wordt nu een projectgroep ingesteld die de uitvoering ter hand gaat nemen. De projectgroep gaat de reeds bestaande of nieuwe noodvoorzieningen inventariseren en criteria voor in- en uitstroom opstellen.

Na de zomer wordt de uitvoeringsnota aan de betrokken raadscommissie voorgelegd. In de raadscommissie Maatschappelijke Ontwikkeling en Volksgezondheid van 19 april jl. heeft een meerderheid van de commissie uitgesproken dat Utrecht een eigen verantwoordelijkheid heeft en tijdelijke voorzieningen voor bepaalde groepen dient te creëren.

Ook in 2002 e.v. zal naar verwachting een zelfde aantal uitgeprocedeerden in Utrecht een beroep blijven doen op noodopvang.

Utrecht 29 mei 2001